5-673/1

5-673/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

20 JANUARI 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap en het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, teneinde de ouderen met een verminderende zelfredzaamheid te steunen

(Ingediend door de heer André du Bus de Warnaffe)


TOELICHTING


I. De mensen leven langer

Onze samenleving maakt een diepgaande evolutie door : de mensen leven langer. De komende decennia zou de Belgische bevolking weliswaar licht moeten afnemen, maar tegelijk zou ze fors vergrijzen.

Die demografische evolutie is het gevolg van twee verschijnselen :

— we leven langer, want volgens wetenschappelijke projecties stijgt onze levensverwachting elk jaar met één seizoen. De levensverwachting van een Belgische vrouw bij de geboorte bedraagt momenteel 82,60 jaar en 77,06 jaar voor een man. Op 65 jaar bedraagt de levensverwachting voor een vrouw 20,99 jaar en 17,32 jaar voor een man. Die cijfers gaan er voortdurend op vooruit (1) ;

— daarbij komt nog een conjuncturele factor : de babyboomgeneratie komt op leeftijd en vergrijst eveneens.

Het aantal ouderen zal dus alleen maar toenemen. Geraamd wordt dat het aantal 65- tot 79-jarigen in België zal stijgen van 1,3 miljoen in 2007 tot 2 miljoen in 2060 : een toename met bijna 50 %. De 65-plussers zullen 25,22 % van de bevolking uitmaken : in 2050 zullen ze met 3 194 160 zijn. In de periode 2007-2060 zou het aantal 80-plussers stijgen van 483 000 tot 1 313 800, wat neerkomt op een stijging van ruim 350 %.

Toch mogen we uit die langere levensduur niet afleiden dat de meeste ouderen afhankelijk en zwak zijn. In feite verkeert de grote meerderheid in goede gezondheid. In België bedraagt de levensverwachting in goede gezondheid bij de geboorte 63,3 jaar voor een man en 63,7 jaar voor een vrouw. Op 65 jaar bedraagt de levensverwachting in goede gezondheid 10,1 jaar voor een man en 10,3 jaar voor een vrouw (2) .

Toch blijft het een feit dat een oudere op elk ogenblik kan worden geconfronteerd met een geleidelijk of plots min of meer groot verlies aan zelfredzaamheid.

De zelfredzaamheid mag niet alleen in de fysieke of lichamelijke zin worden begrepen. Ook de relationele, familiale en sociale toestand van de betrokkene kan bepalend zijn voor diens graad van zelfredzaamheid. Overigens mag een zekere graad van afhankelijkheid wat dagelijkse handelingen betreft, niet noodzakelijk worden geïnterpreteerd als de onmogelijkheid zelf beslissingen te nemen.

Een verminderde zelfredzaamheid kost geld. Of het nu gaat om kosten voor gezondheidszorg, hulp in het dagelijks leven, familiehulp, hulp in het huishouden, thuis(zorg)diensten, de inrichting van de woning of in sommige gevallen de opname in een rusthuis.

In België is het gevaar voor verarming onder de 65-plussers zeer groot (23,2 %) — groter dan gemiddeld in Europa (19 %).

Het criterium om het armoederisico te meten is de drempel van 60 % van het mediaan nationaal equivalent inkomen. Wanneer het totaalinkomen van een gezin onder die drempel ligt, spreekt men van een verhoogd armoederisico. Momenteel ligt de armoedrempel op een maandelijks netto-inkomen van 899 euro voor een alleenstaande en 1 888 euro voor een gezin bestaande uit twee volwassenen en twee kinderen.

Het is dus van wezenlijk belang de ouderen financieel te steunen, rekening houdend met hun zelfredzaamheidsverlies. Daarvoor bestaat al een middel : de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB), waarvan het bedrag echter moet worden opgevoerd.

II. De steun aan ouderen

Er bestaat een tegemoetkoming voor 65-plussers van wie het gebrek of verlies aan zelfredzaamheid werd aangetoond : de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden of THAB, die werd ingesteld bij de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.

Het bedrag van die tegemoetkoming hangt af van twee factoren :

— de graad van zelfredzaamheid;

— het inkomen.

De graad van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van een puntenschaal, die rekening houdt met de volgende elementen (3)  :

— de mogelijkheid om zich te verplaatsen;

— de mogelijkheid om zijn voedsel te nuttigen of te bereiden;

— de mogelijkheid om voor zijn persoonlijke hygiëne te zorgen staan en zich te kleden;

— de mogelijkheid om zijn woning te onderhouden en huishoudelijk werk te verrichten;

— de mogelijkheid om te leven zonder toezicht, bewust te zijn van gevaar en gevaar te kunnen vermijden;

— de mogelijkheid tot communicatie en sociaal contact.

Voor al die elementen worden een aantal punten toegekend, afhankelijk van de graad van zelfredzaamheid (geen moeilijkheden, beperkte moeilijkheden, grote moeilijkheden, onmogelijk zonder hulp van derden). Die punten worden vervolgens samengeteld.

De categorieën worden bepaald op grond van het aantal punten en de bedragen van de tegemoetkoming hangen af van de zelfredzaamheidscategorie.

Catégories en fonction du degré d'autonomie — Categorieën afhankelijk van de zelfredzaamheidsgraad Montants liés à l'indice-pivot 103,14 des prix à la consommation au 1er septembre 2010 — Bedragen gekoppeld aan spilindexcijfer 103,14 van de consumptieprijzen, op 1 september 2010
Catégorie 1: degré d'autonomie fixé à 7 ou 8 points — Categorie 1: zelfredzaamheidsgraad vastgesteld op 7 of 8 punten 925,06 euros/euro
Catégorie 2: 9 à 11 points — Categorie 2: 9 tot 11 punten 3 531,18 euros/euro
Catégorie 3: 12 à 14 points — Categorie 3: 12 tot 14 punten 4 293,35 euros/euro
Catégorie 4: 15 à 16 points — Categorie 4: 15 of 16 punten 5 055,29 euros/euro
Catégorie 5: 17 ou 18 points — Categorie 5: 17 of 18 punten 6 209,71 euros/euro

Het inkomenscriterium speelt mee in die zin dat het recht op een THAB maar wordt erkend indien de betrokkene geen andere inkomstenbronnen heeft of zo die inkomstenbronnen ontoereikend zijn. Bijgevolg zijn die de tegemoetkomingen gelijk aan het wettelijk bedrag verminderd met die inkomsten, eventueel na abattement. Er wordt dus een inkomensonderzoek verricht.

De in aanmerking genomen inkomstenbronnen zijn die van de gehandicapte en van de persoon met wie hij een gezin vormt. Daarbij worden alle inkomsten in aanmerking genomen : de beroepsinkomsten, het rust- of overlevingspensioen, andere vervangingsinkomens, ... (4)

Alleen bepaalde inkomsten worden niet meegerekend, zoals de gezinsbijslagen, de sociale uitkeringen, onderhoudsgeld, de tegemoetkomingen ter vergoeding van gevangenschap tijdens de tweede wereldoorlog, de gehandicaptentegemoetkomingen die worden toegekend aan degene met wie de betrokkene een gezin vormt, het vakantiegeld in de pensioenregeling, ...

Wel wordt een forfaitair abattement toegepast volgens de categorie waartoe de betrokkene behoort. Alleen de inkomsten die boven dat bedrag uitstijgen, worden bijgevolg in aanmerking genomen (5) .

Er bestaan drie categorieën :

— categorie A : de personen met een handicap die noch tot categorie B, noch tot categorie C behoren;

— categorie B : de personen met een handicap die ofwel alleen wonen, ofwel sinds ten minste 3 maanden dag en nacht in een verzorgingsinstelling verblijven en voorheen niet tot categorie C behoorden;

— categorie C : de personen met een handicap die ofwel een huishouden vormen, ofwel één of meer kinderen ten laste hebben.

Catégorie — Categorie Montants liés à l'indice pivot 103,14 des prix à la consommation au 1er septembre 2010 — Bedragen gekoppeld aan spilindexcijfer 103,14 van de consumptieprijzen, op 1 september 2010
Catégorie A — Categorie A 11 765,03 euros
Catégorie B — Categorie B 11 765,03 euros
Catégorie C — Categorie C 14 701,40 euros

III. Strekking van het wetsvoorstel

Bejaarden krijgen vaak, in meer of mindere mate, te maken met zelfredzaamheidsverlies, waardoor zij lichamelijk, geestelijk en/of sociaal afhankelijk worden.

Om die mensen te steunen, moet de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) worden versterkt en uitgebreid, zodat de kosten die het min of meer ernstige zelfredzaamheidsverlies meebrengt, kunnen worden opgevangen.

Overigens geeft het Groenboek dat werd opgesteld in het raam van de Nationale Conferentie voor de Pensioenen, aan dat in de eerste plaats de bestaande voorzieningen ten gunste van minder zelfredzame personen moeten worden verbeterd, meer bepaald door de inkomensgrenzen die recht geven op de THAB, op te trekken.

Concreet strekt dit wetsvoorstel ertoe :

— de vrijstellingsgrenzen voor de 85-plussers af te schaffen, aangezien de oudsten het meeste risico lopen;

— de vrijstellingsgrenzen voor de 65- tot 84-jarigen op te trekken (tot 15 000 euro voor categorie A en B, en tot 20 000 euro voor categorie C), zodat meer 65-plussers toegang krijgen tot de THAB; in 2009 werd die tegemoetkoming uitgekeerd aan 138 626 mensen (6) , wat betekent dat ze wordt uitgekeerd aan slechts een klein deel van de mensen die er gezien hun situatie nood aan hebben;

— het bedrag van de tegemoetkomingen met 10 % te verhogen, met name tot 1 017,50 euro voor categorie 1, tot 3 884,30 euro voor categorie 2, tot 4 722,70 euro voor categorie 3, tot 5 560,80 euro voor categorie 4 en tot 6 830,60 euro voor categorie 5.

André du BUS de WARNAFFE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 6, § 3, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, vervangen bij de wet van 22 december 1989 en gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999 en de wet van 24 december 1999, worden de bedragen « 743,98 », « 2 839,94 », « 3 452,91 », « 4 065,70 » en « 4 994,14 » respectievelijk vervangen door « 1 017,50 », « 3 884,30 », « 4 722,70 », « 5 560,80 » en « 6 830,60 ».

Art. 3

Artikel 4, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, wordt vervangen door de volgende twee leden :

« Art. 4. § 1. Met toepassing van artikel 7, § 1, derde lid, van de wet wordt voor de personen die 85 jaar of ouder zijn, geen enkel inkomen in aanmerking genomen.

Voor de personen die jonger zijn dan 85 jaar, worden de volgende delen van het inkomen niet in aanmerking genomen, naargelang de persoon met een handicap tot categorie A, B of C behoort : respectievelijk 15 000 euro, 15 000 euro en 20 000 euro per jaar. Overeenkomstig de bepalingen van § 3 worden die bedragen aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. »

Art. 4

De Koning is gemachtigd de in artikel 3 beoogde bepaling te wijzigen.

11 januari 2011.

André du BUS de WARNAFFE.

(1) Eurostat, cijfers voor 2007.

(2) Idem.

(3) Koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, artikel 3.

(4) Ibidem, artikel 6

(5) Ibidem, artikel 4, § 1.

(6) Jaaroverzicht 2009 in cijfers.