5-749/1 | 5-749/1 |
2 FEBRUARI 2011
Het Burgerlijk Wetboek bepaalt in artikel 1326 dat een onderhands biljet of onderhandse belofte waarbij een enkele partij zich tegenover de andere verbindt om haar een geldsom of een waardeerbare zaak te betalen, geheel geschreven moet zijn met de hand van de ondertekenaar of ten minste moet deze, benevens zijn handtekening, met de hand een « goed voor » of een « goedgekeurd voor » geschreven hebben waarbij de som of de hoeveelheid van de zaak voluit in letters is uitgedrukt.
Het artikel is niet van toepassing op kooplieden, ambachtslieden, landbouwers, wijngaardeniers, dagloners of dienstboden. Deze categorieën burgers werden bij de invoering van dit artikel in het Burgerlijk Wetboek geacht niet te kunnen lezen. Anno 2007 is deze bepaling volkomen achterhaald.
Het wetsvoorstel stelt zich dan ook tot doel deze discriminatie uit het Burgerlijk Wetboek te schrappen.
Bart TOMMELEIN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek wordt het tweede lid opgeheven.
27 januari 2011.
Bart TOMMELEIN. |