5-571/1 | 5-571/1 |
6 DECEMBER 2010
Dit voorstel van resolutie neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 1 februari 2010 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 52-2395/1).
Op de geldende protocollaire voorrangslijst komen de kardinalen van de rooms-katholieke kerk in België op de tweede plaats. Zij komen dus onmiddellijk na de Koning en de leden van de koninklijke familie en gaan vooraf aan de hoogste vertegenwoordigers van de natie, zoals de voorzitters van het Europees Parlement, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat.
Die protocollaire voorrangslijst vindt weliswaar zijn oorsprong in het napoleontisch besluit van 13 juli 1804, maar toch moet worden vastgesteld dat de uit de tijd zijnde rangorde die erin wordt bekrachtigd, moeilijk te rijmen valt met de democratische beginselen die wij aankleven. België is strikt genomen dan wel geen lekenstaat, maar dat neemt niet weg dat het een seculiere Staat is waar alleen de civiele autoriteiten de politieke macht uitoefenen.
Het protocol mag dan wel slechts symbolisch zijn, daarom is het echter nog geen « lachwekkende » aangelegenheid. In die logica vormt het behoud van de rangorde zoals door Napoleon aan het begin van de XIXe eeuw bepaald, naar onze mening een schending van het beginsel van de absolute scheiding van de civiele en de religieuze gemeenschap, een hoeksteen van onze democratie.
Het vraagstuk van de voorrang van de religieuze autoriteiten op de burgerlijke in de rangorde is niet nieuw.
Tijdens de vorige zittingsperioden zijn al bepaalde stemmen opgegaan om tegen dat « symbolische » primaat van de kardinaal te protesteren. Wij herinneren er immers aan dat volgens onze grondwettelijke beginselen de Belgische Staat een houding van strikte neutraliteit moet aannemen ten opzichte van de religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen van zijn burgers. Dit neutraliteitsbeginsel impliceert met name dat de Staat geen enkele erkende godsdienst boven de andere voortrekt.
Doordat de protocollaire volgorde alleen de vertegenwoordiging van de rooms-katholieke kerk tot regel verheft, rijmt ze slecht met dit neutraliteitsbeginsel. Deze resolutie verzoekt de regering dan ook de protocollaire volgorde te wijzigen.
Richard MILLER. |
De Senaat,
A. overwegende dat onze democratie gestoeld is op het beginsel van de scheiding van Kerk en Staat;
B. overwegende dat België een seculiere Staat is;
C. overwegende dat de Belgische Staat ten opzichte van de levensbeschouwelijke en religieuze opvattingen van zijn burgers een houding van neutraliteit moet aannemen;
D. overwegende dat het beginsel van de neutraliteit de Staat gebiedt geen godsdienst boven een andere voor te trekken en rechtsgelijkheid inzake geestelijke en religieuze keuzes te garanderen;
E. overwegende dat verscheidene initiatieven van de uitvoerende macht onder de vorige zittingsperioden niet tot een succesvol einde konden worden gebracht, maar dat er naar aanleiding daarvan toch werd herinnerd aan de noodzaak om de volgorde te herzien,
Verzoekt de regering :
de in België geldende protocollaire volgorde te herzien door er enerzijds op toe te zien dat de vertegenwoordigers van de civiele overheid aan de vertegenwoordigers van de religieuze overheid voorafgaan, en door er zich anderzijds van te vergewissen dat de vertegenwoordigers van de wetgevende macht, als emanatie van de natie, voorafgaan aan de vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en dat dezen voorafgaan aan de vertegenwoordigers van de uitvoerende macht.
25 oktober 2010.
Richard MILLER. |