5-551/1

5-551/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

2 DECEMBER 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek inzake de familienaam van het kind

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt, met enkele wijzigingen, de tekst over van een voorstel dat reeds op 1 oktober 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-231/1 - BZ 2007).

Inleiding

Een kind heeft vanaf de geboorte recht op een naam : een voornaam en een familienaam. Beide namen vormen een deel van de persoonlijkheid; de persoon leeft hiermee, werkt hiermee en wordt hiermee door anderen herkend.

Wat betreft de voornaam is algemeen aanvaard dat de keuze daarvan een recht is dat de ouders toekomt; de wet laat hen daarin vrij. Bij de familienaam, waar de band met het ouderschap sterker en zichtbaarder is, is er van vrijheid echter geen sprake. De term « familienaam » betekent, dat de naam aangeeft tot welke familie iemand behoort.

Lange tijd steunde het Belgische naamrecht op het decreet van 6 fructidor jaar II (23 augustus 1794) en artikel 57 van het Burgerlijk Wetboek. De band tussen de familienaam van het kind en de vaderlijke afstamming vloeide evenwel in hoofdzaak voort uit de ongeschreven, maar door rechtsleer en rechtspraak bevestigde regel dat het kind de naam van de vader draagt. Aan de grondslag van deze gewoonterechtelijke regel lag een sterk ingewortelde patriarchale conceptie van de familie, waarbij uitsluitend werd gedacht aan de familie in mannelijke lijn. Maar ook het feit dat de man traditioneel werd gezien als de vertegenwoordiger van het gezin naar buiten toe, die de economische belangen van het gezin behartigde en de financiële draagkracht bepaalde, speelde hierbij een rol (zie Malfliet, K., « Pleidooi voor een dubbele familienaam », Vrouwenraad, 1996, 32).

Niettegenstaande de positie van vrouwen en mannen in de hedendaagse samenleving verre van vergelijkbaar is met tweehonderd jaar geleden en de idee van gelijkheid en gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen ook in de wet tot uitdrukking komt, moeten we vaststellen dat het Belgisch naamrecht in wezen ongewijzigd is gebleven. Ook nu nog, na de invoering van de nieuwe afstammingswet in 1987, krijgt een kind, behoudens enkele uitzonderlijke gevallen, automatisch de familienaam van de vader toegewezen. Meer en meer ontstaat het besef dat deze rigide patrilineaire regeling indruist tegen de waardigheid van de vrouw en tegen het rechtvaardigheidsgevoel, en bovendien een flagrante schending is van het gelijkheidsbeginsel van mannen en vrouwen.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe het kind de familienaam van beide ouders te laten dragen, zowel met het oog op het belang van het kind als vanuit het oogpunt van de gelijkberechtiging van de moeder en de vader van het kind die beide als ouder herkenbaar worden in de familienaam van hun kind.

De wettelijke regeling

Volgens de huidige wettelijke regeling (artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek) draagt een kind in veruit de meeste gevallen de familienaam van de vader. Slechts in een aantal gevallen draagt een kind de familienaam van de moeder :

— wanneer enkel de moederlijke afstamming vaststaat (artikel 335, § 2, van het Burgerlijk Wetboek);

— wanneer de vaderlijke afstamming wordt vastgesteld na de moederlijke afstamming en de ouders geen verklaring hebben afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand dat het kind de familienaam van de vader zal dragen (artikel 335, § 3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek).

Kritiek op de regeling

Het bestaande naamrecht verloochent op een onaanvaardbare manier de eigensoortige band tussen moeder en kind. Het is immers de moeder die het kind draagt en ter wereld brengt; het is ook de moeder die nog steeds het grootste deel van de zorg voor het kind op zich neemt.

In de huidige regeling is de vrouw als moeder niet herkenbaar in de familienaam van haar kind. Omdat zij een andere familienaam draagt dan haar kind, lijkt zij voor de buitenwereld een vreemde te zijn die geen enkele band heeft met het kind. Gehuwde vrouwen zien zich dan ook vaak genoodzaakt om niet hun eigen familienaam, maar die van hun echtgenoot te gebruiken, teneinde aan de buitenwereld duidelijk te maken dat zij wel degelijk de moeder zijn van hun kind.

Deze discriminatie tussen vaders en moeders, tussen mannen en vrouwen, inzake het naamrecht is niet langer aanvaardbaar.

Maatschappelijk draagvlak en (inter)nationale context

In het licht van de bovenstaande vaststellingen mag het verwonderen dat er rond de problematiek van het naamrecht tot op vandaag nauwelijks een publiek debat is totstandgekomen.

Het lijkt er op dat velen het weliswaar eens zijn met de kritiek op het bestaande naamrecht, maar van oordeel zijn dat de tijd nog niet rijp is voor een drastische wijziging van een eeuwenoud gebruik.

Wij zijn van oordeel dat een nieuwe regeling, die mannen en vrouwen in een gelijkwaardige positie brengt inzake de familienaam, zwaarder telt dan het instandhouden, om welke reden dan ook (historische, economische, praktische, administratieve, ...), van een achterhaalde patriarchale traditie.

In ieder geval menen wij dat het debat op gang moet worden gebracht. Met dit wetsvoorstel willen wij hiertoe een constructieve bijdrage leveren.

Reeds meerdere (inter)nationale organen en wetenschappelijke bijdragen hebben gewezen op de discriminatie tussen mannen en vrouwen op het vlak van het naamrecht in tal van nationale wetgevingen.

Op 27 september 1978 heeft het Comité van ministers van de Raad van Europa de resolutie (78)37 inzake de gelijkheid van echtgenoten in het burgerlijk recht aangenomen waarbij de lidstaten onder meer wordt gevraagd om iedere discriminatie tussen mannen en vrouwen op het vlak van het naamrecht op te heffen. Ook het Verdrag van de Verenigde Naties van 18 december 1979 inzake het uitbannen van alle vormen van discriminatie van vrouwen (het « Vrouwenverdrag ») verplicht in artikel 16 de verdragsluitende Staten om alle nodige maatregelen te nemen teneinde iedere ongelijkheid terzake op te heffen.

In aanbeveling 1271 van 28 april 1995 herinnerde de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa eraan dat de naam kenmerkend is voor de identiteit van personen en dat vanuit dit oogpunt de keuze ervan zeer belangrijk is. « De blijvende discriminatie tussen mannen en vrouwen op het vlak van de familienaam is daarom onaanvaardbaar, » stelde de Assemblee. De vergadering riep het Comité van ministers op om lidstaten met een discriminerende wetgeving op het vlak van het naamrecht te vragen iedere discriminatie tussen mannen en vrouwen op te heffen.

In zijn antwoord op deze aanbeveling concludeerde het Comité van ministers dat « het instandhouden van de discriminatie tussen mannen en vrouwen op het vlak van de familienaam strijdig is met het gelijkheidsbeginsel dat wordt gehanteerd door de Raad van Europa en dat om deze reden de aanbeveling 1271 (1995) van de Parlementaire Assemblee werd overgemaakt aan de regeringen van de lidstaten van de Raad van Europa ».

In haar aanbeveling 1362 van 18 maart 1998 vestigde de Parlementaire Assemblee de aandacht op het feit dat tal van lidstaten nog steeds geen werk hebben gemaakt van een wijziging van het naamrecht en drong zij bij het Comité van ministers aan om iedere lidstaat te vragen binnen welke termijn de gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het vlak van het naamrecht zou worden gerealiseerd.

In België bracht de Raad van gelijke kansen voor mannen en vrouwen op 21 maart 1997 advies nr. 14 uit betreffende de naam van het kind. De raad stelde dat « het huidige systeem dat een discriminatie tussen mannen en vrouwen op het gebied van de familienaam behoudt, onaanvaardbaar is ».

Kritiek op het Belgische naamrecht lezen we ook bij professor Katlijn Malfliet (KUL), (onder meer in Vrouwenraad, 1996, nr. 1, blz. 31-36, en in De Standaard, 22 april 1995, « Opinie », blz. 9), Tilly Stuckens (Vrouwenraad, 1996, nr. 1, blz. 4-5), Paul Bienbon (Le Soir, 9 december 1997, « Carte Blanche », blz. 2) en Pierre Mahillon (Journal des Tribunaux, 1995, blz. 313-315).

Het naamrecht in andere landen

Verschillende Europese lidstaten hebben hun wetgeving aangepast om tot een grotere gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het vlak van het naamrecht te komen. We geven enkele voorbeelden :

In een arrest van 5 maart 1991 stelde het Duitse Bundesverfassungsgericht dat het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ook geldt in het Duitse naamrecht en dat beide echtgenoten evenveel recht hebben op hun naam. Tot dan toe moeten de echtgenoten bij de huwelijkssluiting een gemeenschappelijke naam aannemen. Wanneer zij geen overeenstemming konden vinden, werd de naam van de man automatisch gezinsnaam. Deze subsidiaire regeling van de familienaam van de man, heeft het hof onverenigbaar verklaard met het grondwettelijk erkende principe van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

Het Spaanse systeem voor de toekenning van familienamen is dubbel. Hiermee wordt bedoeld dat, volgens de bepalingen van artikel 53 van de wet op het bevolkingsregister, « personen genoemd worden door hun voornaam en hun achternamen, paternaal en maternaal. De wet beschermt deze namen ». De wettelijke volgorde plaatst de eerste naam van de vader op de eerste plaats en de eerste naam van de moeder op de tweede plaats. Omdat op die manier de naam van de moeder onherroepelijk verdwijnt met de tweede generatie, heeft artikel 109 de mogelijkheid ingevoerd om de volgorde van de namen aan te passen door een eenvoudige verklaring van de betrokkene.

In Portugal dragen de kinderen de namen van hun vader en hun moeder of van één van hen. Deze keuze ligt in de handen van de ouders. Bij onenigheid beslist de rechter in het belang van het kind.

In het nieuwe Nederlandse naamrecht (wet van 10 april 1997) kunnen de ouders een keuze maken tussen hun namen voor de naam van hun kind(eren). Zonder keuze krijgt het kind dat tijdens het huwelijk wordt geboren de naam van de vader. Een kind dat buiten huwelijk geboren wordt, behoudt daarentegen de naam van de moeder als bij de erkenning niet voor de naam van de vader wordt gekozen.

Andere wetsvoorstellen betreffende de naam van het kind

Staat het maatschappelijk debat over de naam van het kind nog in de kinderschoenen, op parlementair vlak werden wél reeds pogingen ondernomen om het strakke, patriarchale naamrecht te doorbreken.

Sommige wetsvoorstellen opteren voor het uitsluitend toekennen van de naam van de moeder als familienaam van het kind (zie in deze zin L. Croes, Stuk Kamer, nr. 168/1, 95/96; L. Van den Bossche, Stuk Kamer, nr. 951/1, 83/84). Zij argumenteren dat dit het best aansluit bij de biologische werkelijkheid (cf. het adagium mater semper certa est) en bij de eigensoortige band die vrijwel altijd tussen de moeder en het kind bestaat.

Andere bepleiten de keuzevrijheid van de ouders (keuze tussen de familienaam van de moeder, de familienaam van de vader of de familienamen van beide ouders), met een aanvullende wettelijke regeling en de mogelijkheid om bij onenigheid naar de jeugdrechtbank te stappen (zie in deze zin C. Drion en F. Talhaoui, Stuk Kamer, nr. 50-0283/001, 24 november 1999; advies nr. 14 van de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen van 21 maart 1997 betreffende de naam van het kind, E. Klein, Stuk Kamer, nr. 566/1, 82/83).

Er zijn ook voorstanders van een stelsel waarbij het kind zelf op zijn achttiende het recht heeft te kiezen tussen de familienaam van zijn vader of die van zijn moeder (zie in deze zin L. De Pauw-Deveen, Stuk Senaat, nr. 671/1 1987-1988).

Ten slotte opteren een aantal wetsvoorstellen voor de dubbele familienaam van het kind samengesteld uit de namen van de vader en de moeder, omdat op die manier de verbondenheid van het kind met de beide ouders wordt uitgedrukt (zie in deze zin B. Anciaux, Stuk Senaat, nr. 112/1 BZ 1995; Stuk Senaat, nr. 1-719/1 1996/1997, en V. Van Quickenborne, Stuk Senaat, nr. 2-196/1 - 1999/2000).

Geen wetsvoorstel, maar wel een idee dat wordt verdedigd door menig auteur, is een variant op het dubbele naamstelsel (gekend als het « systeem Despotopoulos »), dat aan meisjes eerst de naam van de moeder geeft, gevolgd door die van de vader, en aan jongens eerst de naam van de vader, gevolgd door die van de moeder. Dit zou het voordeel hebben dat zowel de familienaam van de vader als die van de moeder kan worden doorgegeven van de ene generatie op de andere (zie in deze zin professor Katlijn Malfliet (KUL) en Paul Bienbon).

Draagwijdte van dit wetsvoorstel

Wij zijn van mening dat het uitsluitend toekennen van de naam van één van de ouders aan het kind steeds een discriminatie inhoudt van de andere ouder en in strijd is met de vereiste van gelijkheid en gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen in het naamrecht.

Ons inziens heeft een kind principieel recht op de namen van zijn beide ouders, zoals het ook behoort tot de familie van zijn beide ouders.

Daarom pleit dit wetsvoorstel voor de dubbele familienaam van het kind : ieder kind draagt zowel de naam van de vader als die van de moeder. Op deze manier kan de afstamming van een kind tegenover beide ouders het beste tot uitdrukking gebracht worden.

Bij het systeem van een dubbele familienaam rijst echter de vraag van de volgorde van de namen van beide ouders. Krachtens ons wetsvoorstel mogen de ouders zelf de volgorde van de namen bepalen. Wij zijn er van overtuigd dat ouders over voldoende verantwoordelijkheidszin beschikken om hierover in gezamenlijk overleg, als gelijkwaardige partners, een beslissing te nemen.

Teneinde de eenheid van de naam binnen het gezin te behouden, geldt de keuze van de volgorde van de namen voor alle kinderen van dezelfde ouders. De volgorde van de namen, zoals beslist voor het eerste kind, geldt eveneens voor de volgende kinderen.

Wij hebben dus niet gekozen voor het « systeem Despotopoulos » waarbij dochters eerst de naam van de moeder krijgen en zonen eerst de naam van de vader. Het is immers gebleken dat kinderen het niet leuk vinden om anders te heten dan hun broers en zusjes. De eenheid van de familienaam binnen het gezin wordt door hen belangrijk gevonden.

Indien de ouders geen keuze maken, geldt de regel dat de naam van de vader voorop komt, gevolgd door de naam van de moeder.

We willen er op wijzen dat deze optie niet is ingegeven door patriarchale overwegingen of zou betekenen dat de band tussen vader en kind van grotere waarde is. Integendeel, de achterliggende bedoeling is precies de verantwoordelijkheid en de opvoedingstaken van de man als vader van het kind te beklemtonen. Zoals verwoord in het adagium « mater semper certa est », staat de band tussen moeder en kind altijd vast : zij bestaat « van nature », door het feit dat het kind door de moeder wordt gedragen en ter wereld gebracht. Deze eigensoortige band is er niet tussen vader en kind. Dat vormt dan ook de aanleiding om in de naam van het kind de band met de vader tot uitdrukking te doen komen, door zijn naam voorop te zetten.

Het wetsvoorstel geeft evenwel de mogelijkheid aan het kind om, eens meerderjarig, de volgorde van de namen te wijzigen door een verklaring voor de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Een motief hiervoor kan zijn dat de band met de ene ouder of met diens familie veel sterker is dan met de andere ouder. Maar er kunnen ook andere redenen spelen. In een stelsel van de dubbele familienaam moet vermeden worden dat bij iedere volgende generatie een verdubbeling van het aantal namen in de familienaam plaatsvindt. Daarom bepaalt dit wetsvoorstel dat ingeval een ouder zelf reeds een dubbele familienaam draagt slechts de eerste naam van de dubbele familienaam aan het kind kan worden overgedragen. De tweede naam verdwijnt aldus in de volgende generatie. Een ouder die dit wil voorkomen en, om wat voor reden dan ook, zijn tweede naam wil doorgeven aan zijn kinderen, heeft krachtens dit wetsvoorstel de mogelijkheid om de volgorde van de namen die hem werden toegekend te wijzigen.

Tegenstanders van een dubbele familienaam menen dat dit systeem een discriminatie inhoudt ten aanzien van kinderen van wie de afstamming slechts ten aanzien van één ouder vaststaat en die dus slechts één naam kunnen dragen.

Ons voorstel heeft hiermee rekening gehouden : het kind van wie de afstamming slechts ten aanzien van één ouder vaststaat krijgt de naam van die ouder in zijn volledigheid. Dit betekent dat het kind de beide familienamen van die ouder (dus zowel de naam van diens vader als van diens moeder) krijgt, in een door de ouder te bepalen volgorde. Wanneer ook de andere afstamming komt vast te staan, kunnen de ouders, zo zij dit wensen, verklaren dat het kind hun beider namen zal dragen.

Ten slotte wil dit wetsvoorstel ook een einde maken aan de discriminatie van de door de vader in overspel verwekte kinderen, die ligt vervat in de artikelen 335, § 1, in fine, en 335, § 3, Burgerlijk Wetboek. Krachtens artikel 335, § 1, Burgerlijk Wetboek, is het de vader van een door hem in overspel verwekt kind onmogelijk om op dit kind zijn naam over te dragen wanneer beide afstammingen tegelijkertijd vaststaan. Artikel 335, § 3, Burgerlijk Wetboek, bepaalt dat ingeval de vaderlijke afstamming komt vast te staan na de afstamming van moederszijde, een door de vader in overspel verwekt kind slechts de naam van de vader kan krijgen mits de instemming van diens echtgenote. In een arrest van 19 mei 1993 (Belgisch Staatsblad van 9 juni 1993) was het Arbitragehof van oordeel dat deze laatste bepaling een schending inhoudt van het gelijkheidsbeginsel en het antidiscriminatiebeginsel van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Het Hof stelde terecht dat de naamswijziging enkel een gevolg is van de afstamming en dat de gevolgen van de afstamming moeten worden beschouwd in het licht van het fundamentele recht van het kind op de inachtneming van zijn gezinsleven.

Dit wetsvoorstel heft iedere discriminatie op ten aanzien van door de vader in overspel verwekte kinderen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

In paragraaf 1 van dit artikel wordt als algemene regel gesteld dat een kind, van wie de afstamming langs vaderszijde en langs moederszijde tegelijkertijd vaststaat, de namen van de beide ouders draagt, in een volgorde door hen te bepalen.

Wanneer zij geen keuze maken, draagt het kind eerst de naam van de vader, gevolgd door de naam van de moeder. Ouders die zelf drager zijn van een dubbele familienaam, dragen slechts hun eerste naam over.

In paragraaf 2 wordt de naam van het kind geregeld ingeval slechts de afstamming ten aanzien van één ouder vaststaat : in dat geval draagt het kind de naam van die ouder in zijn volledigheid.

Paragraaf 3 regelt de naam van het kind ingeval de ene afstamming na de andere komt vast te staan. In principe wordt de naam van het kind niet gewijzigd, behoudens de verklaring van de ouders dat het kind hun beider namen zal dragen.

Paragraaf 4 heeft betrekking op de eenheid van naam binnen een zelfde gezin.

Paragraaf 5 geeft het kind de mogelijkheid om, vanaf zijn meerderjarigheid, de volgorde van de hem toegekende namen te wijzigen.

Sabine de BETHUNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 1 juli 2006, wordt vervangen als volgt :

« Art. 335. § 1er. Het kind wiens afstamming van vaderszijde en van moederszijde tegelijkertijd komt vast te staan, draagt beide namen van zijn ouders. De ouders kiezen zelf de volgorde van de namen. Indien de ouders hieromtrent geen keuze maken, draagt het kind als eerste naam de naam van de vader en als tweede naam de naam van de moeder. Ingeval een ouder zelf een dubbele familienaam draagt, wordt slechts de eerste van deze namen overgedragen op het kind.

§ 2. Het kind wiens afstamming alleen van moederszijde vaststaat, draagt de naam van zijn moeder in zijn volledigheid. Het kind wiens afstamming alleen van vaderszijde vaststaat, draagt de naam van zijn vader in zijn volledigheid.

§ 3. Indien één van de afstammingen na de andere komt vast te staan, blijft de naam van het kind onveranderd. Evenwel kunnen de ouders, in een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, verklaren dat het kind beide namen van zijn ouders zal dragen, in de volgorde door henzelf te bepalen. Indien de ouders hieromtrent geen keuze maken, draagt het kind als eerste naam de naam van de vader en als tweede naam de naam van de moeder. Ingeval een ouder zelf een dubbele familienaam draagt, wordt slechts de eerste van deze namen overgedragen op het kind.

De verklaring moet worden gedaan binnen een jaar te rekenen van de dag waarop de personen die de verklaring doen de tweede vaststelling van afstamming hebben vernomen en vóór de meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind.

Van de verklaring wordt melding gemaakt op de kant van de akte van geboorte en van de andere akten betreffende het kind.

§ 4. De namen van het eerste kind moeten in dezelfde volgorde gegeven worden aan de kinderen die nadien uit dezelfde ouders worden geboren.

§ 5. Bij het bereiken van de meerderjarigheid, kan het kind in een verklaring voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn woonplaats vragen dat de volgorde van de hem toegekende namen wordt gewijzigd.

Van de verklaring wordt melding gemaakt op de kant van de akte van geboorte en van de andere akten betreffende het kind. »

20 juli 2010.

Sabine de BETHUNE.