5-487/1

5-487/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

16 NOVEMBER 2010


Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 348-11 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot landelijke adoptie

(Ingediend door de heer Alain Courtois en mevrouw Dominique Tilmans)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 14 oktober 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-313/1 - 2007/2008).

Adoptie is een juridisch mechanisme dat momenteel op landelijk niveau wordt geregeld door de artikelen 343 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en door de artikelen 50 en 61 van het decreet van 4 maart 1991 van de Franse Gemeenschap en op internationaal niveau door het VN-Verdrag van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind (door België geratificeerd) en door het Verdrag van 's Gravenhage van 29 mei 1993 inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie (niet door België geratificeerd).

Uit de nationale bepalingen blijkt dat adoptie in de eerste plaats wordt gezien als een overeenkomst.

Deze opvatting, die haar wortels heeft in de Code Napoléon, maakt van adoptie een specifiek soort overeenkomst tussen mensen (enerzijds de personen die willen adopteren, anderzijds de personen die in de adoptie toestemmen) met betrekking tot de persoon van een kind.

Op basis van deze specifieke opvatting legt het Wetboek als essentiële voorwaarde voor de adoptie op dat alle rechtstreeks betrokken personen hun toestemming geven.

In deze contractuele opvatting komt de adoptie tot stand door de wilsovereenstemming alleen, dat wil zeggen vóór en in de marge van elk rechterlijk optreden.

De regelgeving is bovendien weinig vormelijk en blijft beperkt tot de invoering van een systeem van homologatie van de respectieve wilsuitingen (artikelen 349 en 350 van het Burgerlijk Wetboek).

Er bestaat bovendien een procedure (artikel 353 van het Burgerlijk Wetboek) die de rechter toestaat om ambtshalve een adoptie uit te spreken wanneer hij van oordeel is dat één van de partijen zijn toestemming op onverantwoorde wijze heeft geweigerd.

De specifieke kwestie van de keuze van de persoon van de geadopteerde en de adoptanten wordt geregeld door het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991.

Deze bepaling is gebaseerd op het idee dat altijd voorrang moet worden verleend aan de banden van het kind met zijn oorspronkelijk gezin.

De belangrijkste vernieuwing van dit decreet is overigens de regel dat alleen erkende rechtspersonen kunnen optreden als bemiddelaar tussen adoptanten en geadopteerden en dat verder geen enkele natuurlijke persoon (arts, magistraat, anderen) zich rechtstreeks of onrechtstreeks in het adoptieproces mag mengen.

Krachtens artikel 50 van het decreet hebben de erkende rechtspersonen als voornaamste taak om, zodra de wil tot adoptie vaststaat :

— vast te stellen of het kind voor adoptie in aanmerking komt (psychisch-affectieve toestand);

— een medisch-sociaal-psychologisch onderzoek van de te adopteren persoon uit te voeren;

— de matching-kwestie te bestuderen;

— de persoon op zijn adoptie voor te bereiden;

— de geadopteerde persoon te blijven volgen in zijn nieuwe gezin;

— de kwaliteiten en de geschiktheid van de adoptanten te beoordelen;

— de adoptanten voor te bereiden op de ontvangst van de geadopteerde persoon;

— te zorgen voor toezicht na de adoptie.

Er dient op gewezen dat het in het door dit decreet ingevoerde systeem niet absoluut verplicht is om de erkende organen in te schakelen. Het inschakelen van een niet-erkende natuurlijke of rechtspersoon als tussenpersoon wordt verworpen, maar er blijft een soort « vrije adoptie » bestaan, waarbij kandidaat- adoptanten rechtstreeks en wettelijk contact kunnen opnemen met mensen die hun kind willen laten adopteren.

De bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek zorgen, samen met die uit het decreet, voor een juridisch soepel maar conceptueel rigide systeem, waarbij de nadruk ligt op de band tussen het kind en zijn oorspronkelijke kerngezin, de wil van de biologische ouders wet is en niet echt wordt nagedacht over het werkelijk belang van het kind.

Met de wet van 24 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 16 mei 2003, inwerkingtreding op 1 september 2005), wilde men komaf maken met deze contractuele opvatting van adoptie en meer de lijn volgen van de internationale instrumenten.

De krachtlijnen van deze wet kunnen als volgt worden samengevat.

De nieuwe wet stelt adoptie open voor ongehuwde heteroseksuele koppels onder de voorwaarden die ook gelden voor gehuwde koppels.

Voortaan is de persoonlijke toestemming van de geadopteerde al vereist indien hij de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt.

De private adoptie en de daarmee samenhangende homologatieprocedure worden afgeschaft en er wordt een gerechtelijke procedure ingevoerd.

Het inschakelen van een erkend adoptieorgaan wordt verplicht en de vrije netwerken worden verboden.

Alle kandidaat-adoptanten moeten een voorbereiding hebben gevolgd in een erkend centrum.

De geschiktheid om te adopteren van de kandidaten moet gerechtelijk worden erkend (er dient op gewezen dat de erkenning van die geschiktheid in het kader van internationale adoptie in het begin van de procedure plaatsvindt en in elk geval voor de matching; terwijl ze in het kader van de landelijke adoptie pas aan het einde van de procedure, na de matching, plaatsvindt).

De wet voorziet in de mogelijkheid om de adoptie te herzien of in buitengewone omstandigheden zelfs te herroepen (mishandeling, verlating).

De basis wordt gelegd voor een toezicht na de adoptie.

Ten slotte wordt een internationaal verdrag betreffende de samenwerking tussen de Staten om ontvoering van, verkoop van of handel in kinderen te voorkomen, in de wet opgenomen.

De vernieuwingen die deze wet invoert (en met name de impact van de controle van de geschiktheid op het aantal kandidaten) zullen echter niet de enorme discrepantie kunnen verhelpen tussen het aantal kandidaat-adoptanten, het aantal kinderen in instellingen en het aantal verwezenlijkte adopties.

Deze discrepantie heeft een aantal redenen, waarvan de voornaamste is dat de ouders van het te adopteren kind bijna systematisch de vereiste toestemming weigeren te geven, zelfs als ze geen echte affectieve band met hun kind hebben, en dat het parket maar zelden stappen onderneemt om mensen uit hun ouderlijk gezag te laten ontzetten.

De adoptie van een Belgisch kind (dat in een instelling of een opvanggezin verblijft) door een Belgisch koppel blijft hierdoor een uiterst zeldzaam verschijnsel.

Zo hadden slechts dertig van de tweehonderdtachtig in 2002 gerealiseerde adopties betrekking op Belgische kinderen.

Aangezien de verplichte toestemming van de oorspronkelijke ouders het voornaamste obstakel vormt voor de adoptie van een Belgisch kind, moet de draagwijdte van deze specifieke wettelijke vereiste beter worden gedefinieerd.

Het is uiteraard niet de bedoeling om kinderen systematisch uit hun gezin te halen.

Het is daarentegen wel de bedoeling om systematisch voorrang te geven aan het belang van het kind en te beletten dat het welzijn van het kind wordt opgeofferd aan een verouderde contractuele opvatting van adoptie.

In dat verband zij er op gewezen dat het oude artikel 353 van het Burgerlijk Wetboek (het huidige artikel 348-11) de rechter toestaat om het zonder de toestemming van de ouders te doen, als hij vindt dat die toestemming op onverantwoorde wijze is geweigerd.

Deze bepaling kan nieuw leven worden ingeblazen door de bevoegdheden van de door de gemeenschappen erkende adoptieorganen uit te breiden.

Zij moeten de bijkomende taak krijgen om vóór en onafhankelijk van het voorhanden zijn van een effectief verzoek om adoptie, de individuele situatie van elk verlaten kind te bestuderen en vast te stellen of er nog voldoende banden zijn tussen het kind en zijn ouders.

Deze beoordeling moet aanleiding geven tot het opstellen van een verslag.

Dat verslag moet systematisch worden meegedeeld aan de rechter bij wie het verzoek om adoptie aanhangig is gemaakt (te weten de jeugdrechter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de adoptant, van de adoptanten of van één van hen; bij gebreke daarvan, de rechter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de geadopteerde; bij gebreke daarvan, de rechter van de plaats waar de adoptant of de adoptanten keuze van woonplaats doen; (artikel 628, 21º), en helpt de magistraat om vast te stellen of de eventuele weigering van de oorspronkelijke ouders al dan niet onverantwoord is.

De invoering van dit mechanisme sluit helemaal aan bij de wens die UNICEF heeft geuit dat de Staten zich opnieuw zouden concentreren op landelijke adoptie en dat de negatieve gevolgen van een te massale en ongebreidelde interlandelijke adoptie zouden worden bestreden.

Alain COURTOIS.
Dominique TILMANS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 348-11, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoerd bij de wet van 24 april 2003, wordt aangevuld met een tweede volzin, luidende :

« Bij de beoordeling van deze kwestie baseert de rechter zich op het individuele verslag opgesteld door het erkende adoptieorgaan. »

14 oktober 2010.

Alain COURTOIS.
Dominique TILMANS.