5-247/1

5-247/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

13 OKTOBER 2010


Wetsvoorstel in verband met de voorwaarden voor de administratieve aanhouding, de administratieve hechtenis en de verwijdering van vreemdelingen

(Ingediend door de heer Philippe Moureaux c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt, met enkele technische wijzigingen, de tekst over van een voorstel dat reeds op 12 oktober 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-269/1 - 2007/2008).

Het enige « misdrijf » dat de in gesloten centra opgesloten vreemdelingen hebben gepleegd, is dat zij illegaal in België verblijven, op zoek naar een betere toekomst. Sinds enkele jaren eisen mensenrechtenlievende verenigingen en personen dat maatregelen worden genomen om de opsluiting en de verwijdering van vreemdelingen menswaardiger te maken.

Enkele maanden geleden heeft een aantal Vlaamse en Franstalige NGO's een rapport gepubliceerd over de situatie in de zes gesloten centra van de Dienst Vreemdelingenzaken waar de vreemdelingen worden vastgehouden. Dat rapport is opgesteld op grond van de honderden getuigenissen welke die NGO's in de loop der jaren tijdens bezoeken hebben ingezameld.

De conclusies zijn verontrustend. Het rapport wordt jammer genoeg bevestigd door een hele reeks klachten en berichten over slechte behandeling in de gesloten centra. Voorts maakte de pers recentelijk gewag van verschillende gevallen van mishandeling of disfuncties in het gesloten centrum van Vottem, gebaseerd op de getuigenissen van bewakers en een verpleegster.

In de situatieschets van de NGO's is een aantal cijfers opgenomen, die meer bepaald oproepen tot een debat over de wenselijkheid van bepaalde gevallen van opsluiting :

— 25 % tot 30 % van de gevallen van opsluiting zouden uitmonden in — soms door Justitie opgelegde — invrijheidstelling, zodat de vraag rijst of bepaalde beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken wel verantwoord waren. In dat opzicht kan worden verwezen naar het recente arrest van de Raad van State in de zaak van een klein meisje van 19 maanden, dat samen met haar moeder 15 dagen in een gesloten centrum werd vastgehouden; het is bijzonder vreemd dat het hoog administratief rechtscollege in die zaak de invrijheidstelling beveelt, daarbij aanvoerend dat het risico van ernstige schade bij de tenuitvoerlegging van een al te lichtvaardig genomen beslissing niet kan worden aanvaard;

— de duur van de hechtenis zou sinds 2002 almaar toenemen (van zesentwintig naar drieëndertig dagen), net als het aantal opgesloten kinderen;

— het aantal gevallen van isolement als strafmaatregel zou in stijgende lijn gaan, wat het logische gevolg is van de toename van geweld en wanhoopsdaden in de gesloten centra. Het recentste geval van agressie in het Centrum 127bis toont aan hoe tastbaar de malaise in die instellingen wel is.

België is ertoe gebonden internationale verbintenissen in acht te nemen die mensonwaardige en vernederende behandelingen absoluut verbieden. Volgens de indieners van dit wetsvoorstel is het onaanvaardbaar dat de gesloten centra een aantal personen herbergen die, onder meer op grond van hun lichamelijke en psychische problemen, nooit in een soortgelijke omgeving zouden mogen terechtkomen. Derhalve strekt dit wetsvoorstel ertoe de opsluiting in gesloten centra van diverse categorieën van bijzonder kwetsbare personen te verbieden.

Voorts strekt dit wetsvoorstel ertoe de werkingsmethodes van de gesloten centra ingrijpend te wijzigen, om de detentievoorwaarden aanzienlijk aan te scherpen. De voorzieningen waarin de bewoners van de administratieve detentiecentra worden opgevangen, mogen immers geen afbreuk doen aan de menselijke waardigheid. Aldus luidt de doelstelling van richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten.

Die richtlijn werd gedeeltelijk in Belgisch recht omgezet met betrekking tot de opvang in de gesloten centra die onder FEDASIL ressorteren. Een wetsontwerp van de heer Christian Dupont, toenmalige minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, werd weliswaar door het parlement aangenomen, maar wacht nog op bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De nieuwe wet verbiedt tevens de administratieve hechtenis van niet-begeleide minderjarigen.

Die tekst is een slechts gedeeltelijke omzetting van de Europese richtlijn. In zijn advies over het bewuste voorontwerp van wet stelt de Raad van State daarover het volgende :

« De bepalingen van richtlijn 2003/9/EG over asielzoekers « in bewaring » (...) worden [niet] omgezet.

Die werkwijze kan niet worden aanvaard. Aangezien in richtlijn 2003/9/EG niet staat dat in bewaring geplaatste asielzoekers buiten haar werkingssfeer vallen, maar daarentegen rekening wordt gehouden met hun situatie om, in bepaalde omstandigheden, slechts minimumvoorwaarden inzake opvang te bepalen, moet ervoor gezorgd worden dat de opvangvoorwaarden die op hen van toepassing zijn, nu al aan de vereisten van de richtlijn voldoen. Als dat nog niet het geval is, moet daar zo snel mogelijk voor gezorgd worden. ».

Zo bepaalt artikel 13.2 van die richtlijn wat volgt :

« De lidstaten zorgen voor materiële opvangvoorzieningen voor asielzoekers met het oog op een levensstandaard die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren en bestaansmiddelen te waarborgen.

De lidstaten zien erop toe dat die levensstandaard ook gehandhaafd blijft in het specifieke geval van personen met bijzondere behoeften (...) [minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders en personen die aan geweld zijn blootgesteld], alsmede in het geval van personen in bewaring. »

Overeenkomstig die richtlijn moeten de lidstaten elke asielzoeker — met inbegrip van zij die in bewaring zijn geplaatst — materiële opvangvoorzieningen waarborgen, alsook medische zorg en psychologische bijstand om hem een levensstandaard te bieden die voldoende is om zijn gezondheid en die van zijn gezin te garanderen. Bovendien moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de situatie van kwetsbare personen, zoals minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders en slachtoffers van geweld.

Momenteel worden de voorzieningen en de nadere regels inzake de opvang van in detentie gehouden asielzoekers geregeld bij het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 (1) . Tot dusver werd nog geen alomvattende evaluatie van de opvangvoorzieningen in de gesloten centra uitgevoerd. Artikel 135 van het koninklijk besluit bepaalt dat elk centrum jaarlijks een rapport moet opstellen, dat aan de minister wordt bezorgd.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe tegemoet te komen aan alle voormelde opmerkingen en kritiekpunten.

Het is gebruikelijk dat de voorwaarden voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf en de vestiging van vreemdelingen worden geregeld door het beginsel van de territoriale soevereiniteit. Elke staat kan een vreemdeling de toegang tot zijn grondgebied ontzeggen, hem van zijn grondgebied weg houden en hem uitwijzen. In België wordt dat beginsel ten uitvoer gelegd door de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna de wet van 1980 genoemd), die de regering, en in het bijzonder de minister van Binnenlandse Zaken, een bijzondere politiebevoegdheid inzake vreemdelingen verleent.

Door die bijzondere politiebevoegdheid kunnen individuele maatregelen worden genomen om de vreemdeling van het grondgebied te verwijderen, alsook veiligheidsmaatregelen worden getroffen. Hoewel die bevoegdheid wordt afgezwakt door multilaterale en bilaterale internationale verdragen, blijft het niettemin een discretionaire bevoegdheid die strikt moet worden afgebakend, teneinde willekeur te voorkomen.

Zoals talrijke specialisten in vreemdelingenrecht onderstrepen, is die bevoegdheid niet absoluut. Op grond van artikel 191 van de Grondwet, waarin wordt gesteld dat « iedere vreemdeling die zich op het grondgebied van België bevindt, (...) de bescherming [geniet] verleend aan personen en aan goederen, behoudens de bij de wet gestelde uitzonderingen », mag de administratieve overheid niet onverschillig welke veiligheidsmaatregel nemen.

Die maatregelen moeten bij wet worden bepaald, met inachtneming van de individuele rechten en vrijheden die zijn verankerd in de internationale verdragen, en in de eerste plaats in het Internationaal verdrag betreffende de status van vluchtelingen, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna het EVRM genoemd) en het Europees recht in het algemeen.

Uit de inachtneming van de internationale verplichtingen die voortvloeien uit het EVRM moeten twee belangrijke conclusies worden getrokken :

— enerzijds moet het evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen; volgens dat beginsel mogen maatregelen tot verwijdering en veiligheidsmaatregelen per definitie alleen worden genomen indien zulks nodig is. Daaruit volgt dat de administratieve overheid in het bijzonder moet nagaan of geen andere, minder dwingende, maar even efficiënte maatregel kan worden genomen;

— anderzijds moeten effectieve, efficiënte en billijke verhaalmiddelen kunnen worden ingeroepen tegen de administratieve handeling die een veiligheidsmaatregel oplegt.

De veiligheidsmaatregelen die kunnen worden opgelegd aan een vreemdeling ten aanzien van wie een maatregel tot verwijdering werd uitgevaardigd, omvatten niet alleen materiële uitvoerende handelingen, waarbij een beroep kan worden gedaan op de openbare macht om de administratieve handeling gedwongen ten uitvoer te leggen, maar tevens tijdelijke vrijheidsbenemende maatregelen die vereist zijn voor de gedwongen tenuitvoerlegging van de verwijdering.

Uit de wet van 1980 en de internationale verplichtingen in verband met de individuele rechten blijkt dat die vrijheidsbenemende maatregelen uitzonderlijk en tijdelijk moeten zijn, wat impliceert dat de vrijheidsbeneming niet langer mag duren dan de tijd die strikt nodig is om de administratieve handeling van de verwijdering van het grondgebied ten uitvoer te leggen.

Het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft meermaals geoordeeld dat de Staten, hoewel zij soeverein de toegang tot en het verblijf van vreemdelingen op hun grondgebied mogen controleren, dat recht moeten uitoefenen overeenkomstig de bepalingen van het EVRM.

Artikel 5 van dat Verdrag bepaalt :

« Een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure :

(...)

f. in het geval van rechtmatige arrestatie of detentie van een persoon teneinde hem te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen, of van een persoon waartegen een uitwijzings- of uitleveringsprocedure hangende is. »

Bij die arrestatie en die detentie moeten de in § 2, 4 en 5 van deze bepaling opgenomen procedurele waarborgen in acht worden genomen.

Ook andere artikelen moeten worden nageleefd : artikel 6 (recht op een eerlijk proces), artikel 8 (recht op eerbiediging van het privéleven) en artikel 3, dat absoluut en zonder omwegen stelt dat

« niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. »

Hoewel hechtenis op zich geen straf is, moeten de materiële omstandigheden waarin ze wordt uitgevoerd, stroken met de menselijke waardigheid, zoals wordt gepreciseerd in artikel 10-1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten :

« Allen die van hun vrijheid zijn beroofd, dienen te worden behandeld met menselijkheid en met eerbied voor de waardigheid, inherent aan de menselijke persoon. »

Jammer genoeg werd België reeds door het Europees Hof voor de rechten van de mens veroordeeld voor de mensonwaardige en vernederende behandeling die een vreemdeling tijdens zijn administratieve opsluiting onderging. Dat was het geval in de zaak-Tabitha, het vijfjarige Congolese meisje dat een aantal weken in een gesloten centrum werd vastgehouden.

In dat arrest bestempelt het Europees Hof voor de rechten van de mens de opsluiting en de uitwijzing van Tabitha als een « onmenselijke en vernederende behandeling », op grond van artikel 3 van het EVRM, niet alleen ten aanzien van Tabitha zelf, maar tevens ten aanzien van haar moeder.

Het Hof stelt dat

« the second applicant's detention in such conditions demonstrated a lack of humanity to such a degree that it amounted to inhuman treatment. »

Het Hof voegt eraan toe dat

« the second applicant's deportation in such conditions was bound to cause her extreme anxiety and demonstrated such a total lack of humanity towards someone of her age and in her situation as an unaccompanied minor as to amount to inhuman treatment. »

Dit wetsvoorstel beoogt aldus — voortijdig — de omzetting van de toekomstige Europese richtlijn over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.

Het ontwerp voor een richtlijn, zoals het door de Europese Commissie werd goedgekeurd, preciseert de doelstelling :

« Dit voorstel [...] moet duidelijke, transparante en eerlijke gemeenschappelijke regels vaststellen voor terugkeer, uitzetting, het gebruik van dwangmaatregelen, vreemdelingenbewaring en het opleggen van een inreisverbod, met volledige inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkenen. »

Meer in het bijzonder in verband met administratieve hechtenis wordt gesteld :

« het gebruik van dwangmaatregelen te beperken en te koppelen aan het evenredigheidsbeginsel, waarbij minimumwaarborgen worden vastgesteld voor de manier waarop gedwongen terugkeer wordt uitgevoerd; [...] het gebruik van vreemdelingenbewaring te beperken; [...] minimumwaarborgen voor vreemdelingenbewaring vast te stellen. »

Voorts stelt de toekomstige Europese richtlijn :

« [...] wordt het recht op een doeltreffend rechtsmiddel tegen terugkeerbesluiten en uitzettingsbevelen gewaarborgd. Het rechtsmiddel moet opschortende werking hebben of de betrokkene het recht geven een verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van het terugkeerbesluit of het uitzettingsbevel in te dienen; in dat geval wordt de tenuitvoerlegging uitgesteld tot het terugkeerbesluit of het uitzettingsbevel is bevestigd of niet langer door middel van een rechtsmiddel met opschortende werking wordt aangevochten. »

Tot slot moet er ook aan worden herinnerd dat België ertoe gehouden is artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind te eerbiedigen, dat bepaalt :

« De aanhouding, inhechtenisneming of gevangenneming van een kind [...] wordt slechts gehanteerd als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke duur. »

Dit wetsvoorstel reorganiseert titel IIIbis van de wet van 1980 en deelt die titel daarbij in vijf afzonderlijke hoofdstukken in :

— een hoofdstuk 1, met de algemene bepalingen;

— een hoofdstuk 2, met de artikelen over de voor de vreemdeling geldende vrijheidsbenemende maatregelen (aanhouding, administratieve hechtenis en alternatieve maatregelen);

— een hoofdstuk 3, over de omstandigheden voor de uitvoering van de verwijderingsmaatregelen;

— een hoofdstuk 4, waarbij een controlecommissie inzake hechtenis en verwijdering wordt opgericht;

— een hoofdstuk 5, dat voorziet in een evaluatieverslag over de maatregelen tot inhechtenisneming en verwijdering van het grondgebeid.

1. Administratieve aanhouding

Krachtens artikel 21 van de wet op het politieambt zijn de politiediensten belast met de controle van de wetgeving op de vreemdelingen. Met het oog op de uitoefening van die taak zijn de « overheden van bestuurlijke politie » krachtens artikel 34, § 3, van die wet bevoegd om een aantal identiteitscontroles te verrichten. In dat kader kunnen de politieambtenaren op grond van artikel 74/7 van voornoemde wet van 15 december 1980 een vreemdeling die geen houder is van de bij de wet vereiste identiteitsstukken of documenten vatten en hem onderwerpen aan een maatregel van administratieve aanhouding, in afwachting van een beslissing van de minister of zijn gemachtigde.

Dit wetsvoorstel beoogt de voorwaarden voor de administratieve aanhouding op drie punten te verbeteren.

A. De maximumtermijn voor de aanhouding

Deze gaat van vierentwintig naar twaalf uur, naar het voorbeeld van de bij artikel 13 van de wet op het politieambt bepaalde gewone procedure. Er is geen objectieve reden om een langere termijn toe te passen. De in het vigerende artikel 74/7 van de wet van 15 december 1980 bedoelde administratieve aanhouding heeft tot doel de identiteit van de betrokkenen na te gaan, en in voorkomend geval aan de Dienst Vreemdelingenzaken mee te delen wie illegaal in het land verblijft.

Gelet op de huidige communicatie- en informatiemiddelen waarover de politiediensten en de Dienst Vreemdelingenzaken beschikken, kan dergelijke verificatie snel verlopen.

Zo de betrokkene geen identiteitsdocument bij zich heeft en ingeval hij onwettig op het grondgebied verblijft, kan de Dienst Vreemdelingenzaken de administratieve hechtenis bevelen en de vrijheidsbeneming verlengen. Die beslissing wordt dan door specifieke wettelijke bepalingen geregeld.

B. De voorwaarden voor de administratieve aanhouding

Naar het voorbeeld van wat voor de in de wet op het politieambt bedoelde « gemeenrechtelijke » administratieve aanhouding is bepaald, worden de voorwaarden voor die vrijheidsbeneming beter gepreciseerd, zodat de aanhouding in overeenstemming is met de fundamentele rechten en vrijheden.

Er wordt duidelijk verwezen naar de bepalingen van de wet op de politieambt. De administratieve aanhouding van vreemdelingen moet niet langer een uitzonderingsmaatregel zijn.

C. Optreden van vertrouwenspersonen

Er wordt bepaald dat de aangehouden vreemdeling kan vragen dat zijn consulaat of een vertrouwenspersoon op de hoogte wordt gebracht van zijn aanhouding. Voor de minderjarigen zal hun voogd of de met hun toezicht belaste persoon ambtshalve van de vrijheidsbenemende maatregel worden ingelicht.

2. Administratieve hechtenis

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de voorwaarden en nadere regels voor de administratieve hechtenis van de vreemdelingen strikt af te bakenen, met inachtneming van de rechten en vrijheden.

Zij bevat verschillende nieuwe elementen :

A. De administratieve hechtenis als ultieme maatregel en de rechterlijke controle op de hechtenis

De administratieve hechtenis wordt een ultieme, ondergeschikte maatregel. Ze zal maar mogelijk zijn als aan drie voorwaarden is voldaan :

— als ze noodzakelijk is om de effectieve verwijdering van het grondgebied te waarborgen;

— als er ernstige redenen zijn om te geloven dat er een risico van vlucht bestaat;

— en als er geen andere voldoende alternatieve maatregelen zijn om dit risico te voorkomen.

De minister van Binnenlandse Zaken zal dus altijd eerst een van de veiligheidsmaatregelen moeten overwegen die bij artikel 74/7/5 worden bepaald, dat wil zeggen, een van de volgende maatregelen :

— de verplichting voor de vreemdeling om zich regelmatig bij de plaatselijke politie aan te melden;

— de aanmaning om in zijn verblijfplaats te blijven;

— of om zijn verplaatsingen te beperken.

Als hij vindt dat deze veiligheidsmaatregelen niet volstaan om de effectieve verwijdering van de vreemdeling te waarborgen, kan hij de betrokkene in een detentiecentrum doen opnemen.

B. Onderafdeling 3 gaat over de rechterlijke controle op de hechtenis

Voor de indieners van dit wetsvoorstel moet de hechtenis stelselmatig door de gewone rechter worden gecontroleerd.

Krachtens artikel 12 van de Grondwet, en de artikelen 5 en 6 van het EVRM wordt de initiële beslissing van de minister van Binnenlandse Zaken om de vreemdeling in hechtenis te nemen, bij dit wetsvoorstel aan de controle van de raadkamer onderworpen.

De rechterlijke controle zal met volle rechtsmacht geschieden. De rechter kan oordelen dat de hechtenis van de vreemdeling niet noodzakelijk is om zijn effectieve verwijdering van het grondgebied te waarborgen en dat het nodig is hem ofwel vrij te laten, ofwel minder sterke dwangmaatregelen op te leggen. De rechterlijke controle zal automatisch van maand tot maand plaatshebben.

Artikel 74/7/8 bepaalt de waarborgen waarover de vreemdeling voor de raadkamer beschikt. De procedure wordt er in aangegeven. In het laatste lid van het ontworpen artikel wordt heel duidelijk bepaald dat de bij de beslissing tot invrijheidstelling betrokken vreemdeling buiten de internationale transitzones van de luchthavens en de havens van het Rijk moet worden vrijgelaten.

De indieners willen op deze manier een einde maken aan de huidige administratieve praktijk waarbij de vreemdelingen in de transitzone van de luchthaven van Zaventem worden « vrijgelaten ». De bij de rechterlijke beslissing in vrijheid gestelde vreemdeling in die ruimte plaatsen wordt beschouwd als een willekeurige vrijheidsbeneming.

C. De beperking van de duur van de administratieve hechtenis

De duur van de hechtenis mag niet langer zijn dan twee maanden. Die termijn kan korter zijn, als zulks wettelijk is vastgesteld, bijvoorbeeld met toepassing van artikel 51/5 van de voornoemde wet van 1980; men bedoelt hier de voorlopige hechtenis van de asielzoeker bij de procedure tot het vaststellen van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, met toepassing van de internationale overeenkomsten die België binden. De termijn kan ook worden verlengd, als er redenen van openbare orde zijn die de verlenging van de vrijheidsbenemende maatregel tot zes maanden rechtvaardigen. Er wordt aan herinnerd dat de hechtenis alleen maar gerechtvaardigd is om de effectieve verwijdering van de illegaal op het grondgebied verblijvende vreemdeling te waarborgen. Deze bepaling zou niet voor andere doeleinden mogen worden gebruikt.

D. Verbod op inhechtenisneming van kwetsbare personen

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de administratieve inhechtenisneming te verbieden van sommige bijzonder kwetsbare categorieën van vreemdelingen : kinderen, zwangere vrouwen en zwaar zieken of zwaar geesteszieken. Gelet op hun toestand zijn die mensen niet op hun plaats in gesloten centra.

De medische of psychologische toestand van de betrokkenen wordt bepaald door een arts of een psycholoog. Er is voorzien in een herzieningsprocedure. Om voor hun daadwerkelijke verwijdering te zorgen, kan de minister van Binnenlandse Zaken evenwel beslissen :

— hetzij hen in een aan hun toestand aangepaste medische, psychologische of sociale voorziening op te nemen. Het gaat niet om een gesloten centrum in de zin van voornoemde wet van 1980;

— hetzij hen aan één van de minder dwingende maatregelen te onderwerpen waarin dit wetsvoorstel voorziet (cf. infra).

E. Instelling van alternatieve maatregelen

Dit wetsvoorstel stelt alternatieve maatregelen voor de administratieve inhechtenisneming in uitzicht. Deze strekken ertoe de daadwerkelijke verwijdering van de vreemdeling te waarborgen. De minister van Binnenlandse Zaken heeft naargelang het geval de keuze om de vreemdeling te bevelen :

— zich geregeld bij de lokale politie van zijn verblijfplaats te melden;

— op een bepaalde plaats te verblijven;

— zijn verplaatsingen te beperken.

Die maatregelen kunnen afzonderlijk dan wel cumulatief worden bevolen.

Voor de vreemdeling staat krachtens artikel 74/7/6 beroep open bij de Raad voor vreemdelingenbetwistingen.

F. Inhechtenisnemingvoorwaarden die de menselijke waardigheid respecteren

Bij onderafdeling 4 worden de voorwaarden voor administratieve inhechtenisneming bepaald. Aangezien het gaat om een vrijheidsbenemende maatregel, mag de administratieve hechtenis geen onmenselijke en vernederende behandeling inhouden in de zin van artikel 3 van het EVRM. Het komt de staat dus toe ervoor te zorgen dat de in hechtenis genomen vreemdeling waardig wordt behandeld, met inachtneming van zijn fundamentele rechten.

Er wordt wel degelijk bepaald dat de artsen, paramedici, psychologen en maatschappelijk werkers streng onderworpen zijn aan deontologische regels op grond waarvan zij onafhankelijk van de directie van de detentiecentra kunnen werken. Het spreekt voor zich dat de preciezere bepalingen welke zijn vervat in het vigerende koninklijk besluit van 2 augustus 2002 (2) niet bij de in dit wetsvoorstel vervatte bepalingen worden opgeheven, tenzij wanneer ze met die laatste in strijd zijn.

Zodra dit wetsvoorstel wordt aangenomen, zal het evenwel de Koning toekomen een nieuw koninklijk besluit uit te vaardigen op grond waarvan de regelgevende tekst aan de wet wordt aangepast. Dat moet elke vorm van juridische verwarring voorkomen.

3. De verwijdering van de vreemdelingen

Met betrekking tot de maatregelen ter verwijdering van de vreemdelingen leek het, gelet op bepaalde bijzonder dramatische situaties, ons inziens van cruciaal belang te voorzien in een aantal bepalingen op grond waarvan zo goed mogelijk kan worden gewaarborgd dat de verwijderingsmaatregel wordt uitgevoerd met alle garanties voor de inachtneming van de mensenrechten.

Dit wetsvoorstel stelt uitdrukkelijk in uitzicht dat geen enkele verwijdering onder dwang mag gebeuren voordat de overheid de betrokken vreemdeling een repatriëring op vrijwillige basis heeft voorgesteld.

Vervolgens is in de tekst bepaald dat de betrokken vreemdeling en de persoon die hem bijstaat worden verwittigd 48 uur vóór de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het bevel om het grondgebied te verlaten. Zulks moet elke vorm van verrassingseffect voorkomen dat de belangen van de vreemdeling zou kunnen schaden.

Bovendien is erin voorzien dat de minister sommige overheidsdiensten alsook verenigingen die voor de vreemdelingenrechten opkomen, toestaat bij de tenuitvoerlegging van de verwijdering aanwezig te zijn, teneinde de betrokkene alle nodige waarborgen te bieden.

Om geweld bij uitdrijvingen of pogingen tot uitdrijving te bestrijden, stelt de tekst in uitzicht dat de vreemdeling geneeskundig wordt onderzocht vóór en na de tenuitvoerlegging van de beslissing tot verwijdering. Thans worden geneeskundige onderzoeken vaak verricht na « riskante » uitdrijvingen, maar de indieners willen een maximale transparantie waarborgen, en stelselmatig in geneeskundige onderzoeken voorzien bij alle uitdrijvingen en pogingen tot uitdrijving.

Daarnaast moet worden onderstreept dat dit soort maatregel alle partijen ten goede zal komen. Zoals de Raad van Europa in zijn richtsnoeren onderstreepte, « une telle mesure pourrait être aussi de nature à protéger les membres du personnel chargés des escortes contre toutes les allégations non fondées. (3)  »

Bovendien voorziet de tekst erin dat de autoriteiten er bij de tenuitvoerlegging van beslissingen tot verwijdering mee worden belast een proces-verbaal op te maken dat gewag maakt van de feiten die zich bij de verwijdering of de poging tot verwijdering hebben voorgedaan, alsmede van de omstandigheden waarin die uitdrijving(spoging) heeft plaatsgevonden.

Dergelijke maatregelen strekken ertoe het debat over de geweldplegingen die soms bij uitdrijvingen plaatshebben opnieuw toe te spitsen op het recht van wie er het slachtoffer van is.

De tekst biedt de vreemdeling dan ook de mogelijkheid bij de Controlecommissie inzake detentie en verwijdering beroep in te stellen tegen enige aanwending van abusief of buitensporig geweld, dan wel tegen de niet-inachtneming van de bij dit hoofdstuk gewaarborgde rechten.

Er zij op gewezen dat momenteel weliswaar mogelijkheden voorhanden zijn om een klacht in te dienen, maar dat die zelden worden gebruikt. De uitgedreven persoon beschikt vaak immers niet over dergelijke informatie over de bestaande beroepsmogelijkheden. Een andere belangrijke factor is de kwetsbare situatie van de in hechtenis genomen persoon, die neigt te geloven dat de indiening van een klacht in zijn nadeel zal uitvallen, dan wel dat die op niets zal uitdraaien. Het komt voor dat door uitgedreven personen ingediende klachten niet altijd snel worden behandeld. Vaak worden ze trouwens geseponeerd wegens het gedwongen vertrek van de betrokkene naar zijn land van herkomst.

De indieners wensen de vreemdeling dan ook de mogelijkheid te bieden een klacht in te dienen voor een onafhankelijke, externe en onpartijdige instantie, met name de Controlecommissie inzake detentie en verwijdering. Die instantie wordt dus bevoegd om kennis te nemen van de omstandigheden waarin de uitdrijvingen plaatsvinden. Voorts is het van cruciaal belang ervoor te zorgen dat dat beroep leidt tot de opschorting van de uitdrijvingsmaatregel.

Tegelijkertijd zal ervoor moeten worden gezorgd dat de centra een optimale voorlichting verstrekken ten behoeve van de gedetineerden. Het is van essentieel belang dat hun precieze informatie wordt verschaft over de mogelijkheden om in geval van misbruik door de ordediensten een klacht in te dienen, alsook hen uit te leggen dat de indiening van een klacht het uitdrijvingsproces niet zal versnellen.

4. De instelling van een Controlecommissie inzake detentie en verwijdering

Het betreft in dit wetsvoorstel een bij wet opgerichte commissie met quasi-jurisdictionele prerogatieven, die tevens onafhankelijk is van de administratieve overheden waarop ze controle uitoefent.

5. Een tweejaarlijkse evaluatie van de kwaliteit van de beleidslijnen in verband met verwijdering en administratieve inhechtenisneming

Het wetsvoorstel voorziet in een evaluatie van de kwaliteit van de beleidslijnen in verband met verwijdering en administratieve inhechtenisneming. Over die aangelegenheid zal in het parlement een debat moeten plaatsvinden.

Philippe MOUREAUX.
Olga ZRIHEN.
Philippe MAHOUX.
Caroline DÉSIR.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, uitgezonderd de artikelen 74/7/8, 74/7/9 en 74/7/10, die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In titel IIIter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wordt een hoofdstuk I ingevoegd, met als opschrift « Algemene bepalingen » dat de huidige artikelen 74/5 en 74/6 bevat.

Art. 3

De artikelen 74/5, § 3, en 74/6, § 2, van voormelde wet worden opgeheven.

Art. 4

In titel IIIter van dezelfde wet wordt een hoofdstuk II ingevoegd, dat een artikel 74/7 bevat ter vervanging van het huidige artikel 74/7, alsmede de artikelen 74/7/1 tot 74/7/19 en dat luidt als volgt :

« Hoofdstuk II : bepalingen met betrekking tot de administratieve aanhouding, de administratieve hechtenis en de minder dwingende maatregelen.

Afdeling 1

De administratieve aanhouding

Art. 74/7. — De politieambtenaren kunnen een vreemdeling die geen houder is van de bij de wet vereiste identiteitsbewijzen of documenten vatten en hem onderwerpen aan een maatregel van administratieve aanhouding, in afwachting van een beslissing van de minister of zijn gemachtigde. De minister of zijn gemachtigde worden daarvan onverwijld in kennis gesteld.

De vrijheidsbeneming mag niet langer dan twaalf uur duren.

De vreemdeling die administratief wordt aangehouden, mag vragen dat zijn consulaat, zijn raadsman en een vertrouwenspersoon daarvan op de hoogte worden gebracht. Als de vreemdeling minderjarig is, wordt de persoon die belast is met het toezicht op hem of de in hoofdstuk VI van titel III van de programmawet van 24 december 2002 bedoelde voogd hiervan ambtshalve in kennis gesteld.

De artikelen 33 tot 34 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt zijn van toepassing.

Afdeling 2

De administratieve hechtenis

Onderafdeling 1

algemene bepalingen

Art. 74/7/1 — § 1. Met toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk kunnen de nodige maatregelen worden genomen opdat de betrokkene de plaats waar hij wordt opgesloten overeenkomstig de artikelen 7, derde lid, en 27, derde paragraaf, of ter beschikking wordt gesteld van de regering overeenkomstig artikel 25, vierde lid, en 57/32, of in een welbepaalde plaats wordt vastgehouden overeenkomstig de artikelen 51/5, 74/5, § 1, en 74/6, §§ 1 en 1bis, niet zonder de vereiste toestemming verlaat.

De hechtenis, de terbeschikkingstelling van de regering en de vasthouding zijn geen straffen maar middelen ter uitvoering van een effectieve maatregel van verwijdering van het grondgebied.

§ 2. In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :

1º administratieve hechtenis : de in paragraaf 1 bedoelde administratieve beslissingen;

2º centrum voor administratieve hechtenis : alle plaatsen die zijn ingericht zoals een van de in paragraaf 1 bedoelde plaatsen, met uitzondering van de gevangenissen.

§ 3. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het regime en de werkingsregels met betrekking tot de centra voor administratieve hechtenis en de in dit hoofdstuk bedoelde overbrengingen van de vreemdeling. De minister van Binnenlandse Zaken stelt, na advies van de Controlecommissie inzake hechtenis en verwijdering, voor elk centrum een eigen reglement van orde vast.

Onderafdeling 2

De oorspronkelijke beslissing van administratieve hechtenis

Art. 74/7/2 — De minister of zijn gemachtigde kunnen, in de gevallen bedoeld in artikel 74/7/4, een vreemdeling alleen in administratieve hechtenis plaatsen als hij zulks nodig acht om ervoor te zorgen dat de vreemdeling daadwerkelijk van het grondgebied wordt verwijderd en als hij ernstige redenen heeft om aan te nemen dat er een risico bestaat dat de vreemdeling vlucht en minder dwingende maatregelen ontoereikend zouden zijn om dat risico te voorkomen.

Art. 74/7/3 — Behoudens gunstiger wettelijke bepaling mag de totale duur van de administratieve hechtenis niet langer zijn dan twee maanden.

In geval van bijzonder zware bedreigingen voor de openbare orde of de nationale veiligheid mag de hechtenis van de vreemdeling na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn worden verlengd, zonder dat de totale duur van de hechtenis daardoor langer mag zijn dan zes maanden.

Art. 74/7/4 — § 1. Jegens op het grondgebied verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen, vrouwen die meer dan twaalf weken zwanger zijn en personen die lijden aan een ernstige ziekte of aan ernstige geestesstoornissen mag geen maatregel van hechtenis worden genomen.

§ 2. De zwangerschap en de ernst van de ziekte of de geestesstoornis worden vastgesteld door de in artikel 74/7/14 bedoelde ambtenaar-arts of ambtenaar-psycholoog. Hij mag het advies van deskundigen vragen.

Als de arts of de psycholoog beslist dat de vreemdeling niet aan een ernstige ziekte of aan ernstige geestesstoornissen lijdt, mag de vreemdeling vragen dat die beslissing door de Controlecommissie inzake hechtenis en verwijdering wordt herzien. De Commissie wordt in de uitoefening van die bevoegdheid bijgestaan door twee deskundigen.

De in het tweede en het tweede lid bedoelde deskundigen worden aangesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

§ 3. De in de eerste paragraaf bedoelde personen mogen worden opgenomen in een aan hun lichamelijke of geestelijke toestand aangepaste medische, psychologische of sociale voorziening die het dichtst mogelijk bij hun eventuele vorige woonplaats gelegen is, of er mag jegens hen een in deze wet bepaalde minder dwingende maatregel worden genomen.

Wanneer de betrokkenen met toepassing van artikel 3 of artikel 52, § 1, van deze wet geen toegang hebben tot het grondgebied, wordt de in het vorige lid bedoelde structuur gelijkgesteld met een in het grensgebied liggende plaats als bedoeld in artikel 74/5, § 2, van deze wet.

Art. 74/7/5 — Wanneer de minister of zijn gemachtigde beslist geen hechtenismaatregel te nemen, dan wel in de in artikel 74/7/4 bedoelde gevallen, kan de minister, zo hij dat noodzakelijk acht om de daadwerkelijke verwijdering van de vreemdeling te garanderen, die vreemdeling gelasten :

1º zich in zijn gebruikelijke woonplaats geregeld te melden bij de lokale politie, of

2º in zijn woonplaats te blijven, eventueel nadat hij het originele exemplaar van zijn paspoort aan de lokale politie heeft overhandigd, of

3º zijn verplaatsingen te beperken.

Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad stelt de Koning de voorwaarden en nadere regels met betrekking tot die administratieve maatregelen vast.

Art. 74/7/6 —De vreemdeling ten aanzien van wie met toepassing van artikel 74/7/5 een minder dwingende maatregel wordt genomen, kan tegen die maatregel beroep instellen, door een verzoekschrift in te dienen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

Het beroep wordt binnen één maand te rekenen van de betekening van de oorspronkelijke beslissing ingediend, via een aangetekende brief. Het beroep werkt niet opschortend.

De betrokkene kan hetzelfde verzoek om de drie maanden indienen.

Onderafdeling 3

De rechterlijke controle op de hechtenis

Art. 74/7/7 — De door de minister of zijn gemachtigde genomen beslissing tot hechtenis moet binnen vierentwintig uur te rekenen van de hechtenis worden bevestigd door de raadkamer van de correctionele rechtbank van het rechtsgebied waar de administratieve hechtenis zich voltrekt.

Zolang aan de hechtenis geen einde wordt gemaakt, moet de raadkamer om de maand beslissen of ze al dan niet wordt gehandhaafd.

De raadkamer kan beslissen minder dwingende maatregelen te nemen dan die waarin deze wet voorziet.

Art. 74/7/8 — De raadkamer oordeelt nadat ze de middelen heeft gehoord die worden aangevoerd door de betrokkene of zijn raadsman en door de minister of zijn gemachtigde, alsook nadat ze het advies van het openbaar ministerie heeft gehoord.

Er wordt gehandeld overeenkomstig de wettelijke bepalingen inzake de voorlopige hechtenis, behalve die inzake het bevel tot aanhouding, alsmede overeenkomstig de wettelijke bepalingen inzake de onderzoeksrechter, het verbod mededelingen te doen en de beschikking tot gevangenneming.

De vreemdeling en zijn raadsman kunnen het dossier raadplegen op de griffie van de bevoegde rechtbank, tijdens de twee werkdagen die aan de zitting voorafgaan. De griffier deelt dat aan de vreemdeling en aan zijn raadsman mee.

Zo de raadkamer zich binnen de gestelde termijn niet heeft uitgesproken, wordt de vreemdeling in vrijheid gesteld. Zo de raadkamer beslist de hechtenis niet te handhaven, wordt de vreemdeling in vrijheid gesteld zodra de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

De vreemdeling ten aanzien van wie een beslissing tot invrijheidstelling is genomen, moet worden vrijgelaten buiten de internationale transitzones van de luchthavens en havens van het Rijk.

Art. 74/7/9 — De vreemdeling, het openbaar ministerie en de minister of zijn gemachtigde kunnen tegen de beschikkingen van de raadkamer beroep instellen.

De kamer van inbeschuldigingstelling moet zich binnen achtenveertig uur na de aanhangigmaking uitspreken.

Onderafdeling 4

De voorwaarden met betrekking tot de administratieve hechtenis

Art. 74/7/10 — § 1. Elke beslissing tot inhechtenisneming moet worden opgenomen in het register van de vrijheidsberovingen. Dat register vormt het verslag van het chronologisch verloop van de hechtenis, van bij de aanvang tot aan de afloop ervan, dan wel tot het tijdstip waarop de betrokkene aan de autoriteiten of aan de bevoegde diensten wordt overgedragen.

Bij de betekening van de beslissing tot administratieve hechtenis wordt de vreemdeling geïnformeerd over zijn rechten in de taal die hij begrijpt. In de betekening worden de volgende zaken gepreciseerd :

1º de redenen voor de hechtenis;

2º de maximumduur van de hechtenis;

3º de hechtenisvoorwaarden en de mogelijkheid tot dwangmaatregelen over te gaan.

Die betekening wordt schriftelijk bevestigd in het register van de vrijheidsberovingen.

De inhoud en de vorm van het register van de vrijheidsberovingen, evenals de voorwaarden waaronder de gegevens worden bijgehouden, worden door de Koning vastgesteld.

§ 2. De vreemdeling kan vragen dat zijn consulaat, zijn raadsman of zijn vertrouwenspersoon van een en ander op de hoogte wordt gebracht.

Art. 74/7/11 — § 1. Tijdens zijn hechtenis heeft de vreemdeling recht op hechtenisvoorwaarden die het hem mogelijk moeten maken een leven te leiden conform de menselijke waardigheid.

De vreemdeling heeft recht op :

1º de eerbiediging van zijn privé- en gezinsleven;

2º actieve deelname aan het gemeenschapsleven binnen het centrum voor administratieve hechtenis;

3º communicatie met zijn familie, zijn raadsman, de vertegenwoordigers van het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor vluchtelingen, alsook met de verenigingen die zich bezighouden met de opvang van vreemdelingen en de verdediging van hun rechten.

4º eerbiediging van zijn overtuigingen.

Zijn rechten op communicatie en bezoek zijn beschermd en kunnen slechts worden beperkt om dwingende redenen die de Koning bij een besluit vastgesteld in de Ministerraad bepaalt ter bescherming van de openbare orde en de nationale veiligheid.

§ 2. De in hechtenis genomen vreemdelingen die hun wil te kennen hebben gegeven aan een erkende eredienst deel te nemen, krijgen, op hun verzoek, morele en religieuze bijstand van de bedienaren van die eredienst.

De bewoners die morele bijstand wensen te ontvangen kunnen een beroep doen op een consulent die een niet-confessionele levensbeschouwing vertegenwoordigt.

§ 3. De materiële hulp wordt georganiseerd met inachtneming van het beginsel van de neutraliteit ten opzichte van de levensbeschouwelijke en godsdienstige overtuigingen van de vreemdeling.

Art. 74/7/12 — § 1. Er wordt op toegezien dat de vreemdeling de werkingsregels en het intern reglement van het centrum voor administratieve hechtenis volledig begrijpt. Daartoe bezorgt de directeur van het centrum voor administratieve hechtenis of zijn gemachtigde de vreemdeling een informatiebrochure die in de mate van het mogelijke is opgesteld in een taal die hij begrijpt en waarin met name zijn rechten en plichten staan vermeld, evenals de adresgegevens van de bevoegde instanties en de verenigingen die hen medische, sociale en juridische bijstand kunnen geven. Met name wordt de vreemdeling ingelicht over zijn recht beroep in te stellen bij de federale commissie of over zijn recht zijn medisch dossier in te kijken.

§ 2. Het centrum voor administratieve hechtenis ziet erop toe dat de vreemdeling, bij de uitoefening van zijn in deze wet opgenomen rechten en plichten, een beroep kan doen op tolken en vertalers.

De vreemdeling heeft recht op rechtsbijstand. De directeur van het centrum ziet erop toe dat de vreemdeling de mogelijkheid heeft op die rechtsbijstand een beroep te doen

Art. 74/7/13 — § 1. Het personeel van het centrum behandelt de vreemdeling correct en respectvol, met inachtneming van zijn persoonlijke levenssfeer en zonder enige discriminatie. Het personeel van het centrum heeft met de in hechtenis genomen vreemdelingen slechts die contacten die gewettigd zijn om zijn dienstopdrachten te vervullen. Van het personeel wordt permanent een professionele houding geëist.

§ 2. Wanneer de directeur van het centrum constateert dat er ten aanzien van een in hechtenis gehouden vreemdeling ernstige elementen bestaan die zijn invrijheidstelling dan wel de opschorting van zijn vertrek verantwoorden, moet hij die elementen ter beslissing voorleggen aan de minister of aan de door die laatste aangewezen persoon.

De personeelsleden die van oordeel zijn dat dergelijke elementen aanwezig zijn moeten de directeur van het centrum daarvan onverwijld in kennis stellen.

Art. 74/7/14 — Elk centrum voor administratieve hechtenis garandeert de vreemdeling dat hij daadwerkelijk recht heeft op medische, psychologische en maatschappelijke begeleiding.

Die begeleiding wordt verstrekt onder de verantwoordelijkheid van, respectievelijk, een arts, een psycholoog en een maatschappelijk werker, die professioneel hun volledige onafhankelijkheid behouden ten opzichte van de minister van Binnenlandse Zaken, diens gemachtigde en de directeur van de hechtenisstructuur.

Meteen bij de aankomst van de vreemdeling in de hechtenisstructuur worden zijn gezondheidstoestand en zijn psychische toestand onderzocht, teneinde na te gaan of hij in hechtenis kan blijven worden gehouden, dan wel of hij een passende behandeling moet krijgen.

Art. 74/7/15 — De verenigingen voor de opvang van vreemdelingen en de verdediging van hun rechten en de personeelsleden van de detentiecentra moeten een door de Koning vastgestelde deontologische code naleven.

Voor de personeelsleden van de detentiecentra maakt de in het vorige lid bedoelde code deel uit van het arbeidsreglement.

De in het eerste lid bedoelde deontologische code garandeert met name de eerbiediging van het beginsel van non-discriminatie en de fundamentele rechten van de vreemdeling. Hij bevat ook regels in verband met de aard en het doel van het werk in het detentiecentrum, de aard van de relaties tussen de personeelsleden en de vreemdeling, alsook de inachtneming van de geheimhoudingsplicht.

Art. — 74/7/16 — Om de orde en de rust in het detentiecentrum te verzekeren, en indien nodig te herstellen, kunnen interne ordemaatregelen worden genomen.

De Koning stelt de ordemaatregelen vast die kunnen worden genomen ten aanzien van een in hechtenis genomen vreemdeling, de toepasselijke procedureregels, alsook welke overheid gemachtigd is om die uit te vaardigen.

Art. 74/7/17 — De vreemdeling kan worden gefouilleerd opdat kan worden nagegaan of hij geen wapen draagt of enig voorwerp bij zich heeft dat gevaarlijk is voor hem of voor een derde, of voor de openbare orde, in elk van de volgende gevallen :

1º bij zijn aankomst in het detentiecentrum;

2º nadat hij bezoek heeft ontvangen;

3º vóór zijn overplaatsing.

Bij zijn aankomst in het detentiecentrum kan de persoon die een in hechtenis genomen vreemdeling bezoekt eveneens worden gefouilleerd.

De veiligheidsfouillering gebeurt door het betasten van het lichaam en de kleding van de gefouilleerde, alsook door de controle van zijn bagage. Zij mag niet langer duren dan de daartoe noodzakelijke tijd. Zij wordt uitgevoerd door een afgevaardigde van de minister, van hetzelfde geslacht als de gefouilleerde.

De Koning bepaalt de middelen, methodes en procedures van de fouillering en de fysieke dwang, alsook welke agenten gemachtigd zijn om ze te gebruiken en de voorwaarden van hun opleiding.

Art. 74/7/18 — De in hechtenis gehouden vreemdeling mag zich richten tot de Controlecommissie inzake hechtenis en verwijdering, ingeval hij een klacht of een bezwaar heeft met betrekking tot :

1º de leefomstandigheden in het centrum voor administratieve hechtenis;

2º de toepassing van het intern reglement.

De commissie beantwoordt die klacht binnen de tien dagen, nadat ze de betrokkene en de directeur van het centrum heeft gehoord.

De Koning stelt de procedureregels met betrekking tot de behandeling van de klachten vast.

Art. 74/7/19 — De volgende autoriteiten hebben altijd toegang tot de detentiecentra :

1º de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat;

2º de provinciegouverneur die bevoegd is voor het grondgebied waarop het detentiecentrum zich bevindt;

3º de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan het detentiecentrum zich bevindt.

De volgende personen en instellingen of vertegenwoordigers daarvan hebben in het raam van de uitoefening van hun taak toegang tot de centra :

1º het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen;

2º de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens;

3º het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;

4º het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding;

5º de Vaste Beroepscommissie voor vreemdelingen;

6º het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen;

7º de Kinderrechtencommissaris en de « Délégué général aux droits de l'enfant »;

8º het Comité van de Verenigde Naties tegen Foltering;

9º de verenigingen voor opvang van de vreemdelingen en de verdediging van hun rechten.

De minister of zijn gemachtigde kan aan andere instellingen, organisaties of personen dan die welke in de vorige paragrafen worden bedoeld het recht verlenen een of meer centra te bezoeken, voor de duur en op de voorwaarden die hij vaststelt. »

Art. 5

In titel IIIter van dezelfde wet wordt een hoofdstuk III ingevoegd dat de artikelen 74/8 tot 74/8/4 bevat en luidt als volgt :

« Hoofdstuk III. Bepaling inzake de verwijdering van vreemdelingen.

Art. 74/8 — Vóór de uitvoering van enige terugwijzings- of uitzettingsmaatregel stelt de minister of zijn afgevaardigde de vreemdeling een programma van vrijwillige terugkeer naar zijn land van herkomst of naar een derde land voor.

Dat programma, alsook het kader waarin het plaatsvindt, wordt door de Koning omschreven. Het bestaat met name uit een aangepaste opleiding, de betaling van de reiskosten en, in voorkomend geval, uit begeleiding tot wederopname in het land van oorsprong of in een derde land.

Art. 74/8/1 — Elke vreemdeling die wordt teruggewezen of uitgezet en, in voorkomend geval, de persoon die hem bijstaat, wordt op de hoogte gebracht ten minste twee dagen vóór de uitvoering van de beslissing.

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad welke openbare diensten en privaatrechtelijke rechtspersonen belast zijn met de bijstand en de begeleiding van de vreemdelingen, die kunnen aanwezig zijn tijdens de uitvoering van de verwijderingsmaatregel.

Art. 74/8/2 — De vreemdeling wordt vóór en na de uitvoering van de beslissing tot verwijdering medisch onderzocht met afgifte van een certificaat. Het medisch onderzoek heeft plaats ten laatste binnen vierentwintig uur volgend op de verwijdering of de poging tot verwijdering.

Art. 74/8/3 — Bij de uitvoering van beslissingen tot verwijdering stelt de bevoegde overheid een proces-verbaal op dat de feiten en de omstandigheden noemt waarin de verwijdering of de poging tot verwijdering heeft plaatsgevonden.

Het wordt opgenomen in een register van verwijderingen.

Art. 74/8/4 — De vreemdeling die men getracht heeft te verwijderen, kan beroep instellen bij de Controlecommissie inzake detentie en verwijdering, tegen elk onrechtmatig of overmatig gebruik van geweld, of tegen de niet-naleving van de door dit hoofdstuk gewaarborgde rechten, onverminderd de andere gerechtelijke of tuchtrechtelijke rechtsmiddelen.

Het beroep bij de Controlecommissie inzake detentie en verwijdering schort de verwijderingsmaatregel op.

De op de behandeling van de klachten toepasselijke procedureregels worden door de Koning vastgelegd. »

Art. 6

In titel IIIter van dezelfde wet wordt een hoofdstuk IV ingevoegd, dat artikel 74/9 bevat en luidt als volgt :

« Hoofdstuk IV. De Controlecommissie inzake detentie en verwijdering van de vreemdelingen.

Art. 74/9 — Een Controlecommissie inzake detentie en verwijdering van de vreemdelingen wordt opgericht, en heeft de volgende taken :

1º de omstandigheden van de hechtenis van de vreemdelingen contoleren, ook in de isoleercellen van de luchthaven van Brussel;

2º kennisnemen van de klachten van de in hechtenis genomen vreemdelingen, inzake de omstandigheden van hun hechtenis en verwijdering;

3º kennisnemen van de door deze wet bedoelde beroepen;

4º adviezen geven en voorstellen doen inzake de door deze wet bedoelde domeinen.

Die federale commissie bestaat uit drie door de Koning aangestelde leden, met name :

1º een magistraat die ze voorzit;

2º een advocaat of een in vreemdelingenrecht gespecialiseerd jurist;

3º een vertegenwoordiger van de verenigingen die als doel de opvang van vreemdelingen en de verdediging van hun rechten hebben.

Art. 74/9/1 — De Commissie beschikt over een vast secretariaat.

De Koning bepaalt de werkingsregels van de Commissie en van haar vast secretariaat.

Art. 74/9/2 — De indiening van een klacht schorst de maatregelen tot verwijdering van het grondgebied die zijn genomen tegen de in hechtenis genomen vreemdeling.

Art. 74/9/3 — De Commissie stelt jaarlijks een rapport op dat aan de minister wordt bezorgd. »

Art. 7

In titel IIIter van dezelfde wet wordt een hoofdstuk V ingevoegd, dat artikel 74/10 bevat en luidt als volgt :

« Hoofdstuk V. Het tweejaarlijkse evaluatierapport van de hechtenis en de verwijdering van de vreemdelingen.

Art. 74/ 10 — Elke twee jaar dient de regering bij de wetgevende Kamers een evaluatierapport in over de hechtenis en de verwijdering van de vreemdelingen.

Dat rapport bevat en becommentarieert het volgende :

1º het maandelijks aantal personen die in elk detentiecentrum in hechtenis worden gehouden en hun classificatie volgens geslacht, leeftijd, nationaliteit en gezinssituatie;

2º de gemiddelde, minimale en maximale duur van de hechtenis, per detentiecentrum en per vastgehouden vreemdeling;

3º het aantal medische onderzoeken, opnames in een ziekenhuis, zelfmoordpogingen en opnames in medisch isolement;

4º het aantal in isoleercellen geplaatste personen, alsook de gemiddelde, minimale en maximale duur van de afzondering;

5º het aantal bij de Controlecommissie inzake detentie en verwijdering ingediende klachten;

6º het aantal verwijderingen (repatriëringen, uitwijzingen, terugleidingen naar de grens), met een classificatie overeenkomstig nationaliteit;

7º het aantal vrijlatingen, met classificatie volgens nationaliteit;

8º de middelen, alsook de kosten ervan, die worden gebuikt voor de hechtenis en verwijdering van de illegale vreemdelingen.

Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor racismebestrijding, het College van de federale ombudsmannen, alsook de federale Commissie voor de controle op de detentie van vreemdelingen voegen hun opmerkingen toe aan het evaluatierapport. »

20 juli 2010.

Philippe MOUREAUX.
Olga ZRIHEN.
Philippe MAHOUX.
Caroline DÉSIR.

(1) Koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

(2) Voormeld koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

(3) CPT/Inf/E (2002) 1, Rev. 2006. Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (CPT), opgericht door de Conventie van de Raad van Europa van 1987.