5-240/1

5-240/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

6 OKTOBER 2010


Voorstel van resolutie betreffende de naleving en de evaluatie van de toepassing van de beginselen en aanbevelingen inzake corporate governance

(Ingediend door mevrouw Olga Zrihen en de heer Ahmed Laaouej)


TOELICHTING


Dit voorstel van resolutie neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 27 juni 2008 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-839/1 - 2007/2008).

In België werden in de jaren '80 bepalingen die waren ingegeven door de theorie van de corporate governance, ingevoegd in de voor de handelsvennootschappen geldende wetgeving. Die bepalingen zijn versterkt in 2002, bij de wet van 2 augustus 2002 houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen alsook van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen (de zogenaamde « corporate governance wet »).

Naast die wettelijke bepalingen zijn onlangs twee zelfreguleringsinitiatieven genomen.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA), Euronext Brussels, en het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) hebben het initiatief genomen om samen een Commissie-Corporate Governance op te richten. Die heeft een gedragscode opgesteld, de zogenaamde Code-Lippens, die geacht wordt sinds 1 januari 2005 (door die gedragscode zelf vastgestelde datum) van toepassing te zijn op alle beursgenoteerde vennootschappen, en als referentie kan dienen voor alle andere vennootschappen.

Ook de Union des classes moyennes (UCM) en UNIZO (Unie van zelfstandige ondernemers) hebben een Commissie opgericht die een gedragscode heeft uitgewerkt, de zogenaamde Code-Buysse, die sinds september 2005 op niet-beursgenoteerde ondernemingen geacht wordt van toepassing te zijn.

Voorts hebben sinds oktober 2004 de zogenaamde « Picanol-zaak » en de zwakke punten omtrent zelfregulering die in die zaak tot uiting zijn gekomen, geleid tot een waar wetgevend offensief inzake de openbaarmaking van de bezoldigingen van de bedrijfsleiders. Het wetsontwerp tot aanvulling van het Wetboek van vennootschappen met bepalingen betreffende de openbaarmaking van bezoldigingen van bestuurders en van leidinggevende personen van genoteerde vennootschappen en vennootschappen van publiek recht, is aangenomen in de Senaat op 9 december 2004 (1) vóór het op 18 april 2008 in de Kamer van volksvertegenwoordigers is verworpen (2) . Diverse wetsvoorstellen betreffende de openbaarmaking van de deelnemingen en de individuele bezoldigingen van de leidinggevende personen van beursgenoteerde vennootschappen zijn parallel in de Kamer ingediend (3) .

Die recentste gebeurtenissen hebben het debat aangezwengeld over de te volgen juridische weg om de ondernemingen ertoe te brengen de beginselen en aanbevelingen inzake corporate governance na te leven : voor elk van die beginselen en voor elk van die aanbevelingen moet men zich afvragen of die in een wettelijk kader dan wel in een zelfregulerend kader moet worden ingevoegd.

Diverse voorstellen van resolutie en wetsvoorstellen zijn bij de Kamer ingediend, om te proberen vast te stellen welke regels binnen een zelfregulerend kader moeten worden ondergebracht en welke in de Belgische wet moeten worden opgenomen. Tal van hoorzittingen betreffende die voorstellen zijn gestart begin 2005. Toch moet worden vastgesteld dat het niet mogelijk was met zekerheid te bepalen welke regelgeving het best is afgestemd op elke sinds 2004 voorgestelde regel inzake corporate governance.

Olga ZRIHEN.
Ahmed LAAOUEJ.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op de regels inzake corporate governance die thans in de Belgische wet zijn opgenomen, met name via de wet van 2 augustus 2002 houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen alsook van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen, en gelet op de recente zelfreguleringsinitiatieven die in België zijn genomen en hebben geleid tot de goedkeuring van gedragscodes, zoals de Code-Lippens en de Code-Buysse;

B. gelet op de talrijke bij de Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediende voorstellen ter bepaling van de regels die zelfregulerende zijn dan wel in een wettelijk kader moeten worden ingevoegd;

C. gelet op de door de Europese Unie en door de talrijke onlangs aangenomen richtlijnen met het oog op de modernisering van het vennootschapsrecht bepaalde agenda : richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG, (hierna, transparantierichtlijn); richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van richtlijn 84/253/EEG van de Raad; richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot wijziging van de richtlijnen 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen;

D. gelet op de vereisten van voormelde richtlijn 2006/46/EG voor de beursgenoteerde vennootschappen om minimuminformatie te vermelden in de corporate-governanceverklaring die moet voorkomen in hun beheersrapport of in een afzonderlijk rapport met betrekking tot de aanwijzing van de « corporate governance code » die de vennootschap vrijwillig zal toepassen of die zij moet toepassen, wat de lidstaten de vrijheid geeft de meest geschikte juridische weg te kiezen (de wettelijke en/of zelfregulerende) om de regels van corporate governance te doen gelden, richtlijn die werd omgezet bij de wet van 6 april 2010 tot versterking van het deugdelijk bestuur bij de genoteerde vennootschappen en de autonome overheidsbedrijven en tot wijziging van de regeling inzake het beroepsverbod in de bank- en financiële sector en bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen en van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen rekeningstelsel;

E. gelet op voormelde richtlijn 2006/43/EG die regels bevat betreffende de samenstelling en de bevoegdheden van de auditcomités (of, in bepaalde omstandigheden, het bestuursorgaan) in organisaties van openbaar belang (beursgenoteerde vennootschappen, kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen), richtlijn die werd omgezet bij de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen; bij het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad; bij het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen met het oog op het omzetten van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekkking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad; bij de wet van 17 december 2008 inzonderheid tot oprichting van een auditcomité in de genoteerde vennootschappen en de financiële ondernemingen; bij de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf; en bij het koninklijk besluit van 3 september 2010 betreffende de inschrijving van auditors en auditorganisaties van derde landen in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en het publiek toezicht, de kwaliteitscontrole en het toezicht op auditors en auditorganisaties van derde landen;

F. gelet op de vele debatten en hoorzittingen die sinds 2005 in de Kamer van volksvertegenwoordigers zijn gehouden over de te volgen juridische weg om ondernemingen ertoe aan te zetten de beginselen en aanbevelingen van corporate governance in acht te nemen (via wet dan wel zelfregulering);

G. overwegende dat na de beëindiging van die debatten, de meningen verdeeld blijven over de noodzaak voor de wetgever om op te treden op het stuk van corporate governance, ofwel om bij wet bepaalde beginselen en aanbevelingen van corporate governance te bekrachtigen, ofwel om de juridische gevolgen te bepalen die zijn verbonden aan de toepassing van die beginselen en aanbevelingen, en rekening houdend met de noodzaak om « internatonale standaarden » te kunnen uitwerken om de rechtszekerheid van de operatoren te garanderen (zo is de definitie van de term « onafhankelijk bestuurder » in het Belgisch Wetboek van vennootschappen — artikel 524 — anders dan die welke voorkomt in de Code-Lippens);

H. gelet op het belang van het vraagstuk van degelijke corporate governance, en omwille van de economische, sociale en ethische dimensies ervan, en de noodzaak de krijtlijnen van het bestuur van de vennootschappen zo goed mogelijk aan te geven om een bestuur te bevorderen dat meer oog heeft voor alle belanghebbende partijen;

I. overwegende dat in ons juridisch stelsel de toepassing van gedragscodes moet worden opgenomen in een Europees economisch en sociaal model, met een verankering in de wet en in sociaal overleg, zodat corporate governance niet als een vorm van deregulering kan worden beschouwd,

Vraagt de regering :

1. binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven te voorzien in de instelling van een Waarnemingscommissie inzake de toepassing en de evaluatie van de beginselen en aanbevelingen van corporate governance. De Waarnemingscommissie zal zijn samengesteld uit enerzijds de sociale partners — leden van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven — en een vertegenwoordiger van de Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen (CBFA), en anderzijds, uit vertegenwoordigers van investeerders, Euronext en het Instituut van Bedrijfsrevisoren, die als deskundigen zullen optreden;

2. binnen die Waarnemingscommissie een evaluatie te organiseren van de gedragscodes maar ook van « corporate governance regels » die de thans in België gevestigde ondernemingen kunnen opvolgen en die voornamelijk de volgende criteria betreffen :

a) controle van de bepalingen van een « corporate governance code » :

i) hoe vaak en hoe is de CBFA opgetreden inzake de beursgenoteerde vennootschappen, in de wetenschap dat de evaluatie van de Code-Lippens geen louter formele controle mag blijven ?

ii) aangaande de niet-beursgenoteerde vennootschappen en de kleine kmo's, welke instrumenten werden ingesteld voor de toepassing van de « corporate governance regels », wie controleert ze en wie volgt ze op ?

iii) in welke mate passen de vennootschappen, in het algemeen, een « corporate governance code » toe ?

iv) welke zijn de bepalingen die meestal niet worden toegepast of uiteenlopend worden toegepast door de vennootschappen ?

v) wat is de aard en de draagwijdte van de niet-toepassing van de bepalingen van een « corporate governance code » of van een gedeelte van een code die door een vennootschap is gekozen, en wat zijn de sancties zowel ten opzichte van de vennootschap als ten opzichte van derden ?

vi) welk orgaan is over het algemeen belast met het toezicht op de toepassing van de « corporate governance regels » ?

b) openbaarmaking van de bezoldigingen : de « transparantierichtlijn » erkent dat de voor de toepassing van een « corporate governance code » noodzakelijke tegenhanger het niveau van transparantie van de vennootschap is, hoe staat het derhalve met :

i) de naleving van de « corporate governance voorschriften » inzake de transparantie en de billijkheid van de bezoldigingen ?

ii) het soort verantwoordingen bij niet-naleving van die voorschriften, het soort openbaargemaakte informatie (bevatten zij de volgende elementen : vaste en/of variabele bezoldiging, algemene openbaarmaking en/of individuele — inzake welk orgaan) ?

iii) de vertrekregelingen, aan de managers toegekende aandelenopties, pensioenen, verzekeringen, alsook voordelen van alle aard; wordt daar rekening mee gehouden ?

iv) de manier waarop de vennootschappen doorgaans dat soort van informatie openbaar maken, alsook de manier waarop zij hun certificeringen openbaar maken ?

v) de manier waarop, ten aanzien van die gegevens, het loonbeleid van de onderneming wordt bepaald ?

c) aanstelling van onafhankelijke bestuurders :

i) wie zijn zij ?

ii) welke criteria worden gehanteerd voor hun « onafhankelijkheid » en hoeveel zijn er binnen de verschillende organen van de vennootschap ?

iii) cumuleren zij andere mandaten (is een bepaald aantal als « onafhankelijke bestuurders » benoemde personen terug te vinden in een bepaald aantal ondernemingen, die niet tot dezelfde groep van ondernemingen behoort) en is er sprake van onverenigbaarheden ?

iv) wat is de rol van de ondernemingsraad bij de benoeming van die onafhankelijke bestuurders (werd die geïnformeerd, geraadpleegd) ?

d) adviescomités :

i) wat is de samenstelling ervan, en hoe ver strekt de verantwoordelijkheid van hun leden ?

ii) hoe wordt het begrip « sociaal belang » omschreven in het strategische beleid waaraan zij deelnemen ?

e) toezicht op de interne controle :

i) inzake de vereisten van richtlijn 2006/46/EG, hoe organiseren de beursgenoteerde vennootschappen het toezicht op de interne controle ?

ii) zijn een of meer onafhankelijke bestuurders lid van de auditcomités ?

iii) hebben vennootschappen hun raad van bestuur toegestaan zelf een auditcomité te vormen, na verantwoording bij de algemene vergadering ?

iv) op welke manier organiseren de niet beursgenoteerde vennootschappen hun interne controle ?

v) wat is doorgaans het voor dat toezicht verantwoordelijke orgaan, en stelt het daartoe een rapport op ?

f) informatie aan de ondernemingsraden : in welke mate worden de ondernemingsraden, in het raam van het verstrekken van essentiële economische en financiële informatie, in kennis gesteld van de toegepaste beginselen en aanbevelingen inzake corporate governance ?

g) gendergelijkheid in de bestuursorganen : wat is de verhouding mannen/vrouwen binnen de raden van bestuur en de uitvoerende organen van de beursgenoteerde vennootschappen en de autonome overheidsbedrijven ?

h) transparantie op het stuk van milieu en sociale aangelegenheden : in welke mate vermelden de beursgenoteerde vennootschappen in de bijlage bij de jaarrekeningen of de geconsolideerde rekeningen milieu- en sociale informatie die noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling, de goede prestatie en de situatie van de vennootschap ?

i) openbaarmaking van buiten de balans vallende regelingen : in welke mate vermelden de beursgenoteerde vennootschappen in de bijlage bij de jaarrekeningen of de geconsolideerde jaarrekeningen de buiten de balans vallende regelingen zoals die worden omschreven in richtlijn 2006/46/EG ?

3. bij de Senaat een rapport van die Waarnemingscommissie in te dienen, dat in essentie de in punt 2 genoemde criteria behandelt, in de wetenschap dat de Waarnemingscommissie haar eerste rapport uiterlijk op 1 februari 2011 zal uitbrengen.

20 juli 2010.

Olga ZRIHEN.
Ahmed LAAOUEJ.

(1) Stuk Senaat, nr. 3-872/8 - 2004/2005.

(2) Stuk Kamer, nr. 51-1502/009 - 2004/2005.

(3) Zie meer bepaald het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnamenaanbiedingen, teneinde te voorzien in de transparantie van de salarissen en de andersoortige voordelen van onverschillig welke aard die de bedrijsleiders ontvangen, stuk Kamer, nr. 51-0243/001.