5-131/1 | 5-131/1 |
9 SEPTEMBER 2010
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 12 oktober 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-194/1 - 2007/2008).
Sinds de wetgever begin 2006 co-ouderschap als regel invoerde bij scheiding, kan men gewagen van een heuse omwenteling in de organisatie van het gezinsleven van vele honderdduizenden gezinnen.
Ons systeem van kinderbijslag werd in loop der jaren telkens zo goed als mogelijk aangepast wanneer zich belangrijke evoluties in het gezinsleven voordeden. Derwijze is ook artikel 69 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders aangepast aan de werkelijkheid van het co-ouderschap, evenals artikel 31 van het koninklijk besluit houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen. Eerder was in 1995 co-ouderschap opgenomen in het Burgerlijk Wetboek.
Begin 2006 nam het Parlement een ontwerp aan inzake het co-ouderschap. Als echtscheidende ouders het erover eens zijn om hun kinderen afwisselend onderdak te geven, moet de rechter daar voortaan rekening mee houden. Alleen als hij daar objectieve redenen voor aangeeft, kan hij een andere regeling treffen.
Het zogenaamde verblijfsco-ouderschap werd hiermee de regel, waarbij de kinderen afwisselend en gedurende even lange periodes bij vader en moeder verblijven. Tot dan besliste de rechter zelf over het verblijf van de kinderen, ook al waren de ouders het eens over een andere regeling.
Als de ouders het niet eens geraken, mag de rechter wel nog zelf beslissen. Hij moet de bekvechtende partijen wel op de hoogte brengen van de mogelijkheid bemiddeling aan te vragen.
Die nieuwe stap in de evolutie van het co-ouderschap vergt ook andere aanpassingen die een nieuw samengesteld gezin kunnen aangaan. Een voorbeeld hierbij is de toekenning van de kinderbijslag, welke reeds aangepast werd aan de realiteit van het co-ouderschap in 1997 voor werknemers en in 2000 voor zelfstandigen, maar nog niet aan het feit dat co-ouderschap vanaf nu de regel is.
De uitbetaling van de kinderbijslag gebeurt nu gewoonlijk aan de moeder, tenzij zij het kind niet daadwerkelijk opvoedt. In dat geval wordt de bijslag overgemaakt aan de persoon die het kind wel opvoedt.
Dit geldt ook ingeval van co-ouderschap. De kinderbijslag wordt dan integraal aan de moeder uitbetaald. Dit is echter niet het geval als de vader vraagt de kinderbijslag aan hem uit te betalen, maar dan moet het kind wel bij hem gedomicilieerd zijn. Een derde mogelijkheid is dat de kinderbijslag gestort wordt op een rekening (bijvoorbeeld van het kind, het bedrag komt hem dan toe op de leeftijd van achttien jaar) waartoe zij beiden toegang hebben.
Als beide ouders niet overeenkomen over wie de kinderbijslag toekomt, dan doet de arbeidsrechtbank hierover uitspraak en wijst ze de bijslagtrekkende aan.
Voor al die regelingen is het voor de ouders, die toch geacht worden het kind samen op te voeden, alles of niets. Ofwel ontvangen zij de kinderbijslag integraal of anders krijgen ze niets. Een verdeling van de kinderbijslag, onder beide ouders, is nog steeds niet mogelijk; nochtans is een verdeling, welke evenredig is met de geleverde inspanningen van de ouder in de opvoeding van het kind, gelet op de huidige regeling inzake co-ouderschap, meer en meer de vereiste. Verdeling van het geld in onderling overleg kan na verloop van tijd toch aanleiding geven tot spanningen. Één van de partijen is namelijk steeds vragende partij en bevindt zich dus in ondergeschikte positie.
Dit wetsvoorstel wil een vierde piste aanbieden die in de mogelijkheid voorziet dat beide ouders, door onderling zo overeen te komen of na een uitspraak door de arbeidsrechtbank, het bedrag van de kinderbijslag verdeeld uitbetaald kunnen krijgen, in zoverre dit een werkelijke weergave is van de door elk van hen afzonderlijk gemaakte kosten voor de opvoeding van het kind.
Nele LIJNEN. Martine TAELMAN. |
Bart TOMMELEIN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 69, § 1, van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, laatst gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het derde lid wordt de derde zin in fine aangevuld met het volgende zinsdeel :
« , of kan de kinderbijslag verdeeld uitbetaald worden aan beide ouders, waarbij elke ouder een overeengekomen deel van de kinderbijslag ontvangt. »;
2º in hetzelfde derde lid, vierde zin, worden tussen de woorden « aan te duiden » en de woorden « en dit in het belang van het kind » de woorden « of in voorkomend geval het deel van elke ouder vast te leggen » ingevoegd.
Art. 3
In artikel 31 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, vervangen door het koninklijk besluit van 16 maart 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in paragraaf 1, 4º, wordt de derde zin aangevuld als volgt :
« , of kan de kinderbijslag verdeeld uitbetaald worden aan beide ouders, waarbij elke ouder een overeengekomen deel van de kinderbijslag ontvangt. »;
2º in paragraaf 1, 4º, wordt de vierde zin aangevuld als volgt :
« , of, in voorkomend geval het deel van elke ouder vast te leggen, en dit in het belang van het kind. »
Art. 4
Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
20 juli 2010.
Nele LIJNEN. Martine TAELMAN. |
Bart TOMMELEIN. |