5-128/1

5-128/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

13 SEPTEMBER 2010


Voorstel van resolutie om in de debatten over het Groenboek over de toekomst van de pensioenen rekening te houden met genderaspecten in ons pensioenstelsel en om in het Witboek over de toekomst van de pensioenen concrete voorstellen op te nemen om de ongelijkheid van mannen en vrouwen in ons pensioenstelsel te verhelpen

(Ingediend door de dames Zakia Khattabi en Freya Piryns)


TOELICHTING


Met de publicatie van het Groenboek van de Nationale Pensioensconferentie « Een toekomst voor onze pensioenen » van 10 februari 2010, lijkt het debat over de pensioenen eindelijk concreet van start te kunnen gaan. Wij hebben nu enkele maanden de tijd, voor er een witboek komt met een reeks concrete voorstellen voor een beter pensioenstelsel, om over diverse, wezenlijke discussiepunten te debatteren en knopen door te hakken. Het Groenboek heeft de verdienste dat het een volledige, weliswaar grotendeels gekende stand van zaken weergeeft en een aantal vaak volkomen relevante vragen opwerpt, die als leidraad voor de discussies kunnen dienen.

Als een van de zwakkere punten van die inventaris wordt onder meer opgemerkt dat de vermelde vraagpunten helaas voorbijgaan aan het aspect « gender », dat nochtans essentieel is in dit debat.

Het Groenboek stipt nochtans, her en der verspreid, sommige belangrijke verschilpunten tussen de pensioenen voor mannen en de pensioenen voor vrouwen aan. Voor het wettelijke pensioen bijvoorbeeld, citeren wij :

— bij gehuwde koppels die twee pensioenen genieten, ontvangt de echtgenoot 948 euro en de echtgenote 639 euro;

— bij alleenstaanden die uitsluitend een rustpensioen genieten, bedraagt het pensioen voor mannen gemiddeld 1 003 euro en voor vrouwen gemiddeld 639 euro;

— bij de gemengde pensioenen zelfstandige/werknemer ontvangen mannen gemiddeld 1 013 euro en vrouwen gemiddeld 859 euro.

Die verschillen zijn te verklaren door diverse factoren, zoals de loonkloof die tussen mannen en vrouwen blijft bestaan, maar ook de geringere beschikbaarheid van vrouwen voor de arbeidsmarkt, vaak uit noodzaak (tal van vrouwen, en in het bijzonder jonge moeders, kiezen om familiale redenen immers voor een periode van deeltijds werk of van loopbaanonderbreking, en bij de berekening van het wettelijke pensioen wordt die periode niet altijd gelijkgesteld met een periode van arbeid).

Wat het aanvullend pensioen betreft, de zogenaamde tweede pijler, stelt het Groenboek eveneens uitgesproken verschillen vast. De aanvullende tweede pijler komt niet meer dan ongeveer de helft van de loontrekkende mannen en minder dan een derde van de loontrekkende vrouwen ten goede. Bovendien neemt het aantal gepensioneerden dat toegang krijgt tot de tweede pijler in verhouding toe naarmate het inkomen uit de eerste pijler hoger ligt (waaruit blijkt dat de huidige werking van de tweede pensioenpijler de ongelijkheid nog versterkt). Aangezien slechts een beperkte groep van gepensioneerde vrouwen tot de hoogste inkomenscategorieën behoort, hebben maar weinigen van hen toegang tot de tweede pijler. Bovendien wordt binnen de tweede pijler de vrouwen (die sowieso al met te weinig zijn) lagere bedragen toegekend dan de mannen.

Hoewel het Groenboek bij de genderanalyse dus links en rechts onrustwekkende gegevens en bijgevolg feitelijke ongelijkheid aanstipt, gaat het niet zo ver dat het er een volwaardig hoofdstuk aan wijdt en er vragen over stelt. Dat is zeker te betreuren nu net die vragen geacht worden de komende maanden als leidraad te dienen bij de debatten.

Wij vragen dan ook :

1) om bij de discussies over het niveau van de laagste pensioenen (die vooral vrouwen ontvangen), de genderdimensie uitdrukkelijk in aanmerking te nemen opdat aangepaste oplossingen kunnen worden doorgevoerd. Idealiter wordt gezocht naar oplossingen om in een eerdere fase de onverklaarbare loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten. Bovendien moet het beleid inzake gelijkstelling zodanig worden herzien dat meer periodes worden gelijkgesteld met arbeid, opdat sommige keuzes die vrouwen genoodzaakt zijn te maken, minder worden bestraft;

2) om ook bij de discussies over de tweede pijler en het pensioensparen de genderdimensie uitdrukkelijk in aanmerking te nemen. Dan zal immers nog duidelijker blijken dat de tweede pensioenpijler niet-universeel en niet-solidair is. Wordt de tweede pijler niettegenstaande die opmerkingen toch verder ontwikkeld, dan is het niet alleen wenselijk dat de regering criteria vastlegt opdat de beleggingen ethisch en duurzaam zijn, maar ook dat zij op zijn minst ervoor zorgt dat alle werknemers, mannen zowel als vrouwen, een dergelijk aanvullend pensioen kunnen genieten en dat zij een solidair systeem organiseert dat alle werknemers die bijdragen leveren ten goede komt, zoals bij de eerste pijler.

Wij wensen overigens een verbod voor de verzekeraars om bij hun actuariële berekeningen het verschil in levensverwachting voor mannen en vrouwen in aanmerking te nemen. Als verwijzen naar de levensverwachting voor de verzekeraars noodzakelijk is, kunnen we misschien inspiratie zoeken in de Zweedse praktijk. Daar wordt de levensverwachting in aanmerking genomen per generatie — mannen zowel als vrouwen — van gepensioneerden, maar er is wel een uitdrukkelijk verbod om een onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen.

Meer algemeen, ten slotte, zijn wij er voorstander van om de pensioenrechten geleidelijk om te zetten in individuele rechten. Ons systeem van sociale bescherming is noodzakelijk en opmerkelijk. Het is evenwel vatbaar voor verbetering, onder meer omdat het momenteel niet iedereen dezelfde bescherming biedt. Toen het werd uitgedacht, werd er min of meer impliciet van uitgegaan dat een vrouw afhankelijk is van haar echtgenoot. Vandaag is die opvatting achterhaald, en er moet dan ook een systeem worden ingevoerd dat rekening houdt met de maatschappelijke realiteit, in een context van absolute gendergelijkheid.

Wij eisen al lang dat vrouwen eigen rechten kunnen genieten, ongeacht hun gezinssituatie. Uiteraard moet daarbij stapsgewijs te werk worden gegaan en moet een overgangsfase worden ingepland om niet te raken aan de verworven afgeleide rechten. Wij kunnen niet van vandaag op morgen overstappen van een systeem met deels afgeleide rechten naar een systeem met uitsluitend eigen rechten. Tal van personen genieten momenteel immers afgeleide rechten en zouden bij een onmiddellijke wijziging van het huidige systeem niet langer in hun onderhoud kunnen voorzien. De individualisering van de rechten moet dan ook op progressieve wijze worden doorgevoerd, met overgangsstelsels voor de verworven rechten. Bijgevolg moet het « patriarchale » concept van ons socialezekerheidsstelsel diepgaand worden herzien, zodat een gelijke behandeling wordt gewaarborgd en het huidige, discriminerende systeem wordt stopgezet. Het doel bestaat in een gelijke vergoeding voor een gelijke bijdrage, ongeacht de realiteit en de evolutie van de gezinssituatie.

Zakia KHATTABI.
Freya PIRYNS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. overwegende dat met de officiële bekendmaking van het Groenboek over de toekomst van de pensioenen het debat over de pensioen concreet kan aanvangen;

B. overwegende dat bij het aandachtig doornemen van dat Groenboek enkele significante verschillen naar voren komen tussen de pensioenen van mannen en de pensioenen van vrouwen, zowel wat het wettelijke als het aanvullende pensioen betreft;

C. overwegende dat de vraagpunten die het Groenboek aanduidt als te behandelen in het raam van het aangekondigde Witboek, helaas niet (of althans niet uitdrukkelijk) die genderdimensie aankaart die essentieel is in het pensioendebat;

Vraagt de regering :

Om tijdens de komende debatten over ons pensioenstelsel rekening te houden met genderaspecten, teneinde :

a. wat de wettelijke pensioenen betreft :

— te identificeren welke maatregelen noodzakelijk zijn om de onverklaarbare loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten en voor te stellen dat die maatregelen worden uitgevoerd, zodat de verschuldigd geachte pensioenbedragen dezelfde evolutie doormaken;

— het gelijkstellingsbeleid (periodes van beroepsinactiviteit die niettemin in aanmerking worden genomen voor de berekening van het pensioen) te herzien, zodat sommige keuzes die vrouwen, vaak uit noodzaak, in hun leven maken, minder worden bestraft;

b. wat de laagste pensioenen betreft :

— in de begroting te zoeken naar middelen om de laagste pensioenen, die vooral vrouwen genieten, op te trekken;

c. wat de tweede pijler betreft :

— de wetgeving zodanig te wijzigen dat de solidariteit in de tweede pijler groter wordt dan nu, door onder meer in het raam van de tweede pijler het sociaal plan te bevorderen;

— de tweede pijler, zeker wanneer hij verder wordt ontwikkeld, universeler te maken door onder meer maatregelen te nemen om alle mannelijke en vrouwelijke werknemers een aanvullend pensioen te bezorgen en solidariteit tussen alle werknemers te waarborgen;

— maatregelen nemen die ervoor zorgen dat de verzekeraars in hun actuariële berekeningen, niet langer rekening kunnen houden met de verschillende levensverwachting voor mannen en vrouwen;

d. tijdens de meer algemene discussies over de pensioenen :

— op progressieve wijze in de sociale zekerheid een individualisering van de rechten door te voeren, doch met behoud van verworven rechten.

29 juli 2010.

Zakia KHATTABI.
Freya PIRYNS.