4-1768/1 | 4-1768/1 |
29 APRIL 2010
Onze huisartsgeneeskunde ondergaat momenteel grote veranderingen. Het beroep vergrijst. Volgens cijfers uit het recente kadaster van huisartsen, opgemaakt door de federale overheidsdienst Volksgezondheid, is een derde van de als actief beschouwde huisartsen ouder dan 55 jaar, en meer dan de helft ouder dan 50.
Meer in het algemeen heeft de nieuwe generatie artsen — zowel mannen als vrouwen — een andere opvatting en benadering van het beroep dan de vorige. Zo wil de nieuwe generatie gezin en werk beter kunnen combineren.
Het beroep is ook aan het vervrouwelijken. Dit mag een positieve evolutie heten op het vlak van de gelijkheid van mannen en vrouwen — vrouwen die steeds talrijker worden in dit beroep —, maar ze heeft ook gevolgen voor de beoefening van de geneeskunde.
Door de vergrijzing van de bevolking zullen de medische behoeften in de toekomst immers alsmaar toenemen. Gelet op de voormelde sociologische evoluties zal niet aan al deze behoeften kunnen worden voldaan.
Men stelt nog een andere evolutie vast. De beoefening van de huisartsgeneeskunde gaat gepaard met vrij moeilijke werkomstandigheden (zware administratieve taken, wachtdiensten, ...), waardoor het beroep minder aantrekkelijk wordt. Steeds minder studenten in de geneeskunde kiezen voor deze specialiteit.
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) had, in samenwerking met vijf onderzoeksteams (UCL, UA, ULg, UGent, KULeuven), reeds in 2007 de oorzaken van deze verminderde aantrekkingskracht onderzocht. Het rapport bracht onder meer aan het licht dat minder dan een derde van de studenten in het zevende jaar geneeskunde opteren voor de specialisatie huisartsgeneeskunde, en dat bijna 20 % van de gediplomeerde huisartsen het beroep nooit uitoefenen.
De MR-fracties van Kamer en Senaat hebben op 13 juni 2008 een colloquium georganiseerd om huisartsen aan het woord te laten over het tekort en de aantrekkelijkheid van het beroep in landelijke en stedelijke gebieden.
Al deze evoluties hebben gevolgen voor de organisatie van de wachtdiensten van huisartsen, die op sommige plaatsen problematisch wordt. Het tekort aan artsen in sommige gebieden maakt de toestand nog ingewikkelder.
Er moeten maatregelen worden genomen om de continuļteit van de eerstelijnszorg te waarborgen. Ze moeten niet alleen bedoeld zijn om de aantrekkelijkheid van de huisartsgeneeskunde in het algemeen te verbeteren, maar ook om het heel concrete probleem van de organisatie van de wachtdiensten van huisartsen aan te pakken.
De indiener van dit wetsvoorstel heeft op 13 februari 2009 ook een resolutie in die zin ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1181/1). Zij stelt maatregelen op korte en middellange termijn voor om de aantrekkelijkheid van de huisartsgeneeskunde te verbeteren. Er worden ook oplossingen voorgesteld om de toekomst van de wachtdiensten veilig te stellen.
Zo vraagt de indiener onder meer dat er werk wordt gemaakt van een volledig kadaster van de activiteiten van de gezondheidsberoepen, van een betere regeling van de oproepen en van maatregelen voor een betere bescherming van de zorgverstrekkers. De resolutie stelt ook een aantal specifieke maatregelen voor ten behoeve van huisartsen in gebieden waar weinig artsen zijn. Ten slotte moet in het raam van de studie geneeskunde het imago van de huisartsengeneeskunde worden verbeterd, zodat het beroep weer meer belangstelling wekt en gegadigden aantrekt.
De indiener heeft op 7 december 2009 ook een wetsvoorstel ingediend om in elk oproepteam « 112 » een verwijzend huisarts en een verwijzend spoedarts op te nemen, die niet fysiek in het oproepcentrum aanwezig moet zijn, maar telefonisch bereikbaar blijft, zoals dat in andere landen het geval is (stuk Senaat, nr. 4-1530/1).
De regering heeft ook een aantal maatregelen ter zake genomen.
Zo werden er verschillende stimulerende maatregelen genomen. Het Impulseo 1-fonds kent premies en renteloze leningen toe aan artsen die zich in gebieden met een lage artsendensiteit vestigen. Er komt ook een Impulseo 2, dat financiėle hulp toekent aan artsen die in een netwerk werken en administratief personeel aanwerven. Impulseo 3 is in voorbereiding, en is bedoeld om individuele artsen te helpen.
Wat de wachtdiensten betreft, is de regering begonnen met de herfinanciering van de vooruitgeschoven wachtdiensten om de huisbezoeken tijdens wachtdiensten te verminderen. Een proefproject « 1733 » voor centrale dispatching, dat momenteel in Brugge en in Henegouwen loopt, registreert de activiteiten in de huisartsgeneeskunde tijdens wachtdiensten en moet op termijn nagaan of het mogelijk is om een dispatching voor huisartsgeneeskunde tijdens wachtdiensten te organiseren.
Deze maatregelen zijn ongetwijfeld een eerste stap in de goede richting voor de huisartsgeneeskunde, maar zij zijn niet voldoende. Er zijn bijkomende maatregelen nodig, bijvoorbeeld op het vlak van de organisatie van de medische wachtdiensten. Dat is het doel van het voorliggende wetsvoorstel.
Onze wetgeving voorziet momenteel in verschillende regels betreffende de organisatie van wachtdiensten.
Artikel 9 van koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen luidt als volgt :
« § 1. De representatieve beroepsverenigingen van de beoefenaars, bedoeld in de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis en 21noviesdecies, of de te dien einde opgerichte groeperingen mogen wachtdiensten instellen, die de bevolking een regelmatige en normale toediening van de gezondheidszorgen, zowel in het ziekenhuis als ten huize waarborgen. Geen enkele beoefenaar, bedoeld in (de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis en 21noviesdecies), die voldoet aan de vereiste voorwaarden kan uitgesloten worden van deze wachtdiensten, op voorwaarde dat hij/zij het huishoudelijk reglement onderschrijft en zich houdt aan de deontologische regels. Indien een wachtdienst werd ingesteld voor de voor het publiek opengestelde apotheken, dienen alle op de wachtrol voorkomende voor het publiek opengestelde apotheken hieraan deel te nemen overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Koning.
De in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde verenigingen of groeperingen delen aan de bevoegde geneeskundige commissie de door hen opgestelde wachtrol mede alsook elke wijziging die er zou aangebracht worden en een huishoudelijk reglement.
De Koning kan de door Hem bepaalde opdrachten in verband met de lokale organisatie en de vertegenwoordiging van de betrokken beroepsbeoefenaars, en in verband met de samenwerking met andere beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg, toevertrouwen aan de verenigingen of de groeperingen bedoeld in het eerste lid, op voorwaarde dat ze daarvoor erkend worden. De voorwaarden en de procedure voor het verkrijgen van de erkenning worden vastgesteld door de minister die de Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft. ».
Wachtdiensten moeten de bevolking dus een regelmatige en normale verlening van gezondheidszorg waarborgen, zowel in het ziekenhuis als thuis.
Opmerkelijk is dat deze bepaling niet voorziet in de mogelijkheid voor de patiėnt om zich naar de praktijk van de arts te begeven. Deze mogelijkheid bestaat nochtans. De bepaling vermeldt alleen de twee uitersten : het huisbezoek en de hospitalisatie.
Door het opnemen in koninklijk besluit nr. 78 van de mogelijkheid om zorg te verstrekken in de dokterspraktijk zou men echter rekening kunnen houden met deze realiteit.
Bovendien vloeit uit dit artikel 9 impliciet voort dat de arts verplicht is om zich naar de woonplaats van de patiėnt te begeven.
Deze impliciete verplichting wordt versterkt door artikel 422bis van het Strafwetboek betreffende het schuldig verzuim, dat als volgt luidt :
« Met gevangenisstraf van acht dagen tot (een jaar) en met geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen. Heeft de verzuimer niet persoonlijk het gevaar vastgesteld waarin de hulpbehoevende verkeerde, dan kan hij niet worden gestraft, indien hij op grond van de omstandigheden waarin hij werd verzocht te helpen, kon geloven dat het verzoek niet ernstig was of dat er gevaar aan verbonden was. De straf bedoeld in het eerste lid wordt op twee jaar gebracht indien de persoon die in groot gevaar verkeert, minderjarig is. ».
Deze bepaling is op elk individu van toepassing, en geldt dus ook voor de dienstdoende arts.
Gelet op de sociologische evoluties die zich aftekenen binnen de huisartsgeneeskunde en die gevolgen zullen hebben voor de medische wachtdiensten, moet men nagaan hoe de werkomstandigheden van de dienstdoende huisartsen kunnen worden verbeterd.
Zo kunnen verplaatsingen van en naar de woonplaats van patiėnten tijdens wachtdiensten zorgen voor tijdverlies en een gebrek aan efficiėntie, vooral als de patiėnt zich zelf naar de praktijk van de arts had kunnen begeven.
Het lijkt ons dan ook noodzakelijk om de verplaatsingen van de dienstdoende huisarts te beperken tot de gevallen waar een huisbezoek echt gewenst is.
Het huisbezoek moet medisch gerechtvaardigd zijn. In sommige gevallen zijn artsen echter verplicht zich naar de woonplaats te begeven, louter omdat patiėnten die zich niet naar de artsenpraktijk willen verplaatsen dat gemakshalve vragen.
Daarom wensen wij dat de dienstdoende arts bevoegd wordt om zelf te bepalen of zijn verplaatsing al dan niet vereist is. Het invoeren van een dergelijke beoordelingsbevoegdheid zal hem in staat stellen manifest ongerechtvaardigde verzoeken af te wijzen.
Bovendien wil het wetsvoorstel uitdrukkelijk de reeds bestaande mogelijkheid voor de patiėnt om zich naar de dokterspraktijk te begeven, in koninklijk besluit nr. 78 laten opnemen.
Sommigen hebben een andere oplossing voorgesteld, met name een systeem waarbij oproepen door een secretariaat worden beantwoord, zodat de arts wordt ontheven van de verantwoordelijkheid waaraan hij zich nu blootstelt wanneer hij een verplaatsing weigert. Het doel zou zijn om de arts te ontlasten van zijn huidige burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid indien een tussenpersoon de oproepen van patiėnten in zijn plaats filtert. Omdat hij geen kennis heeft genomen van de toestand van de patiėnt zou hij niet langer aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Deze oplossing lijkt ons niet aanvaardbaar. Hoewel de indiener van dit voorstel voorstander is van een sortering van oproepen tijdens wachtdiensten, is het niet wenselijk dat de arts zijn verantwoordelijkheid overdraagt aan een tussenpersoon die niet dezelfde medische opleiding heeft genoten.
Zonder dus de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor schuldig verzuim die voor eenieder geldt, ter discussie te stellen, verlenen wij hier een beoordelingsbevoegdheid aan de arts die gevraagd wordt zich te verplaatsen, zodat hij duidelijk onrechtmatige verzoeken kan afwijzen.
Deze maatregel zou de werkomstandigheden van dienstdoende artsen moeten verbeteren en de toekomst van onze medische wachtdiensten veilig moeten stellen.
Dominique TILMANS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Op het einde van de eerste zin van artikel 9, § 1, van koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen, laatst gewijzigd bij de wet van 24 juli 2008, worden tussen de woorden « ten huize » en het woord « waarborgen » de woorden « of in de artsenpraktijk wanneer de betrokken arts dit wenselijk acht, » ingevoegd.
25 februari 2010.
Dominique TILMANS. |