4-114

4-114

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 4 MAART 2010 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Fatma Pehlivan aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over «de loonkloof tussen mannen en vrouwen ten gevolge van deeltijds werk» (nr. 4-1122)

De voorzitter. - De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen, antwoordt.

Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Op vrijdag 26 maart organiseren de progressieve vrouwenbeweging zij-kant en het ABVV de zesde editie van Equal Pay Day, de dag waarop men de loonkloof tussen mannen en vrouwen aanklaagt.

Vrouwen hebben een ongunstige positie op de arbeidsmarkt. Zij komen in bepaalde sectoren niet of amper aan de bak. Loopbaanonderbrekingen hebben vaak negatieve gevolgen voor het loon en de functie, zelfs na herintrede op de arbeidsmarkt. Vrouwen werken bovendien in minder goed betalende sectoren en bedrijven en sluiten vaak minder goede arbeidscontracten. Zij worden ook nog steeds geconfronteerd met glazen plafonds en sticky floors. Dit alles leidt tot een verhoogd risico op armoede.

De EPD-indicator laat de evolutie zien van het gemiddeld brutomaandloon van vrouwen ten opzichte van dat van mannen. De indicator toont aan dat vrouwen gemiddeld 23% minder per jaar verdienen dan mannen. Om te verdienen wat een man verdient in één jaar tijd, moeten vrouwen dus maar liefst 86 dagen langer werken. Dat de indicator wordt berekend op basis van de maandlonen, en dus niet de uurlonen, is belangrijk. Zo wordt rekening gehouden met de factor arbeidsduur. Het feit dat vrouwen vaker deeltijds werken en gemiddeld minder uren werken dan mannen is vaak geen vrije keuze, maar een maatschappelijk probleem.

Volgens de jaarlijkse loonkloofrapporten van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werd in 2006 nog een trage maar gestage vooruitgang geboekt. De cijfers van 2007 tonen evenwel nauwelijks vooruitgang.

Wat is de minister van plan om vrouwen `hun verdiende loon' te geven? In het bijzonder had ik graag geweten wat de minister zal ondernemen om de rechten van deeltijdse vrouwelijke werknemers te verbeteren.

Hoe zal de minister ervoor zorgen dat de rechten van deeltijdse werknemers gerespecteerd worden?

Hoe zal de minister de rechten van deeltijdse werknemers verbeteren? Hoe staat het bijvoorbeeld met het recht op betaald educatief verlof?

Op welke wijze zullen mannen en vrouwen geïnformeerd worden over de gevolgen van deeltijds werk?

Zal de minister stimuleren dat werkgevers gebruik maken van een collectieve arbeidsduurverkorting en de vierdagenweek, eerder dan de individuele vormen van deeltijdwerk te stimuleren?

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. - Ik lees het antwoord van minister Milquet.

Onze Belgische arbeidswetgeving volgt inzake deeltijdarbeid het principe dat deeltijdwerknemers op dezelfde manier worden behandeld als hun voltijdse collega's. Hun rechten kunnen wel, wanneer dit passend is, worden vastgesteld in verhouding tot hun arbeidsduur.

Daarnaast kent het Belgische arbeidsrecht specifieke bepalingen ter bescherming van de deeltijdwerknemer, die niet alleen opgenomen zijn in wetgeving maar eveneens in, bijvoorbeeld, een interprofessionele collectieve arbeidsovereenkomst. Ik noem bij wijze van voorbeeld de bepaling inzake deeltijdarbeid in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten dat de arbeidsovereenkomst voor deeltijdarbeid schriftelijk moet worden opgesteld met vermelding van de overeengekomen deeltijdse arbeidsregeling en het werkrooster, en de bepalingen over deeltijdarbeid in de wet van 22 december 1989 inzake het toezicht op de prestaties van deeltijdarbeid. CAO nr. 35 van 27 februari 1981 betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van deeltijdse arbeid is een instrument van de sociale partners waarin onder meer de voorrang tot het verkrijgen van een voltijdse betrekking wordt vastgelegd. De inspectie belast met het toezicht op de sociale wetten zal binnen haar bevoegdheid controle uitoefenen op de naleving van bijvoorbeeld CAO nr. 35 en de bepalingen inzake arbeidsduur.

Er zijn dus al een aantal juridische instrumenten die de deeltijdarbeid in het algemeen omkaderen. Volledigheidshalve kan ik hier ook nog de deeltijdarbeid aan toevoegen die in het kader van de loopbaanonderbreking wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld de thematische verloven zoals ouderschapsverlof en zorgverlof, en die een specifieke omkadering kent ter bescherming van de werknemer.

Uiteraard kan dit statuut nog verbeterd worden. Deze problematiek ligt ter bespreking bij de Nationale Arbeidsraad; ik ben bereid om te vragen naar een stand van zaken van de besprekingen.

Wat het educatief verlof betreft, ligt het in mijn bedoeling om, in het kader van het gelijkekansenbeleid, maatregelen te nemen om de toegang tot het betaald educatief verlof voor vrouwen te vergemakkelijken. Daarom heb ik de administratie in april 2009 verzocht om na te gaan wat de redenen kunnen zijn van de ondervertegenwoordiging van vrouwen in het stelsel van betaald educatief verlof. Deze studie heeft uitgewezen dat mannen en vrouwen een vrij vergelijkbaar gebruik maken van het stelsel. De ondervertegenwoordiging van vrouwen lijkt nagenoeg volledig te wijten aan het feit dat deeltijdse werknemers veel minder dan voltijdse werknemers gebruik maken van educatief verlof. En deeltijdse arbeid is nu eenmaal sterk geconcentreerd bij de vrouwen.

In juni 2009 heb ik, met het oog op het verruimen van het stelsel van betaald educatief verlof naar deeltijdse werknemers en het afschaffen van het onderscheid tussen werknemers met vaste werktijden en variabele werktijden, de Nationale Arbeidsraad om advies gevraagd. Dit advies wordt eerstdaags verwacht. Op basis hiervan zal de reglementering aangepast worden.

Werknemers die informatie wensen over deeltijdarbeid, kan ik onder meer verwijzen naar de brochure over deeltijdarbeid die sinds jaren door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg wordt uitgegeven en waarin niet alleen informatie wordt gegeven over deeltijdarbeid en arbeidsreglementering, maar eveneens over de gevolgen van deeltijdarbeid op de werkloosheidregelgeving en op de sociale zekerheid. Daarnaast kunnen ze ook de website van deze FOD consulteren, www.werk.belgie.be, waar de brochure eveneens kan worden gedownload.

De wekelijkse voltijdse arbeidsduur in België behoort reeds bij de laagste van Europa. Bovendien raden, zeker in deze economisch moeilijke tijden, alle gezaghebbende internationale studies een verdere collectieve arbeidsduurverkorting af. Het is echter de bevoegdheid van de sociale partners op intersectoraal, sectoraal en ondernemingsvlak om terzake keuzes te maken. Inzake arbeidsduur en de arbeidsorganisatie moet de autonomie van de sociale partners ten volle spelen, uiteraard binnen de grenzen van de wetgeving. Ik wil die autonomie verder respecteren, zoals dat trouwens al decennia lang de regel is. Alleen via het sociaal overleg kunnen thema's zoals werkorganisatie, werkzekerheid, combinatie privé- met beroepsleven, loonkost, arbeidsvoorwaarden en concurrentiekracht goed in evenwicht worden gebracht.

Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Dit is zeer veel informatie. Alle initiatieven die worden genomen, kunnen de situatie van de vrouwen ten goede komen. De cijfers geven echter aan dat de loonkloof er is; de armoede bij de vrouwen wordt alsmaar groter en we zien dat de vrouwen het grootste slachtoffer van de crisis zijn.

We moeten de situatie van nabij volgen, om ervoor te zorgen dat vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt op gelijke manier worden behandeld.