4-113

4-113

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 25 FEBRUARI 2010 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Pol Van Den Driessche aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «de illegale cabotage» (nr. 4-1488)

De voorzitter. - De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt.

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - Op 20 augustus van vorig jaar werden de maatregelen van kracht die het cabotagevervoer op Belgisch grondgebied regelen. Cabotagevervoer is het uitvoeren van een transport van goederen tussen twee punten in eenzelfde land door een vervoerder uit een ander land. De maatregelen kwamen er op vraag van de Belgische transportsector, die meer en meer vaststelde dat bepalingen over het cabotageverkeer, opgenomen in de Europese verordening EEG 3118/93, met voeten werden getreden.

De maatregelen zijn nochtans zeer duidelijk: cabotage is slechts toegestaan in aansluiting op een internationaal transport en er kunnen maar drie cabotagetransporten gebeuren in de zeven dagen na de laatste lossing aan het einde van het internationaal transport.

De Belgische transportsector stelt vast dat deze bepalingen in de praktijk niet worden nageleefd. Die situatie is zeer nefast voor de sector. Vele transporteurs moeten noodgedwongen personeel ontslaan of simpelweg de boeken sluiten. De concurrentie met de chauffeurs uit lageloonlanden is een op voorhand verloren strijd voor de Belgische vervoerder die wel alle voorschriften en bepalingen dient te volgen.

Het is ook ontoelaatbaar dat buitenlandse chauffeurs hier - vaak in erbarmelijke sociale omstandigheden - moeten komen werken. Ze krijgen meestal een zeer laag loon en ze genieten niet de sociale bescherming die we hier gelukkig wel kennen.

Op welke wijze wordt de controle op de naleving van de wetgeving op het cabotagevervoer georganiseerd? Hoeveel gerichte controles zijn er geweest op de naleving van de regels op het cabotagevervoer? Hoeveel inbreuken werden vastgesteld? Werden effectieve boetes uitgeschreven?

Welke maatregelen stelt de staatssecretaris in het vooruitzicht om het probleem aan te pakken? Plant de staatssecretaris gerichte controles, bijvoorbeeld in de havens van Antwerpen en Zeebrugge, waar het probleem zeer nadrukkelijk rijst? Denkt de staatssecretaris aan steunmaatregelen voor Belgische transporteurs zodat ze kunnen overleven in de huidige economische omstandigheden?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik lees het antwoord van staatssecretaris Schouppe.

Alvorens op de afzonderlijk gestelde vragen in te gaan wil ik kort toelichten hoe de desbetreffende maatregel tot stand is gekomen. In feite moest het begrip `tijdelijk verrichten van cabotage' al worden ingevuld toen op basis van verordening EEG 3118/93 1 juli 1998 een einde werd gesteld aan de kwantitatieve beperkingen van de cabotage in de EU. Die invulling komt er pas nu met de nieuwe verordening EG 1072/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de toegang tot de markt van het internationaal goederenvervoer over de weg.

Die maatregelen inzake de beperking van de cabotage treden trouwens vervroegd in werking op 14 mei 2010. Op mijn initiatief en met het akkoord van de sector heb ik vorig jaar met het koninklijk besluit van 10 mei 2009 de cabotageregeling vervroegd in werking doen treden op het Belgische grondgebied. Het was een van de maatregelen die werden opgenomen in het akkoord dat ik eind 2008 met de sector sloot met de bedoeling de Belgische vervoerders een steuntje in de rug te geven.

Ik zag vorig jaar geen andere mogelijkheid dan de Europese regeling vervroegd in werking te doen treden op het Belgische grondgebied, aangezien steeds meer lidstaten datzelfde deden. Het had op dat ogenblik geen enkele zin om gedurende minder dan een jaar nog een aparte Belgische regeling uit te vaardigen.

Dan kom ik bij de eerste vraag. Om de beperkingen van de cabotage te controleren heeft mijn administratie nauwkeurige instructies opgesteld voor alle diensten die controle op het wegvervoer verrichten. Die instructies werden trouwens besproken tijdens het directiecomité van het Actieplan voor de controle op het wegvervoer van 26 augustus 2009, waarop alle betrokken controlediensten waren vertegenwoordigd.

De controles op de cabotage kunnen op basis van die instructies plaatsvinden tijdens een normale wegcontrole. Specifieke gecoördineerde acties op het terrein zijn niet noodzakelijk. Wel kregen alle controlediensten de opdracht om de gegevens over de tijdens de wegcontroles vastgestelde inbreuken, met inbegrip van de identiteit van de Belgische opdrachtgever, mee te delen aan de FOD Mobiliteit en Vervoer. Op basis van die informatie kan de controledienst van de FOD Mobiliteit en Vervoer gerichte bedrijfscontroles uitvoeren bij de opdrachtgevers. Die laatsten kunnen immers medeaansprakelijk worden gesteld voor het niet naleven van de beperkingen inzake cabotage. Indien tijdens een wegcontrole een inbreuk wordt vastgesteld, kan de controlebeambte een boete van 1 800 euro opleggen per vastgesteld illegaal cabotagetransport. Tevens kan de controlebeambte het voertuig op kosten en risico van de overtreder ophouden totdat de lading is overgeladen op een ander voertuig of totdat het voertuig wordt in beslag genomen.

Zoals ik reeds in mijn antwoord op de eerste vraag aangaf, werden tot op heden geen specifiek op cabotage gerichte controles georganiseerd. We mogen trouwens niet uit het oog verliezen dat cabotage in het geheel van het wegtransport maar een randfenomeen is, goed voor ongeveer 0,75% van het totale Europese wegtransportvolume. Daardoor wordt tijdens routinecontroles weinig cabotage aangetroffen. Bovendien vallen de belangrijkste caboteurs op Belgisch grondgebied, namelijk Nederlandse en Luxemburgse vervoerders, niet onder deze regeling. Er werden tot op heden dan ook nauwelijks inbreuken vastgesteld.

Voor het antwoord op de derde vraag, verwijs ik naar mijn antwoord op de tweede vraag. Er werd maar sporadisch een boete van 1 800 euro geïnd.

Ik denk erover gerichte controles te laten uitvoeren op basis van informatie verkregen tijdens wegcontroles en via klachten.

De havens van Antwerpen en Zeebrugge zullen bij een nieuwe aanpak zeker niet worden verwaarloosd. Toch moeten we opletten voor een eventueel perceptieprobleem. Veel van het zogezegde cabotagetransport dat vanuit deze havens vertrekt of er aankomt, is voor- en natransport in het kader van een gecombineerd zee-wegvervoer. Overeenkomstig richtlijn 92/106/EEG worden die transporten in bepaalde omstandigheden niet als cabotage beschouwd. Bovendien worden vele cabotagetransporten in de Antwerpse haven door Nederlandse vervoerders uitgevoerd.

Ik veronderstel dat met de zesde vraag geen financiële steun wordt bedoeld. Dat zou de sector op termijn enkel verder verzwakken tegenover de buitenlandse concurrentie. Bovendien zouden we snel door de Europese autoriteiten worden teruggefloten. Om de gevolgen te verlichten van de financiële en bancaire crisis, die ertoe geleid heeft dat transportbedrijven van de banken geen borgstelling meer konden krijgen, heb ik wel de borgstelling via de Deposito- en Consignatiekas opnieuw mogelijk gemaakt.

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - Ik neem akte van het antwoord. Alleen wijs ik erop dat volgens de sector zelf het misbruik wel degelijk aanzienlijk is. De sector dringt dan ook aan op meer controles.