4-112 | 4-112 |
M. le président. - Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)
De heer Wouter Beke (CD&V). - In april 2009 werden in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van Kamer en Senaat de eerste, voorlopige resultaten van het kadaster voor huisartsen voorgesteld. De minister wilde een waardevol instrument om het probleem van de planning op een objectievere basis aan te pakken en om de reële behoeften op het gebied van het medisch aanbod in ons land te kunnen evalueren.
Op grond van een vijftal criteria werd onderzocht hoeveel actieve huisartsen ons land telt. Uit dat onderzoek bleek dat er op een totaal van 15 118 artsen tussen 9 152 en 9 259 actieve artsen zijn, dat is 60,54% à 61,24% en dat er bij een ruwe schatting voor de toekomst, in 2022, een vrij lage activiteitsgraad van 55,73% zou worden bereikt.
De minister bleef op dat moment voorzichtig met het trekken conclusies en het interpreteren van de gegevens, omdat het een eerste resultaat was dat verder moest worden onderzocht en uitgewerkt en in verband zou worden gebracht met een kadaster van specialisten. Wel werden de `overtallige' huisartsen van 2008, die hun opleiding behaald hadden, maar op dat moment buiten de quota vielen, geregulariseerd. Hun aantal zal nog wel worden afgetrokken van het aantal studenten dat tussen 2009 en 2018 mag afstuderen.
In de praktijk stellen we opnieuw vast dat de tendensen van de afgelopen jaren zich voortzetten. Voor het jaar 2009-2010 laat de Franse Gemeenschap niet minder dan 2 608 eerstejaars toe, dat is tweeënhalf maal meer dan de 1 034 die Vlaanderen liet starten na toelatingsproef. Van de startende Vlaamse studenten slaagt gemiddeld 85% in het eerste jaar en vallen er nadien nog maar weinig af. Ongeveer achthonderd van hen bereiken de uiteindelijke eindmeet, wat maar 10% meer is dan de 738 die zich van de federale overheid mogen vestigen als arts. Van de 2 608 Waalse studenten slagen er ongeveer 1 120 in het eerste jaar, waarvan er duizend de eindmeet zullen halen, wat ongeveer het dubbele is van de 492 die de federale overheid toelaat.
Vandaar volgende vragen aan de minister:
Wat is de stand van zaken in de verfijning van het kadaster van huisartsen waarover we het in de commissie in april 2009 hadden? Heeft de Planningscommissie al een verdere bevraging kunnen organiseren van die betrokken actieve huisartsen en de 6 000 huisartsen die niet als actieve huisarts bestempeld werden? Werden de huisartsenkringen hierbij betrokken?
Hoe ver staat de minister met de ontwikkeling van een kadaster van specialisten?
Kan de minister al meedelen in welke richting ze maatregelen zal nemen? Is ze van plan de quota te herzien? Zal ze een nieuw instrument van planning in werking stellen? Hoe zullen de overtollige Waalse artsen worden opgevangen?
Mevrouw Nele Jansegers (VB). - De numerus clausus en het daarmee verbonden kadaster van medische beroepen zijn al jarenlang het voorwerp van discussie en van problemen.
Een week geleden trok het Vlaams Geneeskundigenverbond nog maar eens aan de alarmbel. Het VGV heeft aan de verschillende universiteiten gevraagd hoeveel studenten geneeskunde en tandheelkunde er dit jaar zijn ingeschreven in het eerste jaar. Het komt daarbij tot de onthutsende vaststelling dat de Vlaamse Gemeenschap zich min of meer houdt aan de opgelegde contingentering, terwijl Franstalig België daar lak aan heeft. Vlaanderen zit volgens de schattingen van het VGV 19% boven zijn contingent, wat aanvaardbaar is, gelet op de nog te verwachten uitval en het feit dat een aantal afgestudeerden zal doorstromen naar activiteiten die niet meetellen voor het contingent. Franstalig België daarentegen zit naar schatting zomaar eventjes 128% boven zijn contingent, wat in het licht van de nagestreefde streefdoelen ver over het aanvaardbare is.
Ondanks het feit dat in april vorig jaar een eerste deel van het kadaster werd voorgesteld, dat over de huisartsen, liet de minister dit instrument verder verfijnen. De resultaten daarvan zouden begin 2010 beschikbaar zijn. Voor de specialisten werd eveneens een bijkomende enquête gevraagd, waarvan de resultaten half januari beschikbaar zouden zijn.
Dat maakt dat wij in feite nog altijd geen duidelijk beeld hebben over het aantal artsen dat wij de komende jaren nodig zullen hebben en we dus nog altijd geen zicht hebben op een verantwoorde planning ter zake.
Daarnaast is er dan nog het feit dat de Franse Gemeenschap zich van contingentering, planning en dergelijke absoluut niets aantrekt en artsen aan de lopende band blijft opleiden, zoals de cijfers van het VGV bewijzen. En dat ondanks het feit dat het aantal toegelaten artsen onder druk van de Franse Gemeenschap de voorbije jaren al herhaaldelijk fors werd opgetrokken.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het kadaster? Heeft men intussen al een duidelijk zicht wat de komende jaren de werkelijke behoefte aan artsen zal zijn, zowel wat huisartsen als specialisten betreft? Dezelfde vraag stel ik voor de tandartsen.
Houdt de minister vast aan de contingentering en, zo ja, wat is haar houding ten aanzien van het beleid van de Franse Gemeenschap om zich van dit alles niets aan te trekken en de facto alle studenten die geneeskundige studies willen aanvatten, zonder enige beperking toe te laten en hun studies te laten voortzetten?
Hoe gaat de minister de sancties afdwingen van artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 juni 2008, namelijk dat het surplus aan overtallig toegelaten studenten moet worden afgetrokken van de contingenten voor de daaropvolgende jaren?
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - De federale contingentering werd vijftien jaar geleden ingevoerd door minister Colla. Hij wilde daarmee de overconsumptie in de gezondheidszorg beperken, omdat meer artsen leidt tot meer voorschrijven van onderzoeken en geneesmiddelen. Het meest bekende voorbeeld is Brussel, waar er het meeste artsen per duizend inwoners zijn, waar het aantal niet-geconventioneerde artsen het hoogst ligt en waar ook de supplementen het hoogst liggen.
Het contingent werd aanvankelijk vastgelegd op 600, maar iedereen wist dat dit 650 of 700 zou worden. Vervolgens werd het verhoogd tot 833 en later, onder paarsgroen, tot 1 025. Vandaag ligt het op 1 230. Elke verhoging kwam er op vraag van de Franse Gemeenschap, die zelf nooit een beperking heeft aanvaard. (Protest van minister Onkelinx)
De Franse Gemeenschap heeft wel eens geprobeerd te werken met A- en B-attesten na de derde kandidatuur, maar die heeft ze later met terugwerkende kracht weer afgeschaft. Ze heeft nadien geprobeerd een examen te organiseren na de eerste kandidatuur, maar ook dat is niet gelukt. Alleen de Vlaamse Gemeenschap heeft een ingangsexamen georganiseerd in een poging om het aantal studenten geneeskunde te beperken.
Ik geef toe dat ook de Vlaamse Gemeenschap er licht over is gegaan door het slaagpercentage voor het ingangsexamen van 24 naar 22 op 40 te verlagen. Het kleine overtal waartoe dit leidde, was echter niet te vergelijken met het overtal aan Franstalige zijde. Het gaat hier om artsen, maar bij de tandartsen is de toestand nog erger.
Met andere woorden, men is blindelings het contingent aan het verhogen zonder te weten wat men doet. De minister zal het met mij eens zijn dat het huisartsencontingent niet ingevuld raakt. Het verhogen van het contingent in toto, voor alle artsen, leidt niet tot het invullen van de knelpuntspecialiteiten, zoals huisartsen, geriaters, hematologen en ziekenhuispediaters.
We zitten hier dus met een echt probleem. Uit cijfers van het Vlaamse Geneeskundigenverbond blijkt immers dat men nu in Franstalig België na de aftrek van het slaagpercentage van de eerstejaars - in Vlaanderen vermoedelijk 85%, in de Franse Gemeenschap volgens de voormalige minister van Onderwijs in de Franse Gemeenschap 43% - toch nog dubbel zoveel afgestudeerden zal hebben.
Dat is dan een serieus probleem, want deze cijfers zijn een voorafname. De planningscommissie heeft zich nog niet over de quota uitgesproken. Het opmaken van een kadaster beperkt zich tot de huisartsen. Men weet dus niet wat men nodig heeft, want er is nog geen inschatting gemaakt. En toch doet de Franse Gemeenschap alvast een voorafname.
Dat is niet ethisch. De minister zal het toch met mij eens zijn dat een verhoging van de totale quota niet automatisch leidt tot meer huisartsen. Moet men niet veeleer het beroep van huisarts herwaarderen, bijvoorbeeld door een administratieve vereenvoudiging? Dat zou elke huisarts tien uur per week opleveren, tien uur die hij kan besteden aan patiëntencontact. Dat is een huisarts meer per vijf huisartsen. Aan deze zaken moeten we werken.
De houding van de Franse Gemeenschap is onverantwoord en getuigt van een compleet gebrek aan verantwoordelijkheidszin. Ik vraag de minister dan ook dat ze de Franse Gemeenschap tot verantwoordelijkheidszin dwingt. De Vlaamse Gemeenschap neemt haar verantwoordelijkheid al op, in het belang van de gezondheidszorg. Ik verwacht van de Franse Gemeenschap dat ze hetzelfde doet.
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - In De Standaard van maandag 8 februari 2010 stonden de cijfers van het Vlaams Geneeskundigenverbond, VGV, en het Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Geneesheren-Specialisten, VBS, waaruit blijkt dat de limiet van toegelaten studenten geneeskunde de voorbije jaren keer op keer werd verhoogd. De initiële grens van 600 in 1995 is verdubbeld tot 1 230 nu. Die limiet werd keurig volgens gewestelijk bevolkingsaantal verdeeld op 738 afgestudeerden voor Vlaanderen en 492 voor hun Franstalige collega's. De verhogingen werden telkens door de Franse Gemeenschap aangevraagd. Ook nu overschrijdt de Franse Gemeenschap haar limiet.
De cijfers liegen er niet om. Met 879, of ongeveer 85%, geslaagden na het eerste jaar zullen ongeveer 800 de eindmeet halen. Met dit cijfer zit Vlaanderen ongeveer 10% boven de toegestane grens.
Onder de taalgrens zit men in slechtere papieren: liefst 1 121 studenten of 43% - een enigszins lager percentage - kunnen overgaan naar het volgende jaar. Vermoedelijk zullen 1 000 studenten hun diploma behalen. Dat is meer dan het dubbele van de vooropgestelde limiet.
De grootste oorzaak van deze catastrofale cijfers is de koppige weigering van de Franstalige gemeenschap een ingangsexamen voor de opleiding geneeskunde in te voeren. Vlaanderen doet dat reeds jaar en dag getrouw om de limiet te halen. Uiteraard is het verleidelijk door het federale net te glippen. Een hoger aantal studenten in het eerste jaar garandeert de benoemde professoren hun positie en de factuur wordt handig doorgespeeld naar de federale overheid.
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale. - L'examen vise à aider les étudiants à gérer les aptitudes. Il faut bien connaître les systèmes dans l'une et l'autre communauté. Un examen existe en Communauté flamande mais, actuellement, il n'y en a pas en Communauté française. Un tel examen n'est pas organisé en fonction des quotas.
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - Het gebrek aan toekomstgerichte visie maakt de zaak enkel dramatischer. Via de zogenaamde `lissage' probeert men het huidige overschot aan afgestudeerden te regulariseren door het aantal af te trekken van de studenten die tussen 2009 en 2028 mogen afstuderen. Die operatie beschouwen weinig Vlaamse politici als plausibel en realistisch. De gevolgen zijn voorspelbaar. Met vier artsen per duizend inwoners vertoont België nu al, na Griekenland met 4,9 artsen voor evenveel inwoners, de hoogste artsenpopulatie van Europa. Volgens Marc Moens van het Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Geneesheren-Specialisten zal in 2016 het contigent artsen voor de vervolgopleiding huisarts of specialist die recht geeft op een RIZIV-nummer, 1 230 bedragen. Als we dat cijfer vergelijken met de 3 708 studenten die in 2009 aan de studie geneeskunde zijn begonnen, is het duidelijk dat we op een regelrecht drama afstevenen. Bij de Franstalige jongeren zijn er 2 413 beginners voor 492 RIZIV-plaatsen in 2016, of 4,9 maal meer dan gepland, en onder de Vlaamse studenten azen er 1 295 op 738 beschikbare RIZIV-plaatsen of 1,8 maal te veel.
De Franstaligen hebben met andere woorden bijna drie keer zoveel artsen als de Vlamingen, terwijl er in België zes miljoen Vlamingen tegenover vier miljoen Franstaligen zijn.
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale. - Il faut faire la différence entre le nombre d'étudiants qui réussissent les études de médecine et le nombre de médecins disposant d'un numéro INAMI. Il existe des quotas par communauté et il convient de les respecter.
Nous en reparlerons à une autre occasion et je vais maintenant tenter d'apporter des réponses précises aux questions posées, tout en respectant le cadre des différentes interventions.
Na de publicatie van het kadaster van huisartsen in april 2009 heb ik om een enquête verzocht bij de zesduizend huisartsen die niet voldoen aan de erkenningscriteria. De enquête is nu klaar en in maart ontvang ik de analyse van de resultaten ervan. In april analyseert de werkgroep Artsen van de Planningscommissie de resultaten en daarna bespreekt de Planningscommissie zelf ze in haar plenaire zitting.
Op grond van de resultaten die in april laatstleden werden gepubliceerd, heb ik voorgesteld om het minimumquotum voor huisartsen van 360 tot 400 te verhogen. Het ontwerp van besluit werd net goedgekeurd door de Inspectie van Financiën en is nu voor advies bij het departement Begroting. Conform de aanbevelingen van de Planningscommissie voorziet het besluit in een verdubbeling van het quotum voor urgentieartsen en in de invoering van een minimumquotum van twintig geriaters per jaar.
Ik heb daarna een andere enquête bij de specialisten gevraagd. De meer dan 3 000 vragenlijsten die aan de specialisten zijn toegestuurd, worden nu geanalyseerd. Beide voormelde instanties zullen de resultaten in april en mei ontvangen en bespreken.
Ik heb de Planningscommissie gevraagd op basis van de resultaten van die twee belangrijke enquêtes nieuwe quota voor te stellen. Ik heb ook gevraagd dat men de gegevens van het kadaster en die van het RIZIV versneld aan elkaar te koppelen. We wachten daarvoor op groen licht van de privacycommissie. De eerste resultaten van de koppeling verwachten we in september.
Verder is het juist dat er thans min of meer 2 600 eerstejaarsstudenten geneeskunde zijn aan de Franstalige universiteiten. De gemiddelde slaagkans in een eerste jaar geneeskunde ligt op ongeveer 25%.
In vergelijking met Vlaanderen, waar wel een toelatingsexamen wordt afgenomen voor de aanvang van het eerste jaar, stelt men vast dat de overschrijding in de twee gemeenschappen min of meer gelijk is.
Een aantal studenten valt nog af na het tweede jaar en een aantal artsen zal zonder RIZIV-nummer werken, vooral in de preventieve geneeskunde en in het onderzoek. Daarom is het moeilijk om die overschrijding vandaag te interpreteren en a fortiori om de sancties toe te passen waarin het besluit van 2008 voorziet.
Dat besluit voorziet overigens ook in een regularisatie van de quota tot in 2018.
De gemeenschappen zijn bevoegd voor het selectiesysteem. Uit recente gesprekken met de kabinetten van beide ministers bevoegd voor hoger onderwijs weet ik dat hierover zowel in het Noorden als in het Zuiden van het land ernstig wordt nagedacht.
De heer Wouter Beke (CD&V). - We zijn altijd uitgegaan van het standpunt: meten is weten. Als we onze gezondheidszorg en de rol van de zorgverstrekkers daarin willen plannen, dan moeten we de juiste informatie hebben. Vandaar het belang van het kadaster.
We hebben in april vorig jaar een eerste evaluatie gehad. De minister heeft gezegd welk werk ze nog op de plank hebt. We moeten snel gaan.
De minister pleegt overleg met de twee gemeenschapsministers en daarmee erkent ze het probleem. Het is het een of het ander. Het heeft geen zin om afspraken te maken en te plannen, wanneer men zich daar niet aan houdt. Dat leidt tot overschrijdingen van de quota, waarna men erop rekent dat die overschrijding op een of andere manier zal worden geregulariseerd.
De minister zal het met me eens zijn dat onze gezondheidszorg dat nu en in de toekomst kan missen.
Mevrouw Nele Jansegers (VB). - Dit probleem sleept al een tijdje aan en aan het antwoord van de minister te horen zal dat nog een tijdje zo blijven.
Vorig jaar heeft de minister een begin van kadaster voorgesteld. Nu gaat ze nog andere cijfers en onderzoeken opvragen. Een koppeling mogen we verwachten tegen september en dan naderen de verkiezingen, zodat er deze regeerperiode niets meer zal gebeuren.
Wij hebben sterk de indruk dat de minister actief medeplichtig is aan het systeem van onverantwoordelijkheid dat in Franstalig België bestaat op dit gebied. We hebben een nieuwe minister van Volksgezondheid nodig om iedereen voor zijn verantwoordelijkheid te plaatsen.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Toen de heer Colla de contingentering heeft ingevoerd, was ik erbij. Hij stelde de heer Van den Bossche, toen Vlaams minister van Onderwijs, voor een voldongen feit. Luc Van den Bossche was kwaad, want toen moest hij wel een toelatingsexamen organiseren.
De relatie tussen de contingentering en het toelatingsexamen in de Vlaamse gemeenschap is er wel degelijk. De minister beweert dat die relatie er niet is. Zal de minister dan ooit RIZIV-nummers weigeren? Want dat is de consequentie! En het weigeren van RIZIV-nummers is wel degelijk haar bevoegdheid.
Ten tweede: een huisartsenkadaster komt eraan. Goed zo! Het is echter alleen een huisartsenkadaster. Een blinde verhoging van de totale quota leidt echter niet tot een verhoging van het aantal huisartsen. Daar zal de minister het toch mee eens zijn? Als ze meer huisartsen of meer geriaters wil, dan moet ze dat beroep herwaarderen. Hetzelfde geldt voor de spoedartsen.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Er is een gebrek aan huisartsen in sommige regio's.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Hoe gaat men meer huisartsen krijgen? Toch door het beroep te herwaarderen, bijvoorbeeld door te zorgen voor administratieve vereenvoudiging.
Als de minister meer spoedartsen wil, dan moet ze niet de functie van BAG-artsen afschaffen, want niemand wil de vijfjarige specialisatie voor spoedartsen doen.
De minister moet eens grondig nadenken over wat er eigenlijk aan de gang is. Uiteindelijk zal het er toch op neerkomen dat RIZIV-nummers moeten worden geweigerd. Dat is ook betreurenswaardig voor Franstalige artsen. Dat komt alleen omdat de Franse Gemeenschap haar verantwoordelijkheid niet neemt.
Het enige positieve punt dat ik in het betoog van de minister vindt, is dat ze tenminste toch met de heer Marcourt gaat spreken.
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale. - Avez-vous lu la presse francophone ? Avez-vous pris connaissance du travail actuellement effectué par les tables rondes installées par M. Marcourt ?
M. Louis Ide (Indépendant). - Cela fait déjà dix ans !
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale. - M. Marcourt n'est ministre de l'Enseignement supérieur que depuis quelques mois.
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - Minister Onkelinx verstopt zich achter enquêtes, resultaten van commissies, ... Dat is post-hocdenken. Ze moet proactief denken. Dat betekent dat die RIZIV-nummers maar aan een beperkt aantal mensen kunnen worden gegeven. Ze kan niet eerst zomaar iedereen laten doorstromen, om er vervolgens op in te hakken.
Als er een overschot is van Waalse artsen, dan zullen ze administratief nog de plaatsen in Vlaanderen gaan invullen. Het uitmelken van de federale koe door de Franstaligen zal catastrofale gevolgen hebben!