4-112 | 4-112 |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Vorige donderdag stelde ik in de Senaat een vraag om uitleg over de notionele interestaftrek. De minister was er niet en het antwoord werd voorgelezen door Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen, die uiteraard niet op mijn bijkomende vragen kon antwoorden of een debat over dit onderwerp kon voeren.
De constructie van de notionele interestaftrek is ontstaan omdat Europa niet langer aanvaardde dat België een apart fiscaal gunstregime toekende aan de coördinatiecentra (Forum 187). Zo kwam er een beperking op het aantal coördinatiecentra en moest het regime uitdovend zijn.
De minister is dan op zoek gegaan naar een fiscale techniek om de coördinatiecentra hier te houden, maar meteen ook iets te doen aan de hoge vennootschapsbelasting van 33,99%. Zo is onder paars de notionele interestaftrek ontstaan.
Na zoveel jaren is het overduidelijk geworden dat de socialisten, en in het bijzonder de PS, het gevoel hebben dat ze zich hebben laten rollen. Vandaar het huidige debat omdat er geen bijkomende tewerkstellingsvoorwaarde gekoppeld is aan die notionele interestaftrek.
Mijn partij is om deze, maar ook om andere redenen, een koele minnaar van het systeem van de notionele interestaftrek.
De operatie van de notionele interestaftrek zou budgettair neutraal zijn, omdat een vermindering van de inkomsten inzake vennootschapsbelasting gecompenseerd zou worden door een aantrekkelijker investeringsklimaat, meer bedrijven, meer banen. Inmiddels is echter gebleken dat er in de praktijk wel degelijk een budgettaire impact was.
Bovendien zagen wij liever dat het tarief inzake vennootschapsbelasting van 33,99% naar het Europese gemiddelde, ergens tussen 20 en 25%, zou worden verlaagd omdat zoiets fiscaal eenvoudiger is en altijd als eerste parameter wordt gebruikt bij vergelijkingen met andere Europese landen.
Gelukkig heeft de techniek van de notionele interestaftrek één voordeel. De verhoging van het eigen vermogen van onze bedrijven is immers van grote waarde gebleken in deze crisistijd, want anders waren nog veel meer bedrijven failliet gegaan.
Uit gegevens van de Nationale Bank blijkt dat sinds het invoeren van de belastingaftrek voor risicokapitaal het maatschappelijk kapitaal van de in België gevestigde vennootschappen sterk is gestegen.
In 2006 bedroeg de nettokapitaaltoename - dat is het verschil tussen de stijging van het kapitaal door oprichting van vennootschappen of door kapitaalverhoging en de afname van kapitaal door kapitaalverminderingen - 102 miljard euro. In 2007 steeg de nettokapitaaltoename tot 141 miljard euro. Wat de Belgische niet-financiële vennootschappen betreft, werd in de jaren 2006-2008 per jaar gemiddeld voor ongeveer 85 miljard euro aan aandelen - genoteerde en vooral niet-genoteerde - uitgegeven; dat is ongeveer zeven maal meer dan het gemiddelde in de drie voorgaande jaren.
Wanneer zullen de gegevens voor 2009 eindelijk beschikbaar zijn?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de Europese inbreukprocedure, nadat België op 15 april 2009 zijn standpunt aan de Europese Commissie heeft verduidelijkt? Wanneer verwacht de minister een definitieve uitspraak?
Met welke argumenten verdedigt de minister de notionele interestaftrek in de procedure aangaande de eventuele strijdigheid van het systeem met de EG- en EER-verdragsregels met betrekking tot investeringen in een vaste inrichting of met betrekking tot onroerende goederen in een andere lidstaat waarvan de inkomsten in België bij verdrag zijn vrijgesteld?
Indien wordt vastgesteld dat het systeem strijdig is met de Europese regels, zal de minister dan in de toekomst een ander manier zoeken om buitenlandse bedrijven die zich in ons land vestigen, fiscaal te bevoordelen?
Overweegt de minister het systeem van notionele interestaftrek in de toekomst te koppelen aan tewerkstelling?
Overweegt de minister de vennootschapsbelasting te verlagen? Dat instrument en niet de notionele interestaftrek wordt door vennootschappen als eerste vergelijkingspunt gebruikt bij de keuze van een investeringsland.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Ik verwijs in de eerste plaats naar mijn antwoorden op vroegere vragen van mevrouw Van dermeersch en de heer Éric Jadot.
Voor het kalenderjaar 2008 steeg het nettokapitaal van de Belgische vennootschappen - dat is het verschil tussen de stijging van het kapitaal door oprichting van vennootschappen en door kapitaalverhoging en de afname van kapitaal door kapitaalvermindering - met 135 miljard euro. Dat cijfer is lager dan in het jaar 2007, wat onvermijdelijk een gevolg is van de financiële en economische crisis. Voor 2009 zijn nog geen gegevens meegedeeld.
De gewone aanslagtermijn voor het aanslagjaar 2009 loopt voor de ondernemingen waarvoor het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar af op 30 juni 2010. Begin juli kunnen dus de eerste representatieve cijfers over de globale vennootschapsbelasting en dus ook de aftrek voor risicokapitaal voor het aanslagjaar 2009 worden meegedeeld. Voor de statistieken met betrekking tot de evolutie van de globale vennootschapsbelasting voor de aanslagjaren 2001 tot en met 2008 verwijs ik naar mijn antwoord op de mondelinge vraag nr. 17629 van de heer Dirk Van der Maelen, gesteld op 7 december 2009.
De Belgische regering heeft op 15 april 2009 aan de Europese Commissie haar standpunt uiteengezet met betrekking tot de formele inbreukprocedure die de Commissie op 19 februari 2009 tegen de notionele interestaftrek heeft geopend. Tot op heden hebben we nog geen enkele reactie op onze brief ontvangen.
Wat de argumenten van de Belgische regering betreft, verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag om uitleg nr. 4-1395 van mevrouw Van dermeersch.
Vanzelfsprekend kunnen altijd initiatieven worden genomen om de tewerkstelling en de investeringen in ons land te verbeteren, los van de maatregelen met betrekking tot de notionele interestaftrek. Ik ben altijd bereid wetsvoorstellen ter zake te onderzoeken.
Ook werd in de regering afgesproken om geen wetgevende initiatieven te nemen met betrekking tot de notionele interestaftrek. Ik merk ook op dat Japan België als investeringsland roemt.
Ik verwijs hiervoor naar het artikel in L'Echo van 2 februari 2010 `Le Japon plébiscite l'investissement en Belgique'.
Hoewel ik initiatieven om de nominale aanslagtarieven van de vennootschapsbelasting te verlagen, niet ongenegen ben, moet ik wel opmerken dat enkel een ernstige verlaging ervan enig effect op onze concurrentiepositie zal hebben. Met aanslagtarieven en notionele interestaftrek samen zitten we rond 26%. Een lager tarief is misschien niet zo gemakkelijk te bereiken. Ik herhaal dat de notionele interestaftrek ook noodzakelijk was voor veel coördinatiecentra die vroeger, sinds het begin van de jaren 1980, nog een lager tarief hadden. Met een meer doelgerichte maatregel als de notionele interestaftrek wordt niet alleen het eigen vermogen van onze vennootschappen versterkt, maar worden ook buitenlandse investeerders aangetrokken en dat komt de werkgelegenheid in België ten goede. We gaan dus door met deze maatregel.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik zal in juli inderdaad het nodige doen om de cijfers voor 2009 op te vragen.
Ik vind het wel bizar dat de minister zegt dat er nog altijd geen reactie is gekomen op de argumenten die we op 15 april 2009 hebben uiteengezet. Dat is toch al een hele tijd geleden en we moeten aandringen op duidelijkheid in deze zaak. Als vennootschappen iets niet kunnen verdragen dan is het wel rechtsonzekerheid. Het is belangrijk dat we weten waar we staan in verband met de EG- en EER-verdragsregels.
De nauwkeurige argumentatie die in de brief van 15 april was opgenomen heb ik van de heer Wathelet niet gekregen. Ik zal daarover een schriftelijke vraag stellen. Misschien kan ik wel een kopie van de brief krijgen.
Ik ben blij dat de minister een verlaging van de vennootschapsbelasting niet ongenegen is. De vennootschapsbelasting is het eerste waar bedrijven naar kijken wanneer ze overwegen zich in een land te vestigen. Het is belangrijk voor de tewerkstelling zoveel mogelijk bedrijven uit het buitenland aan te trekken. Onze vennootschapsbelasting is zeer hoog en we zouden op zijn minst naar het concurrerende gemiddelde van de Europese Unie moeten gaan. Ik ben blij te horen dat de minister een dergelijke maatregel niet ongenegen is, maar zou hij er alstublieft ook werk van willen maken?