4-111

4-111

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 4 FEBRUARI 2010 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Actualiteitendebat: De veiligheidssituatie in Brussel

Mondelinge vraag van de heer Luckas Vander Taelen aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «de veiligheidssituatie in Brussel» (nr. 4-1080)

Mondelinge vraag van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Justitie over «de justitiële reactie op de toegenomen criminaliteit in Brussel» (nr. 4-1085)

Mondelinge vraag van de heer Johan Vande Lanotte aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de schietpartij in Laken» (nr. 4-1075)

Mondelinge vraag van de heer Philippe Monfils aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de strijd tegen de zwarthandel in wapens» (nr. 4-1073)

De voorzitter. - Het Bureau heeft vanmiddag besloten een actualiteitendebat te houden over `de veiligheidssituatie in Brussel'.

De heer Luckas Vander Taelen (Groen!). - Vorige week raakte bekend dat een technische hogeschool uit Anderlecht wegtrekt omdat de leerlingen sinds twee maanden dagelijks overvallen worden door jonge criminelen. Dat was voor mij een teken dat er in Brussel iets aan de hand is. Men kan moeilijk aanvaarden dat een school niet langer kan garanderen dat leerlingen veilig naar school kunnen gaan.

Nadat ik daarover een artikel in de Franstalige pers had gelezen, heb ik een artikel geschreven in de Vlaamse pers. Daarop is een debat losgebarsten, dat gevoed werd door twee gewelddadige hold-ups waarbij zware wapens werden gebruikt, een agent werd neergeschoten en de politie een grote hoeveelheid automatische wapens heeft ontdekt. Inmiddels is het debat ontaard in een polemiek.

Op een voor buitenlanders onbegrijpelijke manier is dit dispuut op korte tijd communautair gekleurd. Aanvankelijk reageerde de Franstalige pers niet, terwijl de Vlaamse pers ontvlamde en over een `Chicago aan de Zenne' sprak.

Aan Nederlandstalige kant wordt aangedrongen op een grondige reflectie over de problematiek, terwijl aan Franstalige kant geoordeeld wordt dat het probleem overtrokken is, dat Brussel een veilige stad is. De burgemeester van Brussel had het zelfs over een `fait divers', wat mij deed vermoeden dat ik onvoldoende Frans ken om te begrijpen dat men een agent die wordt neergeschoten met een kalasjnikov kan catalogiseren als een fait divers, tenzij de burgemeester een `winterfeit' zou hebben bedoeld. De Franstalige these is dat Brussel meer geld moet krijgen om de bestaande structuren beter te laten functioneren.

De Senaat is niet de plaats om de polemiek opnieuw te voeren. De vraag of er gesleuteld moet worden aan de politiezones, is wel een discussie waard. Ik denk niet dat één politiezone alle problemen zal oplossen. Ik pleit integendeel voor één politiebeleid op het niveau van het Gewest en een betere coördinatie van de politiezones. Een onbevooroordeelde discussie hierover lijkt me niet onbelangrijk. Het lijkt me in dit verband ook niet verkeerd om naar de verzuchtingen van de politiemensen te luisteren en rekening te houden met de ervaringsdeskundigheid van preventiewerkers.

Over 20 jaar zal de hoofdstad 200 000 inwoners meer tellen. De bevolkingstoename zal zich hoofdzakelijk situeren in de zogenaamde `sikkel van de armoede', die zich uitstrekt van Molenbeek, over Anderlecht naar Sint-Gillis en Vorst. Als we daaraan niets doen, zullen de problemen die we vandaag kennen, alleen nog maar toenemen. Criminaliteit gedijt nu eenmaal in gebieden met sociale achterstelling.

Tegenover het geweld waarmee scholen in Anderlecht te maken hebben, bestaat maar één antwoord: zero tolerance. Ik voeg er echter onmiddellijk aan toe: ook een zero tolerance tegenover toestanden waarbij in sommige wijken van de hoofdstad de jeugdwerkloosheid de 50% nadert. Dat is ontoelaatbaar. We moeten een strijd voeren op al die terreinen tegelijk. Het is echter niet omdat we een grotere sociale rechtvaardigheid moeten nastreven, dat we de rechtmatige verzuchtingen op het vlak van alledaagse veiligheid moeten minimaliseren.

Mijnheer de eerste minister, Brussel is de hoofstad van dit koninkrijk en van Europa. Wat hier gebeurt, raakt snel over de hele wereld bekend. Een negatief imago kan alleen nadeel berokkenen.

Kunnen wij van u een belangwekkend initiatief verwachten om alle betrokken Brusselse partijen samen te brengen om aan die negatieve spiraal een einde te maken?

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het is niet de eerste maal dat de criminaliteit in Brussel onze aandacht trekt. Ook de bende van Haemers trad destijds zeer agressief op tegen de politiediensten.

De criminaliteit in Brussel heeft nu echter een andere vorm aangenomen. Aan de basis van die criminaliteit liggen verschillende oorzaken; het zou dan ook verkeerd zijn om één welbepaalde oorzaak naar voren te schuiven. De internationalisering, de invloed van de grensoverschrijdende criminaliteit in bepaalde milieus zijn oorzaken die in de jaarrapporten over de georganiseerde misdaad steeds worden benadrukt.

Wanneer die criminaliteit een weerslag heeft op het dagelijkse leven van onze medeburgers is een passende aanpak geboden. De bewaring van de rust en van de openbare orde zijn basisrechten. Als die basisrechten niet worden gerespecteerd, kunnen de andere rechten die nodig zijn om een goed maatschappelijk en individueel leven uit te bouwen nooit worden gerealiseerd.

Naar aanleiding van de recente incidenten werden zeer snel uiteenlopende verklaringen afgelegd. Dit debat is geen wedstrijd in welsprekendheid waarbij het erop aankomt zo sterk mogelijke verklaringen af te leggen. Het is wel een politieke strijd waarbij wordt nagegaan wie de meest efficiënte maatregelen kan voorstellen. Wie een nultolerantie wil opleggen die evenredig is aan de uitdagingen, kan op mijn steun rekenen. Wie denkt aan een tapijtbombardement over het hele Brusselse gewest, moet weten dat hiervoor niet de nodige middelen kunnen worden gevonden. Bovendien zou een dergelijke maatregel onaangepast zijn.

Ik vraag me dan ook af welk standpunt de regering inneemt. Het is immers de regering die bevoegd is. Het verwondert me dat minister Smet verklaart geen enkele Vlaamse euro meer te willen geven voor de politie in Brussel. Het is me niet bekend dat daar in de Vlaamse begroting middelen voor zijn uitgetrokken.

Er zijn ook meer dan 700 vacatures bij de Brusselse politie. Welke maatregelen neemt de regering om de personeelsformatie in te vullen, in plaats van nogmaals in bijkomende agenten te voorzien?

Ik zou ook graag vernemen wat de weerslag is op de justitiële verwerking als de politie strenger gaat optreden. Wat zijn de intenties van de regering op dat vlak?

De heer Johan Vande Lanotte (sp.a). - Het standpunt van mijn partij over de politiezones is bekend. Ik denk niet dat het nuttig is om het in dit minidebat te herhalen. Ik zal me beperken tot enkele vragen, omdat sommige antwoorden misschien tekenend zullen zijn voor de mentaliteit.

Ten eerste, de politie werd maanden geleden al geregeld ingelicht over problemen in verband met de bewuste woning, de Wautierstraat 36, waar de daders van de schietpartij werden ingerekend. Er werd een klacht ingediend tegen het inrichten van een opslagplaats aldaar en er werd zelfs een petitie ingediend. De organisatoren van de petitie werden bedreigd en de wagen van een van hen is zelfs uitgebrand. De overbuur zou de politie foto's hebben bezorgd die aantonen dat er gestolen wagens met valse nummerplaten waren gestald en een andere buur lichtte de politie in over de aanwezigheid van wapens. De politie heeft daarop evenwel niet gereageerd.

Ik zeg dit hier niet om de politiemensen in een slecht daglicht te plaatsen, want ik begrijp ook wel dat ze niet alles aankunnen, maar wel om te wijzen op een mentaliteit. Als verschillende buurtbewoners de politie inlichten over gestolen wagens, valse nummerplaten en wapens en de politie reageert daar niet op, dan worden die feiten gewoon gebagatelliseerd. In bijna alle gemeenten zal de politie bij dergelijke aantijgingen alleszins een kijkje gaan nemen, maar hier zou dat niet gebeurd zijn. Is dat correct?

Voor een ander voorbeeld van bagatelliseren, verwijs ik naar het debat dat gisteren in het Vlaamse Parlement is gevoerd. Een medewerkster van een van de sprekers was twee uur voordien van haar handtas beroofd. Na aangifte werd ze verzocht de agenten te vergezellen naar een welbepaalde plaats waar ze haar handtas waarschijnlijk zou terugvinden, wat effectief het geval bleek te zijn. Ook dat is bagatelliseren. Men wordt dergelijke feiten gewoon, weet wie de daders zijn, maar treedt er niet tegen op. Nu beweert men dat mensen hysterisch reageren, maar de feiten worden niet ernstig genomen.

Ten derde, staatssecretaris en burgemeester van een van de grootste gemeenten in Brussel, de heer Clerfayt, verklaarde op de radio dat ASTRID niet als één zone kan worden beschouwd, omdat daar geen geld voor is. Dit is manifest onwaar, want de ASTRID-toestellen worden door de federale overheid betaald. Alle andere gemeenten van ons Koninkrijk betalen die kosten zelf, maar Brussel niet.

Als men gekant is tegen één politiezone, waarom beschouwt men ASTRID dan niet als één zone? Dat betekent geen extra kosten, want het radiocommunicatienetwerk kan worden ingesteld. Bij alarm kan men onmiddellijk naar één zone overschakelen. Politiemensen die in een auto achtervolgen, moeten bij alarm gewoon de knop aan een toestel omdraaien. Daar kan men toch niets op tegen hebben, tenzij men vreest dat de kwestie van één politiezone te berde zal worden gebracht en men dit absoluut wil vermijden.

Men maakt dus geen gebruik van een veilig systeem omdat men bang is dat er later misschien over bevoegdheden zal worden gesproken. Nochtans zou men voor de politie de veiligste werkomstandigheden moet nastreven. Welnu, dat betekent het radiocommunicatienetwerk helemaal openstellen, zodat iedereen weet wat er gaande is.

Het gaat hier om een bagatellisering en om excuses. De heer Clerfayt beweert dat er geen geld is. Dat klopt niet want ASTRID wordt gefinancierd door de federale overheid. Ook het argument van het tekort aan politiemensen klopt niet. Er zijn genoeg politieagenten in België. Er zijn ook genoeg rechters. In Brussel zijn er 203. Als de minister van Justitie vraagt om de komende maanden zeer snel te reageren, wordt een uitbreiding van het korps geëist. Kan men dan niet herschikken?

Ik had graag concrete antwoorden. Wat vindt de minister van de manier waarop is gereageerd? Wat is de timing van de regering? Vrijdag debatteert de regering voort, maar men kan niet eeuwig blijven discussiëren. Er moeten ook maatregelen komen.

M. Philippe Monfils (MR). - Je me réjouis de la présence du premier ministre au Sénat, d'autant que tous les ministres ne font pas toujours preuve du même respect à l'égard de nos traditions parlementaires. Je remercie donc vivement M. Leterme d'être venu écouter les premières réactions des parlementaires au sujet des derniers développements de la situation à Bruxelles.

Cette situation n'est pas neuve. Outre les incidents, les drames des derniers jours, on sait depuis très longtemps qu'il existe des problèmes de criminalité à Bruxelles, comme dans d'autres villes, que ce soit à Charleroi ou ailleurs. Il ne faudrait pas stigmatiser Bruxelles, que certains n'hésitent pas à comparer à Chicago, en affirmant qu'ailleurs tout va bien et qu'il faut prendre des mesures drastiques à son égard.

Il convient de prendre des dispositions, certes, mais elles doivent être appropriées. Nous ne pourrions pas concevoir que certains profitent de l'occasion pour tenter de modifier quelque peu le statut de la région bruxelloise en introduisant, dans ce qui doit rester un problème de protection des citoyens, une dose d'avancée communautaire. Pour nous, il n'en est pas question. Or une série de propositions sont manifestement orientées vers cet objectif et pas du tout vers des solutions aptes à résoudre les problèmes de criminalité. Il faut garder à l'esprit que les solutions ne doivent pas être idéologiques mais essentiellement concrètes et adaptées à la réalité sur le terrain.

Quant à la grande délinquance, elle ne date pas d'hier, même si nous devons déplorer le récent braquage d'un bureau de change bruxellois. Lors de l'examen du projet de loi sur les armes des particuliers, nous n'avons cessé de répéter, en vain, qu'il ne suffisait pas de cibler les personnes en possession d'une arme de chasse mais qu'il fallait se préoccuper aussi de la grande criminalité. Nous sommes restés sans réponses. Des mesures d'arrêtés d'exécution ont bien été prises pour les citoyens détenteurs d'armes mais rien n'a été entrepris à l'égard de la grande criminalité.

Dernièrement, j'ai lu dans un journal le récit de l'odyssée de quelques journalistes qui avaient tenté de savoir dans quelle mesure on pouvait se procurer des armes de guerre. En six heures, ils avaient réussi à se procurer des kalachnikovs alors même que la police avait déclaré que c'était compliqué voire impossible.

Afin d'éviter de stigmatiser Bruxelles, je tiens à préciser que les personnes qui ont fourni les kalachnikovs auraient affirmé qu'il était beaucoup plus facile de trouver celles-ci à Charleroi ou à Liège qu'à Bruxelles. Ces armes sont achetées en Pologne. Ici, elles sont vendues 1 200 euros, ailleurs 600 euros. Si je ne m'abuse, 600 euros, c'est le prix d'un iPhone ! Ce n'est pas acceptable ! Soit les policiers qui ont dit cela sont incompétents, soit ils mentent. En tout cas, rien n'est fait pour lutter contre la grande criminalité. Nous n'avons cessé de demander le démantèlement de ces filières pour qu'il soit mis fin à ce commerce. Il va sans dire que les kalachnikovs ne sont pas en vente dans les armureries.

À Bruxelles comme ailleurs, c'est évidemment la petite criminalité qui exaspère les gens : arrachages et vols de sacs, bagarres, etc. Dernièrement, pas loin de chez moi, le fils d'un conseiller communal a été attaqué par cinq individus qui voulaient lui voler son portefeuille.

La situation était d'ailleurs cocasse : quand il a donné son GSM, les voleurs l'ont lancé en l'air en disant : « Ton appareil est ringard, nous ne pouvons rien en faire ! » En matière de vol aussi, les choses évoluent !

La riposte à cette délinquance passe par une série d'éléments, dont la présence policière sur le terrain. J'entends par là, non pas seulement la présence d'agents en uniforme sillonnant les rues dans une voiture puissante, mais de policiers en jean et en pull qui puissent se fondre dans la population.

Indépendamment des effectifs policiers, il conviendra également de prendre des mesures pour assurer une réaction rapide de l'institution judiciaire.

Le snelrecht a été enterré, mais je suis étonné d'entendre que la comparution rapide fonctionne très bien. En effet, à ma connaissance, très peu de malfrats petits délinquants sont traduits devant le tribunal par le biais de la comparution rapide par procès-verbal. Il revient au ministre de la Justice de rencontrer les procureurs généraux et l'ensemble du monde de la magistrature de manière que les choses progressent dans ce secteur.

Il convient aussi de veiller à l'effectivité des peines. Il n'est pas acceptable que l'on en vienne à la conclusion qu'une peine de trois ans ne doit pas être accomplie parce que, dans les faits, tout le monde sort de prison après un an !

Par ailleurs, nous ne sommes pas partisans de la majorité pénale à 16 ans. Nous avons déposé plusieurs propositions de loi mentionnant que dans le cas de dérapage et d'infractions graves, l'intéressé peut être renvoyé devant la juridiction pour adultes.

Enfin, nous avons courageusement travaillé chaque lundi pendant deux mois à la réforme de l'appareil judiciaire. C'est une bonne chose, mais nous avons abouti à un échec. Rien ne s'est produit. Pendant ce temps, une série de problèmes sont en souffrance. Nous ne nous opposons pas à la poursuite du débat sur la réforme globale du pouvoir judiciaire mais nous émettons plusieurs souhaits. Il convient à notre sens de :
1) Remédier aux excès de la détention préventive ;
2) Pallier les insuffisances des moyens alternatifs ; ainsi, il n'est pas sérieux de dire qu'on ne dispose pas de bracelets électroniques en quantité suffisante ;
3) Remédier à l'arriéré judiciaire à Bruxelles ;
4) Veiller, avec les procureurs généraux, à l'effectivité des peines prononcées ;
5) Cesser le harcèlement que constitue l'application au monde judiciaire de petites mesures d'économie. S'il faut prendre de telles mesures, établissons un véritable plan, discutons-en et appliquons-le. Évitons les demi-mesures, comme la diminution du nombre d'huissiers, d'experts ou autres. C'est un mauvais message tant pour la Justice que pour l'opinion publique.

Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Het debat over wat er de jongste tijd in Brussel aan de hand is, moet met veel gevoel voor nuance worden gevoerd. Ik merk dat dat hier effectief het geval is. De Senaat is dan ook dé plaats voor een dergelijk genuanceerd debat.

Ik kan getuigen dat Brussel in het algemeen een bijzonder aangename stad is. Dat neemt niet weg dat de gebeurtenissen van de afgelopen weken onaanvaardbaar zijn. Een school die uit angst moet verhuizen, agenten die op straat worden beschoten, dat mag men niet minimaliseren. Ik begrijp ook niet dat dit probleem wordt gecommunautariseerd. Het is geen probleem van Vlamingen of Walen, wel van de inwoners van Brussel, de burgers die in deze stad moeten wonen, welke taal ze ook spreken. Het doet er niet toe of een agent die wordt beschoten, Nederlandstalig of Franstalig is.

Een reactie is dan ook nodig. Tien jaar geleden heeft de minister van Justitie een aantal parlementsleden uitgenodigd om mee een kijkje te nemen in New York, waar toen het snelrecht in de praktijk werd toegepast. Men is toen achteraf ook in ons land tot actie overgegaan en men heeft getracht een wettelijk kader voor het snelrecht te maken. De politie heeft ook meer middelen gekregen. Dat is uiteraard oké, maar dan moeten die middelen ook efficiënt en waar nodig worden ingezet.

De zaak eindigt echter niet met de politie. De strafuitvoering is al jaren een zwakke schakel in onze justitie. Het kan niet dat op het optreden van de politie niets meer volgt. We hebben actie nodig, onbevooroordeeld, op alle terreinen.

De burgemeesters moeten worden geresponsabiliseerd. Zij zijn de eerste verantwoordelijken voor de veiligheid in hun zones. Er moeten echter ook sociale maatregelen worden genomen, zoals de heer Vander Taelen zegt. Daarom steun ik ook het voorstel dat collega Sven Gatz in het Vlaams Parlement heeft gedaan. Organiseer een veiligheidsconferentie waar we maatregelen proberen uit te werken.

Ik heb de volgende concrete vragen voor de eerste minister.

Welk standpunt nemen de regering en meer bepaald de minister van Justitie in tegenover de uitspraken van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel, die zegt geen mensen en middelen te hebben om snel recht te spreken? Volgens mij heeft de heer Vande Lanotte gelijk wanneer hij zegt dat we in België veel rechters hebben. Het gaat dan ook niet op telkens meer mensen te eisen, zonder dat daar concrete en objectieve gegevens over werklast tegenover staan.

Hoe staat het met de capaciteit van de jeugdgevangenissen? In mijn mondelinge vraag aan de minister van Justitie kom ik daarop straks nog meer in detail terug.

Zal de regering inderdaad het initiatief nemen alle actoren in een veiligheidsconferentie bij elkaar te brengen?

Zal de minister van Justitie maatregelen nemen om het wettelijk kader van het snelrecht in orde te brengen? Zo ja, op welke termijn?

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Ik zal niet alles herhalen wat al gezegd is, maar ik wil graag aanknopen bij iets waarover de heer Vande Lanotte het heeft gehad, namelijk het banaliseren van bepaalde zaken die niet alleen, maar ook in Brussel gebeuren.

Het banaliseren van criminaliteit, ook zogenaamde kleine criminaliteit, waardoor een zogezegd gevoel van onveiligheid zou ontstaan, dat was het discours van tien of vijftien jaar geleden. Daarmee samenhangend werd justitie achtergesteld, werd er niet in justitie geïnvesteerd, omdat justitie in een bepaalde tijdgeest blijkbaar het allerlaatste was waarop een beroep mocht worden gedaan in een aanpak die absoluut niet repressief mocht zijn. Dat heeft niet alleen tot straffeloosheid geleid, tot een totale miskenning van normen en waarden in bepaalde delen van de stad, maar heeft er ook voor gezorgd dat justitie op het ogenblik niet in staat is de zaken op te vangen.

In die context is het beschamend en zelfs crimineel dat burgemeesters, onder meer die van Molenbeek en van Brussel-Stad, deze feiten afdoen als faits divers. Ik wil daar heus geen communautaire geladen kwestie van maken, maar daar valt men in Vlaanderen van zijn stoel van. Men begrijpt daar echt niet dat burgemeesters die horen te weten en die ook echt wel weten wat er in hun stad gebeurt, deze feiten blijven banaliseren en minimaliseren.

Ik heb begrepen dat de linkerzijde - en ik heb het hiermee lang niet alleen over collega Vander Taelen - eindelijk de ogen geopend heeft en nu ook durft te spreken over nultolerantie. Dat was tien of vijftien jaar geleden absoluut onmogelijk. Eindelijk durft links de dingen bij hun naam te noemen.

Ik hoor pleiten voor een grote veiligheidsconferentie. Mijn vraag daarbij is vooral dat het niet bij een conferentie zou blijven. Want telkens wanneer in Brussel of elders wijken in brand staan, wil men wel de actoren bij elkaar brengen: de politie, de burgemeester, justitie, de magistraten ... Elke keer weer gebeurt er niets en blijft alles bij het oude. Ik hoop dat men deze keer daadwerkelijk maatregelen zal treffen en vooral ook uitvoeren.

Daarom heb ik voor de eerste minister volgende vragen. Staat het snelrecht op de agenda van de eerstkomende ministerraad? Staat het jeugdsanctierecht daar op? Staat de uitbreiding van de gevangeniscapaciteit op die agenda? Staan daar concrete maatregelen op?

Ik weet ook wel dat men met een hervorming van de structuren niet alles oplost, maar de verbetenheid waarmee Franstalig politiek Brussel zich tegen structurele hervormingen, zowel bestuurlijke als bij de politie, blijft verzetten, tart elke verbeelding. De heer Monfils moet dat echt niet in de communautaire hoek duwen, de politievakbonden vragen zelf ook één politiezone. Vanuit Vlaamse hoek vragen we om de structuren aan te passen aan de realiteit. Wij doen dat niet om aan politieke machtsverwerving te doen, maar om het veiligheidsprobleem aan te pakken. Als de Franstaligen dan alleen bezig zijn met de vraag hoe ze hun macht als burgemeester kunnen behouden, dan gaat dat niet meer op.

Voor de eerste minister heb ik daarom nog volgende concrete vraag: hoe gaat hij ervoor zorgen dat op een volgende veiligheidsconferentie niet alleen maar veel gepraat wordt en dat er iets concreets uitkomt?

Mme Caroline Désir (PS). - Je voudrais tout d'abord regretter, au nom du groupe PS, la diabolisation de la situation de la sécurité à Bruxelles. Certains articles de presse ont donné une description apocalyptique de la capitale, évoquant le Far West, une zone de non-droit ou une ville à feu et à sang. Pourtant, la situation à Bruxelles ne s'est pas subitement dégradée. Les incidents dramatiques récents replacent sous les feux de l'actualité des sujets sensibles et importants. Nous ne minimisons certainement pas ces événements. L'objectif n'est pas d'être laxiste ou de faire de l'angélisme à propos de Bruxelles. Nous devons retrouver notre sang-froid et éviter de lancer des slogans ou des solutions à l'emporte-pièce. L'urgence n'est certainement pas bonne conseillère à ce sujet. Nous devons faire des choix objectifs pour les réformes.

Nous ne nions cependant pas les problèmes qui existent dans la capitale. Il ne s'agit pas tant de problèmes de gestion des zones de police que de difficultés structurelles auxquelles Bruxelles est confrontée. Celle-ci manque toujours d'effectifs policiers. On a cité le nombre de 700 agents pour compléter le cadre. Des propositions concrètes doivent être faites pour l'engagement. C'est d'autant plus nécessaire que la Région bruxelloise est amenée à exercer une série de missions spécifiques en tant que capitale belge et européenne. Je pense notamment aux manifestations et aux sommets européens.

Certaines zones font en outre face à un manque structurel de candidats. La Région bruxelloise doit pouvoir bénéficier d'un recrutement adapté à ses besoins et compter sur des policiers qui connaissent Bruxelles dans sa diversité et qui sont formés de manière adéquate.

Dans le domaine de la justice, le principal problème à Bruxelles est celui de l'exécution des peines et du sentiment d'impunité. Pour apporter une réponse efficace et rapide aux délits commis, il est nécessaire de disposer d'effectifs plus nombreux dans les tribunaux.

Enfin, il est temps que la question de l'explosion démographique soit prise en compte. Bruxelles compte aujourd'hui 20 000 habitants de plus que l'an passé. On annonce 170 000 habitants supplémentaires d'ici 2020 et les dernières statistiques montrent qu'on a déjà dépassé les chiffres annoncés par le Bureau du Plan. Dans certaines communes, le taux de croissance est vertigineux. Or cette dimension n'est pas prise en compte dans le financement des zones. Il est vraiment nécessaire d'y remédier.

M. Francis Delpérée (cdH). - Je ferai deux remarques, l'une d'ordre structurel, l'autre d'ordre plus fonctionnel.

Bruxelles compte six zones de police. Certains affirment qu'une seule zone serait beaucoup plus commode et rendrait plus efficace la lutte contre la criminalité. Ils réclament donc une fusion. Cette suggestion ne nous convient pas. Nous devinons en effet que, derrière la fusion des zones de police, pourrait se profiler celle des communes. S'il n'y a plus qu'une seule commune bruxelloise, pourquoi faudrait-il encore une région ? (Protestations sur les bancs du Vlaams Belang) Nous ne souhaitons donc pas que des réformes structurelles relatives à la police viennent bouleverser les équilibres politiques qui prévalent aujourd'hui dans la capitale de notre pays.

Je constate par ailleurs que le cadre de la police dans les six zones est déficitaire : 700 agents manquent. La moindre des choses est de remplir le cadre le plus rapidement possible et de renforcer ainsi les services de proximité et les services de dissuasion. Si l'on veut également tenir compte de l'explosion démographique à Bruxelles, nous devons réengager un débat de fond sur le financement des zones de police.

La police de zone a bien travaillé à Bruxelles le week-end dernier. Cette police a besoin de moyens humains et financiers mais aussi et surtout de considération. Le présent débat devrait peut-être avoir cette portée politique et permettre d'exprimer notre estime à la police.

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - LDD vindt dit geen fait divers, maar kafkaiaans. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bestaande uit negentien gemeenten, zijn zes verschillende lokale politiediensten aan het werk en één federale politiedienst, dus in totaal zeven diensten. Het bestaan van verschillende zones lijkt trouwens volledig te wijten aan de baronieën van de burgemeesters, die een zekere autonomie willen behouden en los willen staan van de federale overheid.

Die zeven verschillende diensten hebben verschillende dispatchingcentrales die op verschillende frequenties communiceren. Doet dit niet denken aan een andere gebeurtenis, toen in New York het New York City Police Department, NYPD, en het Fire Department City of New York, FDNY, op 9/11 eveneens op verschillende frequenties communiceerden? Zij hebben hun les geleerd en werken nu met één communicatiecentrum. Wat moet er gebeuren alvorens hier tot dezelfde conclusies te komen?

We kunnen trouwens nog wat leren van New York. Op een eventuele veiligheidsconferentie kunnen we misschien de oud-burgemeester van New York, Rudolph Giuliani, uitnodigen om te horen hoe hij de zero tolerance in zijn stad bewerkstelligde.

Verschillende communicatiefrequenties kunnen tot apocalyptische, desastreuze gevolgen leiden, zoals bij 9/11. Dat zijn geen communautaire spelletjes. Dat is een wet uit de fysica, namelijk de wet van actie en reactie.

Mme Anne-Marie Lizin (Indépendante). - Je voudrais émettre quelques considérations sur la réforme des polices et les espoirs que nous y avions placés. Il faut faire la différence entre les sentiments et les faits. C'est cette distinction que nous ne faisons pas suffisamment.

Les policiers sont devenus des cibles. Ce n'était pas le cas lorsque nous avons conclu l'accord « Octopus ». Désormais, on agresse la police parce qu'elle est la police. Nous sommes donc favorables à de peines plus sévères en cas d'agression de policiers.

Faut-il pour autant modifier la division en zones ? Le bourgmestre de Bruxelles n'y est pas favorable et il entend conserver sa zone. Pourtant, dès le début de la mise en oeuvre de l'accord « Octopus », nous savions que nous connaîtrions des problèmes de recrutement pour les zones bruxelloises. Nous avions du reste amélioré le traitement des policiers qui restaient dans la zone. Or que se passe-t-il ? Après leur formation à Bruxelles, les policiers quittent la Région pour retourner vers des zones plus calmes en faisant usage des procédures de mobilité. C'est la faiblesse « congénitale » de la police à Bruxelles.

Il ne faut pas salir l'image de Bruxelles. Ce serait injuste. Même dans une petite ville calme, que je connais bien, la semaine dernière, il a fallu douze policiers pour calmer un jeune qui délirait dans un athénée, et certains de ces policiers sont à l'hôpital ! C'est dire à quel point le problème ne se pose que dans une seule grande ville. C'est une attitude générale, notamment de la jeunesse qui est tentée par la provocation.

S'il vous manque sept cents policiers pour remplir le cadre, comment voulez-vous réussir à mener correctement une politique de sécurité ? Un vrai débat sur la sécurité est un débat démocratique. C'est un débat que les citoyens attendent. La sécurité doit être assurée.

Il ne suffira cependant pas de répondre oui ou non aux revendications des policiers. Il faut aussi rendre public le nombre d'armes lourdes qui servent dans les attaques, le type de secteurs dans lesquels on observe une recrudescence des attaques. En effet, puisque les banques sont bien protégées, on s'attaque à d'autres lieux moins bien défendus. La démarche doit être transversale et doit concerner les policiers, l'appareil judiciaire et le monde pénitentiaire qui a beaucoup à dire sur les problèmes de sécurité dans ce pays.

Je crois qu'après dix ans de fonctionnement, le système « Octopus » mérite une mise à jour.

Ceux qui ont lancé le débat - dont les policiers qui manifestaient hier - ont bien fait de tirer la sonnette d'alarme.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Ik parafraseer Charles Picqué eergisteren in Voor de dag: `Laat ons toch niet bezig zijn met het institutionele. We moeten meer geld hebben.' Ik heb een déjà-vugevoel. Mijnheer Leterme, in 2007 werd het institutionele probleem ook niet opgelost. Net als nu luidde het parool toen non. Als we er niet in slagen de huishouding van preventie tot bestraffing in Brussel, laat staan in België, op orde te stellen, hoe denken de Vlaamse collega's van deze minderheidsregering dan dat de kiezer zal reageren? De kiezer voelt immers dagdagelijks de brand in Brussel. In die zin, ligt dit parlement niét in Brussel.

De heer Yves Leterme, eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid. - Dit debat in deze Senaat is een bijzonder goed initiatief. Het is ook goed dat in deze assemblee sereniteit over dit moeilijke onderwerp heerst. Die sereniteit was de voorbije dagen niet altijd aanwezig.

Ik wil eerst enkele inleidende bedenkingen maken, en daarna dieper ingaan op enkele punten. Mijn collega's Annemie Turtelboom en Stefaan De Clerck zullen op hun domein mijn uiteenzetting aanvullen.

Des événements d'un tel ordre, qui mettent en péril la confiance des citoyens au niveau de leur sécurité physique, ne peuvent être qualifiés de « faits divers ».

Anderzijds mag men van onze hoofdstad geen imago ophangen als zou ze in brand staan, als zou geweld er de regel zijn en als zou er geen orde heersen. Collega Vander Taelen heeft dat terecht beklemtoond. Men mag de toestand niet banaliseren, maar ook niet uitbuiten voor politiek gewin. Het probleem waarvoor we staan, is te belangrijk. We moeten het dan ook vanuit verschillende invalshoeken en volgens welbepaalde criteria aanpakken.

Ten eerste, moeten we kiezen voor een aanpak die we kunnen volhouden.

We moeten tijdig beslissingen nemen, het beleid ter zake goed voorbereiden en het vervolgens dag na dag uitvoeren en volhouden ook als de materie de krantenkoppen niet meer haalt en onze assemblees er geen vragenuurtje aan wijden.

Il faut donc agir sans précipitation, et s'inscrire dans la durée. Deuxième élément : cette action nécessite l'implication de toutes les autorités.

Alle overheden dragen verantwoordelijkheid, zij het met verschillende bevoegdheden. Sommige overheden zijn verantwoordelijk voor het omkaderend sociaal beleid in de betrokken wijken, andere voor het integratiebeleid waarin wordt gewezen op eenieders rechten en plichten. Uiteraard dragen ook de verschillende politiecolleges, de federale overheid en de Brusselse gewestregering een verantwoordelijkheid. Daarom moeten we kiezen voor een beleid dat gestoeld is op de dialoog tussen die verschillende overheden.

Ik begrijp zeer goed dat bij dergelijke incidenten in alle duidelijkheid een open maatschappelijk debat moet worden gevoerd, maar, als het stof gaat liggen, moet tussen alle betrokken verantwoordelijken de dialoog op gang komen zodat ze allen in dezelfde richting kunnen kijken.

Vandaag kondig ik nog niets concreets aan, maar ik zal wel, ingaande op een aantal voorstellen en suggesties, wellicht morgen al, op het kernkabinet een voorstel doen voor de structurering van die dialoog.

Je ne vais pas me précipiter ni faire des annonces précoces. Je ferai cependant, demain ou la semaine prochaine, une proposition de structuration du dialogue nécessaire entre tous les pouvoirs publics de la Région de Bruxelles-Capitale.

In onze aanpak moeten we de klemtoon leggen op een omkaderend beleid enerzijds en op de justitiële en politiële aspecten van de veiligheid anderzijds.

De kern van de oplossing ligt in een geïntegreerde aanpak van de hele veiligheidsketen: van preventie over politieaanwezigheid in de wijken - no-gozones zijn uiteraard onaanvaardbaar - tot en met de strafuitvoering. Alle schakels van de keten moeten we aanpakken.

Collega Turtelboom zal straks uitgebreid ingaan op de politieaanwezigheid.

Zelf kom ik nu bij het probleem van de beschikbare getalsterkte.

Mevrouw Turtelboom bezorgt u straks cijfers waaruit blijkt dat sinds 2004 het aantal politiemensen in Brussel-Hoofdstad verdubbeld is. Ik weet dat er vragen zijn naar de versterking en naar een grotere aanwezigheid van de politie op straten en pleinen, maar de realiteit is dat het aantal politieagenten in zes à zeven jaar is verdubbeld. De samenleving levert dus al een behoorlijke inspanning voor die kerntaak van de overheid.

Zowel op basis van een aantal beslissingen van de regering op initiatief van mevrouw Turtelboom, als naar aanleiding van het wetsvoorstel van mevrouw Lahaye-Battheu in de Kamer worden er nog extra mogelijkheden toegevoegd.

Mevrouw Turtelboom heeft naar aanleiding van voorgaande rellen op een bepaald moment vijftig voltijdsequivalenten extra ter beschikking gesteld voor Brussel. Er is vastgesteld dat hun inzet misschien niet gericht was op de kerntaken van de politie. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt opdat dit wel zou gebeuren. Het wetsvoorstel van mevrouw Lahaye-Battheu zal ertoe leiden dat een aantal administratieve taken, die nu door de politiediensten worden uitgevoerd, niet meer in die mate door hen zullen moeten worden uitgevoerd. Daardoor zullen in Brussel een vijfennegentigtal voltijdsequivalenten ter beschikking komen voor echt politiewerk.

Un débat doit porter sur les effectifs, qui doivent être comparés avec les normes et les réserves, avec le cadre réel et le cadre prévu. À ce propos, je voudrais souligner que la responsabilité appartient principalement aux zones et aux autorités communales concernées.

Preventieve aanwezigheid van de politiediensten vereist dat de regering en het parlement die mensen de nodige slagkracht geven opdat zij hun job op een behoorlijke manier zouden kunnen uitvoeren.

Het is goed dat in deze assemblee op een bepaald moment een wetsvoorstel is goedgekeurd om de strafverzwaring ook toe te passen op de functie van politieagent. Dat wetsontwerp van collega Claes is gisteren ook in de Kamercommissie goedgekeurd. Het is een stap in de goede richting. Het versterkt de positie van de politiemensen, die in het veld het beleid moeten waarmaken, terwijl politici enkel over een dossier spreken.

Andere initiatieven moeten en zullen volgen. Mevrouw Turtelboom bereidt een initiatief voor inzake de rechtsbijstand voor politieagenten die worden betrokken in procedures naar aanleiding van de uitoefening van hun job.

Ook de capaciteit om op te treden moet worden opgedreven. Het is de zware taak van de minister van Justitie om een antwoord te geven op de frustratie bij de politiemensen. Die frustratie moeten we als politici durven onderkennen. Wanneer een overtreding van de strafwet wordt vastgesteld, die onder meer te maken heeft met de fysieke veiligheid, maar ook met alle vormen van illegaliteit en criminaliteit, moet daaraan, om het eufemistisch uit te drukken, het passend gevolg worden gegeven.

Ook hiervoor heeft de minister van Justitie al heel wat inspanningen geleverd. Recentelijk heeft hij nog het voornemen geuit om de permanentie bij het parket in Brussel te versterken, zodat het parket het juiste gevolg aan de processen-verbaal kan geven.

Er moet uiteraard nog meer worden gedaan. Ik kom bij de zittende magistratuur en de discussie rond het snelrecht en de volle gerechtelijke afhandeling daarvan. Ik laat het aan collega De Clerck over om daarover een antwoord te geven.

Ik stip nog een laatste punt aan, omdat het door een aantal collega's is aangehaald. Al onze initiatieven, zoals de versterkte politiële aanwezigheid - ik heb het dan niet om het omkaderend beleid - het versterken van de capaciteit van de politie om gepast op te treden, het doen van vaststellingen zodat het parket daaraan gevolg kan geven, moeten ertoe leiden dat, indien daar reden toe is, zoveel mogelijk bestraffend wordt opgetreden.

Er blijft dan nog het aspect van de strafuitvoering. Het is niet correct te beweren dat deze regering, zoals vorige regeringen met een andere samenstelling, de afgelopen jaren geen inspanningen heeft geleverd om de capaciteit in de gevangenissen en voor de jeugddelinquentie, het elektronisch toezicht enzovoort, op te voeren.

Au niveau des régions, les procédures à suivre pour l'obtention de permis de bâtir et l'extension des prisons sont parfois complexes et lourdes. Grâce aux efforts du ministre de la Justice et du responsable de la Régie des bâtiments, nous voyons enfin le bout du tunnel. Nous continuons à sélectionner des lieux où nous pourrons implanter de nouveaux établissements pénitentiaires. En outre, la capacité d'accueil des délinquants juvéniles sera aussi augmentée, et le complexe de Saint-Hubert sera ouvert sous peu.

Er worden dus inspanningen geleverd om de capaciteit uit te breiden. Dat betreft de laatste schakel vóór de herintegratie van gevangenen nadat ze hun straf hebben uitgezeten.

We mogen de zaken niet bagatelliseren, maar evenmin mogen we het beeld ophangen dat heel Brussel in brand staat. De situatie vraagt een nuchtere, duurzame aanpak waarbij elke schakel van de veiligheidsketen evenveel aandacht krijgt.

Over de organisatie van de politie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest liggen de politieke standpunten ver uit elkaar. Naar mijn mening is het evenwel niet realistisch alle heil te verwachten van de manier waarop de politiezones worden georganiseerd.

Il me paraît trop facile de croire que la fusion des six zones de police en une seule est la solution.

Naar aanleiding van vroegere rellen en van een beleidsreactie vorig jaar hebben de korpschefs van de zes zones op 13 januari 2010 een samenwerkingsprotocol gesloten. Los van het huidige debat biedt dit protocol al bijzonder veel mogelijkheden voor een effectievere en efficiëntere inzet van onze politie.

Ik geef uiteraard graag de kans aan mijn collega's van Justitie en Binnenlandse Zaken om dieper in te gaan op de materies van hun beleidsdomein.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Elk van ons is het ermee eens dat veiligheid een recht is van iedereen. Of men jong of oud is, rijk of arm; veiligheid is een basisrecht en is geen fait divers.

Veiligheid is de verantwoordelijkheid van politie, justitie, lokale autoriteiten, gewesten, gemeenschappen en van de hele veiligheidsketen. Ik verwijs daarbij graag naar het voorbeeld van Charleroi. We herinneren ons nog goed dat de situatie er onaanvaardbaar was. We hebben de vicieuze cirkel evenwel kunnen doorbreken door samen te werken met justitie, sociale inspectie, preventieambtenaren, federale en lokale politie, en door toepassing van gemeentelijke administratieve sancties.

Na de gebeurtenissen van de voorbije weken mogen we Brussel niet afschrijven. Ook daar ligt de oplossing in het samenwerken.

Dat is ook de reden waarom op de vergadering van afgelopen maandag afspraken werden gemaakt met de sociale en economische inspectie, de lokale en de federale politie en justitie om meer in de diepte te werken, de netwerken op te rollen en te zorgen voor een veiliger samenleving.

Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Molenbeek hebben we aan de honderdvijftig agenten die de federale politie bijkomend had ingezet om de lokale politiezones in Brussel permanent te ondersteunen, nog vijftig extra agenten toegevoegd. We hebben daaraan echter één voorwaarde verbonden. Voor de eerste keer hebben we gevraagd dat de zes politiezones een protocol ondertekenen dat er moet voor zorgen dat de zones samenwerken. Ik ben geen fetisjist van één politiezone, maar ik ben er wel van overtuigd dat altijd en overal een betere samenwerking moet worden nagestreefd. Die weg willen we verder bewandelen.

Daarom ook vond gisteren een vergadering plaats met de zes korpschefs van de zones, de commissaris-generaal en de twee directeurs-generaal Dirco en Dirju, om tot een geïntegreerde werking van de politie te komen.

We hebben de politie tien jaar geleden hervormd. Uit de evaluatie van tien jaar politiehervorming blijkt dat hervorming is geslaagd. De politie op twee niveaus met een lokale politie die wordt ondersteund door de federale politie, de geïntegreerde werking, is een succes. Dat is de weg die we verder moeten bewandelen. Dat was ook de inzet van de vergadering van gisteren: op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat de bijkomende agenten voor Brussel optimaal worden ingezet en dat de samenwerking maximaal kan worden georganiseerd met het oog op een veiliger stad.

Het aantal politieagenten blijft een eeuwige discussie: er zijn te weinig agenten; zevenhonderd plaatsen zijn niet ingevuld. Ik kan nu zeggen dat we boven de KUL-norm zitten die bij de start van de politiehervorming als maatstaf werd genomen. Er zijn vandaag meer agenten in Brussel dan één, twee, drie, vijf jaar geleden. Dat geldt trouwens voor het hele land. In 2004 waren er in Brussel 2645 agenten, in 2009 waren er 5033 agenten. Door een beter geïntegreerde samenwerking kunnen we onze capaciteit efficiënter en rendabeler maken.

Ik verwijs in dat verband ook naar het voorstel van wetswijziging dat gisteren in de Kamer werd ingediend en waardoor het werkvolume van de lokale politie met 2% zou afnemen, in Brussel een equivalent van honderd agenten. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat er meer agenten op straat zijn.

Uiteraard staan een aantal maatregelen op stapel; met een kalasjnikov op een agent schieten is geen fait divers, maar een ernstig feit. Agenten staan in de samenleving in voor de veiligheid van alle burgers. Geweldpleging tegen hen is onaanvaardbaar. Om die reden steunen we het wetsvoorstel van senator Claes om gewelddaden tegen politieagenten zwaarder te bestraffen. Ook hoop ik zo snel mogelijk in het parlement een tekst te kunnen indienen met betrekking tot de kosteloze rechtsbijstand, zodat politieagenten op alle mogelijke steun kunnen rekenen wanneer zich incidenten voordoen.

Dat brengt me bij de radiocommunicatie. Ik heb de tijdstabel opgevraagd en hieruit blijkt dat het bericht dat er gedurende veertien minuten niets is gebeurd, niet klopt. Er zijn twee verschillende feiten gemeld: één om 9.11 uur en één om 9.25 uur. De oproep met betrekking tot de overval is pas om 9.27 uur binnengekomen, dus twee minuten nadat de achtervolging was ingezet. Dat neemt niet weg dat een betere samenwerking, ook op het vlak van radiocommunicatie, mogelijk en wenselijk is. Indien de communicatie kan worden verbeterd door de instelling van één radiokanaal, dan moeten we alle betrokken actoren van het nut hiervan overtuigen.

Ten slotte wil ik antwoorden op de vragen van senator Vande Lanotte over de klachten van de bewoners met betrekking tot de vermeende criminele activiteiten van de bewoners van het huis in de de Wautierstraat 36. Volgens mijn informatie heeft de politie inderdaad klachten ontvangen, zij het meer dan een jaar geleden. Het gaat om klachten in verband met niet-legale garages in de de Wautierstraat 36.

De politie van de zone Brussel-Hoofdstad-Elsene, en meer bepaald het wijkcommissariaat, was dus wel degelijk op de hoogte van de problemen met de buurman in de wijk. De politie heeft de klachten ernstig genomen en is opgetreden. Op 4 september 2008 heeft de politie in de Maria-Christinawijk een controle gedaan op de aanwezigheid en exploitatie van illegale garages, alsook op het illegaal verblijf van personen. De politie heeft samen met andere diensten, zoal Net Brussel, de Vreemdelingendienst en de dienst Urbanisme, een controle van de garages en van de aanwezige personen met verscheidene politiediensten gedaan. Hieruit bleek dat bepaalde garages niet in orde waren met de uitgereikte vergunningen. De diverse diensten hebben de nodige processen-verbaal opgesteld. Bovendien werden alle aanwezige personen en voertuigen gecontroleerd.

De exploitant van de garage in de de Wautierstraat 36 werd op 4 september 2008 een exploitatieverbod opgelegd wegens zwartwerk en het niet in het bezit zijn van de nodige toelatingen. Er was op dat ogenblik echter geen sprake van handel in gestolen voertuigen.

De petitie waarover de heer Vande Lanotte het in zijn vraag had, is overhandigd aan de dienst urbanisme van de Stad Brussel. Het is dus een zaak voor de lokale overheid. Ik reken erop dat de petitie met de nodige ernst wordt onderzocht.

Wat de eventueel overhandigde foto's betreft, is het zo dat vandaag, 4 februari 2010, de lokale politie van de betrokken buurman inderdaad een cd-rom heeft ontvangen met foto's van de personen die toegang hadden tot de garage in de de Wautierstraat 36.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. - Personnellement, j'ai été choqué en apprenant qu'une école était obligée de quitter un quartier. C'est alors que nous avons compris que nous devions agir pour rétablir la sécurité à Bruxelles, en particulier dans le quartier de Cureghem à Anderlecht.

Nous avons donc réagi immédiatement et pris, avec le Parquet, toutes les mesures qui s'imposent.

We moeten een onderscheid maken tussen dossiers van zware criminaliteit, die de bijzondere aandacht van het parket-generaal verdienen, en de problematiek van straatcriminaliteit, waartegen eveneens adequaat moet worden opgetreden. De problemen kunnen echter niet alleen door politie en justitie worden opgelost. Op dat punt sluit ik me volkomen aan bij de eerste minister, die daarnet zei dat alle overheden samen in dialoog naar een oplossing moeten zoeken en moeten nagaan hoe we tot een geïntegreerde werkwijze kunnen komen.

Wat heeft mijn departement tot nog toe gedaan?

Maandag heeft de procureur des Konings al overleg gepleegd met de burgemeester, de korpschef, Dirco en de overige betrokkenen. Daar werd onder meer beslist over te gaan tot een nultolerantiebeleid in die bepaalde wijk. De procureur des Konings deelde me mee dat er voor heel Brussel een nultolerantiebeleid wordt gevoerd bij agressie tegen politiemensen, maar dat er in die specifieke wijk nu een algemeen nultolerantiebeleid zal worden gevoerd.

Nultolerantie algemeen en permanent toepassen is niet mogelijk, aangezien men zo'n beleid niet in lengte van weken, maanden of jaren voor honderd procent kan verzekeren. Desalniettemin is die beslissing in dit geval absoluut verantwoord.

Het parket heeft zijn werkorganisatie aangepast met het oog op een beschikbaarheid gedurende 24 uur per dag, zodat het onmiddellijk kan reageren op de acties van de politiediensten.

Een volgende schakel is de zittende magistratuur. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel zei dat hij dat moeilijk realiseerbaar achtte.

Mijn verklaringen in deze zaak dateren van na de gesprekken op maandag tussen het parket en de zetel van de rechtbank, toen werd beslist tot nultolerantie over te gaan.

De rechtbank van eerste aanleg van Brussel beschikt over 104 magistraten en 35 toegevoegde rechters. Ingevolge een normale evolutie zijn er vijf vacatures.

Dat zijn relatief veel magistraten. Het argument dat de rechtbank niet kan werken, is volgens mij niet juist.

Overigens zijn er in Brussel sinds november twee kamers bevoegd voor dit soort dossiers. Vandaag wordt niet het vroegere, klassieke snelrecht toegepast, maar wordt er gewerkt met een dagvaarding bij proces-verbaal. Deze werkwijze is efficiënter en wordt in Brussel toegepast op initiatief van mijn voorganger, Jo Vandeurzen. Hij heeft de procureurs-generaal attent gemaakt op de wijziging van artikel 216quater en hen gevraagd meer gebruik van deze procedure die tot een versnelde correctionele afwikkeling kan leiden.

De heer Marc Verwilghen (Open Vld). - Ik wil de minister nog een bijkomend argument aanreiken. Toen in 2000 het snelrecht werd ingevoerd, werd daarvoor het aantal rechters in Brussel uitgebreid. Er zijn toen rechters toegevoegd om het snelrecht mogelijk te maken. Die rechters zijn er nog altijd en zouden dan ook perfect die taken op zich kunnen nemen.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - De vraag was alleen of en onder welke voorwaarden er eventueel een bijkomende kamer zich met deze dossiers kon bezighouden, zodat ze binnen een redelijke termijn kunnen worden behandeld.

Ik heb onmiddellijk contact opgenomen met de hiërarchische oversten en vergaderd met de procureur-generaal en de eerste voorzitter van het hof van beroep in Brussel om afspraken te maken over de organisatie van de rechtbank van eerste aanleg, zodat de acties van politie en parket goed en snel worden opgevolgd door de zetel van de rechtbank van eerste aanleg. Ik ben ervan overtuigd dat dit zal gebeuren. We zetten deze dialoog voort.

En ce qui concerne le suivi, le parquet fait le nécessaire. Le tribunal de première instance s'organise et le dialogue sera poursuivi en ce qui concerne le cadre dont ils disposent.

Se pose par ailleurs la question de savoir dans quelle mesure il faut réagir en cas de condamnation : l'exécution des peines, un large débat à mener. Je tiens simplement à signaler que demain, le Conseil des ministres se prononcera sur l'élargissement du bracelet électronique : nous voulons passer rapidement d'une capacité de cent bracelets à mille cinq cents. Cela facilitera les choses. Par ailleurs, le contrat dont nous disposons offre une certaine flexibilité.

Dan is er de capaciteit van de gevangenissen, die voor de strafuitvoering moeten instaan. Alleen al voor de nieuwe gevangenissen gaat het om dertien dossiers die moeten worden gevolgd. Bepaalde dossiers evolueren al positief. Tongeren is klaar en heropend, met 34 cellen waarvan de helft voor jongeren beschikbaar is. Saint-Hubert met een jeugdafdeling gaat ten laatste op 1 april officieel en volledig open, waardoor we de opvang in Everberg kunnen herschikken en we kunnen voortwerken rond de jeugdgevangenis te Achêne. Ook in Gent en Antwerpen wordt er geïnvesteerd. De dossiers van Brussel, Dendermonde, Beveren, Leuze, Marche-en-Famenne zijn in volle ontwikkeling. Wellicht zal de realisatie van deze dossiers inderdaad enige vertraging oplopen, maar er wordt hard aan gewerkt.

De ingebruikname van cellen in de gevangenis van Tilburg verruimt ook onze capaciteit. Dagelijks worden nu gevangenen overgebracht. Morgen ga ik ernaartoe om afspraken te maken met de Nederlandse collega's. De druk in de Belgische gevangenissen zal minder groot worden en de kwaliteit van de opvang van gedetineerden kan verbeteren. Het is een overgangsperiode in afwachting van nieuwe gevangenisstructuren.

Als de hele keten, van politie over parket tot rechtbank, goed werkt, zullen we beter kunnen reageren. We moeten het principe vasthouden dat straffeloosheid niet meer kan. Aan elke straf die een rechtbank uitspreekt, moet gevolg worden gegeven. Het heeft weinig zin de hele keten voor het nultolerantiebeleid te mobiliseren, als op het einde van die keten, na een veroordeling door de rechtbank, de sanctie niet wordt uitgevoerd, zoals dat nu vaak het geval is bij gevangenisstraffen van minder dan zes maanden. Ik ga na hoe we dat kunnen realiseren.

Binnen de regering plegen we verder overleg om deze maatregelen te concretiseren en duurzame maatregelen te treffen. We willen de problematiek van Brussel in de breedte aanpakken, niet vanuit een louter veiligheidsbenadering, maar een ruime integrale aanpak waarbij alle overheden betrokken zijn.

De heer Luckas Vander Taelen (Groen!). - Ik dank de minister voor de aankondigingen. Ik ben benieuwd wat het gestructureerde debat zal inhouden. Ik kan alleen maar toejuichen dat de eerste minister zich bewust is van het probleem. Of het zal worden opgelost, weten we niet.

Ik ben een beetje verontrust als ik bepaalde collega's hoor spreken over de noodzaak om de huidige structuur van de negentien Brusselse gemeenten te laten bestaan. Als men daarbij dan ook nog spreekt over politieke evenwichten, dan zijn we nog lang niet thuis. Er moet een debat gevoerd worden waarbij men alle taboes, oordelen en vooroordelen achterwege laat. De situatie in Brussel is zo explosief, ook op het vlak van onderwijs en sociale achterstelling, dat we niet kunnen doen alsof Brussel niet moet evolueren.

De negentien gemeenten kunnen goed functioneren, maar laten we eens een debat organiseren over de rol van het gewest en de rol van die negentien gemeenten. Het is een structuur uit de negentiende eeuw. We zijn nu in de eenentwintigste eeuw. Ik heb de indruk dat sommige collega's niet goed weten dat er in Brussel twee- tot driehonderdduizend mensen zullen bijkomen. Het zou gewoon misdadig zijn het status-quo te willen handhaven.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dank de eerste minister en de bevoegde ministers omdat ze zo uitgebreid op het debat zijn ingegaan. Dat bewijst in ieder geval dat de regering het probleem niet banaliseert.

Er is een multi-institutionele aanpak nodig. Diverse overheden die in Brussel bevoegdheden hebben, zullen moeten samenwerken. Dat is de juiste aanpak, maar samenwerkingsfederalisme impliceert uiteraard ook federale loyaliteit. Dat betekent dat men in de politieke discussie ook een atmosfeer moet creëren waar wel verschillende opvattingen kunnen bestaan, maar waar er tot een echte conclusie moet worden gekomen. Men kan niet pleiten voor veiligheid en nadien een politieke atmosfeer creëren die conclusies verhindert. Het resultaat is de toetssteen op het terrein. In het verleden is dat op een bepaald ogenblik gelukt en ik denk dat het ook hier het geval zal zijn. Voor de dringende investeringen voor de gevangeniscapaciteit hebben de bevoegde ministers, naast de budgettaire problemen, ook problemen op het terrein om alle vergunningen en alle voorwaarden te bereiken om tot de aanbestedingen te komen zoals in de deelstaten wordt gesignaleerd.

Ik denk dat onze wetgeving onvolkomen is. We hebben wel een wetgeving voor onteigeningen in dringende omstandigheden, maar er zijn soms ook andere dringende omstandigheden die een snelprocedure in bepaalde investeringen bij dringende nood mogelijk zouden moeten maken. De Senaat zou er eens over moeten nadenken of er geen globale regeling moet komen, zoals de regering nu voorstelt voor de financiële crisis. Het lijkt me nuttig een noodtoestandsregeling, een begrip dat in de rechtsleer welbekend is, maar waarover betwisting bestaat, in het leven te roepen voor wanneer we met dringende problemen worden geconfronteerd.

De heer Johan Vande Lanotte (sp.a). - Het zal niemand verbazen dat ik mij minder verheug over de verschillende antwoorden. De eerste minister heeft gezegd dat hij vrijdag of de week erna een voorstel zal doen over hoe er zal worden gepraat. Dergelijke intentieverklaringen heb ik de voorbije twee jaar herhaaldelijk gehoord en dat was dan de verste vorm van doorbraak in sommige dossiers. Het herinnert me aan gesprekken over andere thema's die al vaak zijn stilgevallen. Ik vrees dus dat ook dit voorstel vooral een manier is om, na de eerste verontwaardiging, niet meer in te gaan op de interessante voorstellen van de ministers Turtelboom en De Clerck en dat zal worden gepraat tot daar niet veel meer van overblijft. Ik wil hier in ieder geval uitdrukkelijk mijn steun betuigen aan wat de twee ministers hier en in het weekend hebben gezegd. Er zijn verdergaande maatregelen nodig.

Ik begrijp dat de heer Delpérée vragen stelt naar een mogelijke verborgen agenda, maar als men dat telkens doet kan er geen enkel probleem meer worden aangepakt. Als we praten over de veiligheid, kunnen er argumenten voor of tegen één politiezone worden geformuleerd. Ieders mening is respectabel, maar niet willen praten uit vrees voor een mogelijk communautair effect, is niet goed te keuren. We moeten het gesprek niet vragen om communautaire redenen, maar het mag evenmin worden geweigerd om communautaire redenen. We moeten het voeren met als enig doel dat het iets moet opbrengen. Ik heb zelf bijvoorbeeld een vraag gesteld over één communicatiezone, maar die mag niet communautair worden bekeken. Er moet gewoon worden onderzocht of dat in de praktijk beter is of juist minder goed en dan moet er een beslissing worden genomen.

M. le président. - Le débat était particulièrement intéressant. Je crois qu'il devra se poursuivre pour progresser. Je voudrais exceptionnellement ajouter quelques mots étant donné que je suis le seul président d'une zone de police de Bruxelles présent. L'effectif de ma zone est complet, tout comme celui de plusieurs autres zones, et toutes les voitures de police de la zone sont en communication ASTRID avec les autres zones, sans problème. Cela dit, une meilleure coordination entre les zones, comme le préconise Mme la ministre, serait à mon avis souhaitable.