4-110

4-110

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 28 JANUARI 2010 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Justitie over «getuigenbescherming» (nr. 4-1398)

De voorzitter. - De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen, antwoordt.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Volgens de website van de federale politie heeft de directie Bestrijding van de georganiseerde criminaliteit tevens getuigenbescherming onder haar verantwoordelijkheid.

Deze getuigenbescherming omvat volgens de gegeven informatie, het geheel van gewone en/of bijzondere beschermingsmaatregelen die kunnen genomen worden ten voordele van personen die bereid zijn te getuigen in een rechtszaak en wier veiligheid en/of die van hun familie ernstig bedreigd wordt. Het Speciaal Interventie-eskadron is het onderdeel van de federale politie dat onder meer ingezet wordt bij deze getuigenbescherming.

Hoeveel getuigen worden momenteel beschermd door het Speciaal Interventie-eskadron? Hoeveel relocaties van betrokken personen zijn er momenteel? Staat er een maximumtermijn op relocatie? Er bestaat tevens een mogelijkheid voor een alarmprocedure. Wat houdt dit concreet in? Hoeveel personen kregen tot op heden in dit kader een wijziging van identiteit?

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. - Ik lees het antwoord van minister De Clerck.

Voor de vraag over het aantal getuigen die momenteel door het SIE worden beschermd, verwijs ik naar het jaarlijkse rapport van de dienst Strafrechtelijk Beleid, die onder andere cijfermateriaal inzake de bescherming van getuigen bevat. De minister van Justitie stelt dit rapport altijd ter beschikking van het parlement.

Het cijfermateriaal wordt aangeleverd door de Getuigenbeschermingsdienst van de centrale directie voor de Bestrijding van de georganiseerde criminaliteit van de federale gerechtelijke politie. Deze dienst coördineert en leidt de beschermingsprogramma's. De Getuigenbeschermingsdienst wordt voor de praktische uitvoering van maatregelen extra muros bijgestaan door de speciale eenheden van de federale politie en intra muros door het directoraat-generaal der penitentiaire inrichtingen.

De kwestie van de maximumtermijn voor relocatie wordt geregeld door artikel 108, paragraaf 1 van het Wetboek van strafvordering. Dat bepaalt dat de Getuigenbeschermingsdienst voortdurend, doch minimaal om de zes maanden, toetst of er een grond is tot wijziging of intrekking van de toegekende maatregelen en, in voorkomend geval, van de toegekende financiële maatregelen.

Een relocatie als gewone beschermingsmaatregel duurt nooit langer dan 45 dagen. Deze maatregel wordt meestal genomen bij hoogdringendheid, na beslissing van de federale procureur in zijn hoedanigheid van voorzitter van de getuigenbeschermingscommissie.

Voor een relocatie als bijzondere beschermingsmaatregel bestaat er echter geen maximumtermijn. Deze maatregel wordt genomen bij beslissing van de getuigenbeschermingscommissie.

Een relocatie als bijzondere beschermingsmaatregel moet een einde nemen indien deze niet meer vereist is om de bescherming van de bedreigde getuige te waarborgen, als er geen gevaar meer is.

Indien een bedreigde getuige, na opname in een programma, formeel in verdenking wordt gesteld of door het openbaar ministerie wordt vervolgd voor de feiten die het voorwerp uitmaken van zijn getuigenis moeten de toegekende beschermingsmaatregelen worden ingetrokken.

Een relocatie kan ook stoppen op vraag van de bedreigde getuige of in een van de gevallen bepaald in artikel 108, papagraaf 3 van het Wetboek van strafvordering.

De alarmprocedure is een gewone beschermingsmaatregel geregeld door artikel 104§1.5º van het Wetboek van strafvordering. Het betreffen maatregelen die preventief worden in plaats gesteld om bij een eventueel veiligheidsincident snel en adequaat te kunnen handelen met als enige zorg de veiligheid van de bedreigde getuige. Zo zal een bedreigde getuige die belt op het noodnummer van de politie door de calltaker met een minimum aan informatie snel worden geholpen.

Voor de vraag over het aantal personen dat tot op heden een identiteitswijziging kreeg, verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag. De identiteitswijziging als bijzondere beschermingsmaatregel binnen de getuigenbescherming werd geregeld in het Wetboek van strafvordering onder de artikelen 104, paragraaf 2, 2º, 105, paragraaf 8, en 106.

Om de bedreigde getuige te beschermen kan de minister van Justitie, in afwijking van de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en de voornamen, een verandering van naam en voornamen toestaan op voorstel van de Getuigenbeschermingscommissie. De identiteitswijziging zoals die thans geregeld is in de wet voor de bescherming van de bedreigde getuigen, garandeert onvoldoende de veiligheid van die getuigen. Omdat men zich voor de uitvoering baseert op de wet van 15 mei 1987, wordt steeds de link gelegd tussen de oude en de nieuwe identiteit. Deze link is er in het Rijksregister der natuurlijke personen, alsook in de registers van de burgerlijke stand, waarin de nieuwe identiteit wordt vermeld naast de oude. Er wordt dus op twee plaatsen een link gelegd tussen de oude en de nieuwe identiteit, hetgeen geen enkele bescherming garandeert.

Een aanpassing van de wettelijke regeling is dan ook nodig. Een wetsontwerp is in voorbereiding.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik was zeer verontrust door het antwoord van de minister, tot ik op het einde hoorde dat ook hij beseft dat de manier waarop de getuigenbescherming nu is geregeld, zeker wat betreft de identiteitswijziging, echt niet door de beugel kan. Ook het feit dat men een en ander om de zes maanden moet herzien, wijst erop dat er iets niet klopt. Een degelijke getuigenbescherming, die veel meer inhoudt dan wat de wet nu biedt en wat nu de praktijk is, is echt nodig. Er bestaan bijvoorbeeld nog altijd linken tussen de nieuwe en de oude identiteit.

Persoonlijk zou ik me niet als getuige durven op te geven. Ik had al een vermoeden dat dit slecht geregeld is en het antwoord van de minister kan dit alleen maar bevestigen.