4-1625/1

4-1625/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

29 JANUARI 2010


Voorstel van resolutie over de erkenning van de Holodomor, de hongersnood in Oekraïne tussen 1932 en 1933

(Ingediend door de heer Pol Van Den Driessche c.s.)


TOELICHTING


« De vroege herfst van 1932 in het dorpje Kokhanivka was anders dan het najaar in andere jaren. Er waren geen pompoenen waarvan het vermoeide hoofd piepte onder de twijgenhekken langs de straten. Er lagen geen gevallen peren en appelen verspreid over de paden. Graan noch rijpe aren waren achtergelaten voor de kippen op de afgemaaide velden. En de sterk ruikende geur van huisgebrouwen wodka steeg niet op uit de schoorstenen van de hutten.

Nergens waren er de zichtbare tekenen die anders het zo rustige boerenleven verbeelden noch de kalme verwachting dat de winter komt met voorspoed. »

(Ivan Stadnyuk, People are not angels, Neva (Lenigrad), 1962)

Tussen de zomer van 1932 en de late lente van 1933 werd Oekraïne — dat toen deel uitmaakte van de Sovjet-Unie — getroffen door een grootschalige hongersnood die dramatische gevolgen zou hebben. Over het precieze cijfer woedt nog steeds een hevige discussie, maar specialisten schatten dat tussen de 2,5 en de 7 miljoen Oekraïense boeren in deze periode de dood vonden — hieronder een groot deel vrouwen en kinderen. [Professor James Mace spreekt in deze context van 5 tot 7 miljoen slachtoffers, en verwijst hiervoor naar een Sovjet-census uit 1937. De bekende auteur Robert Conquest schrijft in zijn boek Harvest of Sorrow uit 1986 dat het totale sterftecijfer moet geschat worden op 5 miljoen, wat betekent tussen één vierde en één vijfde van de totale toenmalige Oekraïense bevolking. De Britse specialist Orlando Figes stelt in zijn jongste boek De Fluisteraars. Leven onder Stalin dan weer dat er geen exact getal kan geplakt worden op het aantal slachtoffers ten gevolge van de hongersnood die de gehele Sovjet-Unie zou treffen bij het begin van de jaren '30].

De oorzaak waardoor deze miljoenen mannen, vrouwen en kinderen ten onder gingen was honger. Ooggetuigenverslagen uit deze periode schetsen een hallucinant beeld van het Oekraïense platteland dat het toneel was geworden van haveloze, ondervoede mensen die gedreven door wanhoop overgingen tot het slachten van hun laatste (huis)dieren, het afkoken van schoenen en botten, het eten van bladeren en twijgen en het plegen van zelfmoord als ultieme uitweg. Er wordt zelfs melding gemaakt van het vermoorden van buren voor een handvol graan en van gevallen van kannibalisme. Getuigen die de regio bezochten na de lente van 1933, beschrijven hoe boeren en hun families met opgezwollen ledematen en buiken een langzame dood vonden in hun eigen huizen en hoe stervende mensen in grafputten werden gegooid nog vóór de dood was ingetreden.

« Toen de sneeuw begon te smelten, begon de echte hongersnood. Mensen hadden opgezwollen gezichten, benen en buiken. Ze konden hun urine niet langer ophouden ... En nu aten ze om het even wat. Ze vingen muizen, ratten, spreeuwen, mieren en aardwormen. Ze vermaalden botten tot meel en deden hetzelfde met leer en lederen schoenen. Ze versneden oude huiden en pelsen om een soort noedels te maken, en ze kookten lijm. En toen het gras terug begon te groeien, begonnen ze wortels uit te graven, en aten ze de bladeren en de knoppen. Ze gebruikten alles wat er was. Paardenbloemen en klissen, wilde hyacinten, wilgenwortels, muurpeper en netels. »

(Robert Conquest, Harvest of Sorrow, New York — Oxford, 1986, blz. 243-244; Vasily Grossman, Forever Flowing, New York, 1972, blz. 157).

Deze hongersnood was echter niet zozeer het gevolg van een mislukte oogst of klimatologische omstandigheden. De directe aanleiding voor het enorme voedseltekort tussen 1932 en 1933 was de brutale collectivisatie en zogenaamde « de-koelakisatie » van de Oekraïense landbouw die het stalinistische regime en de Oekraïense Sovjet in die periode definitief doorvoerden. Oekraïne was traditioneel een van de graanschuren van de regio, en speelde ook toen een cruciale rol in de voedselbevoorrading van de Sovjet-Unie. Graan, aardappelen en andere voedingsmiddelen waren in die periode dan ook voldoende aanwezig volgens auteurs als Conquest en Mace, maar werden opgeëist door de Sovjet autoriteiten onder de vorm van opgelegde quota. Toen in de lente van 1933 de hongersnood in volle hevigheid woedde, lagen in de stations van de hoofdstad Kiev stapels graan en aardappelen te rotten terwijl partijfunctionarissen hun hongerige landgenoten de toegang bleven ontzeggen.

De gedwongen collectivisatie van de landbouw (en de economie) was uiteraard niet beperkt tot Oekraïne en zou de hele Sovjet-Unie treffen. Belangrijk is echter vooral dat deze politiek een eeuwenoude, traditionele manier van leven zou verwoesten, een levenswijze gebaseerd op de familieboerderij, de oude boerengemeenschap, het dorp, haar kerk en de plaatselijke markt. De boerenbevolking werd door de bolsjewieken immers beschouwd als een probleem. Van de ene kant maakten ze deel uit van het proletariaat, maar door hun gehechtheid aan hun land waren ze ook de behoeders van de (Russische en Oekraïense) tradities en van de volkscultuur. Bovendien waren ze door die verbondenheid met hun — vaak schamele — gronden en familieboerderijtjes in zekere zin ook privébezitters en verdedigers van de vrije handel. Vanuit deze visie werden ze gezien als een bedreiging voor de revolutie en als een rem op het moderniseringsproces, alhoewel veel kleine boeren voordien duidelijk gesympathiseerd hadden met de communistische beweging.

De gedwongen collectivisatie van de landbouw in Oekraïne werd ingezet vanaf 1928/29. Overal in de Sovjet-Unie werden toen boeren en gehele dorpen verplicht zich aan te sluiten bij collectieve boerderijen of zogenaamde kolchozen. Boeren die weigerden of zich hiertegen uitspraken, konden geslagen, bedreigd, gemarteld en zelfs vermoord worden door daartoe speciaal opgerichte partijcomités die door Moskou naar het Oekraïense platteland waren gestuurd en die gesteund werden door het Rode Leger, de lokale politie en plaatselijke ambtenaren. Koppige landbouwers en hun families — die weigerden om hun boerderij op te geven — kregen hierbij automatisch het etiket van « koelakken » opgeplakt. Die term bestempelde hen als rijke grootgrondbezitters en vijanden van het volk, hetgeen onmiddellijk elke actie tegen die mensen rechtvaardigde. Een dergelijk etiket liet bijvoorbeeld toe om opstandige elementen uit hun huizen en dorpen te verjagen en om hun bezittingen en gronden eenvoudigweg aan te slaan. Dat « koelak » een zeer vage term was, dat het meestal ging om gewone arme boeren en dat deze strategie zou leiden tot een sfeer van burgeroorlog (vooral in Oekraïne), werd door de communistische partij en haar toenmalige leider, Jozef Stalin, beschouwd als een detail.

De eliminatie van de koelakken betekende echter ook de eliminatie van eeuwenlange opgebouwde ervaring, deskundigheid en kennis en zou bijdragen tot een enorme terugval van de landbouwproductie. De Oekraïense landbouw was zeker niet het enige slachtoffer van deze politiek. Precieze cijfers zijn moeilijk te geven, maar over de gehele Sovjet-Unie zouden koelakken en hun families gedeporteerd worden naar « speciale nederzettingen » in de Oeral en Siberië of naar werkkampen in de Goelag waar veel ouderen en kinderen de dood zouden vinden. Nog anderen zouden als ontheemden naar de steden trekken waar ze de nodige arbeidskrachten zouden leveren voor het groeiende, Sovjet-Russische economische apparaat.

De collectivisatie zou Oekraïne — samen met Kazachstan — wel het hardst treffen. Hiervoor zijn verschillende redenen. Aangezien beide traditionele landbouwgebieden waren van de USSR was het verzet tegen de collectivisatie hier het grootst en de repressie door de autoriteiten waarschijnlijk het sterkst. Bovendien waren de graanquota die opgelegd werden door Moskou in 1931 en 1932 (en die de boeren in die periode moesten leveren), gebaseerd op de oogst van 1930 die uitzonderlijk goed was. Als gevolg waren de quota dubbel zo hoog en dit terwijl de oogsten van 1932 en 1933 net rampzalig waren. In de zwaarst getroffen gebieden bleven de graanheffingen bovendien doorgaan tot in 1932 toen eigenlijk al duidelijk was dat een grote hongersnood dreigde.

Een cruciaal punt van debat blijft de vraag in hoeverre de hongersnood in Oekraïne bewust opgezet was door de communistische partij en haar leider Jozef Stalin en of de collectivisatie en « de-koelakisatie » van de landbouw slechts instrumenten waren om het Oekraïense nationale gevoel te breken. Niet iedereen is het immers eens met die stelling welke van de hongersnood in Oekraïne in 1932/33 een genocide zou maken. Sommige onderzoekers zijn van mening dat de hongersnood enkel een logisch gevolg was van een mislukte collectivisatiepoging en van een planeconomie gebaseerd op foute economische gegevens.

Specialisten zoals Conquest en Mace onderschrijven de eerste stelling, en een aantal elementen lijken deze theorie ook te staven : er was de aanwezigheid van collectivisatiecomités die gestuurd vanuit Moskou een vrijgeleide hadden om — binnen het kader van het halen van de quota's — alle voedingsmiddelen in beslag te nemen en de plaatselijke bevolking, indien nodig, te terroriseren. Er zijn de getuigenissen over dorpen die werden afgesloten van de buitenwereld door het leger, over executies van mensen die graan achterhielden en de opgetekende verhalen van partijfunctionarissen die deelnamen aan deze acties. Ook het feit dat kort na 1933 de Oekraïense communistische partij zelf werd uitgezuiverd van alle « nationalistische elementen » en dat het merendeel van de Oekraïense intelligentsia en kunstenaars kort daarop zouden verdwijnen, wijzen in die richting. Orlando Figes, eveneens een gerespecteerd Ruslandkenner, betwijfelt echter of de hongersnood bewust was georganiseerd en ziet de Holomodor eerder als een gevolg van een zeer ongelukkige samenloop van de reeds geschetste omstandigheden en van de onmacht van de toenmalige Sovjetautoriteiten om adequaat te reageren op de hongersnood die Oekraïne — maar ook Kazachstan en vele andere regio's in de Sovjet-Unie — trof. Als lid van de Memorial Society, een organisatie die verschillende honderden privéarchieven van verdwenen families in Rusland en de voormalige Sovjet-Staten verzamelt, heeft Figes honderden overlevenden van de vervolgingen in de jaren '30 geïnterviewd alsook de mensen die betrokken waren bij de uitvoering ervan. Het gaat hier dus duidelijk om een discussie tussen historici die nog niet is afgerond, en die — volgens ons — ook een debat tussen historici en wetenschappers moet blijven.

Deze resolutie is dan ook geen veroordeling of waardeoordeel over het verleden. Deze tekst wil enkel getuigen over hoe kleine mensen het slachtoffer kunnen worden van grote systemen en moet beschouwd worden als een oproep aan zowel Oekraïne als Rusland om het verleden met open vizier tegemoet te treden en deze gezamenlijke, pijnlijke geschiedenis in alle openheid te bespreken en te laten onderzoeken. Deze resolutie is daarom ook geschreven met een grote nederigheid. De Senaat is er zich immers van bewust dat het openlijk bediscussiëren van pijnlijke momenten uit de vaderlandse geschiedenis niet alleen gevoelig ligt in de Verkhovna Rada en de Duma.

Pol VAN DEN DRIESSCHE
Jan DURNEZ
Els SCHELFHOUT.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. Gelet op de resolutie die werd aangenomen door het Europees Parlement op 23 oktober 2008 over de herdenking van de Holomodor, de kunstmatig veroorzaakte hongersnood in Oekraïne van 1932-1933;

B. Gelet op het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

C. Gelet op het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide;

D. Gelet op de gezamenlijke verklaring tijdens de 58e plenaire vergadering van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties naar aanleiding van de 70e verjaardag van de Holodomor in Oekraïne, die werd ondersteund door drieënzestig landen, waaronder alle (toenmalige) vijfentwintig lidstaten van de EU;

E. Gelet op de Oekraïense wet inzake de « Holodomor in Oekraïne van 1932-1933 », die op 28 november 2006 is aangenomen;

F. Overwegende dat de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden een grondbeginsel is binnen de Belgische Grondwet;

G. Overwegende dat het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide een aantal daden strafbaar stelt die worden gepleegd met het doel om een bepaalde nationale, etnische, raciale of godsdienstige groepering geheel of gedeeltelijk te vernietigen, namelijk het doden van leden van de groep, het berokkenen van ernstige lichamelijke of geestelijke schade aan leden van die groep, het bewust blootstellen van de groep aan levensomstandigheden die gericht zijn op de gehele of gedeeltelijke fysieke vernietiging ervan, het nemen van maatregelen om geboorten binnen de groep te verhinderen, en het met geweld overdragen van kinderen van de groep naar een andere groep;

H. Overwegende dat de Holomodor-hongersnood van 1932-1933, waarbij miljoenen Oekraïners om het leven kwamen, een gevolg was van de opgelegde collectivisering en de « de-koelakisatie » van de landbouw, welke die tegen de wil van de Oekraïense plattelandsbevolking werd doorgedrukt en die volgens sommige historici op cynische en wrede wijze door het Stalin-regime was gepland;

I. Overwegende dat de Holomodor een historische tragedie is die zeer diepe sporen heeft nagelaten in het Oekraïense geheugen en dat de herdenking van dergelijke gebeurtenissen een herhaling van soortgelijke tragedies in de toekomst moet helpen voorkomen;

J. Benadrukkend dat de Europese integratie gebaseerd is op de bereidheid om in het reine te komen met de tragische geschiedenis van de twintigste eeuw en dat deze verzoening met een pijnlijk verleden geenszins op een gevoel van collectieve schuld wijst, maar een stabiele basis vormt om te bouwen aan een Europese toekomst die steunt op gemeenschappelijke waarden en gezamenlijke en onderling afhankelijke toekomstperspectieven.

Verzoekt de regering :

1. het Oekraïense volk — en met name de overlevenden van de Holomodor en de familieleden en verwanten van de slachtoffers — de boodschap over te brengen dat België :

a) de Holomodor (zijnde de afschuwelijke hongersnood tussen 1932 en 1933 in Oekraïne) erkent als een tragische gebeurtenis en deze beschouwt als een gevolg van de gedwongen collectivisatie en « de-koelakisatie » van de landbouw tijdens de communistische periode;

b) deze daden — die tegen de Oekraïense plattelandsbevolking gericht waren en gepaard gingen met massale vernietiging en schendingen van de mensenrechten — met klem veroordeelt;

c) zijn sympathie betuigt met het Oekraïense volk, dat onder deze tragedie geleden heeft en zijn respect uit voor zij die zijn omgekomen ten gevolge van de kunstmatig veroorzaakte hongersnood;

d) de landen die bij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie zijn ontstaan verzoekt om hun archieven over de Holodomor van 1932-1933 in Oekraïne open te stellen voor een uitgebreid onderzoek, zodat alle oorzaken en gevolgen aan het licht kunnen worden gebracht en ten gronde kunnen worden onderzocht;

2. de minister van Buitenlandse Zaken de opdracht te geven deze resolutie over te zenden aan de regering en het parlement van Oekraïne alsook aan het Europees Parlement.

2 december 2009.

Pol VAN DEN DRIESSCHE
Jan DURNEZ
Els SCHELFHOUT.