4-109 | 4-109 |
Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Op 22 december 2006 werden de Tsjetsjeense vrouw Aina Muskhadzhiyeva en haar vier kinderen in het transitcentrum 127bis geplaatst. Dat gebeurde nadat de vrouw het nieuws had gekregen dat de Belgische overheden haar asielaanvraag in België niet konden behandelen, aangezien zij eerst een tijd in Polen had verbleven. In afwachting van een repatriëring naar Polen werd het gezin in het gesloten centrum 127bis geplaatst. De vrouw en de kinderen verbleven er meer dan een maand.
Het Europees Hof voor de rechten van de mens herhaalt dat de infrastructuur niet aangepast is om kinderen te huisvesten. Ook de federale ombudsmannen publiceerden enkele maanden geleden hun rapport over de gesloten centra, waaruit blijkt dat die centra niet geschikt zijn om kinderen op te vangen.
Het Europees Hof voor de rechten van de mens oordeelde op 19 januari 2010 dat België verschillende artikelen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens heeft geschonden. België werd veroordeeld tot het betalen van een morele schadevergoeding van 17 000 euro.
Op welke manier zal die uitspraak de regering dwingen om dringend op te treden en kinderen uit gesloten centra te weren? Sinds 1 oktober 2008 verblijven er geen kinderen meer in gesloten centra, maar het blijft mogelijk om gezinnen die aan de grens asiel aanvragen en die de toegang wordt ontzegd, in een gesloten centrum onder te brengen. De regering zou hiervoor voorstellen uitwerken. Wat is de stand van zaken? Welke deadline stelt de regering voorop?
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Collega Pehlivan heeft al duidelijk beschreven op basis van welke feiten België opnieuw en voor de zoveelste keer veroordeeld is voor het opsluiten van kinderen. Deze keer gebeurde dat door het Europees Hof voor de rechten van de mens en voor het opsluiten van kinderen mét hun moeder. Eerder werd ons land al veroordeeld voor het opsluiten van kinderen zonder begeleiders.
Er loopt op het ogenblik nog altijd een proefproject met terugkeerhuizen. We moeten het nog altijd als een proefproject omschrijven; het is nog altijd niet duidelijk geëvalueerd. In 2008 beloofde voormalig minister van Migratie- en asielbeleid, mevrouw Turtelboom, plechtig dat er geen kinderen meer zouden worden opgesloten. Zij zette toen het proefproject met de terugkeerhuizen op. Gezinnen verblijven er tot ze effectief het land verlaten.
Kan de staatssecretaris meedelen wanneer hij van plan is het project eindelijk echt te evalueren? In de bevoegde Senaatscommissie hebben we het een paar keer over dit onderwerp gehad en hebben we ook al wetsvoorstellen, zowel van mevrouw Lanjri als van mijzelf, besproken. Telkens krijgen we dan de belofte dat de staatssecretaris zelf voorstellen zal doen en een evaluatie zal maken, maar telkens weer wordt dat uitgesteld. Al die beloftes moeten nu eens worden nagekomen, zeker nu het Europees Hof België heeft veroordeeld.
Kan de staatssecretaris mij vandaag meer zeggen dan dat de beloftes van mevrouw Turtelboom zullen worden nagekomen?
Werd er sinds eind 2008 geen enkel kind meer in een gesloten centrum opgesloten?
Welke garantie biedt de staatssecretaris dat dit ook niet meer zal gebeuren? Hij kan me dat hier wel plechtig beloven, maar hij blijft ook niet eeuwig bevoegd voor de materie. Ik vraag hem dan ook al die verbintenissen in een wet om te zetten en bij wet te verbieden dat nog één kind in een gesloten centrum wordt opgesloten. Het wordt dus tijd dat de staatssecretaris eindelijk naar de commissie komt met een wetsontwerp - als het per se van hemzelf moet komen - of anders zijn collega's vraagt onze wetsvoorstellen goed te keuren.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Wanneer grote landen door het Europees Hof voor de rechten van de mens of door hun grondwettelijk hof worden veroordeeld, dan is dat in hun kwaliteitskranten voorpaginanieuws. Wanneer het Grondwettelijk Hof België of een regio veroordeelt, mogen we al blij zijn met vier regeltjes op bladzijde acht. Voor een veroordeling door het Europees Hof is er nog minder aandacht.
Het is niet de eerste keer dat ik hierover in de Senaat spreek. Een paar maanden geleden, bij het goedkeuren van de witwaswet, heb ik er nog op gewezen dat het Grondwettelijk Hof de Belgische wetgever acht maal heeft teruggefloten wegens het niet respecteren van het beroepsgeheim van een advocaat. Dit wijst uiteraard op een verdere achteruitgang van de aandacht voor de principes van de rechtsstaat in het politieke leven van ons land. Vele zaken waarvan men zegt dat ze bij wet zouden moeten worden geregeld, zijn geregeld.
Wanneer België wordt veroordeeld op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dan is dat zeer belangrijk. Een schendig van artikel 3 betekent immers dat er een zeer verregaande miskenning van de mensenrechten is. In artikel 5 van het verdrag worden de detentievoorwaarden bepaald. De regering heeft dus geen wet nodig om te weten onder welke voorwaarden mensen in een vrij land kunnen worden opgesloten. Artikel 5 maakt ook een onderscheid tussen volwassenen en minderjarigen en bepaalt zeer duidelijk onder welke voorwaarden minderjarigen kunnen worden opgesloten.
Tien, elf jaar al zegt het Europees Hof dat men minderjarigen niet zomaar kan opsluiten, zeker niet wanneer ze wettig in ons land verblijven. In zijn arrest bevestigt het Hof te Straatsburg dus zijn vroegere rechtspraak en veroordelingen. Een veroordeling tot een morele schadevergoeding van 17 000 euro is naar de maatstaven van het Europees Hof aanzienlijk.
We mogen echter niet alles op één hoop gooien. Er is een verschil tussen een wettig verblijf en een onwettig verblijf. Wie de beginselen van de rechtsstaat wil respecteren, moet dat ook durven te zeggen en daaruit conclusies trekken. Dat we met het oog op de verwijdering van het grondgebied een onderscheid moeten maken tussen degenen die hier wettig verblijven en degenen die hier onwettig verblijven, staat ook in de Verklaring van de rechten van de mens. Maar dat er een bijzondere infrastructuur moet zijn voor minderjarigen en zeker voor kinderen van enkele maanden oud, daarover zijn we het al jaren eens. Zij kunnen niet worden opgesloten onder dezelfde voorwaarden als volwassenen.
Juristen zijn jarenlang van conservatisme beschuldigd, hoewel ze blijk geven van grote vooruitziendheid en flexibiliteit. Ze hebben al die jaren gewezen op bepaalde waarden, maar die zijn noodzakelijkerwijze genuanceerd. Politici daarentegen doen gemakkelijk ongenuanceerde uitspraken over belangrijke punten zoals het immigratie- en het asielbeleid en dat leidt tot verharding van de standpunten.
België is veroordeeld. Er is geen enkel excuus. België kende de rechtspraak van het Hof ter zake. Ik dring er bij de regering dan ook op aan om structurele maatregelen te nemen, een specifieke opvang te organiseren en duidelijke richtlijnen te geven aan de ambtenaren. De rechtspraak is duidelijk en moet afgedwongen worden. De kwaliteit van de rechtsstaat staat of valt met de naleving van het EVRM, waarover het Europees Hof van de rechten van de mens oordeelt.
De heer Marc Verwilghen (Open Vld). - Het verblijf van minderjarigen in een gesloten inrichting voor illegalen stuit op heel wat kritiek. Het arrest van het Hof is duidelijk: een dergelijke plaats is niet ideaal om kinderen op te vangen, ook al is het tijdelijk. Ik heb echter, zoals de heer Vandenberghe, bedenkingen bij de wijze waarop sommigen dit arrest voor de buitenwereld proberen te vertalen.
Het opsluiten van gezinnen met kinderen in een gesloten instelling gebeurt - gelukkig - niet lukraak en ook niet systematisch. Er moet aan een paar voorwaarden worden voldaan. Het kan enkel gebeuren in het kader van een gedwongen uitwijzing of wanneer eerdere uitwijzingen niet zijn opgevolgd. Het is een uitzonderingsmaatregel, maar ik ben het ermee eens dat zelfs voor uitzonderingen specifieke maatregelen moeten worden genomen. De levensomstandigheden in die instellingen moeten tegemoetkomen aan de noden van de gezinnen met kinderen. Er moeten gezinsunits zijn en de kinderen moeten worden opgevangen en onderwijs krijgen.
Tot op heden zijn er spijtig genoeg weinig succesvolle manieren om te verhinderen dat gezinnen opnieuw in de illegaliteit verdwijnen.
Mevrouw Turtelboom heeft als minister van Migratie- en asielbeleid pogingen ondernomen om een concreet en humaan alternatief op poten te zetten. Uitgewezen gezinnen met kinderen worden opgesloten in speciale instellingen met individuele woonunits. De regering heeft intussen drie van die instellingen opgericht in het Vlaamse Zulte en drie in het Waalse Tubize. Dat is een belangrijke stap voorwaarts.
Vandaag zijn er vooral nog problemen met gezinnen met minderjarige kinderen die aan de grens worden opgepakt en met gezinnen die onder de Dublinconventie vallen.
Gezinnen die aan de grens worden opgepakt, beschikken niet over legale verblijfsdocumenten en kunnen dus niet zomaar tot het grondgebied worden toegelaten. Zij die ervoor pleiten om dat wel te doen, moeten er rekening mee houden dat dit element door de georganiseerde criminaliteit en de mensenhandelaars zal worden gebruikt en misbruikt. Het risico op een aanzuigeffect valt dan ook niet uit te sluiten.
De gezinnen die onder de Dublinconventie vallen, hebben een eerste asielaanvraag ingediend in een andere Europese lidstaat en krachtens die conventie kunnen zij verplicht worden om naar die lidstaat terug te keren. Deze procedure is ontwikkeld om te voorkomen dat vluchtelingen meerdere asielaanvragen indienen of mikken op een milder land.
Voor mij is het duidelijk dat het arrest van het Europees Hof moet worden gevolgd. Zoals de regering, naar aanleiding van het arrest-Bouamar, beslist heeft om een gesloten instelling voor minderjarigen op te richten, zal ze ook een specifieke instelling moeten oprichten om deze kinderen, liefst begeleid door hun ouders, in de best mogelijke omstandigheden op te vangen.
De zaak eenzijdig voorstellen alsof dit alles neerkomt op één groot misbruik, lijkt wel erg overdreven.
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. - De feiten waarover wij vandaag discussiëren, dateren van 2006 en 2007. Sindsdien is de situatie grondig veranderd. Het arrest van het Europees Hof en de procedure die nadien is uitgewerkt, waren voor mijzelf en voor minister Turtelboom een grote hulp bij de maatregelen die we hebben uitgevaardigd.
Sedert 1 oktober 2009 worden er geen gezinnen met minderjarige kinderen meer opgesloten in gesloten centra. Dat is een duidelijk bewijs dat België het arrest van het Europees Hof uitvoert.
Voor de gezinnen die aan de grens worden opgepakt, wordt in een kort tijdsbestek van 48 uur een oplossing gezocht in een woonunit. Gezinnen met kinderen die op het grondgebied worden aangetroffen, worden al sinds oktober 2008 niet meer in een gesloten centrum opgesloten.
De regering neemt zich voor om die praktijk te reglementeren, zodat kinderen niet meer in gesloten centra kunnen worden opgesloten, met uitzondering van een zeer korte periode net vóór de verwijdering. Wij onderzoeken hoe de infrastructuur van de gesloten centra voor dat laatste geval kan worden aangepast aan de noden van families met kinderen.
Ik heb reeds verschillende parlementaire vragen over de evaluatie van het proefproject met de woonunits beantwoord, ook in de Senaat. Ik verwijs onder meer naar vragen van mevrouw de Bethune.
Ook de dienst Vreemdelingenzaken en organisaties die actief zijn in de bijstand van vreemdelingen hebben het proefproject geëvalueerd. Ik ben bereid om eventueel in een commissievergadering die evaluatie te bespreken.
Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Het klopt dat de veroordeling gebaseerd is op feiten van 2006, dus meer dan drie jaar geleden. De staatssecretaris beweert dat er sinds 1 oktober 2009 geen minderjarigen meer worden opgesloten. Er zullen echter altijd situaties blijven - zoals repatriëring of wanneer een gezin aan de grens staat - waarbij minderjarigen worden opgesloten, ook al is het maar voor enkele dagen. Ik concludeer uit het antwoord van de staatssecretaris dat op het ogenblik geen enkel gesloten centrum aan de behoeften van kinderen voldoet. We maken pas op de plaats.
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. - Dat is niet juist. In het geval waarover het Europees Hof voor de rechten van de mens nu een uitspraak heeft gedaan, was de procedure zeer lang en verbleef het gezin heel die periode in een gesloten centrum. Dat kan nu niet meer gebeuren. Een zeer korte tijd vóór de repatriëring zal een verblijf in een gesloten centrum noodzakelijk blijven, maar die periode moet zo kort mogelijk blijven. De woonunits bieden de mogelijkheid om die gezinnen in aangepaste lokalen op te vangen gedurende de periode vóór de repatriëring.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Ik ben uiteraard blij dat er een evaluatie zal komen. Die was al begin 2009 beloofd. Ondertussen zijn we wel een jaar verder.
Toch stelt het me ook zeer teleur dat de staatssecretaris niet verder gaat dan een aantal vage beloften. Hij beweert dat de feiten waarvoor België is veroordeeld, zich niet meer kunnen voordoen. Dat is inderdaad het geval zolang de staatssecretaris het proefproject van de terugkeerhuizen genegen is. Het gaat immers om een louter proefproject dat nergens is omschreven of vastgelegd, zelfs niet in een instructie aan de bevoegde diensten.
De dag dat de staatssecretaris daarover anders denkt of meent dat, zoals de heer Verwilghen heeft aangehaald, uitzonderingsmaatregelen nodig zijn kunnen opnieuw kinderen worden opgesloten in gesloten centra die mijns inziens niet eens zijn aangepast aan de noden van volwassenen, laat staan aan die van kinderen.
De geesten zijn gerijpt en daarover zijn we het gelukkig eens geworden. Als de staatssecretaris het arrest van het Europees Hof ernstig neemt - en de heer Vandenberghe heeft genoegzaam beklemtoond waarom we dat moeten doen - moet hij het consequent omzetten in doeltreffende wetgeving zodat dergelijke schandelijke toestanden met ernstige gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen zich niet meer kunnen voordoen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De staatssecretaris heeft de betekenis van het arrest goed samengevat. Een aantal omstandigheden kunnen een opsluiting rechtvaardigen, zij het onder voorwaarden die verschillen voor minder- en meerderjarigen en naargelang het gaat om een wettig of onwettig verblijf in ons land. Ingeval van uitwijzing moet bovendien blijken dat de concrete omstandigheden een opsluiting vereisen.
Indien men het daarmee niet eens is, zijn er rechtsmiddelen voorhanden: men kan zich richten tot de kamer van inbeschuldigingstelling van de rechtbank van eerste aanleg die instaat voor de controle op de toepassing van de fundamentele waarborg ter zake.
In het geval waarover het Hof te Straatsburg een arrest heeft geveld, waren de genomen beslissingen niet conform de voorwaarden die het Hof stelt.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Ik vraag het woord.
De voorzitter. - Het reglement bepaalt dat in een actualiteitendebat hoogstens een lid per fractie het woord neemt en dat ook alleen die sprekers kunnen repliceren.
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). - Mijnheer de voorzitter, ik wens erop te wijzen dat in andere actualiteitendebatten van die regel is afgeweken. Ik hoop dat u in de toekomst even streng op de toepassing van het reglement blijft toezien.
Ik hou me uiteraard aan het reglement.
De heer Marc Verwilghen (Open Vld). - Het antwoord van de staatssecretaris is een stap in de goede richting, maar het eindpunt is nog niet bereikt.
Het grote verschil met de zaak Bouamar is dat België toen is veroordeeld zonder dat er een wettelijk alternatief bestond, terwijl de regering op de inleiding van de procedure in deze zaak gereageerd heeft door woonunits op te richten. Twee zeer uitzonderlijke omstandigheden, namelijk de aanhouding aan de grens en de toepassing van de Dublinconventie, kunnen misschien nog aanleiding geven tot opsluiting. Daarvoor is een wettelijk kader vereist. Ik hoop dan ook dat de evaluatie spoedig plaatsvindt.