4-1514/3 | 4-1514/3 |
12 JANUARI 2010
I. Inleiding
De commissie heeft dit voorstel van resolutie besproken tijdens haar vergaderingen van 5 en 12 januari 2010.
II. Inleidende uiteenzetting door de heer Fontaine, hoofdindiener van het voorstel van resolutie
Het Verdrag inzake de rechten van het kind, ook « het Verdrag van New York » genaamd, werd op 20 november 1989 gesloten. België heeft het op 4 december 1990 ondertekend en het is in 1992 in ons land in werking getreden. Het Belgische parlement vertaalde deze internationale bekommernis door in 2005 de wet op de Internationale Samenwerking te amenderen. « Eerbied voor de rechten van het kind » werd aldus het vierde sectoroverschrijdende thema van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.
In vierenvijftig artikelen en twee optionele Protocollen somt het Verdrag de fundamentele rechten op van alle kinderen ter wereld : recht op overleven, recht om zich in de mate van het mogelijke te ontwikkelen, recht om beschermd te worden tegen schadelijke invloeden, mishandeling en uitbuiting, en om volwaardig deel te nemen aan het familiale, culturele en maatschappelijke leven. Bovendien bepaalt het dat het kind bijzondere bescherming en zorg moet genieten, alsook een aangepaste rechtsbescherming wegens zijn fysieke en intellectuele onrijpheid. Het verklaart ook dat het kind integraal deel moet kunnen uitmaken van de samenleving.
De vier grondbeginselen van het Verdrag zijn : niet-discriminatie, voorrang van het hoger belang van het kind, recht op leven, overleven en ontwikkeling, en respect voor de mening van het kind.
Door het Verdrag en de aangehechte Protocollen te bekrachtigen heeft België zich ertoe verbonden om zijn eigen wetten in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het Verdrag. Het is dus verplicht om al zijn wetten die verband houden met de kinderrechten te screenen en te wijzigen wanneer zij niet in overeenstemming zijn met het Verdrag, en om in voorkomend geval nieuwe wetten aan te nemen.
Er moet aan dat aspect worden herinnerd, hoewel het de Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen niet rechtstreeks aanbelangt. Onze minister van Buitenlandse Zaken en onze ambassadeurs moeten evenwel bij de buitenlandse overheden waarmee ze in contact komen een duidelijke boodschap uitdragen : het Verdrag inzake de rechten van het kind, de omzetting ervan in intern recht, de inachtneming en de tenuitvoerlegging ervan door onpartijdige rechtbanken, moeten onverkort aan bod komen in onze handelingen en onze dialoog met derde landen.
De doelstellingen van het Verdrag moeten, in samenwerking met de Europese Unie en UNICEF, worden opgenomen in onze programma's voor ontwikkelingssamenwerking.
Er moet bijzondere aandacht worden geschonken aan kinderen in gewapende conflicten en aan de efficiënte bestrijding van kinderarbeid en er moet op worden toegezien dat kinderen toegang krijgen tot degelijke gezondheidszorg.
III. Algemene bespreking
Mevrouw de Bethune stipt aan dat 20 jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag inzake de rechten van het kind, de problematiek, die bij aanvang sectorieel werd benaderd nu het voorwerp uitmaakt van mainstreaming. Spreekster verheugt er zich ook over dat in 2008 een strategienota door de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) werd uitgewerkt over de eerbied voor de rechten van het kind in ontwikkelingssamenwerking.
Mevrouw Temmerman merkt op dat in de tekst van de toelichting bij dit voorstel van resolutie wordt vermeld dat het Kinderrechtencomité in 2003 werd opgericht, terwijl dit in feite reeds in 1993 is gebeurd.
IV. Bespreking van de amendementen
A. Considerans
Mevrouw Temmerman c.s. dienen het amendement nr. 1 in dat ertoe strekt het dispositief te doen voorafgaan door een considerans, bestaande uit vier punten, om een aantal belangrijke documenten op te nemen in het voorstel van resolutie.
Zo wordt verwezen naar het Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989 en meer bepaald naar artikel 4 van dit Verdrag dat specifiek handelt over de verwezenlijking van de in het Verdrag erkende rechten van het kind in de internationale samenwerking. Er wordt ook gewag gemaakt van de Belgische strategienota « Eerbied voor de rechten van het kind in ontwikkelingssamenwerking » van DGOS uit 2008. Deze Belgische strategienota vertrekt vanuit een transversale visie op kinderrechten en bevat algemene beleidsopties die ervoor zorgen dat kinderrechten binnen de ontwikkelingssamenwerking vanuit een breder perspectief worden bekeken waarbij alle rechten moeten gelden voor alle kinderen. Ten slotte wordt gerefereerd naar het vierde sectoroverschrijdend thema betreffende de rechten van het kind, dat in 2005 werd opgenomen in de wet betreffende de Belgische internationale samenwerking van 25 mei 1999.
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
B. Dispositief
Aanhef
Mevrouw Temmerman c.s. dienen amendement nr. 2 in dat ertoe strekt in de aanhef van het dispositief uitdrukkelijk te verwijzen naar het naleven van de rechten van het kind binnen de ontwikkelingssamenwerking, als centraal thema van het voorstel van resolutie.
De heer Mahoux stelt voor om in dat amendement nr. 2, de woorden « meer bepaald » in te voegen tussen de woorden « van het kind, » en de woorden « op het vlak van de Belgische ontwikkelingssamenwerking ».
De commissie stemt in met deze tekstverbetering. Amendement nr. 2, aldus gecorrigeerd, wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Punt 3bis (nieuw)
Mevrouw Van Ermen dient amendement nr. 10 in dat ertoe strekt een nieuw punt 3bis in te voegen waarbij de nadruk wordt gelegd op het algemeen recht van alle kinderen om te leven in een drugsvrije omgeving.
Verschillende leden merken op dat dit amendement in feite niet thuishoort in de tekst van het voorliggende voorstel van resolutie omdat het amendement een algemene toepassing van het Verdrag inzake de rechten van het kind betreft, terwijl dit voorstel betrekking heeft op de toepassing van de kinderrechten binnen de ontwikkelingssamenwerking.
Amendement nr. 10 wordt ingetrokken door de auteur.
Punt 5
Mevrouw Temmerman c.s. dienen amendement nr. 3 in dat ertoe strekt om van de toepassing van de kinderrechten een transversaal thema te maken in de opleidingen van alle betrokkenen.
Mevrouw Temmerman legt uit dat opleidingen niet enkel noodzakelijk zijn met het oog op kinderen in gewapende conflicten, maar dat het breder spectrum van kinderrechten hierbij opgenomen moet worden. De rechten en het welzijn van kinderen in gewapende conflicten moeten natuurlijk wel een onderdeel vormen van deze transversale opleidingen.
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Punt 8
Mevrouw Temmerman c.s. dienen amendement nr. 5 in dat ertoe strekt om punt 8 van het dispositief te wijzigen om het belang te benadrukken van de bescherming en de ontplooiing van gehandicapte kinderen.
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Punt 12
Mevrouw Temmerman c.s. dienen amendement nr. 4 in dat ertoe strekt om punt 12 van het dispositief te wijzigen omdat de Verenigde Staten en Somalië ondertussen het Verdrag wel ondertekend, maar nog niet geratificeerd hebben.
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Punt 14
Mevrouw Temmerman c.s. dienen amendement nr. 6 in dat ertoe strekt om punt 14 van het dispositief te schrappen omdat, door de aanneming van amendement nr. 5 op punt 8 van het dispositief, reeds expliciet wordt verwezen naar het belang van de bescherming en de ontplooiing van gehandicapte kinderen.
Amendement nr. 6 wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Punt 16
Mevrouw Temmerman c.s. dienen amendement nr. 7 in dat ertoe strekt om in punt 16 van het dispositief de verwijzing naar het belang van de deelname van kinderen aan de besluitvorming te schrappen omdat dit in punt 17 aan bod komt.
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Punt 18
Mevrouw Temmerman c.s. dienen amendement nr. 8 in dat ertoe strekt om het toepassingsgebied van de onderwijsprogramma's, vermeld in punt 18 van het dispositief, te verruimen, door te stipuleren dat kwaliteitsvol onderwijs wordt voorzien conform het General Comment van het VN-Kinderrrechten-comité in Genève. Dit General Comment omvat alle benoemde begrippen uit punt 18, maar gaat nog verder. Zo worden ook, bijvoorbeeld, het recht op geweldloos onderwijs en aan de leeftijd aangepast onderwijs, opgenomen.
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
De heer Fontaine dient amendement nr. 12 in, dat ertoe strekt om punt 18 van het dispositief te doen vervallen. Hij meent dat onderwijs een bevoegdheid is van de gemeenschappen.
De heer Mahoux en mevrouw Zrihen dienen amendement nr. 13 in, dat hetzelfde doel dient als amendement nr. 12 van de heer Fontaine.
Die amendementen worden ingetrokken gezien de goedkeuring van amendement nr. 8, dat dit soort onderricht doet ressorteren onder de internationale aspecten van de ontwikkelingssamenwerking, wat een federale bevoegdheid is.
Punt 20
Mevrouw Temmerman c.s. dienen amendement nr. 9 in dat ertoe strekt om het doel van de bewustmakingscampagnes, vermeld in punt 20 van het dispositief, te verruimen tot alle vormen van geweld tegen kinderen.
Mevrouw Temmerman legt uit dat campagnes rond de rechten van het kind in het algemeen of rond alle vormen van geweld tegen kinderen tot een bredere doelgroep gericht zijn. De strijd tegen genitale verminking vormt hier een niet te onderschatten onderdeel van.
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
V. Stemmingen
Het aldus geamendeerde voorstel van resolutie wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Philippe MAHOUX. | Marleen TEMMERMAN. |
Tekst aangenomen door de commissie : zie stuk Senaat, nr. 4-1514/4 - 2009/2010.