4-106 | 4-106 |
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V), rapporteur van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. - Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld), rapporteur van de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. - Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.
Mevrouw Els Schelfhout (CD&V), rapporteur van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. - Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.
M. le président. - La parole est à M. Van Den Driessche pour un rapport oral au nom de la commission des Finances et des Affaires économiques.
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V), rapporteur. - Allereerst wil ik onze uitmuntende collega, de heer Vandenberghe, die op buitenlandse missie is, verontschuldigen.
Op 4 december 2009 diende de regering dit optioneel bicameraal wetsontwerp in de Kamer in. De plenaire vergadering van de Kamer keurde het op 22 december goed. Het werd dezelfde dag aan de Senaat overgezonden en is op 18 december 2009 geëvoceerd.
In toepassing van artikel 27.1, 2de lid, van het Reglement van de Senaat had de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, die de Titels I, II, III, IX en XII van het wetsontwerp moest bestuderen, de bespreking reeds aangevat vóór de eindstemming in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Inleidende uiteenzettingen waren er over mobiliteit, de instantie voor de handhaving van de verordening 1371/2007 betreffende de rechten en plichten van de reizigers in het treinverkeer en een bevestiging van een wijziging met betrekking tot het luchtvaartverkeer, vooral in verband met de veiligheidsverificatie. Er volgde een bespreking van de artikelen 9, 10 en 11 tot 14.
Bij Titel III, over energie, gaf de minister van Klimaat en Energie een uiteenzetting. Ik verwijs hiervoor graag naar het uitstekende schriftelijke verslag.
Bij titel IX, over de middenstand, hield ook de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid een uiteenzetting. Ook daarvoor verwijs ik graag naar het verslag dat net door de diensten is rondgedeeld.
In verband met de wijziging van de wet op de auteursrechten, opgenomen in hoofdstuk 1 van Titel XII, verwijs ik naar de opmerkingen van het Grondwettelijk Hof en de aanpassingen die op basis daarvan zijn aangebracht.
De wijzigingen aangebracht aan de wet van 20 juli betreffende de accreditatie van de instellingen voor de conformiteitsbeoordeling houden een verbetering in.
Ook van de aanpassing van de wet tot oprichting van een Kruispuntbank zal het land beter worden.
Hoofdstuk 4 houdt een wijziging in van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en hoofdstuk 4.1 een wijziging van de wet op het statuut van de regulator voor de Belgische post- en telecommunicatiesector.
Hoofdstuk 5 gaat over de erkenning van uitgevers van elektronische maaltijdcheques.
Op de vraag van de heer Vandenberghe of hij de voorgestelde wijzigingen bij Titel IX correct interpreteert, gaf de minister een trefzeker antwoord.
Bij Titel II stelde de heer Crombez verschillende vragen.
Het ontwerp werd uiteindelijk aangenomen met 10 tegen 2 stemmen bij 1 onthouding.
De heer Jurgen Ceder (VB). - Ik betreur de manier waarop we hebben moeten werken. Programmawetten en wetten houdende diverse bepalingen - soms vuilnisbakwetten genoemd - getuigen van een ongezonde wetgevende techniek. Ik heb al vaak programmawetten meegemaakt, maar een situatie zo erg als deze heb ik niet eerder beleefd. De Kamer heeft zich in allerlei bochten moeten wringen om de wetsontwerpen op tijd goedgekeurd te krijgen. Ze hebben tot 9 uur deze ochtend moeten vergaderen. Ook wij hebben onze agenda voortdurend moeten improviseren. We vreesden zelfs dat we morgen, de dag van kerstavond, zouden moeten vergaderen. Op die manier zijn een behoorlijke studie en bespreking van wetsontwerpen onmogelijk.
De ontwerpen zijn niet alleen zeer laattijdig ingediend, ze bevatten ook veel knoeiwerk. We hebben al een reparatiewet moeten goedkeuren. Nu is in de Kamer al gemeld dat er in de eerste week van januari een reparatiewet op de programmawet komt.
De voorzitter van de Kamer, de heer Dewael, heeft zich zeer boos gemaakt over deze gang van zaken. Hij zal de regering de volgende boodschap overmaken: `Dit is niet voor herhaling vatbaar'. Ik stel voor dat de voorzitter van de Senaat de regering namens de Senaat dezelfde boodschap overmaakt.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - De Senaat zal net na de Kamer zijn deuren sluiten zonder nog maar iets aan de wetsontwerpen te kunnen veranderen. Toen in een vorige legislatuur net voor het reces het parlement in een sneltreinvaart moest werken, schreeuwden sommigen die nu in de meerderheid zitten, over die werkwijze moord en brand. Vandaag is er niets veranderd.
Er werd een reparatiewet aangekondigd. Enkele dagen geleden ontstond in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden opschudding omdat werd vastgesteld dat de datum van inwerkingtreding van een bepaling die onder de bevoegdheid van minister Laruelle valt, niet correct was. Ik diende daarop een amendement in om die onjuistheid recht te zetten, maar omdat het amendement van de oppositie kwam, werd het weggelachen. Twee uur later werd bij hoogdringendheid een wetsontwerp ingediend met dezelfde doelstelling als mijn amendement. De brave senatoren hebben die tekst goedgekeurd, maar de Kamer niet meer. Die goedkeuring is uitgesteld tot januari.
Blijkbaar wordt de Senaat niet au sérieux genomen en minister Laruelle besefte niet eens dat er een probleem was. De hele show rond de urgentiebehandeling die hier vorige week is opgevoerd, heeft nergens toe gediend, want de Kamer heeft er niets mee gedaan. Dat geeft mij het gevoel dat we er nog slechter voorstaan dan voorheen. De collega's uit de commissie voor de Sociale Aangelegenheden weten goed wat ik bedoel. Het antwoord van de vertegenwoordiger van minister Laruelle vanochtend in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden was dat het punt niet geagendeerd was in de Kamer en dat de fout hersteld zou worden in januari. Wetend dat de bepaling op 1 januari 2010 in werking moet treden, is dat natuurlijk een flauw antwoord. Maar misschien zal de meerderheid de datum veranderen zodat we zullen moeten besluiten dat vandaag de meerderheid zelfs de kalender kan wijzigen.
Na dat feit moet ik ook concluderen dat het niet belangrijk is dat de programmawet of de wetsontwerpen houdende diverse bepalingen in orde zijn. Mijn opmerking betrof de programmawet en toen we die bespraken hadden we nog hoop dat ook de Kamer die bepaling nog zou aanpassen. Helaas is dat niet gebeurd en nogmaals: het argument dat het punt niet was geagendeerd, slaat nergens op.
Ik wil nog slechts een amendement toelichten. Nogmaals moeten we een blunder vaststellen in verband met de administratieve en rechterlijke boetes die de sociale zekerheid tot op heden nogal wat geld opleveren. Normaal vloeit het geld daarvan voor 90 procent terug naar de sociale zekerheid.
Het is een goede zaak dat de opsporing van de fraude in de sociale zekerheid tenslotte de sociale zekerheid ten goede komt. Nu blijkt dat echter niet langer mogelijk.
De Kamer heeft vastgesteld dat het door de recente wijziging van het sociaal strafwetboek niet meer mogelijk is dat grote bedrag over te maken aan de sociale zekerheid. Het zou voortaan naar de algemene middelen gaan, als gevolg van een amendement uit liberale hoek. Eens het bij die algemene middelen zit is het niet evident het geld weer aan de sociale zekerheid over te maken.
De ministers Onkelinx en Milquet geven ons overigens gelijk en hebben zelfs beloofd dat de zaak weer zoals vroeger zou worden geregeld.
Met ons amendement, dat we hier opnieuw indienen, willen we op zijn minst een signaal geven aan de Kamer, zodat die weet dat er fouten gemaakt zijn. De Kamer heeft de zaak niet meer willen rechtzetten en in de senaatscommissie zijn mijn amendementen weggestemd.
Ik hoop van de regering nog te horen wat ze in deze zaak zal doen? Anderzijds vraag ik me af of de meerderheid blij is met ons amendement en rekent op de oppositie om het sociaal strafwetboek aan te passen, wat toch de omgekeerde wereld is, als u het mij vraagt. Rekent de meerderheid echt op de oppositie om het geld op de juiste plaats te krijgen? Of heeft de regering toch iets uit haar hoed getoverd, waardoor de centen niet naar de algemene middelen gaan?
In deze korte uiteenzetting heb ik me beperkt tot twee blunders. De lijst is natuurlijk veel langer. De meerderheid doet niets en is hier maar nauwelijks te bespeuren. Over een uurtje zal iedereen er wel zijn om te stemmen over de programmawet en de wet houdende diverse bepalingen, blunders incluis. Dat er achteraf fouten worden ontdekt is normaal, maar fouten waarop nu worden gewezen, niet willen rechtzetten, dat is het parlement uitlachen.
Conclusie: het sociaal strafwetboek zal worden geëvoceerd en er komt een reparatiewet dat onze amendementen overneemt, zo niet zal de sociale zekerheid belangrijke middelen moeten missen.
De heer Roland Duchatelet (Open Vld). - Ik wil reageren op het betoog van mevrouw Vanlerberghe. Er worden nu al bijzonder veel middelen aan de sociale zekerheid gegeven. Mevrouw Vanlerberghe voert een non-discussie. We moeten alleen bepalen hoeveel middelen meer of minder in de algemene uitgavenbegroting voor de sociale zekerheid worden ingeschreven.
Het streven van de overheid om haar geld in afzonderlijke potjes te beheren, is niet meer van deze tijd. Op de begroting moeten uiteraard verschillende uitgavenposten worden vastgelegd, maar zoals elk modern gezin moet de overheid haar budget globaal beheren.
Iedereen is het erover eens dat de sociale zekerheid bijzonder belangrijk is in onze maatschappij. Daarom vloeien er sinds jaren ook steeds meer middelen naar de sociale zekerheid. Ik vind dat prima. We moeten dat zo houden.
De discussie over de vraag of dat nu al dan niet een afzonderlijk potje moet zijn, vind ik belachelijk.
M. Philippe Monfils (MR). - Ces critiques de l'opposition, je les entends ou les formule moi-même depuis 1980, année de mon entrée au parlement. Certes, les bousculades de fin de session ne sont jamais agréables mais cette situation dure depuis 25 ans !
Je suis par ailleurs un peu étonné que l'opposition focalise ses interventions sur le rôle moins important que la Chambre réserverait au Sénat vis-à-vis de ces projets. Il s'agit de projets d'ordre politique. La loi-programme et la loi portant des dispositions diverses ne peuvent quasiment pas être modifiées. J'aurais préféré que l'opposition soit beaucoup plus virulente à l'encontre de plusieurs projets ayant fait l'objet d'une navette parlementaire. Je pense aux projets relatifs à la Cour d'assises, au projet BIM ou autres pour lesquels la majorité elle-même a critiqué le fait que la Chambre ne nous entendait pas. L'opposition a voté contre parce qu'elle n'était pas d'accord avec le contenu et non parce qu'elle trouvait que le Sénat était malmené. Elle fait aujourd'hui la leçon alors que tout le monde sait que le présent projet est politique et que le gouvernement n'est pas politiquement responsable devant cette assemblée.
Bien que membre de la majorité, j'ai lutté, j'ai dit que je n'étais pas d'accord et je me suis même abstenu lors du vote sur certains projets parce que je ne pouvais accepter la position de la Chambre. Je n'ai pas été suivi par l'opposition. Voter, pour des raisons d'opposition politique, contre des projets gouvernementaux qui sont systématiquement adoptés ne varietur par la Chambre et Sénat, c'est un peu court. Pour ma part, je voterai les projets gouvernementaux qui me sont présentés.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - Ik wil mijn twee collega's van antwoord dienen.
Mijn opmerking betrof niet alleen deze moeilijke periode en het feit dat de Senaat niet wordt geteld. Ik heb ook gewezen op twee concrete, inhoudelijke blunders.
Mijnheer Monfils heeft misschien wel een probleem gehad met de vertaling, maar dat was niet de teneur van mijn betoog.
Ik heb er wel op gewezen, en terecht, dat een wetsvoorstel dat in de Kamer werd goedgekeurd, ons door de strot wordt geduwd hoewel het een grove fout bevat. De meerderheid heeft ons daartoe gedwongen want het betreft een wetsvoorstel van de meerderheid, niet van mij. Ik wens een inhoudelijke discussie.
Nogmaals beklemtonen dat het hier al vijfentwintig jaar lang zo verloopt, brengt uiteraard weinig aarde aan de dijk. We zouden ook het werk van de Kamer gewoon kunnen overdoen en over alles discussiëren. Mocht dat nodig zijn, zijn we daar zeker toe bereid. Ik ken uiteraard het standpunt van de andere oppositiepartijen ter zake niet, maar wij hebben daar niet voor gekozen.
Als we hier echter al niet meer mogen zeggen dat er twee blunders op papier staan, die de regering in de Senaat trouwens zelf heeft toegegeven, dan kunnen we maar beter de lichten doven.
Ik blijf aandringen op een antwoord van de regering want zij is verantwoordelijk voor die feiten.
Het siert de heren Monfils en Duchatelet dat ze het voor hun regering opnemen. Toen wij deel uitmaakten van de meerderheid volgden we dezelfde logica. Daar gaat het nu niet over.
Beide fouten zijn echter onverbeterd gebleven. Daarom vraag ik de regering om kleur te bekennen. Ik ben naar hier gekomen om haar antwoord te horen. Ze blijft echter in gebreke en neemt, hoe men de zaak ook draait of keert, twee onverbeterde fouten mee met vakantie.
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - Ik heb een journalist op de radio horen verklaren dat de regering, alias de meerderheid, het Parlement vooral op het einde van het jaar met weinig respect behandelt. Ze ziet het gewoon als een stemmenmachine, zoals een koffiemachine waarmee men koffie met of zonder melk kan bereiden. Ik val die kritiek volmondig bij.
M. José Daras (Ecolo). - Il ne me paraît pas opportun de se défouler sur la procédure. Je précise néanmoins à M. Monfils que la procédure d'évocation n'existe pas depuis 25 ans puisqu'elle a été élaborée en même temps que la réforme de 1995.
Je pense effectivement qu'en l'occurrence, la procédure d'évocation est détournée. Son principe est de donner au Sénat le temps d'examiner un texte pour éventuellement le corriger ou l'améliorer. On part du principe qu'avec un système bicaméral, les chances sont plus grandes d'arriver à un meilleur résultat législatif. Il y a de longues traditions à travers le monde à ce sujet. Cependant, dans les conditions actuelles, c'est impossible.
Le projet de loi portant des dispositions diverses a fait l'objet d'un examen relativement correct, mais nous n'avons pu apporter aucune modification car nous sommes tenus par les dates, le projet ne pouvant plus être renvoyé à la Chambre.
Par ailleurs, on ne peut pas dire que le projet de loi visant à soutenir l'emploi ait été examiné. L'admettre, c'est faire preuve d'honnêteté intellectuelle. Je me permets de dire qu'il s'agit d'un détournement de la procédure.
M. Jean-Marc Delizée, secrétaire d'État aux Affaires sociales, chargé des Personnes handicapées. - Parlez plutôt du fond que de la procédure !
M. José Daras (Ecolo). - La procédure a été formellement respectée.
J'en viens au fond du texte. Une série de dispositions sont prises sur de nombreux sujets. Je ferai une remarque sur le chapitre relatif à la politique de migration et d'asile. Une des dispositions prévoit qu'après la troisième demande, les gens n'ont normalement plus droit à l'accueil. Cette procédure ne relève pas d'une décision de fond, mais est due à un manque de places. Selon moi, ce n'est pas un bon argument.
La majorité des gens qui introduisent cette troisième ou quatrième demande sont afghans ; viennent ensuite les Irakiens. Or nos troupes sont en Afghanistan où la situation est terrifiante. Nous voulons donner aux Afghans des leçons de démocratie et de bonne gouvernance en tant que pays qui respecte les droits de l'homme. Mais quel signal donnons-nous si nous renvoyons dans la rue ou dans des centres d'accueil pour sans-abri des Afghans qui cherchent refuge chez nous ?
En France et en Grande-Bretagne, le renvoi par charters d'Afghans dans leur pays fait l'objet d'un énorme débat public, justifié selon moi. Nous n'en sommes pas là. Nous ne les renvoyons pas, nous leur disons simplement qu'ils n'ont plus droit à séjourner dans des centres d'accueil et qu'ils doivent se débrouiller. Ce projet contient bien d'autres mesures mais cette seule disposition justifie un vote négatif de notre part.
M. Philippe Monfils (MR). - Après avoir entendu les propos de notre excellent collègue, M. Daras, je dirais qu'il est bien connu que lorsque l'on n'a rien à dire dans un projet on l'évoque quand même.
C'est vrai qu'il y a un détournement de procédure, mais la faute incombe aux deux côtés. La majorité évoque pour ne pas perdre quinze jours. Je pourrais vous citer plusieurs cas où l'opposition a évoqué alors qu'elle n'avait strictement rien à dire ; l'objectif était simplement de retarder le vote et l'entrée en vigueur de la loi.
Ce matin, je me suis déplacé dans trois commissions, notamment dans la commission examinant les problèmes d'emploi. Je n'ai pas entendu un seul mot de l'opposition concernant le projet qui revenait de la Chambre. C'est d'ailleurs pour cette raison que nos collègues rapporteurs se sont référés à leur rapport écrit qui contenait plus de blancs que de lettres.
Ce que dit M. Daras est fort intéressant, mais il aurait peut-être dû le dire en commission ce matin. Nous avions le temps. Je rappelle d'ailleurs que les ministres étaient présents et prêts à répondre aux critiques de l'opposition.
À l'impossible nul n'est tenu. L'opposition n'ayant strictement rien dit, la majorité a donc voté.
Je comprends évidemment tous les jeux politiques, mais un adage latin dit in pari causa turpitudinis cessat repetitio. Cela veut dire que, quand deux personnes ont quelque chose à se reprocher, il ne faut pas que l'une considère qu'elle est une oie blanche par rapport à l'autre.
De heer John Crombez (sp.a). - De laatste discussie van dit jaar neemt een wat bizarre wending. Vorige week werd voorgesteld de crisismaatregel van 1666 euro ontslagpremie voor arbeiders in de vorm van een wetsvoorstel in de Senaat te behandelen zodat de Kamer de werkzaamheden kon afronden. De Senaat moest niet bijeenkomen, maar heeft het toch willen doen. Het feit dat de meerderheid nu niet in aantal is om die bespreking te voeren, toont aan dat dit alles slechts als een spel wordt opgevat. De meerderheid moet geen argumenten bedenken om dat te ontkennen.
Ik heb ook een inhoudelijke opmerking. De heer Duchatelet verklaarde zojuist dat het feit dat middelen die bestemd zijn voor de sociale zekerheid door een fout in de teksten niet naar de sociale zekerheid gaan, slechts een fait divers is en dat het slechts gaat om posten op de begroting. Mijn fractie verzet zich met klem tegen dergelijke uitspraken. Ik wil van de regering weten of dit standpunt dat door de meerderheid wordt geformuleerd, effectief een standpunt van de meerderheid is. Voor ons is dat een ernstige en essentiële zaak. Twee bevoegde ministers hebben in de commissie trouwens toegegeven dat het om een belangrijke zaak gaat en dat de fout moet worden hersteld. Ik krijg daarover dus graag duidelijkheid van de regering.
De heer Jurgen Ceder (VB). - Ik wil reageren op wat de heer Monfils zei. Het is niet correct de oppositie te verwijten geen inhoudelijk werk te leveren, wanneer die oppositie wordt belet om inhoudelijk te werken. Zo kon de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging vanmorgen niet onmiddellijk beginnen werken, omdat de teksten nog niet beschikbaar waren. Ik kan wel snel lezen, maar ik kan geen 198 artikelen in vijf minuten verwerken.
De voorzitter van de Kamer, de heer Dewael, heeft zich tenminste bij de oppositie verontschuldigd voor de manier waarop diende te worden gewerkt. Het zou correct zijn, mocht de meerderheid dat hier ook doen.
M. Philippe Monfils (MR). - Vous déjeuniez à 11 h 30 ? On a discuté et voté à 11 h 30.
M. le président. - Voici 28 ou 29 ans que je siège au parlement, pour moitié à la Chambre et pour moitié au Sénat, autant d'années où, quels que soient les partis participant au gouvernement, j'ai vécu le même scénario, avec ou sans réforme de l'État. Cela dit, j'ai aussi été de ceux à avoir critiqué le gouvernement lorsqu'il agissait de cette manière.
Il serait bon que nous réfléchissions davantage au rôle spécifique du Sénat : notre rôle porte sur les législations de fond, réflexions, lois sur le statut personnel, toutes aménagées à notre initiative durant ces vingt dernières années, réformes de l'État, matières touchant à la société de manière générale et nécessitant un examen approfondi. Cessons de nous comporter comme si nous étions une seconde chambre de députés. Nous sommes des sénateurs et notre travail ne doit pas se comparer à celui de la Chambre.
Cela dit, quand je vois que la Chambre a travaillé jusqu'à 9 heures du matin parce qu'elle a dû adopter le budget et qu'elle devra encore éventuellement traiter le reste par la suite, je me dis qu'il y a peut-être une mauvaise répartition des compétences entre la Chambre et le Sénat. Cela mérite que l'on y réfléchisse.
Voilà ce que je souhaitais répondre à vos interventions, certes pertinentes, mais qui sont évidemment de nature politique, et donc de procédure.
M. Berni Collas (MR). - Malgré les propos que je viens d'entendre, je voudrais commenter quelques mesures que nous avons été appelés à examiner, discuter et voter en commission des Finances et des Affaires économiques.
Le projet de loi que nous sommes invités à voter répond à certains impératifs de la directive 2006/123 du Parlement européen et du Conseil du 12 décembre 2006 relative aux services dans le marché intérieur, directive dite « services », et met la loi en conformité avec celle-ci.
La portée des notions d'entreprise commerciale et d'entreprise artisanale ont, dans ce cadre, été explicitées. On ne peut en effet pas imposer aux entreprises ressortissantes d'un État membre de l'Union européenne ou qui sont établies dans un autre État membre de l'Union européenne et qui n'ont pas d'établissement en Belgique, de s'inscrire en Belgique dans le registre de commerce, ce qui me paraît d'une importance capitale.
Une entreprise commerciale n'inclut désormais que les entreprises qui ont une unité d'établissement en Belgique. Les entreprises commerciales doivent s'inscrire en cette qualité auprès d'un guichet d'entreprises de leur choix. Conformément à la directive « services », les prestataires de services qui n'agissent que dans le cadre de la libre prestation de services, c'est-à-dire qui n'exercent pas une activité de manière stable et continue en Belgique ne doivent pas s'inscrire auprès d'un guichet d'entreprise.
Enfin, on donne aux extraits de la Banque-carrefour la force probante, afin notamment de permettre aux prestataires actifs en Belgique de les produire à l'étranger et de leur éviter des démarches supplémentaires.
Par ailleurs, le projet de loi qui nous est soumis aujourd'hui a été complété par un amendement visant à prolonger les mesures anticrise jusqu'au 30 juin 2010 et à apporter les adaptations nécessaires.
Les critères prévus pour qu'une entreprise soit reconnue comme étant en difficulté ont été assouplis. La diminution de 20% du chiffre d'affaires, des commandes ou de la production par rapport au trimestre correspondant de l'année précédente est ramenée à 15% par rapport au trimestre correspondant de l'année 2008. Cette mesure donnera du souffle aux entreprises confrontées à la crise économique. Nous nous en réjouissons.
Le projet fixe également le montant minimal de l'indemnité complémentaire pour les employés dont l'exécution du contrat est suspendue. Des dérogations sont prévues, notamment pour tenir compte de la situation des PME. Une dérogation sera possible pour les petites entreprises moyennant concertation avec les travailleurs.
Des mesures ont aussi été prises en faveur des ouvriers. C'est une bonne chose. Pendant la période de prolongation, les ouvriers licenciés de manière individuelle ou après faillite auront droit à une indemnité financée par l'ONEM et, à concurrence de 33%, par l'employeur. Une dérogation au paiement des 33% de l'indemnité par l'employeur est prévue pour les petites entreprises en difficulté économique de moins de dix travailleurs.
Toutes ces mesures contribueront à limiter l'impact de la crise économique sur l'emploi, raison pour laquelle nous les soutiendrons.
M. Jean-Marc Delizée, secrétaire d'État aux Affaires sociales, chargé des Personnes handicapées. - Le projet de loi relatif à la lutte contre la fraude sociale et le projet de loi sur la réforme du code pénal social ont été examinés par des commissions différentes. L'entrée en vigueur de la réforme du code pénal social est prévue pour le 1er janvier 2011, ce qui laissera du temps à la concertation qui débutera au mois de janvier 2010 pour déterminer la manière dont les amendes administratives et les amendes pénales seront affectées à la sécurité sociale et au Trésor.
J'en viens à l'intervention de M. Daras à propos de l'accueil des demandeurs d'asile. Il s'agit d'un dossier complexe. Le ministre Courard est confronté à une sensible augmentation du nombre de demandeurs d'asile. Plusieurs centaines de nouvelles demandes sont introduites chaque mois. Une série de mesures sont prises pour accroître rapidement la capacité d'accueil. Par ailleurs, le projet de loi portant des dispositions diverses prévoit un dispositif concernant les demandes multiples. À partir de la troisième demande, il faudra que de nouveaux éléments soient introduits pour obtenir le maintien de l'aide matérielle dans les centres.
-La discussion générale est close.