4-102

4-102

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 17 DECEMBER 2009 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Ontwerp van programmawet (Stuk 4-1552) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 38 van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding (Stuk 4-1565)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)

De heer Paul Wille (Open Vld), corapporteur. - Aangezien ons verslag pas vijf minuten geleden in de commissie werd goedgekeurd, ben ik uiteraard ter beschikking voor meer uitleg, zowel over de procedure als over de inhoud. Onze besprekingen waren echter zeer technisch, een van de commissieleden heeft er, samen met de leden van de regering, bijzonder intensief op gewerkt en in de commissie waren er geen opmerkingen op het verslag. Het lijkt me daarom ook beter nu naar de tekst van het verslag te verwijzen en af te wachten over welke punten de leden eventueel het woord willen nemen of verduidelijking wensen.

De voorzitter. - De dames Franssen en Lijnen, en de heer Vandenberghe, corapporteurs, verwijzen naar hun schriftelijke verslag.

M. José Daras (Ecolo). - Je ne pouvais pas manquer de monter à la tribune pour épingler un aspect particulier de la loi-programme : le chapitre consacré à la politique énergétique, notamment la création d'un fonds que certains députés ont baptisé « Fonds Hansen » et que nous devrions sans doute appeler plus justement le « Fonds Mestrallet ».

Ce fonds est une société coopérative privée, dans laquelle les opérateurs du secteur qui détiennent des intérêts dans les centrales nucléaires verseront une contribution destinée au développement des énergies renouvelables.

Le flou le plus total entoure les missions de ce fonds, le type de relations qu'il entretiendra avec les Régions, la politique des énergies renouvelables étant une compétence régionale. On évoque seulement la nécessité d'un accord, d'une concertation avec les Régions. Qui plus est, les pouvoirs publics renoncent manifestement à détenir une majorité dans le conseil d'administration de ce fonds.

À la Chambre comme au Sénat, nous avons tenté, avec M. Crombez et par voie d'amendements, de faire en sorte que les pouvoirs publics aient la majorité, par exemple quatre administrateurs sur sept. La contribution que reçoit ce fonds devrait, selon nous, être gérée par les pouvoirs publics. Les opérateurs du secteur électrique, qui possèdent une partie du parc nucléaire, vont en effet réaliser d'énormes bénéfices grâce à la prolongation des centrales nucléaires. On leur accorde donc le privilège d'investir dans un fonds privé, qu'ils géreront sans doute eux-mêmes, comme ils l'avaient de toute manière décidé.

Ce genre de formule ne présente pas le moindre avantage. Les pouvoirs publics renoncent face à un secteur qui a probablement accepté d'investir dans ce fonds, à condition qu'il puisse le gérer lui-même ou avoir voix au chapitre dans sa gestion.

Nous savons seulement que quatre administrateurs indépendants seront désignés par le gouvernement. Pour le reste, on ne connaît pas le nombre d'administrateurs des opérateurs privés.

Non seulement nous offrons un merveilleux cadeau à des sociétés internationales à implantation française et à forte participation de l'État français, mais nous allons à l'encontre des souhaits de la Commission européenne et de nos propres objectifs, à savoir mettre fin à un quasi-monopole privé dont les sièges de décision se trouvent en dehors du pays, et ouvrir notre marché de l'électricité à d'autres opérateurs.

Certains opérateurs ont d'ailleurs déjà déclaré qu'en raison de la prolongation des centrales nucléaires et des avantages accordés à GDF SUEZ, ils renonceraient à investir en Belgique. Certains ont même envisagé, en tant que fournisseurs, de céder la clientèle qu'ils avaient acquise au fil des ans.

Par conséquent, on décourage la diversification et les investissements en énergie renouvelable qui ne seront pas protégés dans ce fonds.

Je sais qu'une loi-programme contient de nombreuses dispositions. Nous sommes d'accord sur certaines d'entre elles mais quelques-unes sont inacceptables. Je sais aussi que de nombreux membres de la majorité n'acceptent pas plus que moi la disposition que je viens d'évoquer. Ils considèrent que ce « machin » est bizarre et totalement déplacé. Officiellement, ils acceptent toutefois ce renoncement. C'est très étonnant.

À elle seule, cette disposition pourra justifier notre vote négatif sur la loi-programme.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Ik heb een amendement in verband met het Asbestfonds. Nu wordt een aanpassing voorgesteld voor de jaren 2008, 2009 en 2010. Ik stel voor er het jaar 2007 aan toe te voegen. Hiermee expliciteert men de financiering van het Asbestfonds sinds zijn oprichting op 1 april 2007. Zo wordt de mogelijkheid opengehouden om erfgenamen van asbestslachtoffers eventueel retroactief op het Asbestfonds aanspraak te laten maken. Nu is dat niet het geval. Die mensen zijn echter twee keer slachtoffer. Ze verloren hun dierbaren en moeten ook de verzorgingskosten ten laste nemen. Men zou nog verder in de tijd terug kunnen gaan, maar het zou al een stap voorwaarts zijn, mochten de slachtoffers van asbest worden gesteund vanaf de oprichting van het Asbestfonds.

Ik ben nog bezig met de redactie van enkele amendementen. Ik zal die bij de stemming indienen.

De voorzitter. - Dat kan alleen tijdens de algemene bespreking. Als de algemene bespreking is gesloten, kunnen geen amendementen meer worden ingediend.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Kan ik dan mondeling nog een amendement voorstellen?

De voorzitter. - U zult daar de tijd niet meer voor hebben. Er zijn maar enkele minuten meer.

De heer John Crombez (sp.a). - Het akkoord tussen de Belgische overheid en de groep GDF SUEZ werd uitvoerig besproken. De bepalingen in de programmawet zijn belangrijk voor de toekomst van de energiesector. Twee amendementen wil ik nog eens specifiek benadrukken.

Het eerste heeft betrekking op de inbreng in het fonds voor investeringen in duurzame energie. De middelen die de nucleaire exploitanten inbrengen, zijn fiscaal aftrekbaar. De exploitanten doen dus niet alleen een storting in een privaat fonds, dat ze zelf kunnen gebruiken, maar er hangt ook een netto-opbrengst aan vast. Dat is volgens ons niet de bedoeling.

Een tweede amendement werd in de Kamer eerst door de meerderheid gesteund, maar nadien ingetrokken. Ik blijf het belang ervan herhalen. Er wordt een privaatrechtelijke coöperatieve vennootschap opgericht met vier onafhankelijke bestuurders.

Het aantal bestuurders wordt echter niet afgebakend. Bijgevolg is de controle op deze privaatrechtelijke vennootschap niet geregeld. Het amendement had precies tot doel de controle op de privaatrechtelijk coöperatieve vennootschap vast te leggen. Nu levert de inbreng van 250 miljoen euro voor de nucleaire exploitanten niet alleen een opbrengst op, ook het beheer van dat geld wordt in de wet niet geregeld. Dat is hoogst opmerkelijk temeer daar de regering de hele zaak voorstelt als een overwinning en als een toegift van de nucleaire sector.

Niet alleen is dus de controle niet geregeld, maar de nucleaire exploitanten krijgen ook nog eens een belastingvoordeel van 83 miljoen euro.

Onze fractie vindt deze hele kwestie en de manier waarop ze in de Kamer én in het verslag van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden van de Senaat wordt behandeld, zo belangrijk dat we daarover juridische duidelijkheid willen krijgen. Daarom vragen we het advies van de Raad van State over de bepalingen. Gezien de totaliteit van de akkoorden met GDF SUEZ en de opmerkingen van de CREG mag het belang van deze bepalingen niet worden onderschat.

Ik wil kort nog duidelijk maken waarom ik me bij de stemming over het verslag heb onthouden, ook al vind ik het over het geheel genomen uitstekend. Ik had het echter erg moeilijk met het antwoord van staatssecretaris Clerfayt in de uitgebreide discussie over de drempel van tien procent ter beperking van de belastingparadijzen. Hij argumenteerde dat de evaluatie van die maatregel heel wat overlast zou meebrengen. Ik vond het belangrijk dat zijn antwoord in het verslag werd opgenomen, omdat de staatssecretaris tijdens eerdere besprekingen zelf had voorgesteld om die maatregel op geregelde tijdstippen te evalueren. Wij hebben ook een amendement ingediend om die drempel op geregelde tijdstippen te evalueren.

Dan wil ik het nog even hebben over een van mijn amendementen op het hoofdstuk over de fiscale bepalingen. De regering had aangekondigd dat ze de `cadeaus' uit de belastingvermindering wilde wegwerken. Concreet wil ze sommige energie-investeringen daarvan uitsluiten, zoals zonnepanelen, zonneboilers, recent gebouwde huizen en nieuwbouwhuizen. Ons amendement strekt ertoe om de gedragsverandering die zich voltrekt en dit zich vertaalt in energiebesparende investeringen, niet te ontmoedigen. Het gaat namelijk niet om cadeaus, maar om verantwoorde, stimulerende maatregelen.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Ik heb in allerijl nog een amendement ingediend op artikel 50, met betrekking tot de administratiekosten van de verzekeringsinstellingen. Voor de administratiekosten zijn referentiebedragen bepaald. Een ziekenhuis moet het niet bestede bedrag terugstorten aan het Toekomstfonds. Voor de ziekenfondsen geldt daarentegen een andere regeling: een ziekenfonds mag dat bedrag wel houden. Dat is oneerlijk. Mijn amendement zorgt voor een gelijke behandeling van verzekeringsinstellingen, de ziekenfondsen, en de ziekenhuizen.

M. Jean-Marc Delizée, secrétaire d'État aux Affaires sociales, chargé des Personnes handicapées. - Après l'intervention de Mme Vanlerberghe, j'ai relu attentivement le rapport de la commission du Sénat et je crois que Mme Vanlerberghe a eu la sagesse de ne pas reprendre tous ses arguments. En effet, le rapport est très clair, on y retrouve tous les arguments de Mme Vanlerberghe et les réponses de Mme Milquet. Il n'y a donc pas lieu de refaire le débat aujourd'hui en séance plénière.

Quant à la question de l'énergie, je me réfère aussi aux réponses qui ont été données par M. Magnette lors de la discussion générale en commission. Le hasard du calendrier a fait que je l'ai remplacé hier en réunion de la commission de l'Économie dans le débat sur les amendements, M. Magnette étant retenu à Copenhague au sommet sur le climat.

Je ne reviens donc pas sur le débat. Toutefois, en ce qui concerne la création du Fonds, la question du statut juridique de la société à créer s'est posée. L'option du gouvernement est de constituer une société de droit privé, une société coopérative et non une société anonyme de droit public. L'argument principal pour ce choix est que cette société puisse ainsi respecter le droit européen et notamment les dispositions relatives aux aides d'État. Personne n'a contesté cet argument. Ce choix ayant été fait, il a des conséquences sur la composition de la société et de ses organes ainsi que sur le nombre d'administrateurs. Bien entendu, lors de la création de la société, on, décidera du nombre des administrateurs mais le choix du gouvernement est clair, ce sera une société de droit privé.

Sur les questions fiscales, je renvoie aux réponses données par le gouvernement en commission.

M. José Daras (Ecolo). - Il est difficile de d'ouvrir un débat avec M. Delizée puisque ce n'est pas lui qui gère ce dossier. Mais je ne vois pas pourquoi on parle d'aides d'État à propos de ce fonds. Je ne comprends pas cet appel à des règles européennes. Ce que je sais par contre, c'est qu'un amendement a été déposé, signé par des députés de la majorité et adopté en commission. Cet amendement limitait le nombre d'administrateurs à sept et en accordait quatre à désigner sur proposition du gouvernement.

Puis, un nouvel amendement a été déposé qui retirait le précédent. À la suite de quelles démarches, cela s'est-il produit ? Je ne sais. Toutefois, je constate que le bon sens premier des parlementaires allait dans le sens de ce que M. Crombez et moi-même souhaitons. Sans doute y a-t-il eu des interventions transcendantes. Mais je ne suis très porté sur la transcendance.

En conséquence on ne sait pas aujourd'hui combien il y aura d'administrateurs ni si les pouvoirs publics auront ou non une majorité au conseil d'administration.

Avec tout le respect que j'accorde à M. Delizée, je dois bien avouer que son argumentation ne m'a pas convaincu.

De heer John Crombez (sp.a). - De regering heeft in de commissie verduidelijkt dat Electrabel 83 miljoen euro wint door de creatie van een fonds voor de oprichting en de ondersteuning van elektriciteitsproductie uit duurzame energiebronnen. Over de oprichting van dat fonds en de controle erop is er onduidelijkheid. Dat blijkt nu ook uit het antwoord van de staatssecretaris. Gezien het belang van die bepalingen in de programmawet herhaal ik mijn vraag om het advies van de Raad van State te vragen.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - Gisteren heb ik enkele amendementen besproken in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. De onbevredigende antwoorden van sommige ministers nopen me ertoe mijn opmerkingen in plenaire vergadering te herhalen.

Er is een eerste probleem met de reserves van de PWA's. Er werd gekozen om de reserves van de PWA's aan te spreken. Dat schept een structureel probleem, zeker in tijden van crisis. Er wordt onzekerheid gezaaid bij de doelgroepenwerknemers van de PWA's, groepen die nergens anders terecht kunnen in crisistijd. Dit is onaanvaardbaar. Bovendien heeft de Koning een grote bevoegdheid gekregen inzake de criteria betreffende de PWA's. Daarom vragen wij dat de artikelen 102 tot 104 vervallen.

Amendement 17 gaat over de onderaangiftes bij arbeidsongevallen. De minister erkent zelf dat er een probleem is. Heel wat aangiftes stemmen niet overeen met de aard van het ongeval, waardoor de slachtoffers later in de problemen kunnen komen. Niet iedereen doet mee aan het zo laag mogelijk aangeven.

De regeringsmaatregel bestaat uit een lineaire loonkostenverhoging, terwijl slechts een deel van de aangiftes onderaangiftes zijn. Er wordt voor een gemaksoplossing gekozen: iedereen moet solidair meebetalen voor de onderaangiftes. Dat is de omgekeerde wereld. De onderaangiftes moeten worden aangepakt in plaats van de bijdrage voor iedereen te verhogen.

Amendement 18 betreft het niet spijzen van het Zilverfonds in samenhang met de verhoging van de bijdragen voor de brugpensioenen. Als men een inschatting maakt van die verhoging, komt men tot een bedrag van ongeveer twaalf miljoen. Die meeropbrengst moet volgens ons een bestemming krijgen en waar kan dat beter dan in het Zilverfonds? De problemen van de vergrijzing en de brugpensioenen hebben met elkaar te maken. Een van de prioriteiten van de regering is blijkbaar werk en vergrijzing. Aan de ene kant de PWA's aanvallen en aan de andere kant brugpensioenen duurder maken, zijn echter rare maatregelen in een crisisperiode. Omdat het Zilverfonds al drie jaar niet meer wordt gespijsd, vragen wij dat die twaalf miljoen daarin terechtkomt. Omdat de minister daarop niet heeft geantwoord, brengen wij dit nu in de plenaire vergadering.

Amendement 19 betreft een uitspraak van het Europees Hof van Justitie over het ouderschapsverlof. In dat arrest staat dat bij ontslag na ouderschapsverlof de ontslagvergoeding moet worden berekend op het volledige vroegere loon. In het ontwerp wordt daar nu aan tegemoetgekomen. Wij vinden dat deze maatregel ook moet gelden voor alle gelijkaardige verloven, zoals tijdskrediet.

Amendement 20 betreft de positie van arbeiders, een probleem dat nu in de actualiteit staat. Wij willen de positie van arbeiders verbeteren. Er is een zogenaamd akkoord, waarop veel kritiek is gekomen. Het akkoord komt nog niet tegemoet aan wat arbeiders vragen. Wij willen de carensdag weg, een gelijkstelling inzake gewaarborgd maandloon en de verlenging van de opzegtermijn. Die punten liggen gevoelig. Dat is ook logisch als we zien hoeveel mensen hun werk dreigen te verliezen of al hebben verloren. In tijden van crisis klinken die eisen luider.

Daarom menen wij dat een regering die de prioriteit bij werk legt, de kloof tussen arbeiders en bedienden nu moet dichten, zeker in een crisisperiode. We weten dat het een moeilijke discussie is en dat de indruk kan ontstaan dat we dit nog vlug in een programmawet willen laten opnemen. De wetsvoorstellen om dit probleem op te lossen, hebben we echter al lang geleden ingediend.

Amendement 21 heeft betrekking op de onderaanneming. Een van de voorwaarden onder de vorige regering om de grenzen open te stellen voor buitenlandse werknemers was dat de hoofdelijke aansprakelijkheid tussen de opdrachtgever en de onderaannemer voor de betaling van loonschulden zeer duidelijk zou worden omschreven. Dat is belangrijk, want bij controles blijkt nog te dikwijls dat de opdrachtgever niet aansprakelijk is en dat onderaannemer niet op de hoogte is. Vooral de werknemers zijn het slachtoffer van deze onduidelijkheid. De bedoeling van de hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat er dan ook in duidelijkheid te scheppen, anders bestaat het gevaar dat niet-Belgische werknemers onderbetaald worden. We vragen dan ook dat in plenaire vergadering over dit amendement wordt gestemd.

De heer John Crombez (sp.a). - Voorzitter, ik stel voor dat om het advies van de Raad van State te vragen over het amendement dat ik daarnet heb toegelicht. Het gaat immers over een zeer belangrijke materie. Indien de regering nu twijfels heeft over het publiekrechtelijke of privaatrechtelijke karakter of over de beperking van het aantal bestuurders, waarmee ze eerder heeft ingestemd, moeten we juridische duidelijkheid vragen.

De voorzitter. - Wanneer u een amendement indient en in plenaire vergadering vraagt hierover de Raad van State te raadplegen, moet u gesteund worden door één derde van de senatoren, dus 24 senatoren.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Die vraag moet worden geformuleerd tijdens de algemene bespreking.

De voorzitter. - Als 24 senatoren nu de vraag van de heer Crombez steunen, kan het advies van de Raad van State worden gevraagd.

De heer Johan Vande Lanotte (sp.a). - Ik denk dat wij het advies van de Raad van State op ieder moment vóór het sluiten van de bespreking kunnen vragen. Bovendien heeft de voorzitter altijd het recht om op een dergelijke vraag in te gaan.

De regering beweert dat 250 miljoen, die in de begroting staat, eigenlijk niet in de begroting kan worden opgenomen, omdat de Europese regelgeving dat niet toelaat, en dus in aan een privaatrechtelijke vennootschap moet worden gegeven. Wij vragen ons af of dit juist is en daarom willen wij het advies van de Raad van State vragen.

Wij kunnen dat advies tijdens de bespreking vragen. Als er niet genoeg senatoren die vraag steunen, dan is dat zo, maar dan moet dat worden vastgesteld.

De voorzitter. - Het verzoek werd geformuleerd. Het reglement zegt daarover: `Wordt echter in de loop van de bespreking in de plenaire vergadering een dergelijk verzoek mondeling geformuleerd, dan wordt de bespreking geschorst en gaat de voorzitter na of het verzoek gesteund wordt door het vereiste aantal leden', dat wil zeggen een derde van de senatoren.

-Het voorstel wordt verworpen bij zitten en opstaan.

-De algemene bespreking is gesloten.