4-724/5 | 4-724/5 |
18 DECEMBER 2009
De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 11 december 2009 door de voorzitter van de Senaat verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over amendementen « nrs. 1, 3 en 4 op het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 107 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst wat de aanwijzing betreft van een begunstigde in een levensverzekeringsovereenkomst », heeft het volgende advies gegeven :
Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2º, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavig geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd
« door het feit dat het notariaat dagelijks wordt geconfronteerd met betwistingen over erfenissen met betrekking tot de aanwijzing van de begunstigde in levensverzekeringsovereenkomsten ».
Deze motivering van het verzoek om spoedbehandeling bevat geen pertinente en voldoende concrete gegevens die het aannemelijk maken dat de ontworpen regeling dermate spoedeisend is dat noodzakelijkerwijze een beroep moet worden gedaan op de procedure bedoeld in artikel 84, § 1, eerste lid, 2º, van de wetten op de Raad van State (advies mede te delen binnen een termijn van vijf werkdagen). Inzonderheid blijkt niet waarom, op het ogenblik van de adviesaanvraag, geen beroep kon worden gedaan op de procedure bedoeld in artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de wetten op de Raad van State (advies mede te delen binnen een termijn van dertig dagen). Het gegeven dat het notariaat dagelijks wordt geconfronteerd met betwistingen over erfenissen met betrekking tot de aanwijzing van de begunstigde in levensverzekeringsovereenkomsten, verklaart de noodzaak van een wetswijziging, maar is op zich geen voldoende element dat de spoedeisendheid van de adviesaanvraag aannemelijk maakt.
Uit wat voorafgaat volgt dat het spoedeisende karakter van de adviesaanvraag niet naar behoren is gemotiveerd, zodat de Raad van State, afdeling Wetgeving, de om advies voorgelegde amendementen niet vermag te onderzoeken.
De adviesaanvraag is bijgevolg niet ontvankelijk.
De kamer was samengesteld uit
De heer M. Van Damme, kamervoorzitter,
De heren J. Baert en W. Van Vaerenbergh, staatsraden,
Mevrouw A. Beckers, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De griffier, | De voorzitter, |
A. BECKERS. | M. VAN DAMME. |