4-1537/1

4-1537/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

10 DECEMBER 2009


Voorstel van resolutie inzake de strijd tegen dagelijks geweld tegen kinderen in ontwikkelingslanden

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune c.s.)


TOELICHTING


Geweld is voor miljoenen kinderen een dagelijkse realiteit. Elke dag opnieuw worden kinderen wereldwijd het slachtoffer van geweld juist daar waar ze het meest veilig zouden moeten zijn : thuis, op school en bij hen in de buurt.

Elk jaar worden naar schatting 40 miljoen kinderen mishandeld :

— 4 op 5 kinderen krijgen thuis lijfstraffen; 3 op 10 kinderen krijgen thuis zeer zware lijfstraffen;

— minstens 1 op 5 kinderen werden in de laatste 30 dagen verbaal of fysiek mishandeld;

— 150 miljoen van de meisjes en 73 miljoen van de jongens onder 18 jaar zijn ooit het slachtoffer geworden van seksueel geweld (1) .

Extreme uitwassen van geweld zoals kinderarbeid, kinderhandel en prostitutie en het gebruik van kindsoldaten zijn onaanvaardbaar. Daarom zijn deze schendingen de jongste jaren terecht sterk onder de aandacht gekomen van media, publieke opinie en het ontwikkelingsbeleid. De aandacht voor deze extreme kinderrechtenschendingen mag er echter niet toe leiden dat het minder extreme en minder spectaculaire geweld, dat veel minder belicht wordt, maar veel meer kinderen treft en evenzeer nefast is voor de ontwikkeling van kinderen, ongestoord kan blijven bestaan.

« Bepaalde vormen van geweld tegen kinderen zoals seksuele uitbuiting en kinderhandel en de impact van gewapende conflicten op kinderen hebben het laatste decennium internationale verontwaardiging opgeleverd. De aandacht voor deze extreme situaties heeft er mede toe bijgedragen dat de belangen van kinderen hoger op de internationale agenda staan. Desondanks blijft de aandacht voor geweld tegen kinderen beperkt en erg gefragmenteerd. Geweld tegen kinderen thuis, op scholen en instellingen en in de gemeenschap worden in het internationale debat grotendeels genegeerd. » Prof. Paulo Sergio Pinheiro, auteur van de United Nations Study on Violence Against Children.

Geweld tegen kinderen is altijd onaanvaardbaar : of het nu om extreem geweld of eerder banaal geweld gaat — ongeacht eventuele opvoedkundige en/of goed bedoelde redenen — het vormt in alle gevallen een inbreuk op hun rechten. Bovendien liggen vaak dezelfde factoren zoals armoede, beperkte onderwijskansen, genderongelijkheden, traditionele houdingen jegens, enzovoort, aan de basis van extreme én minder extreme vormen van geweld tegen kinderen.

Eerder dan een voornamelijk categoriale benadering in de strijd tegen geweld tegen kinderen te hanteren, waarbij de focus ligt op specifieke geweldkwesties zoals het gebruik van kindsoldaten, kinderhandel of kinderarbeid, is het belangrijk om (conform artikel 62 van de strategienota Eerbied voor de Rechten van het Kind) « beschermende omgevingen » voor kinderen te creëren. Via coördinatie, sensibilisering, institutionele versterking en dataverzameling kan men een beschermend kader creëren voor alle kinderen en tegen alle vormen van geweld. Niet alleen kadert dergelijke integrale aanpak in een kinderrechtenbenadering in de strijd tegen geweld, het leidt ook tot een efficiëntere inzet van middelen. Projecten en programma's gericht op specifieke geweldkwesties bestaan in een dergelijke integrale aanpak niet langer naast elkaar. De strijd tegen een specifieke geweldkwestie maakt dan immers deel uit van een omvattend beschermend systeem.

Geweld een verborgen probleem

Geweld tegen kinderen is vaak een verborgen probleem. Slechts een heel beperkt deel van het geweld tegen kinderen wordt effectief gerapporteerd, nog minder onderzocht. In grote delen van de wereld zijn er immers geen systemen (zoals vertrouwenscentra) waar geweld tegen kinderen gerapporteerd kan worden. Waar deze systemen wel bestaan onderschatten ze per definitie de omvang van het probleem.

Het gebruik van geweld tegen kinderen is vaak een onderdeel van traditionele, culturele en opvoedkundige gewoontes. Het is nog te vaak sociaal aanvaard en in vele landen zelfs niet altijd bij wet verboden. De daders van dagelijks geweld tegen kinderen zijn in veel gevallen familieleden en/of bekenden : ouders, leerkrachten, kameraden, jeugdleiders, buren. Volwassenen noch kinderen staan erbij stil dat geweld altijd een inbreuk vormt op de rechten van kinderen.

Daarnaast durven veel kinderen, maar ook volwassenen die getuige zijn van geweld tegen kinderen dit niet te rapporteren uit angst voor de gevolgen of omdat spreken over geweld taboe is. Ze zijn bang voor represailles van de daders, ze vrezen dat hun situatie er door zal verergeren of men durft uit loyaliteit jegens de daders of de gemeenschap en/of traditie geen aangifte te doen.

Als er ten slotte al systemen bestaan om geweld tegen kinderen te rapporteren dan zijn die vaak onbekend of zijn ze onvoldoende toegankelijk voor kinderen en jongeren. Bovendien hebben kinderen van armere gezinnen, minderheden, weeskinderen of kinderen in rurale gebieden over het algemeen nog minder toegang tot dergelijke rapporteringsystemen.

Geweld een universele kinderrechtenschending

Geen enkele gemeenschap is vrij van geweld. Bepaalde factoren versterken echter dat bepaalde gemeenschappen meer geweld kennen dan anderen. In gemeenschappen die gekenmerkt worden door armoede, hoge werkloosheidscijfers, slechte huisvesting, lage onderwijskansen en weinig sociale voorzieningen komt geweld vaker voor.

Het inkomen, het opleidingsniveau en de opvoedingsstijlen van mogelijke daders speelt een belangrijke rol net zoals gedragspatronen die ontstaan vanuit heersende tradities, cultuurpatronen, bepaalde stereotypen en houdingen ten opzichte van kinderen (Bijvoorbeeld : kinderen mogen volwassenen niet tegenspreken).

Geweld tegen kinderen wordt ook gekenmerkt door een belangrijke genderdimensie. Jongens en meisjes worden immers op verschillende manieren geconfronteerd met geweld. Jongens worden vaker het slachtoffer van fysiek geweld, meisjes dan weer vaker van seksueel geweld. In landen waar meisjes een lagere status hebben, zullen zij vaker het slachtoffer worden van verwaarlozing. In andere landen hebben jongens dan weer meer kans om met zeer extreme vormen van geweld in aanraking te komen.

Een aantal meer algemene trends en evoluties vergroten het risico op geweld tegen kinderen zoals migratie, epidemieën zoals aids, natuurrampen en de aanwezigheid van wapens, alcohol en drugs in een samenleving. Bepaalde groepen kinderen lopen extra veel risico om het slachtoffer te worden van geweld. Denk bijvoorbeeld aan kinderen met HIV/aids of gehandicapte kinderen of kinderen uit arme gezinnen.

De situatie in ontwikkelingslanden leidt er toe dat kinderen in het Zuiden vaker het slachtoffer worden van geweld. De sociale cohesie en maatschappelijke structuren in veel landen in ontwikkeling steunen op normen en waarden die eigen zijn aan patriarchale samenlevingsvormen en verband houden met een traditionele taakverdeling tussen mannen en vrouwen, respect voor ouderen en een strikt respect voor hiërarchie. Jammer genoeg zijn deze sociaal-culturele aspecten ook een versterkende factor van geweld tegen kinderen in landen in het Zuiden.

Bovendien staat het vast dat armoede in ontwikkelingslanden het probleem versterkt. De afwezigheid van een vermogende, zorgende en efficiënte overheid is een groot gebrek in het vermijden of preventief optreden, bestrijden en bestraffen van geweld. Zo is er bijvoorbeeld vaak geen geld voor de opvolging en begeleiding van ouders bij de opvoeding van hun kinderen, kinderen die het slachtoffer worden van geweld kunnen geen beroep doen op hulpverlening, klassen zijn vaak overvol en leerkrachten niet voldoende opgeleid en/of politie en justitie beschikken over onvoldoende middelen en zijn onvoldoende institutioneel onderbouwd om daders effectief op te sporen en te vervolgen.

Kinderen beschermen tegen geweld : een recht, een noodzaak !

Kinderen hebben recht op bescherming tegen alle vormen van fysiek, seksueel of psychologisch geweld, uitbuiting en verwaarlozing. Geweld tegen kinderen is immers altijd in strijd met het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK).

Geweld tegen kinderen is bovendien uitermate schadelijk voor een evenwichtige ontwikkeling van kinderen. Geweld schaadt uiteraard rechtstreeks de gezondheid van kinderen. Maar ook indirect brengt geweld kinderen ernstige schade toe. Geweld kan immers leiden tot allerlei psychologische problemen, angst- en ontwikkelingsstoornissen. Ook verminderde schoolprestaties en problemen met het aangaan van intieme relaties zijn het gevolg. Bovendien leidt geweld vanzelf tot meer geweld. Kinderen die het slachtoffer worden van geweld zullen later zelf sneller geweld gebruiken tegen kinderen. Zo houdt het geweld zichzelf in stand.

Seksueel geweld kan nefaste effecten hebben op de seksuele en reproductieve gezondheid van kinderen. Hiv/aids, andere seksueel overdraagbare aandoeningen en tienerzwangerschappen zijn slechts enkele gevolgen van seksueel geweld tegen kinderen.

Geweld op kinderen heeft ook gevolgen voor het functioneren van de maatschappij als geheel. Het leidt tot schade aan het sociale weefsel en verminderde onderwijskansen voor hele generaties. Geweld tegen kinderen plaatst een rem op de ontwikkeling in het Zuiden. Geweld heeft onder meer een negatieve invloed op het bereiken van verschillende millenniumdoelstellingen waaronder MDG 2 universeel lager onderwijs, MDG 3 gelijke onderwijskansen voor meisjes en MDG 4 en 5 de strijd tegen kinder- en moedersterfte.

Sabine de BETHUNE
Philippe FONTAINE
Bart TOMMELEIN
Olga ZRIHEN
Marleen TEMMERMAN
Jean-Paul PROCUREUR
Freya PIRYNS
Lieve VAN ERMEN
Benoit HELLINGS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

I. Kinderrechten en mensenrechten

A. Rekening houdend met het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK — 20 november 1989), in het bijzonder de artikelen 19, 28, 34, 39. Het IVRK stelt dat kinderen recht hebben op bescherming tegen alle vormen van lichamelijke, geestelijke mishandeling en uitbuiting m.i.v. seksueel misbruik en verwaarlozing. Met betrekking tot geweld op school preciseert het IVRK dat de handhaving van de discipline op school verenigbaar moet zijn met de menselijke waardigheid van het kind en dat alle lijfstraffen en vernederende en/of schadelijke straffen op school verboden moeten worden. Slachtoffers van geweld hebben volgens het IVRK het recht op ondersteuning bij hun lichamelijk en geestelijk herstel en herintegratie in de maatschappij.

B. Verwijzend naar het General Comment nr. 8 (2 maart 2007) van het VN Comité voor de Rechten van het Kind over de bescherming van kinderen tegen fysieke en andere wrede of vernederende straffen dat bepaalt dat alle vormen van fysiek geweld tegen kinderen met inbegrip van alle vormen van lijfstraffen, niet in overeenstemming zijn met het IVRK. Bovendien zijn ook niet-fysieke straffen die schadelijk, wreed of vernederend zijn niet in overeenstemming met het IVRK.

C. Rekening houdend met het feit dat het IVRK een holistische benadering van de kinderrechten hanteert en dat geweld tegen kinderen niet enkel een inbreuk vormt op de beschermingsrechten van kinderen maar een inbreuk vormt op alle kinderrechten met inbegrip van overlevings-, ontwikkelings- en participatierechten.

D. Rekening houdend met de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UDHR — 10 december 1948), in het bijzonder artikels 3, 5 en 16.

E. Rekening houdend met het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (ICCPR — 19 december 1966), in het bijzonder artikelen 6, 7 en 24.

F. Rekening houdend met het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (ICESCR — 19 december 1966), in het bijzonder artikel 10.

G. Rekening houdend met het VN-Verdrag over de Uitbanning van Alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (CEDAW — 18 december 1979), in het bijzonder artikels 5, 6 en 10.

H. Rekening houdend met het VN-Verdrag tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke of Onterende Behandeling of Bestraffing (10 december 1984).

I. Rekening houdend met de VN-Verklaring inzake de Eliminatie van Geweld tegen Vrouwen (DEVAW — 20 december 1993).

J. Gelet op het Afrikaans Charter inzake Mensen en Volkerenrechten (1990), en het Protocol over de Rechten van de Vrouwen in Afrika (juli 2003). Dit Protocol vereist dat staten maatregelen nemen om alle vormen van geweld tegen vrouwen te onderdrukken, om de oorzaken te identificeren, om de overtreders te bestraffen en om een effectieve rehabilitatie van de slachtoffers te verzekeren.

K. Gelet op het Afrikaans Handvest inzake de Rechten en de Welvaart van het Kind (1990) dat bepaalt dat overheden alle mogelijke wetgevende, administratieve, sociale en onderwijskundige maatregelen moeten nemen om kinderen te beschermen tegen alle vormen van geweld en onmenselijke behandeling met inbegrip van fysiek, seksueel en mentaal misbruik en verwaarlozing.

II. Internationale resoluties, rapporten en beleidsplannen

A. Gelet op de vaststelling dat verschillende Millenniumontwikkelingsdoelstellingen, die voortkomen uit de VN Millennium Top en de VN Millennium Verklaring (september 2000), negatief beïnvloed worden door het wijdverspreide dagelijks geweld tegen kinderen. Geweld tegen kinderen zet zowel een rem op het bereiken van MDG 2 Basisonderwijs voor iedereen, MDG 3 Gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen, MDG 4 Kindersterfte terugdringen, MDG 5 Moedersterfte terugdringen als MDG 6 De strijd tegen HIV/aids, malaria en andere ziekten.

B. Gelet op het World Education Forum van Dakar (april 2000) en de « Education For All » doelstellingen en het belang van de strijd tegen schoolgerelateerd geweld voor het bereiken van onderwijs voor iedereen.

C. Gelet op het Wereld Rapport over Geweld en Gezondheid van de WHO (2002).

D. Verwijzend naar de VN Resolutie « A World Fit for Children » (6 mei 2002) die de verplichting van de ondertekenende staten om de rechten van alle kinderen te beschermen bevestigt, een actieplan naar voor schuift om « een wereld geschikt voor kinderen » te realiseren en onder andere oproept kinderen te beschermen tegen alle vormen van geweld, misbruik, uitbuiting en hiervoor een aantal strategieën poneert (Artikelen 7, 41-45).

E. Verwijzend naar de Verklaring van Parijs (2005) en de Accra-agenda (2008) over de doeltreffendheid van hulp die poogt de impact van ontwikkelingshulp te vergroten door doeltreffender partnerschappen te promoten tussen donorlanden en begunstigde landen.

F. Gelet op het rapport en de aanbevelingen van de VN-Studie over Geweld tegen Kinderen (UNVAC — 2006) en de bijbehorende nota van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties over Geweld tegen Kinderen (29 augustus 2006).

G. Verwijzend naar artikel 54 van de VN-resolutie van 16 november 2007 ter Promotie en Bescherming van de Rechten van het Kind dat landen oproept om hun internationale samenwerking te versterken met het oog op het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld tegen kinderen en een eind te maken aan de straffeloosheid rond geweld tegen kinderen.

H. Gelet op de aanstelling in mei 2009 van mevrouw Marta Santos Pais tot Speciaal Vertegenwoordiger voor de bestrijding van geweld tegen kinderen door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

I. Verwijzend naar het Unicef rapport « Progress for Children : a report card on child protection », september 2009.

III. Belgische wetgeving en beleid

A. Verwijzend naar de wet van 25 mei 1999 inzake de Belgische Internationale Samenwerking waarin sinds 2005 kinderrechten als transversaal thema zijn opgenomen in het gewijzigd artikel 8 (Belgisch Staatsblad van 19 juli 2005).

B. Verwijzend naar de strategienota « Eerbied voor de Rechten van het Kind » (overgezonden door de minister van Ontwikkelingssamenwerking aan het parlement in maart 2008). De strategienota geeft aan op welke manier het transversale thema kinderrechten geïmplementeerd kan worden binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Verschillende artikels in de strategienota hebben nadrukkelijk betrekking op de strijd tegen dagelijks geweld, met name de artikelen 12, 14, 30, 33, 57, 62, 64-68, 80-84, 96-97.

C. Verwijzend naar het verslag van de gedachtewisseling over de strategienota « Eerbied voor de Rechten van het Kind » in de Kamercommissie voor Buitenlandse Betrekkingen van 29 juli 2008.

D. Rekening houdend dat het thans niet mogelijk is om een eenduidig overzicht te hebben van het budget dat de Belgische overheid vrijmaakt in de strijd tegen « dagelijks geweld tegen kinderen ».

E. Rekening houdend met het feit dat de algemene beleidsnota van de minister van Ontwikkelingssamenwerking (5 november 2008) aandacht besteedt aan de strijd tegen een aantal extreme kinderrechtenschendingen, zoals de inzet van kinderarbeid in cacaosector in West-Afrika en het gebruik van kindsoldaten in de regio van de Grote Meren, maar dat de strijd tegen het wereldwijde en veel voorkomende dagelijkse geweld tegen kinderen niet wordt vernoemd.

F. Gelet op het feit dat de sectorale beleidsnota Onderwijs van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op dit ogenblik herzien wordt en de kansen welke dit schept om de strijd tegen schoolgerelateerd geweld op te nemen in het Belgische ontwikkelingsbeleid rond onderwijs.

G. Gelet op de hoorzitting in de commissie Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer en de Senaat van 12 mei 2009 over het dagelijks geweld tegen kinderen in het Zuiden en verwijzend naar het verslag van deze hoorzitting (nr. 4-1349/1).

H. Verwijzend naar het antwoord van de regering op de schriftelijke vraag van senator Sabine de Bethune over de inspanningen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in de strijd tegen het dagelijks geweld tegen kinderen in het Zuiden (nr. 4-3838).

IV. Het middenveld

A. Verwijzend naar de Conferentie « Kinder(recht)en en Ontwikkelingssamenwerking » van 18 november 2004.

B. Verwijzend naar het verslag van de Conferentie over geweld tegen kinderen in België en in de Wereld die plaatsvond in het Egmontpaleis op 6 december 2006.

C. Verwijzend naar de sensibiliserende voorjaarscampagne van Plan België in 2008 en bijbehorende nieuwsbrief « Stop het dagelijks geweld tegen kinderen ».

D. Verwijzend naar de campagne en het rapport Learn Without Fear (2008) van Plan International waarin het probleem van schoolgerelateerd geweld wordt aangekaart.

V. Cijfers

A. Rekening houdend met het feit dat volgens het VN-rapport over geweld tegen kinderen er elk jaar 40 miljoen kinderen worden mishandeld, dat er 150 miljoen meisjes en 73 miljoen jongens jonger dan 18 jaar ooit het slachtoffer geworden zijn van seksueel geweld, dat 4 op 5 kinderen wereldwijd thuis lijfstraffen krijgen waarvan 3 op de 10 zeer zware lijfstraffen en dat minstens 1 op de 5 kinderen in de voorbije 30 dagen fysiek of psychologisch werd mishandeld.

B. Rekening houdend met het feit dat slechts 24 landen lijfstraffen op kinderen volledig verboden hebben, dat 90 landen lijfstraffen op school nog altijd toelaten en dat 155 landen geen verbod kennen op lijfstraffen thuis (2) .

Vraagt de Belgische regering :

1. Conform artikel 104 van de Strategienota « Eerbied voor de Rechten van het Kind », bijzondere en prioritaire aandacht te schenken aan kinderen in een situatie van geweld of uitbuiting in haar beleidsnota Ontwikkelingssamenwerking, de beleidsdialoog met haar partnerlanden en de Indicatieve Samenwerkingsprogramma's. Het is cruciaal dit niet te beperken tot een aantal concrete en opvallende vormen van geweld maar een integrale benadering na te streven die kinderen beschermt tegen elke vorm van geweld.

2. In overeenstemming met artikel 62 en bij uitbreiding de artikelen 64 tot 67 van de Strategienota « Eerbied voor de Rechten van het Kind » partnerlanden aan te moedigen en actief te ondersteunen om « beschermende omgevingen » te scheppen die alle kinderen (via coördinatie, sensibilisering, capaciteitsopbouw en institutionele versterking en verbeterde gegevensverzameling) beschermen tegen alle vormen van geweld, inclusief dagelijks geweld. Samenwerking en afstemming met lokale overheden, andere donoren en NGO's is hierbij cruciaal.

3. De inspanningen die in het verleden geleverd werden om geweld tegen kinderen in gewapende conflicten op de internationale agenda te plaatsen, uit te breiden naar de strijd tegen alle vormen van geweld tegen kinderen, met inbegrip van dagelijks geweld, door :

a. geweld tegen kinderen in het algemeen aan te kaarten op internationale fora;

b. het bureau van Speciaal Vertegenwoordiger voor Geweld tegen Kinderen, mevrouw Marta Santos Pais, te ondersteunen;

c. via diplomatieke contacten de strijd tegen dagelijks geweld op kinderen in landen in het Zuiden ter sprake te brengen en te ondersteunen.

4. Via de sectorstrategie « Onderwijs » specifieke inspanningen te leveren om geweld tegen kinderen binnen én buiten het onderwijs te bestrijden door :

a. in het kader van sectorfinanciering in het onderwijs, partnerlanden aan te sporen om en te ondersteunen bij de integratie van de bescherming van kinderen tegen geweld (binnen én buiten het onderwijs) in het onderwijsbeleid;

b. de bescherming van kinderen tegen geweld te integreren in de institutionele capaciteitsversterking van onderwijssystemen in de partnerlanden;

c. te investeren in de verbetering van de opleiding van leerkrachten in de partnerlanden en hierbij specifiek aandacht te besteden aan competenties die het gebruik van geweld op scholen kunnen verminderen en positieve opvoedings- en disciplinestijlen stimuleren;

d. binnen het Fast-Track Initiative (FTI) een leidende rol op te nemen om de strijd tegen geweld in het onderwijs vast te leggen als één van de criteria om in aanmerking te komen voor FTI-financiering.

10 november 2009.

Sabine de BETHUNE
Philippe FONTAINE
Bart TOMMELEIN
Olga ZRIHEN
Marleen TEMMERMAN
Jean-Paul PROCUREUR
Freya PIRYNS
Lieve VAN ERMEN
Benoit HELLINGS.

(1) United Nations Study on Violence Against Children, 2006.

(2) Global Initiative to End All Corporal Punishment.