4-95 | 4-95 |
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V), corapporteur. - In het kader van de strijd voor een rookvrije samenleving heerst het principe van het voortschrijdende inzicht. Er werd reeds heel wat vooruitgang geboekt. In 1976 kregen we rookvrije bussen. In 1987 werden de openbare plaatsen rookvrij verklaard. In 1991 volgden de eerste stappen naar een rookvrije horeca: er moest voldoende geventileerd worden en er kwamen rookzones. In 1998 kwam er een einde aan het roken in vliegtuigen. In 2004 volgden de treinen. In 2006 werd een rookvrije werkplaats gegarandeerd. 2007 was het jaar van het rookvrij maken van de restaurants. 2010 wordt het jaar van weer een nieuwe fase, namelijk het rookvrij maken van alle plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn, met een in de tijd beperkte uitzondering voor de pure drankgelegenheden. Quid anno 2009?
Tot op vandaag geldt het koninklijk besluit van 13 december 2005. Dit besluit was de aanzet om het rookverbod beter ingang te doen vinden in de horeca. Drie doelstellingen lagen hieraan ten grondslag: de bescherming van niet-rokers tegen passief roken, het aanzetten van actieve rokers om te stoppen met roken of om tenminste hun consumptie te verminderen en de bescherming van de werknemers in de horeca. Die wet heeft zeker haar verdiensten, maar leidde ook tot een aantal grijze zones, waardoor het voor de inspecteurs niet evident is om de naleving ervan te controleren. Ook voor de burgers en de horecasector zelf leidde dit tot verwarring en onbegrip. In 2007 werd de wetgeving grondig geëvalueerd. Ik geef u de belangrijkste conclusies en vaststellingen.
In de horeca werd vastgesteld dat de regels vaker worden nageleefd op plaatsen waar men enkel in een rookkamer of totaal niet mag roken, dan in gelegenheden waar het roken in welomschreven zones is toegelaten.
Het rookverbod in de horeca wordt in het algemeen correct nageleefd door de rokers. In meer dan 90% van de bezochte zaken werd geen enkele overtreding vastgesteld.
Dat cijfer moet wel worden genuanceerd. Men kan de niet-naleving immers enkel vaststellen als de inrichting volledig in orde is met de regels. De regelgeving wordt het minst nageleefd in de jeugdhuizen.
Bij de evaluatie kwamen heel wat knelpunten aan het licht. Er was geen duidelijk onderscheid tussen een café en een jeugdhuis. Sommige jeugdhuizen vragen een vergunning voor sterke drank aan zodat ze worden gelijkgesteld met een drankgelegenheid. In dat geval mag er ook gerookt worden en wordt de concurrentie met jeugdcafés vermeden. Dat perverse effect was duidelijk niet de bedoeling van de wetgever.
Het grootste knelpunt was het onduidelijke onderscheid tussen drankgelegenheden en restaurants. Het onderscheidingscriterium had betrekking op het deel van de omzet dat wordt gehaald met het serveren van maaltijden. De inspectiediensten hebben grote moeite om het onderscheid te maken tussen de drankgelegenheden die maximaal 30% van hun omzet uit voeding halen en de andere. Er was zelfs het perverse effect dat verschillende inrichtingen opnieuw drankgelegenheden werden om rokende klanten terug te winnen. Bovendien controleerden de parketten de dossiers onvoldoende.
Op basis van die evaluatie van de naleving van het rookverbod in de horeca en om redenen van volksgezondheid verklaarde de FOD Volksgezondheid zich voorstander van een totaal rookverbod in openbare plaatsen en van een harmonisatie van de regels. Dat was de aanzet voor de wetgevende initiatieven in Kamer en Senaat. Na heel wat politiek overleg bleek dat een totaal rookverbod in de horeca nog niet haalbaar was. Er werd echter wel een stap vooruit gedaan.
Dat brengt me bij de krachtlijnen van het wetsvoorstel dat in de Kamer is goedgekeurd. De algemene regel is een rookverbod in gesloten plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn. Er moeten bijgevolg verbodstekens worden geplaatst en de Koning kan extra voorwaarden voor signalisatie vastleggen. Niettegenstaande het algemene verbod kan de exploitant van een gesloten plaats een rookkamer inrichten die geen doorgangszone is, die goed aangeduid is, waar uitsluitend dranken kunnen worden meegenomen, die maximaal één vierde van de totale oppervlakte van de gesloten plaats bedraagt en waar verplicht een rookafzuig- of verluchtingssysteem aanwezig is.
Op de algemene regel van het rookverbod in gesloten plaatsen bestaan momenteel twee uitzonderingen. In de drankgelegenheden en de kansspelinrichtingen van klasse I - de casino's - mag worden gerookt. Drankgelegenheden worden als volgt gedefinieerd: `... inrichtingen waar de belangrijkste en permanente activiteit er enkel uit bestaat dranken aan te bieden voor consumptie ter plaatse en waar geen andere levensmiddelen worden aangeboden voor consumptie dan de voorverpakte levensmiddelen die zonder enige bijkomende maatregel gedurende minstens drie maanden houdbaar blijven.' Die definitie werd overgenomen uit het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties, afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Volgens de controlediensten van de FOD Volksgezondheid en het FAVV is dat de beste en de best controleerbare definitie.
De drankgelegenheden kunnen een zone voor rokers afbakenen. Die moet goed worden aangegeven en ze moet kleiner zijn dan de helft van de totale oppervlakte. De hinder voor de niet-rokers moet maximaal worden beperkt en de Koning kan extra voorwaarden bepalen met betrekking tot de installatie van een ventilatiesysteem.
In de praktijk betekent dat niets nieuws voor de drankgelegenheden. Dus moeten ze geen nieuwe of extra investeringen doen. Tevens wordt een definitie van sport en sportruimte aan de tekst toegevoegd zodat bijvoorbeeld een snookercafé met een oppervlakte van vijftig vierkante meter een sportruimte is. Er mag daar dus niet meer worden gerookt zoals in een gewoon café. De inwerkingtreding is voorzien voor januari 2010.
Sinds de tekst in de Kamer werd goedgekeurd, zijn echter belangrijke nieuwe elementen opgedoken. De Senaat kon daar niet aan voorbijgaan. Ik verwijs in dit verband naar het wetsvoorstel van senator Claes. Ook zijn er gerechtelijke uitspraken, zoals in de zaak `de Klepperende Klipper' en voor de rechtbank van Tongeren. Er zijn de aanbevelingen van de Europese Commissie om de horeca tegen 2012 volledig rookvrij te maken. Ten slotte zijn er ook belangrijke wetenschappelijke resultaten die de positieve gevolgen van het rookverbod voor de gezondheid aantonen.
In de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat was dan ook een ruime consensus om een verregaand engagement aan te gaan en het algemene rookverbod dat in 2012 zal ingaan, nu reeds in de tekst op te nemen.
De laatste uitzonderingen die nu nog werden toegestaan voor de drankgelegenheden en de kansspelinrichtingen klasse I zullen op dat ogenblik vervallen. Dit werd via amendementen vastgelegd. Voor startende ondernemers is het meteen duidelijk wat de toekomstige situatie zal zijn en kunnen mogelijke investeringen tijdig worden voorbereid. Door nu reeds te voorzien in een duidelijke ingangsdatum voor een algemene regeling zullen meer horecazaken, zoals cafés, lichte maaltijden blijven serveren, waardoor ze ook de btw-verlaging kunnen genieten en rookvrij worden vanaf 1 januari 2010. Voor de exploitanten van drankgelegenheden is er voldoende tijd om zich voor te bereiden en aan te passen aan de nieuwe situatie. Voor de senatoren van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden ligt de volgende mijlpaal, 1 januari 2012, bij deze dus nu reeds duidelijk vast. We kunnen alleen maar hopen dat de plenaire vergadering van de Senaat straks hetzelfde zal beslissen en dat ook de kamerleden datzelfde engagement willen aangaan.
Mme Christiane Vienne (PS), corapporteuse. - Je voudrais expliquer pourquoi la commission du Sénat a fait le choix d'aller plus loin que nos collègues de la Chambre en matière de protection de la santé.
Je signalerai d'abord une réflexion globale menée par la commission. Comme l'a souligné notre collègue, M. Vankrunkelsven, entre le moment où le vote a eu lieu à la Chambre et la première réunion de notre commission, de nouvelles études sont venues compléter l'éventail d'informations dont nous disposions et ont confirmé l'importance des méfaits du tabac et du tabagisme passif.
Entre-temps, des décisions prises par des tribunaux flamands ont amené à penser qu'à défaut d'une législation tout à fait claire, avec une date butoir, nous serions confrontés à des législations inapplicables ou en tout cas extrêmement controversables.
C'est la raison pour laquelle le débat a évolué, jusqu'à la prise en compte de l'amendement du sénateur Dirk Claes. Notre collègue a plaidé avec pertinence et conviction. Certains hésitaient entre leur loyauté à l'égard d'une décision de la Chambre et l'intérêt d'une démarche législative plus claire. Notre collègue Claes a convaincu bon nombre d'indécis de la nécessité d'une date butoir qui permette au secteur de s'adapter et de disposer d'une législation claire.
Le vote a dégagé une majorité alternative, à savoir un vote favorable de l'ensemble de la commission sur le fond et une abstention du MR et du Vlaams Belang sur la forme.
Mme Christine Defraigne (MR). - Vous avez omis de citer le Open VLD, madame Vienne.
Mme Christiane Vienne (PS). - Vous avez raison. Effectivement, l'ensemble de la famille libérale s'est abstenue, ainsi que le Vlaams Belang. J'insiste sur le fait qu'il s'agit d'une abstention et non d'un vote négatif, ce qui montre que nos collègues ont été sensibles aux arguments de santé publique.
Je pense que notre commission a rempli son contrat vis-à-vis de la démocratie.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De CD&V-Senaatsfractie had senator Dirk Claes gevraagd om in haar naam het woord te nemen in dit debat. Zoals de leden ongetwijfeld hebben vernomen, kan hij vandaag niet aanwezig zijn door dramatische familiale omstandigheden, namelijk het plotse overlijden van zijn echtgenote.
In dit debat zijn alle argumenten naar voren gebracht. In de commissie werd hard gewerkt. Ik zal het standpunt van onze fractie verwoorden door gebruik te maken van een beknopte, maar glasheldere tekst van de hand van collega Claes, die de kern van zijn betoog verwoordt en tevens het standpunt van onze fractie vertolkt.
Vandaag stemt de Senaat over het wetsontwerp betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen. De voorbije maanden werd uitvoerig gediscussieerd. Talrijke infomomenten en hoorzittingen werden georganiseerd, zodat alle betrokkenen hun standpunt konden toelichten. De Senaatscommissie heeft grondig werk verricht en zich uitgesproken over het standpunt dat vandaag ter goedkeuring voorligt. Nu is het ogenblik gekomen om zich ook in plenaire vergadering uit te spreken.
Er is een grote maatschappelijke eensgezindheid gegroeid dat roken en eten absoluut niet meer samengaan. Ik vind dat de tijd rijp is om een stap verder te zetten en een algemene rookregeling in te voeren.
Politici moeten hun verantwoordelijkheid durven te nemen, ook wanneer nog niet iedereen in de samenleving op dezelfde lijn staat. We hebben trouwens geleerd dat de publieke waardering enorm stijgt na een eerste kennismakingsperiode. Wie weet nog dat onze treinen pas sinds 2004 volledig rookvrij zijn? Wie wil nog terug naar de vroegere situatie?
Ho.Re.Ca Vlaanderen heeft gelijk wanneer houvast en duidelijkheid van de wetgever wordt gevraagd. Ons standpunt is daarom glashelder en kan geen aanleiding meer geven tot onduidelijkheid of discriminatie. Afgesloten publieke plaatsen worden rookvrij. Niemand zal nog worden geconfronteerd met ongewenste tabaksrook.
Hiermee vermijden we het onvrijwillig passief meeroken. Mensen die beslissen om niet te roken moeten in die keuze worden gerespecteerd. De vrijheid van een individu stopt waar de vrijheid van een ander begint. Ik stel trouwens vast dat heel wat rokers dit nu ook zelf beseffen en bijvoorbeeld bij een familie- of vriendenbezoek spontaan niet meer binnenshuis roken.
De belangrijkste reden voor een algemene rookregeling is natuurlijk het fundamentele belang van de volksgezondheid. Parlementsleden hebben de opdracht de enorme kosten van de ziekteverzekering te beperken en de samenleving te beschermen tegen schadelijke stoffen. De medische wereld is unaniem. Passief roken is een van de belangrijkste oorzaken van ziektes, met de dood tot gevolg. Het argument om roken verder toe te laten wegens de gezelligheid krijgt hierdoor wel een erg wrange betekenis, zeker als men beseft dat de horecasector de enige plaats is waar de 130 000 werknemers nog geen recht hebben op een rookvrije werkomgeving.
Uit concrete ervaring in andere landen blijkt trouwens dat de invoering van een rookverbod in publieke ruimten onmiddellijk wordt gevolgd door een substantiële daling van het aantal hartaanvallen. Het rookdebat wordt nog al te vaak verengd tot een tweestrijd tussen het gezondheidsaspect en het economisch belang. Men kiest voor een gezond leven of voor de financiële winst, alsof de sigaret de enige troef van de Belgische horeca zou zijn. Wie deze keuze naar voren schuift, onderschat schromelijk de creativiteit van de horecasector en de uitbaters. De talrijke praktijkvoorbeelden uit omliggende landen bewijzen overduidelijk dat het horecabezoek zelfs toeneemt wanneer er maatregelen worden genomen om de roker toch nog aan zijn trekken te laten komen.
Daarom hebben wij in ons wetsvoorstel de mogelijkheid tot inrichting van een afgesloten rookruimte of tent opgenomen. De horeca heeft er alle belang bij de rokers goed op te vangen en niet letterlijk in de kou te laten staan. Ik citeer collega Dirk Claes: `Uit ervaring met mijn eigen rookvrije café, weet ik dat rokers blijven komen, en er tegelijk een nieuwe clientèle wordt aangetrokken die wegbleef wegens de rook.' Laten we niet vergeten dat 75% van de bevolking bewust niet rookt. Een rookvrije horeca zal de sector alleen maar ten goede komen. Tegelijk is er nood aan bijkomende maatregelen om de economische slagkracht van de branche te versterken.
In de Senaat ligt vandaag een uitgebreid voorstel klaar met concrete initiatieven die wij ook hebben verdedigd in het kader van het CD&V-horecaplan. Dat plan kwam tot stand in nauwe samenwerking met de horecasector. Ik hoop dat de bespreking ervan spoedig wordt aangevat, zodat er snel oplossingen worden gevonden om de echte problemen van de sector aan te pakken.
De Belgische Senaat heeft vandaag een unieke kans om een einde te maken aan de huidige, halfslachtige rookwetgeving die door iedereen wordt bekritiseerd. Een nieuwe en algemene rookregeling is de enige ernstige oplossing. Talloze landen hebben het ons voorgedaan en zijn blij dat ze destijds hebben doorgezet. Nu is het aan ons om te bewijzen dat we moedig genoeg zijn om deze belangrijke stap te zetten. Over enkele jaren begrijpen we vast niet meer waarom we hierover ooit zo een drukte hebben gemaakt.
Mijn fractie zal uiteraard voor de tekst stemmen die in de commissie is goedgekeurd. De Senaat, en in het bijzonder de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, heeft uitmuntend werk geleverd in de uitoefening van haar reflectiefunctie, door na te denken over de manier waarop deze wetgeving beter kon worden uitgewerkt. Ik dank al wie daaraan heeft meegewerkt, in het bijzonder collega Claes, die daarin voor onze fractie het voortouw heeft genomen.
Mme Dominique Tilmans (MR). - Il est vrai que ce débat sur l'interdiction de fumer dans l'horeca n'est pas nouveau. Il avait débuté sous la précédente législature, tant à la Chambre qu'au Sénat.
La position du Mouvement réformateur a toujours été très claire : nous pensons qu'il faut faire une distinction entre les établissements où l'on mange et ceux qui ne proposent pas de repas. Dans les établissements où l'on peut manger, il faut réserver la possibilité de fumer dans un endroit à l'écart qui protège les consommateurs non-fumeurs. En revanche, dans les cafés, qui généralement ne servent que des boissons, nous souhaitions laisser aux tenanciers la liberté de permettre ou non de fumer. Nous préconisions d'apposer un logo à la vitrine de l'établissement afin que le consommateur sache s'il s'agit d'un établissement fumeur ou non et lui permettre d'entrer ou non dans l'établissement en connaissance de cause. Avec cette formule, la liberté du public rejoint celle du cafetier.
Je voudrais par ailleurs insister sur une autre différence entre un établissement où l'on mange et un établissement où l'on ne mange pas : le café est un endroit où l'on prend un verre dans une ambiance conviviale, la liberté d'y entrer ou non est plus grande que dans un restaurant où l'on se rend plus souvent en famille, avec ses enfants et où l'interdiction de fumer se justifie totalement.
Le texte adopté par la Chambre était le résultat d'un compromis, bien difficile à obtenir d'ailleurs. La solution proposée par la Chambre respectait cet équilibre impératif entre la santé publique et les aspects économiques que nous ne pouvons écarter d'un revers de la main.
Vous savez que le secteur horeca vit des moments difficiles. Selon un communiqué du SPF Économie d'octobre 2009, le nombre des faillites enregistrées au cours des trois derniers mois dans ce secteur a augmenté de 9,1% par rapport à la même période de l'année précédente. Il est donc d'autant plus regrettable de pénaliser encore plus ce secteur par une interdiction de fumer. Rappelons que notre gouvernement a, lui, voulu donner un coup de pouce au secteur en ramenant le taux de TVA à 12%.
M. Philippe Mahoux (PS). - Cette baisse de la TVA ne vaut que pour la restauration et non pour la bière, par exemple. Je ne comprends pas bien le parallèle que vous établissez entre l'abaissement de la TVA et le présent projet.
Mme Dominique Tilmans (MR). - Effectivement. Je tenais juste à souligner que notre gouvernement a voulu donner un signal fort au secteur horeca, même si les cafés ne sont pas concernés par cette baisse. Raison de plus pour ne pas les pénaliser par d'autres mesures.
Le texte de la Chambre apporte également une clarification utile en ce qui concerne la quotité du chiffre d'affaires provenant des repas (30% jusqu'à présent). Cette zone grise a été supprimée. Il s'agissait donc d'un compromis intéressant.
La commission des Affaires sociales du Sénat a modifié le texte de la Chambre pour mettre fin, le 1er janvier 2012, aux exceptions à l'interdiction de fumer, qui visent notamment les débits de boissons.
Nous nous sommes abstenus parce que nous ne pouvons pas soutenir cette modification qui revient à ajouter au texte de la Chambre une contrainte supplémentaire, à savoir l'interdiction totale pour le secteur des cafés. Notre position de départ était la liberté de choix mais l'amendement ne va pas dans cette direction.
Je rappelle qu'il s'agit d'une recommandation de la Commission européenne, laquelle n'impose pas d'obligation. Malheureusement notre pays a l'habitude de laver plus blanc que blanc, même en l'absence de directive, et donc à faire passer les avis émis dans les recommandations pour des obligations. Nous estimons qu'en l'absence de directive européenne, il n'était pas nécessaire d'imposer une obligation complémentaire à ce secteur.
Avec ce compromis, la Chambre a engrangé une avancée certaine. Dès lors, pourquoi ne pas laisser au secteur le temps nécessaire pour surmonter cette crise en procédant à une évaluation en 2012, soit seulement deux ans plus tard ? Il n'était pas exclu qu'en agissant ainsi, il aurait été possible d'aller encore plus loin en 2012.
En commission du Sénat, préjugeant de la situation, une majorité a choisi d'aller au-delà d'un accord équilibré qui avait rallié une majorité à la Chambre. Ne partageant pas le point de vue adopté par cette majorité en commission des Affaires sociales, mon groupe s'abstiendra sur le projet tel qu'il a été amendé.
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). - In de Kamer heeft de bespreking van het wetsvoorstel betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook geleid tot een evenwichtig akkoord dat tegemoet komt aan maatschappelijke, maar ook economische bezorgdheden. Dat akkoord werd onder meer door het NSZ, UNIZO en Ho.Re.Ca Vlaanderen ondersteund, omdat het uitging van het principe dat roken en eten niet samengaan. Het was een goed voorstel, omdat het duidelijkheid bracht.
De huidige regelgeving telt te veel uitzonderingen en die werden door het voorstel van de Kamer afgeschaft. De regeling werd vereenvoudigd en is daardoor ook makkelijk te controleren. Er was in de sector zelf zwaar verzet tegen een algemeen rookverbod. Uit verschillende enquêtes bleek dat de meeste caféuitbaters een algemeen rookverbod als het einde van hun sector zagen. Ook tijdens de besprekingen in de commissie voor de Volksgezondheid van de Kamer was men het ermee eens dat er geen maatschappelijk draagvlak is om het roken in volkscafés te verbieden.
Ik haal graag vandaag een stukje uit de Ho.Re.Ca. Vlaanderen Krant, met als titel `S.O.S. Volkscafés': `Het gaat niet goed met onze volkscafés. Deze ontmoetingsplaatsen, ooit de lichtbakens van onze buurt, van ons dorp, van onze stad, dreigen stilaan uit het straatbeeld te verdwijnen. Volkscafés zijn in de eerste plaats eenvoudig. Merkwaardig is dat heel wat volkscafés op de hoek van de straat liggen, in de buurt van een station, onder de kerktoren en aan historische steenwegen. Uitbaters beschouwen hun café als een belangrijk onderdeel van ons cultureel erfgoed. En vandaag is er slecht nieuws voor 1400 cafés van ons land. U krijgt er weldra niet alleen een rookverbod bij, maar ook een tentje op de stoep of in het koertje achteraan. Dat is alvast de oplossing van een aantal partijen die een amendement hebben ingediend om een totaal rookverbod door te voeren in 2012'.
Men zal misschien voor dat tentje op de stoep een vergunning krijgen, maar misschien ook niet. Dat is een onzekerheid waarmee de volkscafés vandaag worden geconfronteerd.
Het Neutraal Syndicaat voor zelfstandigen was vorige week furieus over de stemming in onze commissie en stelde dat de Kamer nu niet enkel opnieuw zal moeten discussiëren over een gedeeltelijk rookverbod in 2010, maar bovendien over een rookverbod tegen 2012. Voor de uitbaters is op minder dan vijftig dagen voor de jaarwisseling onduidelijkheid troef.
Ook UNIZO was vorige week heel scherp. Elk jaar verdwijnen er talloze volkscafés omdat ze de stijgende kosten en regulering niet aankunnen. Onlangs liepen de cafés nog een broodnodige btw-verlaging mis. Als ze vanaf 2012 hun rokersclientèle, dat is de meerderheid, de deur moeten wijzen, dan mogen ze die deuren sluiten, aldus UNIZO.
De strengere regeling die in de Kamer werd aangenomen, zorgt ervoor dat in ongeveer 90 procent van de etablissementen niet meer zal mogen worden gerookt. Men heeft in feite de strijd al gewonnen. En toch willen de indieners van het amendement, zonder rekening te houden met de sector en zonder enige compensatie, zoals een btw-verlaging of een verlaging van de sociale lasten, het totaalverbod doorvoeren.
Als men op die manier het rookverbod bij die kleine restgroep van de volkscafés invoert, dan gaat het niet meer om een evenwicht tussen volksgezondheid en economie, maar over broodroof. UNIZO riep de senatoren vorige week dan ook op om het gezond verstand te gebruiken en de striktere rookwet, zoals de Kamer haar voor de zomer heeft goedgekeurd, aan te nemen. Dat wetsvoorstel was namelijk een compromis tussen de volksgezondheid en de economische leefbaarheid van de sector, want het beperkt roken tot de kleinste cafés die geen maaltijden serveren.
Onze fractie zal vandaag neen zeggen tegen een algemeen rookverbod en de regeling die een algemeen rookverbod in 2012 invoert, niet goedkeuren.
M. Philippe Mahoux (PS). - Voici une vingtaine d'années, peu de temps après mon arrivée au Sénat, j'ai assisté à une séance de la commission des Affaires économiques qui devait traiter du tabac. Les initiateurs du débat en commission avaient souhaité entendre les représentants de l'industrie du tabac, à l'exclusion de tout autre intervenant.
En tant que médecin, j'avais été étonné que seuls des représentants de l'industrie du tabac aient été invités. J'étais d'autant plus étonné que j'avais entendu ces derniers mettre en doute la qualité et la fiabilité des études établissant la nocivité du tabac, de même que le rapport direct entre la consommation primaire de tabac et la bronchite chronique ou le cancer du poumon.
Je ne vous cache pas que mon souci s'est transformé en indignation et je me souviens avoir exigé de nouvelles réunions sur le sujet, notamment des réunions conjointes des commissions des Affaires économiques et des Affaires sociales/Santé publique pour entendre les représentants du monde médical battre en brèche les affirmations formulées par l'industrie du tabac.
Que de chemin parcouru depuis lors ! Il s'agit, me semble-t-il, d'un chemin éminemment positif, d'abord en termes de santé publique. On ne peut avoir la moindre interrogation par rapport à la nocivité primaire du tabac. De même, on ne peut avoir aucune hésitation sur les effets nocifs - bronchite chronique, cancer du poumon, problèmes vasculaires - de la consommation secondaire, involontaire, autrement dit du tabagisme passif.
On est donc manifestement confronté à un problème de santé publique. Quand on mène des campagnes ayant pour thème la consommation du tabac, on ne peut adopter une attitude « chèvrechoutiste », à moins de considérer que la santé publique n'est pas l'aspect fondamental sur lequel il convient de travailler.
J'en viens à la procédure suivie par la commission des Affaires sociales de notre assemblée et au projet qui sera soumis au vote du Sénat.
Ce texte trouve son origine dans une proposition émanant de notre groupe au sens large, puisqu'il s'agit de celui de la Chambre, à l'initiative de Colette Burgeon. Cette dernière propose avec certains de ses collègues une interdiction totale de la consommation de tabac dans les lieux publics concernés, à savoir les établissements offrant des consommations liquides ou solides.
Je ne voudrais pas qu'il y ait la moindre ambiguïté concernant cette proposition initiale. J'ai en effet lu avec une certaine irritation que notre parti aurait un avis plutôt mitigé sur cette interdiction. Il est évident que ceux qui ont propagé cette rumeur ne nous veulent pas du bien.
C'est la raison pour laquelle je me permets de rappeler l'origine du travail parlementaire que nous sommes en train de conclure : il s'agit d'une proposition de Colette Burgeon relative à l'interdiction de fumer.
Lors de la discussion à la Chambre, les intervenants ont présenté des arguments économiques plus ou moins convaincants, dont certains sont réels, mais qui doivent être mis en balance avec ce problème de santé publique.
Nous ne pouvons balayer ces arguments d'un revers de la main ni rester sourds à ceux qui présentent des contre-arguments mais tout cela doit être analysé dans le cadre d'une approche de santé publique.
Il est évident que le tabagisme actif comme le tabagisme passif sont nocifs. Ceux qui remettent cette idée en cause rejoignent ceux qui pensent que l'on peut guérir par l'imposition des mains ou les incantations. C'est un retour à l'obscurantisme.
Quel type d'interdiction devons-nous imposer et quelle procédure faut-il suivre ? Je vous lis le passage concernant la position adoptée, en commission, par la ministre de la Santé publique : « Mme Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, renvoie à la position qu'elle a déjà adoptée au cours de la discussion générale. À titre personnel, elle est favorable à une interdiction générale de fumer mais elle était prête à se satisfaire du consensus élaboré à la Chambre des représentants. Si une majorité au Sénat devait se prononcer en faveur d'une interdiction générale de fumer, la ministre en prendrait acte. »
Elle a toutefois souligné que la loi entrerait en vigueur le 1er janvier et qu'il était donc bien nécessaire que nous accélérions le cours de nos travaux de manière à pouvoir prendre des dispositions pour que durant la période intermédiaire d'interdiction, il soit permis de fumer à certains endroits et non à d'autres.
Je voudrais attirer l'attention de ceux qui avancent l'argument - légitime du reste - de la liberté individuelle, une préoccupation que mon groupe partage souvent à propos des problèmes éthiques, sur le fait que les personnes qui travaillent dans ces établissements sont soumises, malgré elles, aux effets du tabagisme passif. C'est à elles qu'il faut songer lorsqu'on envisage une interdiction limitée.
Ceux qui émettent des réserves sur le texte qui nous est soumis négligent peut-être de s'occuper des personnes qui travaillent dans ces établissements.
Mon groupe souhaite que soit instaurée le plus rapidement possible une interdiction absolue. Nous étions toutefois disposés à accepter le compromis adopté par la Chambre sur une interdiction assortie de réserves transitoires.
Une longue discussion a précédé l'examen du projet de loi en commission et des amendements ont été déposés. Ils prévoyaient une interdiction à partir du 1er janvier 2012, interdiction correspondant à une recommandation de l'Union européenne. Les établissements auront donc deux ans pour se préparer à l'interdiction totale. Cela me paraît raisonnable du point de vue de la santé publique. J'espère que le texte qui sera adopté par le Sénat sera accepté par la Chambre.
J'ai déjà visité quelques pays étrangers et j'ai constaté qu'entre la situation de l'Italie où a été décrétée une interdiction totale, et celle de l'Espagne où l'interdiction est assortie d'exceptions, des différences fondamentales existent. Il ne me semble pas que la fréquentation des bistrots, des trattorias et des restaurants italiens ait sensiblement diminué. Je me demande même si elle n'a pas augmenté. Je n'oserais toutefois affirmer que ce soit dû à l'interdiction du tabac dans ces établissements. Ce n'est en effet pas scientifiquement prouvé. D'autres paramètres entrent peut-être en ligne de compte.
Par contre, rares sont les établissements espagnols où l'exception n'est pas la règle. Malgré le régime d'interdiction, les exceptions sont tellement nombreuses que l'on fume partout. L'objectif n'est donc pas atteint.
Le groupe PS a toujours défendu la même position de fond mais est disposé à faire des concessions et à établir des exceptions pour les deux ans qui viennent. Nous restons fidèles aux accords passés mais ne nous obligeons pas à adopter des textes contraires à notre philosophie fondamentale en votant des amendements qui ne sont pas conformes à notre position.
En commission, nous avons voté favorablement sur les amendements et sur le texte dans son ensemble. Nous approuverons donc tout à l'heure les conclusions de la commission et donc le projet amendé.
De heer Jurgen Ceder (VB). - Bij de bespreking van de antitabakswet liet onze fractie een duidelijke waarschuwing horen, namelijk dat die wet een discriminatie organiseert tussen de echte restaurants en de zogenaamde tavernes, de drankgelegenheden die ook eten serveren. Zoals het Vlaams Belang voorspelde, heeft de rechtspraak deze discriminatie ontdekt en veroordeeld. In een van deze zaken trad trouwens collega Coveliers op als raadsman van het betreffende restaurant.
De wetgever is indertijd onzorgvuldig opgetreden. We mogen trouwens ook niet vergeten dat heel wat etablissementen kosten hebben gemaakt om wetsconform te blijven, kosten die nu misschien voor een groot deel voor niets zijn geweest. De vraag is of we, gemotiveerd door het voluntarisme om het roken aan te pakken, vandaag wel de juiste middelen hanteren en of we wel behoedzaam, terughoudend en zorgvuldig genoeg zijn bij het regelen van deze materie.
Want dit ontwerp doet helaas meer dan de bestaande discriminatie tussen verschillende eetgelegenheden wegwerken. Met het ontwerp wordt vanaf 2012 een volledig rookverbod voor de horeca ingevoerd.
Wij betreuren de amenderingen die in de commissie zijn aangebracht. Wij zijn geen voorstander van een algemeen rookverbod in drankgelegenheden. Laat ons duidelijk zijn: niemand zegt dat roken gezond is. Niemand twijfelt aan de negatieve gevolgen van roken. Maar vet eten is ongezond, te veel zout of zoet eten is ongezond, onbeschermde seks is gevaarlijk. Ook met de wagen rijden kan de gezondheid ernstig schaden. Maar dat is nu eenmaal de prijs voor een vrije samenleving.
Vrijheid is niet alleen de vrijheid om dingen te doen die goed zijn voor ons. De overheid dient zeer terughoudend te zijn bij het beperken van deze vrijheid, in het bijzonder wanneer we binnendringen in de private sfeer. Het onderscheid is subtiel, maar het moet toch worden gemaakt. Horecazaken zijn geen publieke ruimtes, maar het zijn private ruimtes die door de eigenaar of exploitant opengesteld worden voor het publiek. Dat onderscheid is niet onbelangrijk.
De vrijheid is de eerste en principiële reden waarom wij het algemene rookverbod niet steunen. Maar we zijn ook niet blind voor de economische realiteit. Alle studies wijzen uit dat cafébezoekers in meerderheid rokers zijn. Wie gelooft dat deze mensen nog evenveel tijd in het café zullen doorbrengen of zullen stoppen met roken is naïef. De cafés zullen vele klanten verliezen. Duizenden cafés, waarvan sommigen nu al het water aan de lippen staat, zullen moeten sluiten. De sociaaleconomische gevolgen van het ontwerp zullen dus aanzienlijk zijn. Voor duizenden uitbaters wordt dit ontwerp een ramp.
Een derde argument waarom wij het algemene rookverbod geen goed idee vinden, is het sociale argument. Het café, de bar en de dancing in Vlaanderen zijn meer dan een economisch gebeuren. Drankgelegenheden zijn ook een sociaal gegeven. Het zijn plaatsen waar gepensioneerde kaarters afspreken, waar het bestuur van een voetbalclub vergadert, waar vrienden elkaar ontmoeten of waar nieuwe vrienden worden gemaakt. Ik zou het betreuren mochten rokers, die toch een aanzienlijk deel uitmaken van de bevolking, de facto uitgesloten worden van dit sociale gebeuren.
Ik zal niet lang stilstaan bij het argument van de Europese aanbeveling, want die is niet dwingend. Ik heb wel oor voor één argument van de voorstanders van het algemene rookverbod, namelijk het mislukken van de zelfregulering in de horeca.
De ideale situatie zou die zijn waarin er voldoende rookvrije cafés zijn en voldoende cafés - dat mag zelfs een minderheid zijn - waar roken is toegestaan. Maar de praktijk is anders. Er zijn nauwelijks rookvrije cafés en dat komt waarschijnlijk omdat rokers zelden of nooit een café kiezen waar ze geen sigaar, sigaret of pijp mogen opsteken, terwijl niet-rokers meestal wel bereid worden gevonden om naar een rokerscafé te gaan. We mogen ook niet vergeten dat de meeste gezelschappen van vrienden, collega's en hobbygenoten gemengde groepen zijn van rokers en niet-rokers.
Waarom er precies in de horeca geen spontane zelfregulering komt is eigenlijk niet zo belangrijk. We moeten alleen vaststellen dat het zo is en ons dan afvragen of een algemeen rookverbod het juiste antwoord is. Volgens mij niet.
Om te beginnen mogen we de evolutie in verband met roken niet uit het oog verliezen. Als jongeman ben ik beginnen te roken in een samenleving waar men nog mocht roken op het openbaar vervoer, in vliegtuigen, in openbare gebouwen, zelfs in de commissies van de Senaat. Ik herinner me dat het halfrond ooit een keer niet beschikbaar was voor een plenaire vergadering en de betreurde Frank Swaelen, toen voorzitter, de vergadering liet plaatsvinden in commissiezaal M. Onnadenkend stak ik daar een sigaret op, omdat ik dacht dat ik in de commissie zat, en hij tikte me onmiddellijk op de vingers, omdat in de plenaire vergadering niet mocht worden gerookt. Wie bij vrienden op bezoek ging, moest de vraag niet eens stellen. Men stak een sigaret op en de asbak stond klaar. Men mocht overal roken behalve als leerling in de klas - en geloof me, ik heb het geprobeerd - en in de kerk - dat heb ik nooit geprobeerd.
We leven nu in een veranderde samenleving. Roken kan nog maar op heel weinig plaatsen. Onze gewoonten zijn ook veranderd. Mevrouw de Bethune heeft er net naar verwezen. Vrienden bij wie ik op bezoek ga, breng ik zelfs niet in de verlegenheid door te vragen of ik een sigaret mag opsteken. Ik vraag automatisch naar de achterdeur, zodat ik in de tuin een sigaretje kan roken.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - De maatschappij evolueert en is nu anders dan vijftig jaar geleden. We hebben betere medische inzichten, maar daar hoor ik de heer Ceder niets over zeggen. Waar stopt zijn vrijheid? Dat zou ik wel eens willen weten. Eigenlijk geeft hij met zijn argumenten aan dat hij zelfregulerend optreedt. Bij vrienden begrenst hij zijn persoonlijke vrijheid, omdat zijn vrijheid de anderen schaadt. Dat is precies het principe van het algemene rookverbod.
De heer Jurgen Ceder (VB). - Ik heb bij het begin van mijn argumentatie het gezondheidsaspect vermeld. Ik beweer hoegenaamd niet dat roken gezond is, voor wie dan ook. Ik heb er echter ook op gewezen dat heel wat andere dagelijkse bezigheden, zoals onbeschermde seks en met de wagen rijden, ook ongezond zijn, maar dat we ze tolereren vanuit het principe van de vrijheid. De ideale situatie voor mij is dat er keuzemogelijkheden zijn: rookvrije cafés voor de heer Ide en rokerscafés voor mij. Hij kan met mij meegaan, als hij dat wil, maar dat is dan zijn vrije keuze. Maar ik heb ook toegegeven dat die zelfregulering in de praktijk niet werkt.
Dat we ook voor een andere methode kunnen kiezen dan het algemene rookverbod, dat ging ik nu net uiteenzetten. Om te beginnen is er een evolutie aan de gang en het is niet alleen de wetgeving die de evolutie en de mentaliteit stuurt, het is ook de veranderende mentaliteit die de wetgeving stuurt. In dit geval moeten we de markt misschien wat meer tijd geven om aan het groeiende deel van de bevolking dat bewust en steeds bewuster niet rookt, de kans te geven op dat marktaandeel in te spelen.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Maar dat is nu al zo. Met het compromisvoorstel geven we de markt wat meer tijd. Ik merk ook dat de economische problemen waarop bepaalde belangenorganisaties wijzen, zienderogen dalen. Eerst richtte men zijn pijlen op het gezondheidsaspect, maar nu wordt dat verzwegen. Nu schuift men economische problemen naar voren. Eerst zouden er 4000 kleine volkscafés in de problemen komen, nu zijn het er nog 1500. Trouwens, als dat laatste klopt, dan kunnen we die toch wel ondersteunen, zodat ze aan de nieuwe wetgeving kunnen voldoen. Dat hoeft ook niet zoveel te kosten. Op die manier komen we tegemoet aan de economische en sociale bezorgdheden. Ik vind het echter niet eerlijk dat de heer Ceder de gezondheidsaspecten niet meer benadrukt, want die primeren zeer duidelijk boven de economische aspecten.
De heer Jurgen Ceder (VB). - Ik herhaal dat ik die gezondheidsaspecten niet wegsteek. Alleen vind ik dat wij als wetgever de burger nog de vrijheid moeten laten om in deze zaak een eigen keuze te maken.
Ik wijs de heer Ide er ook op dat er in 2010 al een grote categorie van niet-rokerscafés bijkomt, bovenop die welke nu al bestaan. In het sportcafé in Dilbeek waar mijn Vlaams-Belangafdeling vergadert, mag ik tot mijn grote ergernis niet roken. In 2010 komen daar de tavernes bij die lichte maaltijden serveren, maar waar men ook gewoon kan binnenlopen om een pint te drinken en waar mogelijk ook een vergaderlokaal is. En dan zijn er de lokale volkscafés waarnaar mevrouw Lijnen al verwees en die vandaag al het water aan de lippen staat. Ik heb in Sint-Martens-Bodegem, een deelgemeente van Dilbeek, al cafés weten sluiten, omdat ze het door de crisis heel moeilijk kregen. Als daar nu ook nog een rookverbod bijkomt, dan zullen nog verschillende ervan de deuren moeten sluiten. Dat kan de heer Ide niet ontkennen.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - En toch groeit ook bij de horeca het draagvlak voor een algemeen rookverbod, omdat men van de huidige ongelijkheid af wil. De sector betwist ook de ongelijkheid die in de overgangsmaatregel voor de periode 2010-2012 vervat is. In het medisch vakblad De Huisarts verschijnen opinieartikels van mensen uit de horeca die pleiten voor een algemeen rookverbod, wat erop wijst dat ook in die sector de geesten aan het rijpen zijn. Men wil de concurrentievervalsing weg, men wil duidelijkheid. De heer Ceder onderschat de evolutie.
De heer Jurgen Ceder (VB). - Precies omdat mensen evolueren, is mijn eerste argument belangrijk. Er komt namelijk ook spontaan een vraag vanuit de horeca; het café van collega Claes bijvoorbeeld is al rookvrij. Daarom precies hadden we de veranderende mentaliteit nog een tijd moeten laten spelen in plaats van onmiddellijk de voorhamer van het algemene rookverbod boven te halen. We hadden nog een tijd fijnere instrumenten zoals fiscale stimuli of premies kunnen gebruiken om drankgelegenheden rookvrij te maken.
De Vlaams Belangfractie vindt dat het ontwerp te drastisch is en dat een algemeen rookverbod, net als vandaag al in Frankrijk en Duitsland, op alle mogelijke manieren zal worden omzeild en genegeerd, met alle rechtsonzekerheid die dat met zich meebrengt. Daarom zal onze fractie tegen het wetsontwerp stemmen.
M. Jean-Paul Procureur (cdH). - Je voudrais tout d'abord m'associer aux marques de sympathie à l'égard de notre collègue Dirk Claes.
En matière d'interdiction de fumer, la position du cdH a toujours été claire, notamment à la Chambre des représentants où nous avions préparé un amendement qui allait dans le sens d'une interdiction totale de fumer dans les établissements de débit de boissons. Nous n'avons pas déposé cet amendement car nous ne pensions pas aboutir à un consensus à l'époque.
Le débat a ensuite été ouvert au Sénat. Nous sommes arrivés sur la pointe des pieds en commission car nous ne voulions pas remettre en cause l'accord qui avait été dégagé à la Chambre et qui constituait déjà une avancée certaine. Nous avons alors senti en commission que le vent était en train de tourner et que la sagesse se profilait. Le Sénat a pu prendre une position spécifique dans ce débat et aller dans le sens de la recommandation de la Commission européenne adoptée le 30 juin 2009 qui invite tous les États membres à interdire de fumer dès 2012 dans les lieux publics, les lieux de travail et les transports publics afin de protéger tout d'abord les non-fumeurs. Nous nous réjouissons de cette avancée qui va aussi dans le sens de la convention-cadre de l'Organisation mondiale de la santé.
Ce texte contribue à la stratégie de dénormalisation - j'aime beaucoup ce terme - du tabac. Celle-ci est en cours depuis des années. Dans les films tournés dans les années 60 et 70, ceux de Claude Sautet par exemple, les acteurs fumaient constamment. À l'époque, on fumait partout, au lit, à table même en présence de nombreuses personnes notamment des enfants, dans les interviews à la télévision et même en commission au Sénat.
Tout cela n'existe plus, et c'est à mes yeux une évolution normale de notre société. Qui pourrait souhaiter que l'on fume de nouveau dans les avions et dans les trains ?
Nous avons voté cette interdiction en commission et nous la voterons tout à l'heure en séance plénière. Un délai de deux ans laisse à notre avis un temps d'adaptation suffisant aux divers établissements concernés.
Des propos alarmistes ont été tenus tout à l'heure, on a parlé de dizaines voire de centaines de faillites parmi les cafés. Mais un examen des chiffres en provenance de pays où cette réglementation est déjà appliquée infirme cette tendance catastrophique. On observe parfois un léger fléchissement, mais il est plutôt dû à la crise que nous vivons qu'à l'interdiction de fumer.
Cette interdiction peut amener une nouvelle clientèle dans les établissements concernés. On sait que certaines personnes font parfois demi-tour en entrant dans un café tant l'air est irrespirable.
Loin de nous l'idée de diaboliser les fumeurs, ce serait un très mauvais moyen de les convaincre d'arrêter de fumer. Mais, d'une part, il y a cette nouvelle clientèle et, d'autre part, de nouvelles habitudes peuvent être prises.
Les interdictions de fumer dans les avions et les trains ont amené de nouvelles habitudes. On voit des fumeurs fumer rapidement une cigarette avant de monter dans l'avion et se dépêcher de trouver un endroit pour fumer à leur descente de l'avion. Tant mieux si ces interdictions permettent aux fumeurs de moins fumer.
J'ai participé, dimanche, avec Mme Vienne, à une émission de télévision à la RTBF. J'ai essayé de parler, dans le temps qui m'était imparti, de ces nouveaux lieux de convivialité créés par l'interdiction de fumer. Nous avons tous en tête des soirées passées dans des lieux publics où nous nous sommes retrouvés à l'extérieur, sous un parasol chauffant, à fumer et à parler. J'ai même rencontré des jeunes qui m'ont vanté les mérites de l'interdiction de fumer dans les discothèques. En fumant à l'extérieur, au moins ils se voient et s'entendent et trouvent que c'est mieux pour les rencontres.
Je voudrais maintenant aborder les choses d'un point de vue plus juridique. Nous avons aussi à l'esprit les jugements intervenus à propos de la législation telle qu'elle existait jusqu'à présent.
À Tongres, par exemple, un juge avait estimé que la distinction entre les établissements Horeca pouvant ou non accueillir des fumeurs n'était pas justifiable légalement et constituait, dès lors, une violation du principe d'égalité.
Tant que nous nous trouvions dans une réglementation qui introduisait les exceptions, il y avait, d'un côté, les restaurants et, de l'autre, les bistrots, où l'on pouvait manger un plat du jour, qui n'étaient donc pas frappés par l'interdiction. Nous allions en arriver à établir une distinction entre les cafés où l'on pouvait manger un plat du jour et ceux où l'on pouvait trouver de la nourriture dont le délai de péremption était supérieur à trois mois. Autant de complications qui devenaient très difficiles à gérer.
Nous voterons évidemment cette interdiction totale et espérons, à l'image de la France, que de nombreux cafés pourront afficher ce petit logo dans quelques années : « Aujourd'hui, votre café respire le bonheur ».
M. Benoit Hellings (Ecolo). - Nous sommes quasiment arrivés au terme d'un long processus qui aura pour conséquence - je l'espère - l'interdiction totale de fumer dans les lieux fermés accessibles au public.
Le projet de loi qui nous est présenté ici a deux objectifs.
Le premier est évident : c'est la santé publique. Chaque année, des milliers de nos concitoyens meurent des conséquences du tabagisme actif. D'autres, un peu moins nombreux, de maladies liées au tabagisme passif. Il s'agit, notamment, du cancer du poumon, du larynx et de la bouche, mais aussi d'une série d'autres maladies respiratoires et cardio-vasculaires.
Nos bars, discothèques, cafétérias de clubs sportifs, bistrots de village ou de quartier sont, par essence, des lieux de convivialité. Lorsqu'ils sont enfumés, ils deviennent aussi l'endroit où les citoyens, parfois très jeunes, s'empoisonnent littéralement.
L'État doit veiller à ce que l'intérêt général prime toute autre considération. C'est bien le cas ici. La santé publique et celle du personnel de l'Horeca doivent prévaloir. Les employés de ce secteur doivent pouvoir travailler sans craindre pour leur santé. C'est le sens de la loi.
C'est aussi la direction que nous indiquait la recommandation de la Commission européenne de juin dernier. J'ajoute que l'interdiction totale de fumer permet enfin à ce parlement de prendre une décision en phase avec les objectifs, les moyens et l'ambition du plan Cancer présenté par la ministre et voté en ces lieux.
Le deuxième objectif principal de cette loi est l'équité. En votant l'interdiction partielle de fumer en 2006, la majorité introduisait un flou, une incertitude qui nuisait à la saine concurrence dans le secteur Horeca. Le présent projet de loi présentait également, avant amendement, ce problème d'iniquité. En effet, si nous n'avions pas fixé de date d'interdiction en commission des Affaires sociales du Sénat, les plus gros opérateurs, ceux qui ont les moyens d'investir dans du matériel d'extraction ou dans des fumoirs, auraient bénéficié d'un avantage concurrentiel par rapport aux structures plus modestes. En arrêtant la date de l'interdiction au 1er janvier 2012, le nouveau projet permet au secteur d'être définitivement fixé. Chacun est mis sur un même pied d'égalité sachant que l'objectif à très court terme est l'interdiction totale. Les grandes structures hésiteront dès lors à investir dans des installations d'extraction coûteuses pour une si courte période. Et tous, petits et grands établissements, seront incités à pratiquer l'interdiction le plus rapidement possible.
Ecolo aimerait évidemment que les établissements Horeca qui introduiraient l'interdiction totale de fumer avant le mois de janvier 2012 bénéficient d'une prime.
Nous en reparlerons lors de l'analyse des amendements.
Enfin, il est tout à fait remarquable que le Sénat ait pu aller plus loin que le projet initialement voté à la Chambre. Il est heureux que la Haute assemblée puisse pleinement jouer son rôle et prendre du recul, réévaluer les situations, examiner le dossier sous un autre angle, avec moins de passion, moins de pression et plus de réflexion. C'est d'autant plus notable que c'est un amendement de l'opposition qui introduit l'interdiction en 2012, amendement qu'Ecolo a déposé à la Chambre et au Sénat. Ce premier amendement que Mme Khattabi et moi-même avions introduit, a été voté en commission contre toute attente. Nous venons tous deux de prêter serment. Les membres de la commission des Affaires sociales du Sénat viennent de donner une merveilleuse leçon de démocratie aux novices que nous sommes.
C'est avec enthousiasme et fierté qu'Ecolo votera en faveur de ce projet de loi. (Applaudissements)
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Roken is des mensen. Toen ik tien jaar geleden in Zuid-Sudan ging werken, werd ik bij mijn landing aangesproken door een Sudanees die graag het tijdschrift wou hebben dat ik onder de arm had. Pas nadien begreep ik dat hij vooral geïnteresseerd was in het papier zelf om er sigaretten mee te kunnen rollen. Door te roken kon hij zijn hongergevoel wat onderdrukken.
Roken is des mensen, maar een beschaving evolueert. De medische sector komt tot nieuwe inzichten, die doorsijpelen naar het grote publiek. Onze ouders en grootouders beseften niet dat roken schadelijk is. Vandaag weten we beter.
Mijn oude medische leermeester zei me ooit: `Mocht men de btw afschaffen, dan zou de helft van het ziekenhuis leeg staan.' Met btw bedoelde hij `bier, tabak en wijven' en met `wijven' bedoelde hij promiscuïteit. Het waren profetische woorden.
Wat alcohol betreft, kunnen twee glazen per dag, met mate en maten, geen kwaad. Neem dat van de dokter aan. Tabak daarentegen is een ander verhaal. Roken heeft een nefaste impact op de gezondheid. Ik som een aantal gevolgen op: keelkanker, mondkanker, mondbodemkanker, slokdarmkanker, hartinfarcten en hart- en vaatziekten in het algemeen. Daarnaast schaadt roken het ongeboren leven en leidt het tot meer spoedopnames. Mensen met astma en andere longlijders komen vaker naar het ziekenhuis als ze in een rookomgeving hebben vertoefd. De werknemers in de horeca zijn niet beschermd en dus onderhevig aan schadelijke stoffen.
De gezondheidsargumenten zijn verpletterend. Het valt me overigens op dat de tegenstanders van het algemene rookverbod het gezondheidsaspect niet meer betwisten. Vandaag hebben die tegenstanders vooral aandacht voor de economische gevolgen.
Ik ben voor die economische argumenten zeker niet ongevoelig. Bij de indiening van ons wetsvoorstel heb ik samen met collega Dirk Claes daaraan overigens een resolutie gekoppeld met de bedoeling de btw in de horeca te reduceren tot 6%. Als die 6% niet haalbaar is dan stel ik voor de kleine volkscafés waarvan er maar een 1500 overblijven een eenmalige premie toe te kennen zodat ze een rookkamer kunnen inrichten of terrasverwarming kunnen installeren. Zo een maatregel kost minder dan een btw-verlaging.
Nogmaals, een algemeen rookverbod komt de volksgezondheid echt ten goede. Uit een Schotse medische studie blijkt dat een algemeen rookverbod op korte termijn het aantal spoedopnames spectaculair doet dalen. In het belang van de volksgezondheid dien ik dan ook opnieuw amendementen in. Ik wens namelijk dat het algemene rookverbod zo snel mogelijk ingaat, liefst vanaf 1 januari 2010. Hoe vroeger het verbod ingaat, hoe beter en hoe meer we besparen.
Van de federale regering vind ik het overigens bijzonder cynisch dat ze veel geld investeert in een nationaal kankerplan - wat verdedigbaar is -, maar treuzelt met een algemeen rookverbod. Zo een verbod zou nochtans een veel grotere impact hebben en zelfs de hoeksteen van dat kankerplan kunnen zijn.
Een algemeen rookverbod heeft daarenboven het voordeel dat het meteen klaarheid schept in de horecasector. Het draagvlak in de sector wordt overigens groter. Meer en meer vertegenwoordigers van de sector pleiten voor een algemeen rookverbod, zelfs in de medische vakliteratuur. Ze willen af van de concurrentievervalsing. Dat momentum moeten we aangrijpen.
Mocht de Senaat mijn amendementen niet aannemen, dan zal ik toch het compromis goedkeuren, vanuit een constructieve houding, al blijf ik dan het uitstel tot 1 januari 2012 betreuren.
Of de Kamer het voorbeeld van de Senaat zal volgen blijft dan nog de vraag. De tijdsgeest kan snel keren en lobbywerk kan meerderheden doen kantelen!
Kortom, ik vraag het momentum aan te grijpen en een algemeen rookverbod in te voeren vanaf 1 januari 2010 in het belang van de volksgezondheid en van de duidelijkheid in de horecasector.
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke). - Ik ben blij met dit debat in de Senaat. Enkele maanden geleden heeft de Kamer met een compromis over het rookverbod eigenlijk voor onduidelijkheid gekozen. Uit de bepalingen van dat compromis wordt immers niemand nog wijs.
Iedereen is het er intussen wel roerend over eens dat roken niet goed is voor de volksgezondheid.
Ik begrijp dat er een conflict kan rijzen tussen het recht van een individu om te roken en het recht van een ander individu om dat niet te doen, maar in de wetenschap dat roken ernstige schade kan toebrengen aan de gezondheid, hebben we al jaren geleden wetgevende stappen gezet om het roken terug te dringen.
We wilden voorkomen dat iemand, bijvoorbeeld op de werkplaats, zou kunnen worden gedwongen om mee te roken. We hebben toen ook gezegd dat we het roken zouden toelaten in cafés, omdat het toch leuk is in een bruine kroeg met vrienden een pintje of een koffie te drinken en een sigaret te roken. We hebben gelukkig al wel beslist dat het niet meer paste om te roken wanneer er gegeten wordt. Ook toen werd gezegd dat de helft van de restaurants failliet zou gaan, dat er geen investeringen zouden kunnen worden gedaan om een afzonderlijke ruimte in te richten waar wel zou kunnen worden gerookt. We hebben toen dus net dezelfde argumentatie gehoord als vandaag. Er is evenwel gebleken dat de moeilijkheden die onze horeca vandaag kent niet veroorzaakt worden door het rookverbod, maar door andere elementen. Gelukkig heeft de regering met de verlaging van het btw-tarief al een eerste stap gezet om die problemen te verhelpen.
Vandaag bespreken we een wetgeving die duidelijkheid zal verschaffen. Een algemeen rookverbod lijkt mij de beste oplossing. Het kan ervoor zorgen dat er geen concurrentie ontstaat door een onduidelijk kader waarbij in het ene café wel mag worden gerookt en in het andere café niet, bijvoorbeeld omdat het verbonden is aan een sportaccommodatie, en nog een ander café het eigenlijk niet meer weet omdat het een snack op de kaart heeft staan. De Senaat heeft dit wetsontwerp terecht geëvoceerd, gelet op de kritieken die we hebben gehoord op het ogenblik dat de Kamer haar tekst heeft goedgekeurd. Het zou veel beter zijn een duidelijke lijn te trekken. Het is immers niet aan de orde of iemand roker is of niet, aan de orde zijn de volksgezondheid, de objectieve gegevens waarover we beschikken en de kwaliteit die we de mensen willen garanderen. De vrijheid van mensen om te roken, komt immers in conflict met de vrijheid van mensen om op een openbare plaats niet verplicht te worden om mee te roken.
We moeten niet zo ver gaan als in bepaalde landen, onder andere de Verenigde Staten, waar je in een bepaalde ruimte opgesloten staat om ofwel te roken, ofwel te drinken. We geven de mogelijkheid dat in buitenruimtes kan worden gerookt en gedronken, dat in een binnenruimte met de vereiste accommodatie kan worden gerookt. Ik besef wel dat bepaalde kleinere horecagelegenheden, de traditionele volkscafés, misschien niet die mogelijkheid zullen hebben omdat de oppervlakte niet groot genoeg is. Op dat ogenblik moeten echter prioriteiten worden gesteld. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat niet het rookverbod die volkscafés zal schaden, maar dat er andere elementen zijn die deze volkscafés nieuw leven kunnen inblazen.
Ik hoop dat de Senaat deze tekst vandaag goedkeurt en dat de Kamer het ontwerp niet terugroept om terug te keren naar het vorige politiek compromis, want dan zullen zowel de bevolking als de sector bijzonder onduidelijke informatie krijgen. We weten allemaal dat de communicatie die uitgaat van het Parlement soms zeer dubbelzinnig kan zijn, en dit ontwerp is daarvan een voorbeeld. Er is immers al gestemd in de commissie, en sommigen denken bijgevolg dat de zaak beklonken is, terwijl de wet nog moet worden bekrachtigd en de Kamer nog de mogelijkheid heeft om de tekst terug te roepen.
Ik roep de partijen van de meerderheid die destijds in de Kamer de compromistekst hebben uitgewerkt dan ook met aandrang op om zich neer te leggen bij het rookverbod dat de Senaat naar alle verwachting vandaag zal goedkeuren. Ze moeten dat doen opdat de mensen uit de horeca eindelijk duidelijk zouden weten waar ze vanaf 1 januari 2012 aan toe zijn, of ze nu gelukkig of ongelukkig zijn met de tekst.
Ik heb begrip voor de oproep van collega Ide om nog sneller te gaan. Ik zou hem kunnen bijvallen, hoewel ik denk dat een overgangsperiode nodig is zodat horecaexploitanten die over voldoende oppervlakte beschikken om een rookkamer te installeren, de financiële ruimte krijgen om die investeringen te doen. Bepaalde cafés beschikken niet over genoeg oppervlakte om die investeringen te doen. Veel uitbaters willen die investering wel doen voor hun clientèle, maar ze hebben enige tijd nodig om de nodige financiële middelen te vergaren om een goede afzuiginstallatie te financieren zodat in hun etablissement kan worden gerookt zonder dat niet-rokers hiervan hinder ondervinden.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - De debatten slepen inmiddels al twee jaar aan. Collega Temmerman heeft in de commissie dan ook voorgesteld om de regeling eventueel op 1 januari 2011 te laten ingaan. Door de trage parlementaire werking is de datum van 1 januari 2010 inderdaad zeer dichtbij gekomen. Ik vind het immers belangrijk dat wij als Belgische politici gevolg geven aan de zeer sterke aanbeveling van Europa om op 1 januari 2012 een algemeen rookverbod in te stellen. De ons omringende landen staan al heel wat verder; zelfs Turkije heeft al een algemeen rookverbod ingevoerd. Het getuigt volgens mij dan ook van weinig politieke moed om te wachten tot men van Europa niet anders meer kan.
Ik had de misschien naïeve hoop dat de Belgische politici wat meer durf aan de dag zouden leggen. Politici moeten soms tegen de publieke opinie durven ingaan en een signaal geven. Het ging er mij om dat België een regeling instelt die ingaat vóór dat van Europa moet.
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke). - Ik heb begrip voor die stelling, maar ik denk dat we de horeca een overgangsperiode moeten geven om de nodige infrastructuuraanpassingen te doen.
Collega Ide gaat nog iets verder en stelt dat politici thema's op de agenda moeten durven plaatsen. Welnu, ik wil de gelegenheid aangrijpen om het debat open te trekken naar andere genotsmiddelen die bij sommige bevolkingsgroepen populairder zijn dan de sigaret. Ik pleit voor een legalisering van softdrugs en voor een preventieve aanpak met betrekking tot harddrugs. Ook hierover moet de Senaat een ernstig debat voeren.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - De heer Lambert wil straks voor een rookverbod stemmen, maar tegelijkertijd pleit hij voor een legalisering van softdrugs. Ik vind dat nogal tegenstrijdig want hasjiesj wordt hoofdzakelijk gerookt. Spacecake maakt slechts een miniem deel uit van het hasjiesjgebruik. Enerzijds pleit hij voor drugstests, waarmee het drugsgebruik wordt gestimuleerd, anderzijds steunt hij een algemeen rookverbod. Overigens is er ook nog een medisch verband tussen roken, het gebruik van softdrugs en de step up naar harddrugs.
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke). - Ik betwist die stelling en verwijs daarvoor onder meer naar een artikel van 2007 in The Lancet met een opsomming van de graad van schadelijkheid van genotsmiddelen, waaronder tabak en alcohol. Ik wil er enkel op wijzen dat we dit debat vroeg of laat moeten voeren.
Ik zal nooit de promotor zijn van welke drug ook, ook niet van de gewone sigaret, maar we mogen onze ogen niet sluiten voor die problematiek. Het goedkeuren van dit wetsontwerp betekent het invoeren van een rookverbod in gesloten plaatsen, en niet het verbod op roken buiten het café. We keuren dus geen algemeen rookverbod goed.
Als we ten behoeve van de volksgezondheid roken in gesloten plaatsen verbieden, maar het roken op zich toelaten, moeten we beseffen dat er andere genotsmiddelen zijn die bij andere leeftijdscategorieën populair zijn.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Dit is niet het ogenblik om over de grond van de drugsproblematiek te spreken. De spreker verwijst naar een artikel in The Lancet, maar ik kan andere studies aanhalen. Men moet de waarde van een studie kennen.
De voorzitter. - Mijnheer Ide, u hebt uw standpunt al kunnen verwoorden. Laat de heer Lambert zijn betoog verder zetten.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Ik wil er alleen nog aan toevoegen dat ik het ermee eens ben dat ooit over de grond van die problematiek moet worden gediscussieerd, hoewel ik daarover fundamenteel van mening verschil met de heer Lambert.
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke). - Ik wilde die problematiek slechts even onder de aandacht brengen. Ik wilde alleen maar benadrukken dat we ons ervan bewust moeten zijn dat wat vandaag wordt goedgekeurd niet het ontnemen van het genot is om een sigaret op te steken, maar het garanderen van het kunnen uitgaan zonder te worden gedwongen mee te roken. Onze verantwoordelijkheid is ruimer dan alleen maar een wet maken betreffende het roken.
Ik zal het geamendeerde ontwerp goedkeuren.
Mme Christine Defraigne (MR). - Il s'agit évidemment d'un sujet de société délicat et il me paraît impossible de concilier le point de vue des jusqu'au-boutistes de l'interdiction et celui des parlementaires qui nuancent davantage leur discours.
L'équilibre est, bien entendu, difficile à trouver. Cette importante question de santé publique ne relève pas seulement de considérations d'ordre budgétaire, mais aussi et surtout de la responsabilité individuelle. Je ne plaiderai pas en faveur du tabac, dont nous connaissons tous les méfaits : cancers, broncho-pneumonies, maladies respiratoires chroniques... Ce qui me préoccupe, c'est l'adéquation entre la responsabilité individuelle, le nécessaire soutien aux campagnes de prévention et la question d'une relative liberté individuelle à cet égard.
Selon M. Mahoux, il ne faut pas vouloir ménager le chèvre et le chou. Il serait cohérent d'aller jusqu'au bout du raisonnement. L'État continue à percevoir de juteuses accises. Pourquoi ne pas interdire purement et simplement la vente de tabac ? Je n'y verrais aucun inconvénient. Même si les paquets sont garnis de photos plus horribles les unes que les autres, on trouve toujours du tabac dans le commerce.
Le compromis atteint à la Chambre, qui reprenait sous forme de loi une série de dispositions réglementaires existantes et prévoyait l'exception qui fut largement décrite, avait le mérite d'établir un juste équilibre. Il fallait, d'une manière ou d'une autre, laisser le choix au cafetier de déclarer son établissement fumeur ou non fumeur. On rencontrait ainsi les préoccupations des uns et des autres. Je peux souscrire à tous les arguments que j'ai entendus sur les désagréments liés à la fumée, aux odeurs dégagées, etc. Cette liberté de choix de l'exploitant de l'établissement rencontrait aussi les voeux du secteur.
On a aussi évoqué dans le débat le fait que les mêmes questions s'étaient posées, à l'époque, pour les restaurants et que, finalement, tout le monde s'était félicité de l'interdiction. Le point d'équilibre atteint à la Chambre par le biais de cette summa divisio entre le secteur de la restauration et le secteur cafetier constituait un bon compromis.
Cette interdiction sera-t-elle vécue avec le même bonheur que dans les restaurants ? Entraînera-t-elle des mines tristes, des fermetures d'établissements et l'apocalypse que certains ont décrite ? Je l'ignore. Cependant, je reconnais - cet élément a été évoqué par un député socialiste lors d'un débat - que certains cafés sont un vecteur de socialisation, un lieu de rencontre. Je pense plus particulièrement au bistrot d'un village situé près de chez moi, où les aînés se réunissent le dimanche matin pour jouer aux cartes et fumer leur cigarette. Comment leur expliquer qu'ils doivent y renoncer et expliquer au cafetier qu'il doit interdire la cigarette à ses vieux clients ?
Nous pourrions multiplier les exemples.
Pour ma part, je suis convaincue que les gros établissements, les dancings importants, trouveront des solutions. Un cafetier pensait installer une terrasse chauffée où les fumeurs pourraient se retrouver. Si l'on considère la production de CO2 que génère le chauffage de terrasses en plein air, je ne suis pas sûre que la formule soit gagnante sur le plan environnemental. De plus, les fumeurs n'auront rien changé à leurs habitudes.
Quant aux petits cafetiers, dont certains ont consenti des efforts - je reçois des témoignages -, notamment l'acquisition d'un extracteur, leur situation sera beaucoup plus difficile.
Si le but est de parvenir à une société sans tabac, fort bien ! Je ne pourrai que me réjouir si chacun parvient à éradiquer le tabac de sa vie. Interdire la vente de tabac, pourquoi pas. Quelle bonne nouvelle et quelle logique dans le système !
En attendant, quelle société voulons-nous, car c'est bien de cela qu'il s'agit. Mon excellent collègue Vankrunkelsven avait déposé, avec M. Fournaux, une proposition visant à interdire de fumer dans les voitures, en présence de mineurs de moins de 16 ans. Effectivement, fumer dans une voiture est extrêmement désagréable et préjudiciable, qui plus est en compagnie d'enfants ou de jeunes. Cependant, cette idée ouvre un débat sans doute plus philosophique qui peut s'appliquer à d'autres domaines de la vie. Va-t-on placer un policier dans chaque voiture ? Veut-on tout contrôler, sanctionner, régler ? De la même manière, un avocat qui a son cabinet à son domicile privé et une secrétaire dans le bureau voisin du sien doit-il se dénoncer lorsqu'il allume une cigarette en planchant sur un dossier délicat ?
Je me permets de citer des exemples de la vie courante car il faut regarder la vie comme elle est. Je pense qu'une société doit trouver un point d'équilibre et que l'attitude qui consisterait à tout rigidifier, tout contrôler, tout sanctionner, aurait bien des effets pervers. Je remarque par ailleurs que les plus fervents partisans de la sanction n'ont que le mot prévention à la bouche.
Bien sûr, il faut poursuivre la prévention. Il faut continuer à expliquer les dangers du tabac. Moi qui suis naturellement une personne de compromis, j'aurais cependant préféré l'équilibre trouvé à la Chambre où le texte retournera s'il est amendé. Tous les points de vue sont éminemment respectables.
Mme Zakia Khattabi (Ecolo). - Je voudrais juste répondre à Mme Defraigne qui m'a prise à témoin. Je voudrais lui signaler que je ne suis pas une sénatrice socialiste mais bien Ecolo ; même si je suis vêtue de rouge et Mme Vienne, de vert, les rôles sont clairement établis !
Mme Christine Defraigne (MR). - Notre collègue ne m'a pas bien comprise. Je visais les propos de M. Mayeur qui, lors d'un débat télévisé dimanche matin, disait que les bistrots étaient un lieu de socialisation.
De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Ik ben waarschijnlijk een van de weinige parlementsleden die deze tekst twee keer mag bespreken en erover stemmen, namelijk een eerste keer als lid van de Kamer en nu als senator.
In de Kamer heb ik als fractieleider geprobeerd een compromis te zoeken tussen het belang van de volksgezondheid en het economische belang.
Vanuit gezondheidsstandpunt is mijn partij zeker geen tegenstander van het rookverbod. Ik ben het met senator Ide eens dat het maatschappelijke draagvlak groeit. Nog niet zo lang geleden - toen ik nog rookte - kon ik op de trein nog ongehinderd roken. Dat was ook het geval in de koffiekamers van Kamer en Senaat, in de kantoorruimtes, zelfs in beperkte mate in de vliegtuigen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat roken in openbare ruimten maatschappelijk niet meer zal worden getolereerd.
Het grote probleem is echter dat voor onze fractie de economische argumenten een wat grotere rol spelen. Niet alleen in de fractie van Open Vld, maar ook in andere fracties bestaat daarover geen absolute eensgezindheid.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Bij ons is dat ook het geval. Ik stel echter vast dat in de plenaire vergadering van de Senaat nogal wat gezondheidswerkers vertegenwoordigd zijn, die elkaar uiteindelijk toch hebben gevonden.
De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Ik begrijp inderdaad dat collega Vankrunkelsven als arts daarover een andere mening heeft. Ik zal er dan ook geen halszaak van maken als hij straks anders stemt dan de rest van onze fractie.
Vanuit economisch standpunt argumenteren wij echter dat de horecasector, die nu al met rendabiliteitsproblemen kampt, eerst moet worden ondersteund voordat we dergelijke verregaande maatregelen nemen. Een rookverbod in openbare ruimten zoals Kamer, Senaat of op het werk, is totaal wat anders dan een rookverbod in horecazaken.
Voor restaurants bestaat dat maatschappelijk draagvlak wel. Wie in het buitenland in restaurants komt waar wordt gerookt, vindt dat vreemd en ongepast. Vandaar dat we in het compromisvoorstel in de Kamer vrij snel een voldoende draagvlak hebben gevonden voor een rookverbod in restaurants waar maaltijden worden geserveerd.
Ik hoor de heer Ide geregeld zeggen dat maatregelen voor de horeca nodig zijn. Alleen willen wij boter bij de vis. Wij willen dat er eerst maatregelen voor de horeca worden getroffen.
Uiteraard zijn we zeer tevreden dat het kernkabinet al beslist heeft de btw op maaltijden te verlagen tot 12%, maar ik steek niet onder stoelen of banken dat onze fractie verder had willen gaan en nog wil gaan.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Maar u kunt voor boter bij de vis zorgen. U zit namelijk bij de boter en de vis, ik niet. Als het budgettair niet haalbaar is, waarom hebt u dan niet gedacht aan bijvoorbeeld een premie voor de kleine volkscafés? Dat hoeft niet zoveel te kosten en daar - als ik het allemaal mag geloven - zijn de noden toch het hoogst. Op den duur lijkt het erop dat u alleen maar lippendienst bewijst aan de eis tot algemene ondersteuning van de horeca. Waarom hebt u geen andere oplossingen gezocht, als u niet tevreden bent met de btw-verlaging tot 12%?
De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Mijnheer Ide, u mag de zaken niet door elkaar halen. Deze tekst werd als wetsvoorstel in de Kamer ingediend en wordt in de Senaat geamendeerd. De regering heeft daarin geen standpunt ingenomen en we kunnen haar ook niet vragen eerst maatregelen te nemen voor we het wetsontwerp eventueel goedkeuren. Wij zijn van mening dat er voor de horeca nog meer ondersteunende maatregelen moeten komen alvorens we akkoord kunnen gaan met een algemeen rookverbod vanaf 2012. Dat was altijd al ons duidelijk standpunt. We hebben echter vastgesteld dat in de Senaat een meerderheid is ontstaan die het amendement wel goedkeurt. Het moet nu terug naar de Kamer en het is even afwachten of ook de Kamer van mening is veranderd.
Onze fractie wil er ook geen halszaak van maken. Ik kreeg ook al de vraag of ik, als fractieleider van een meerderheidspartij, geen probleem heb met een wisselmeerderheid. Ik heb dat dus niet. Als er natuurlijk om de haverklap wisselmeerderheden ontstaan, ook rond andere thema's, dan trek ik wel eventjes aan de alarmbel. Deze wisselmeerderheid zet natuurlijk de deur open naar andere wisselmeerderheden en als dat het geval zal zijn, dan hoeft men niet luid te schreeuwen. Ik besef echter ook ten volle dat dit thema dwars door alle fracties heen snijdt. Ik stel bijvoorbeeld vast dat onze collega van de partij die in de Kamer het hardst staat te roepen tegen het algemene rookverbod, vandaag niet eens aanwezig is in de Senaat om de bespreking te volgen. Ook daar zitten kamer- en senaatsfractie blijkbaar niet op één lijn.
Ik zeg nog eens duidelijk hoe we straks zullen stemmen. Wij zijn tegen het amendement dat nu al een datum vastlegt, ook al zijn we, ik herhaal het, niet tegen een algemeen rookverbod. We hadden daarover echter zeer graag eerst overleg gehad met de horeca en we hadden ook zeer graag concrete en duidelijke maatregelen gehad alvorens dergelijke verregaande stappen te doen. Bij de stemming over het geheel zullen we ons dus onthouden, maar we zullen uiteraard tegen het amendement van de heer Ide stemmen. Dat zal hem niet verbazen. Ik begrijp dat senator Vankrunkelsven zijn stemgedrag straks zal toelichten. Ik zeg er meteen bij dat mijn fractie en ik daar absoluut geen enkel probleem van zullen maken.
De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Omdat u allusie maakt op een collega die niet aanwezig is, wil ik er gewoon aan toevoegen ... Gaat het hier om een debat of over het afratelen van monologen?
M. le président. - Monsieur Ide, vous ne pouvez pas monopoliser le débat. Vous intervenez chaque fois que quelqu'un exprime son point de vue personnel. Vous n'avez pas le monopole. Vous ne recevez donc pas la parole.
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). - Alvorens mijn uiteenzetting te beginnen, wil ik collega Claes danken. De gewijzigde tekst die vandaag voorligt is te danken aan de hardnekkigheid waarmee hij eerst collega's in zijn eigen partij en nadien in onze assemblee heeft overtuigd om een stap verder te gaan. Samen met hem heb ik het compromis, het uitdoofscenario tegen 2012, verdedigd. We zij nu ook allemaal in gedachten bij hem na het onverwachte overlijden van zijn echtgenote vannacht.
Het rookverbod in restaurants is nog maar drie jaar van toepassing. Ook toen werden bij die invoering allerlei doemscenario's naar voren gebracht. Het verbod zou de doodsteek voor de sector betekenen. Vandaag stellen we vast dat al wie een restaurant binnenstapt, het doodnormaal vindt dat er niet meer mag worden gerookt. Geen kleren meer die naar tabak ruiken voor wie een restaurant verlaat. Het draagvlak was toen aanwezig. Ik denk dat ook nu het draagvlak voor een algemeen rookverbod veel groter is dan we ons kunnen voorstellen.
In vergelijking met andere wettelijke regelingen om het individu te beschermen, bijvoorbeeld het dragen van de autogordel, de snelheidscontroles, het alcoholverbod op de weg, wordt het rookverbod in restaurants bijzonder goed opgevolgd. Op 1 januari 2007 werd het rookverbod in restaurants ingevoerd en twee weken later deelde het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen mee dat de helft van de restaurants een omzetdaling kende. Twee weken later beweerde UNIZO dat er een omzetvermindering was van vijf tot tien procent. Harde cijfers zijn er echter nooit geweest. Ik refereer aan Ierland, waar al heel lang een rookverbod in pubs werd ingevoerd. Daar is geen trendbreuk vastgesteld in het verbruik in de horeca. Waar de dalende trend al was ingezet, werd die voortgezet, maar in zaken waar kon worden gegeten was de trend eerder stijgend.
Ik som kort de argumenten op die tijdens de besprekingen naar voren werden gebracht. De meerderheid van de landen van de Europese Unie hebben een verbod ingevoerd: het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Ierland, Italië; Zweden, Nederland, Slowakije, Griekenland, Cyprus, Hongarije, Letland, Bulgarije. In Roemenië komt er binnenkort een rookverbod. Vier landen, waaronder België, blijven achter. Als we niet oppassen zal het cafébezoek met slecht ruikende kleren even typisch zijn voor België als onze pralines.
Het draagvlak voor het verbod op sigaretten wordt steeds groter. Onlangs was er in Europa een enquête. Vierentachtig procent vindt het logisch dat er een rookverbod is in kantoren, zevenenzeventig procent vindt een rookverbod in restaurants goed en meer dan zestig procent is voorstander van een rookverbod in cafés en bars. Dit wetsontwerp is een logische evolutie van een gefaseerd invoeren van het rookverbod.
Overigens wijs ik erop dat wij niet anders kunnen dan rekening te houden met de aanbeveling van de Europese Commissie die alle lidstaten in 2012 een rookverbod oplegt. Daar geen rekening mee houden zou in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. We kunnen de cafés en bars toch niet de illusie geven dat ze nog een hele tijd kunnen doorgaan op basis van de uitzonderingsmaatregel voor cafés waar geen eten wordt geserveerd.
Tal van collega's hebben al gewezen op de enorme impact op de gezondheid. Vijf miljoen doden per jaar op wereldvlak is het gevolg van sigaretgebruik. Dat is ongeveer negen procent van het totale aantal doden. Door een totaal rookverbod in publieke ruimten zou in ons land het aantal doden met 12 000 dalen en het aantal infarcten en ziekenhuisopnames zou ook aanzienlijk verminderen.
Ik wijs erop dat niet alleen rokers slachtoffer zijn. Het is wetenschappelijk aangetoond dat ook een kleine blootstelling aan sigarettenrook het klontereffect in ons bloed beïnvloedt. Passief roken geeft wel degelijk aanleiding tot hartinfarcten bij niet-rokers. Andere sprekers hebben al benadrukt dat je vrijheid echt stopt op het moment dat je die van je medeburger beknot.
Nog een argument dat voor mij en vermoedelijk ook voor vele anderen zeer belangrijk is, is het effect op jonge mensen. Heel wat studies hebben aangetoond dat de meeste jongeren beginnen te roken in een café. Voor de tabakslobby moet elke roker die stopt met leven of met roken, vervangen worden door een nieuwe klant. Het is niet voor niks dat de tabakslobby zoveel moeite doet om het rookverbod in cafés tegen te houden. In een opiniestuk in De Morgen vertelde een journalist van die krant dat hij ettelijke malen opnieuw begonnen is met roken nadat hij in een café met rokers weer in de verleiding kwam om een sigaret aan te steken.
Dan wil ik het nog even hebben over de werknemers in de horecasector. Zij zijn de enige werknemers die nog verplicht worden blootgesteld aan rook op de werkplaats. De stiefmoederlijke behandeling van die groep door de vakbonden begrijp ik niet goed. In Ierland eisten de vakbonden een rookverbod in de horeca, precies om hun leden te beschermen. Ook de Europese Commissie heeft er in 2002 op gewezen dat nog meer dan 7 000 mensen stierven door passief roken op de werkplek, vooral werknemers in de horecasector. In alle andere sectoren was het rookverbod immers al ingevoerd.
Natuurlijk zal het rookverbod in cafés een impact hebben op de kleine cafés, maar dankzij de overgangsmaatregel die we hebben ingebouwd, kunnen ze op nieuwe klanten inspelen en krijgt ook de overheid iets meer tijd om over begeleidende maatregelen na te denken. Er zijn al enkele mogelijkheden geopperd. Een verdere btw-verlaging voor drank in die kleine cafés is zeker een maatregel die we de volgende jaren willen blijven bepleiten.
Buiten het hoge btw-tarief zijn ook de veel te hoge huurprijzen die caféhouders aan brouwers moeten betalen, de oorzaak van duur cafébezoek. Misschien moet een initiatief worden genomen om ook dat probleem aan te pakken.
De wet die vandaag zal worden goedgekeurd, zal zeker levens redden. Ongetwijfeld zullen door die wet minder jongeren starten met roken.
Zoals het vandaag aangenamer is te vergaderen in een rookvrije ruimte, zoals het vandaag aangenamer is te eten in een rookvrij restaurant, zal het over twee jaar aangenamer zijn een pintje te gaan drinken in een rookvrij bruin café.
Mme Christiane Vienne (PS). - Je commencerai cette intervention en vous lisant un message que j'ai reçu ce matin sur Facebook : « Bravo pour la lutte contre le tabagisme car je suis un ex-fumeur depuis quatre mois après vingt ans d'essai de sevrage. Seule l'interdiction du tabac dans les lieux publics, restaurants, entreprises, bars, etc. peut aider réellement les ex-fumeurs à supporter mieux leur sevrage ».
Je tenais à vous le lire parce que cet élément a été peu souligné dans les effets bénéfiques de la mesure que nous prenons. En effet, elle viendra en soutien à tous ceux qui essaient parfois vainement de se sevrer et qui sont tout à coup à nouveau confrontés à la cigarette parce qu'ils sortent ou accompagnent des copains dans un café.
Je me porte totalement en faux contre les propos émis tout à l'heure par notre collègue Mme Defraigne. Je regrette d'ailleurs qu'elle ne soit plus présente. Il ne s'agit pas d'un débat de société ni d'un débat sur la liberté. Chacun pourra continuer à fumer autant qu'il le veut, voire davantage s'il le souhaite. Il devra seulement s'en abstenir dans les lieux fermés accessibles au public.
Le titre du projet de loi est très clair : « Projet de loi instaurant une réglementation générale relative à l'interdiction de fumer dans les lieux fermés accessibles au public et à la protection des travailleurs contre la fumée du tabac ».
Nous ne sommes donc pas en présence d'un débat de société ni d'une opposition entre fumeurs et non-fumeurs, mais bien d'une manière de protéger le non-fumeur dans les lieux fermés accessibles au public.
M. Philippe Mahoux (PS). - J'ai lu que M. Lutgen ne pourrait plus fumer !
Mme Christiane Vienne (PS). - C'est regrettable pour lui, mais c'est parce qu'il fait une application de la loi qui lui est propre.
Si M. Lutgen décide de ne plus fumer, la Belgique entière lui en est reconnaissante, les non-fumeurs en premier lieu.
La Belgique compte 22% de fumeurs. En termes de prévalence en matière de mortalité, la Belgique est mauvaise élève dans l'Union européenne. En 2004, sur les 27 pays ayant les plus faibles résultats en termes de mortalité, le taux de mortalité par cancer du poumon était supérieur à la moyenne chez les hommes comme chez les femmes, et il était en hausse chez les femmes.
L'incidence du cancer du poumon chez les hommes est des plus élevées et dépasse de 50% la moyenne du groupe. En Belgique, 2 500 personnes meurent chaque année du tabagisme passif et on dénombre au total 20 000 morts des suites d'un cancer du poumon.
Il faudrait donc être de très mauvaise foi pour prétendre que nous n'avons pas besoin de cette législation, que tout va bien parce que nous serions les meilleurs élèves de l'Europe.
Ce débat a suscité de nombreuses réactions. On m'a notamment reproché d'inventer des statistiques, d'exagérer les chiffres pour ennuyer les cafetiers.
Nous devons prendre au sérieux notre rôle de législateur et ne pas nous laisser impressionner par les lobbies en tous genres.
Dans les onze pays européens qui ont décrété une interdiction totale, le commerce continue de fonctionner et les effets sur la santé et sur les dépenses en soins de santé ont été immédiats.
En France, on avait prédit la fermeture de 40% des bars-tabacs qui sont vraiment des institutions françaises. Les chiffres de l'INSEE montrent effectivement une diminution de leur chiffre d'affaires mais elle est de 3,2%. En revanche, on observe une augmentation globale de la fréquentation des autres cafés et surtout, des restaurants.
Les usagers sont-ils satisfaits ? En Irlande, pays de gros fumeurs, 94% des usagers et 80% des fumeurs sont satisfaits. En France, 91% des non-fumeurs et 51% des fumeurs sont satisfaits.
J'en reviens à mon premier message : quel plaisir, pour celui qui souhaite arrêter de fumer d'aller boire un verre dans un café non fumeur ! Les moyens publics consacrés à aider ceux qui veulent arrêter de fumer sont considérables,
Mme Defraigne et ses amies ressentiront un effet immédiat sur leur teint, la fumée abîmant celui-ci ainsi que les dents et la peau ; nous aurons besoin d'un lifting beaucoup plus tard et nous pourrons peut-être même nous en passer.
De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Personen met een handicap. - Vanmorgen gingen ook mijn gedachten naar collega Dirk Claes, die ik kende als volksvertegenwoordiger in de vorige regeerperiode. Ik sluit me aan bij uw woorden van medeleven aan de heer Claes en zijn familie.
Chacun a eu l'occasion de s'exprimer avec nuances lors de ce débat. Nous avons trouvé un équilibre entre les objectifs de santé publique et l'impact éventuel des décisions prises sur un secteur ou un sous-secteur d'activité économique.
M. Mahoux a rappelé la position de la ministre de la Santé publique en commission, qui a indiqué que ce texte va dans le sens d'une meilleure prise de conscience de la responsabilité de l'autorité publique à l'égard des citoyens et des travailleurs du secteur concerné.
Je pense qu'il faut situer ce débat dans le cadre du plan de lutte contre le cancer. Car notre pays est le champion du cancer du poumon. Car notre pays est le champion du tabagisme passif. Le monde politique a donc des responsabilités à prendre.
M. Procureur a souligné le problème du changement des habitudes et du comportement. Lorsqu'entre en vigueur une nouvelle législation qui impose ce changement d'habitude, cela présente souvent, a priori, des difficultés pour le citoyen. Mais à l'usage, le citoyen s'habitue aux nouveaux comportements.
M. Procureur souligne à juste titre qu'en tant que fumeur occasionnel, le fait de devoir fumer à l'extérieur lui offre la possibilité d'avoir des conversations avec d'autres fumeurs et que, pour les jeunes, cela offre aussi un moment propice aux rencontres, éventuellement amoureuses. Si l'interdiction débouche sur des rencontres amoureuses, que demander de plus !
-La discussion générale est close.