4-94

4-94

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 12 NOVEMBER 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de minister van Justitie en aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «de parkeerproblematiek voor gezondheidswerkers» (nr. 4-1160)

De voorzitter. - Mijnheer Ide, nu kan u niet meer zeggen dat u met een afwezige spreekt. De heer Schouppe is speciaal voor u gekomen!

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Waarvoor mijn dank, mijnheer Schouppe. Deze vraag is overigens ook gericht tot de minister van Justitie. Het antwoord van minister Onkelinx heb ik al gekregen.

Staatssecretaris Schouppe was enkele maanden geleden nog voorstander van een veralgemeende afwijkende regeling. Ik citeer de staatssecretaris: `Ik ben wel bereid om samen met de minister van Justitie, die daarvoor in feite bevoegd is, ervoor te zorgen dat er een nationale uniforme richtlijn komt voor politie en parketten inzake de voorwaarden en omstandigheden waarin dokters en zorgverleners kan worden toegestaan om foutief te parkeren. Daarover is op dit ogenblik reeds overleg aan de gang met het College van procureurs-generaal.

Gelet op hun opdracht, is het wenselijk faciliterend op te treden voor dokters en zorgverleners, maar dat moet gebeuren onder strikte en uitzonderlijke voorwaarden, met een aangepast controlebeleid. De regeling die in sommige regio's al tot ieders voldoening bestaat, wordt dus het best op een uniforme wijze uitgebreid over het hele grondgebied, zodat ook op plaatsen waar dergelijke afspraken vandaag niet zijn gemaakt, de faciliteiten voor dokters zullen gelden. Dat zal ook de huidige onvrede wegnemen.'

Door dat antwoord kwam de bal in het kamp van de minister van Justitie terecht die op 15 oktober meedeelde: `Het College van Procureurs-generaal heeft een advies uitgebracht en wees op de mogelijkheden waarin de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer reeds voorziet. Volgens artikel 29, §2, kunnen de steden en gemeenten een parkeerkaart afgeven die de houder ervan recht geeft op een bijzondere parkeerregeling en hem in voorkomend geval toestaat te parkeren op voorbehouden plaatsen, juncto artikel 2.51 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. Die parkeerkaart kan worden toegekend aan bepaalde groepen, zoals dokters of thuisverpleegkundigen. Het komt de staatssecretaris voor Mobiliteit toe de lokale overheden uit te nodigen om de nodige reglementering uit te vaardigen. Ik nam hiervoor reeds contact op met mijn collega voor Mobiliteit.'

Het dossier kwam daardoor weer terecht bij de staatssecretaris voor Mobiliteit, hier aanwezig. Die verklaarde: `Ik kan mij bevoegdheidshalve niet engageren voor oplossingen die afhangen van Justitie, terwijl er lokaal diverse oplossingen zijn.'

Ik wil erop wijzen dat minister Onkelinx vragende partij is van deze maatregel en dat hij zelfs in haar beleidsbrief staat. De staatssecretaris weet dat intussen want hij heeft zonet nog het antwoord van minister Onkelinx voorgelezen.

Kunnen beide ministers mij een afdoende verklaring geven voor hun besluit om eigenlijk niets te doen? Is het niet mogelijk tot een uniforme regeling te komen, wat reeds werd aangekondigd voor de regionale verkiezingen? Is de staatssecretaris voorstander van zo'n oplossing? Kunnen alle ministers niet eens samen zitten en werk maken van een regeling, zodat ik hier niet meer uitentreuren op terug moet komen?

Het antwoord van mevrouw Onkelinx stemde mij alvast positief. Ik hoop van de staatssecretaris eveneens een gunstig antwoord te krijgen.

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit. - Zoals de heer Ide intussen weet, is er al overleg geweest tussen de minister van Justitie en mezelf. Mijn antwoord stemt dan ook overeen met dat van de minister van Justitie.

Het is geenszins de bedoeling de heer Ide van het kastje naar de muur te sturen. Noch de minister van Justitie, noch ikzelf wensen onze respectieve verantwoordelijkheden in deze materie te ontlopen.

Daarom wil ik, ook in naam van mijn collega van Justitie, klaar en duidelijk het volgende zeggen: we zijn niet van plan om in de verkeersreglementering een bepaling in te lassen waarbij artsen en beoefenaars van gezondheidsberoepen in overtreding mogen parkeren. We wensen ter zake geen straffeloosheid in te bouwen, geen aanleiding te geven tot misbruiken of geen precedenten te scheppen voor andere beroepscategorieën.

Wanneer een arts zich om een dringende reden in overtreding moet parkeren, dan dient dit principieel als een overtreding te blijven worden beschouwd, waarbij na eventuele vaststelling van die overtreding aan justitie moet kunnen worden uitgelegd waarom dat noodzakelijk was. Daarover bestaan trouwens in bepaalde steden al een aantal afspraken tussen artsen, de politie en het parket. Het College van Procureurs-generaal ziet een specifiek controle- en vervolgingsbeleid op nationaal vlak blijkbaar niet zitten en wijst op de bestaande mogelijkheden op lokaal vlak.

Ik kan bijgevolg alleen maar vaststellen dat Justitie geen straffeloosheid wenst in te bouwen in het vervolgingsbeleid, terwijl ik dit ook niet wens te doen in de verkeersreglementering, waarvoor ik bevoegd ben.

De heer Ide verwijst ook naar de beleidsnota van de minister van Volksgezondheid, waarin zij aandacht vraagt voor de parkeerproblematiek van de huisarts op huisbezoek. Ingevolge het overleg dat er is geweest op het niveau van de beleidscellen, kan ik zeggen dat het geenszins gaat om maatregelen zoals de heer Ide vraagt.

Ik ben niet bevoegd om mij te engageren voor oplossingen die afhangen van justitie, terwijl ik mij ook niet wens te engageren in de voorstellen die werden gedaan om artsen en beoefenaars van gezondheidsberoepen in overtreding te laten parkeren. Er zijn immers verschillende oplossingen mogelijk op lokaal vlak, die bovendien het voordeel hebben dat ze daar kunnen worden toegepast waar ze echt noodzakelijk zijn.

Collega Onkelinx kondigde al aan een werkgroep op te richten. Wij wachten af wat daaruit zal voortkomen, maar wanneer het College van Procureurs-generaal collectief een bepaalde houding heeft aangenomen over deze specifieke problematiek, en zolang die houding onveranderd blijft, kunnen wij niet anders dan de verkeerswetgeving toepassen zoals die moet worden toegepast. Het is duidelijk dat het College geen voorstander is van uitzonderingsregime omdat men niet weet waar men daarmee uitkomt. Zodra mevrouw Onkelinx een initiatief neemt, zal ik samen met de collega's van Justitie en Binnenlandse Zaken zoeken naar nieuwe mogelijkheden op lokaal vlak, in overleg met de gemeentebesturen, de politie, de artsen en het parket.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Lokale initiatieven zijn per definitie fragmentarisch. Als arts redeneer ik vanuit een praktisch probleem. Ook al ben ik geen jurist, ik begrijp dat we geen misbruiken kunnen tolereren. Ik heb eveneens begrip voor de problematiek van de straffeloosheid die zou kunnen ontstaan.

Vóór het reces werd aangekondigd dat er een oplossing zou komen. In De Standaard bijvoorbeeld is een artikel verschenen waarin wordt verwezen naar het antwoord van de staatssecretaris voor Mobiliteit op een vraag van een lid van de Kamer. De artsen hoopten dus op een gelukkige afloop. Nu lijkt de oplossing evenwel verder dan ooit.

Ik klamp mij vast aan de werkgroep die mevrouw Onkelinx zal organiseren. Misschien kan men op een of andere manier een gedoogbeleid voeren. Artsen moeten vandaag torenhoge boetes betalen. Sommigen verzetten zich daartegen om een signaal te geven. Omdat de situatie uit de hand begint te lopen, herhaal ik mijn pleidooi voor een uniforme richtlijn die voor het hele land geldt, zodat zorgverstrekkers geen parkeerproblemen meer hebben.

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. - Als de heer Ide tussen de regels leest, geven de procureurs-generaal te kennen dat ze geen algemene maatregel aanvaarden, maar wel akkoord gaan met elke specifieke oplossing op grond van de plaatselijke omstandigheden. De expliciete verwijzing naar de lokale politie, de gemeente- en stadsbesturen, het parket en de artsenverenigingen lijkt me een duidelijke hint dat er oplossingen gevonden kunnen worden.