4-1472/1

4-1472/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

26 OKTOBER 2009


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 5 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, om voor de categorieën van reconstitutie van het geleende kapitaal te voorzien in een minimumrendement

(Ingediend door mevrouw Christiane Vienne c.s.)


TOELICHTING


Het uitgangspunt van dit voorstel is een eenvoudige vaststelling, die evenwel van groot belang is in een periode waarin vastgoedspeculatie vele Amerikaanse gezinnen op de rand van de afgrond heeft gebracht.

Een hypothecaire lening is een belangrijke en onvermijdelijke investering voor bijna iedereen die vastgoed wil verwerven. Wanneer de cliënt het kapitaal bij de bank leent, beschikt hij over verschillende mogelijkheden om het kapitaal te reconstitueren en de verschuldigde intresten af te betalen.

Om een hypothecair krediet terug te betalen, wordt meestal de techniek van de aflossing gebruikt. Periodiek (meestal elke maand), betaalt de kredietnemer een deel van het geleende kapitaal af. Tevens betaalt de consument bij het begin van elke periode de intresten op het saldo dat hij nog moet afbetalen.

De reconstitutie is de techniek waardoor de kredietnemer gedurende de looptijd van het krediet een kapitaal vormt. Het is de bedoeling dat op de eindvervaldag van het krediet het gereconstitueerde (gevormde) kapitaal gelijk is aan het geleende bedrag.

De meest verspreide techniek is die waarbij de reconstitutie door middel van een levensverzekering plaatsvindt. De verzekeringspremies dienen dus om het geleende kapitaal te reconstitueren. Die techniek wordt beschreven in artikel 5.2º, van de wet van 4 augustus 1992.

In dat geval betaalt de kredietnemer tevens intresten die voor de hele looptijd van het krediet op het oorspronkelijk geleende kapitaal berekend zijn.

Sinds enkele jaren kan men de levensverzekeringsproducten in twee categorieën opsplitsen.

In de eerste waarborgt de verzekeraar een kapitaal op het einde van de operatie. De verzekeraar is bijvoorbeeld verplicht na het verstrijken van dertig jaar 100 000 euro te betalen, indien alle premies betaald werden. In het vakjargon behoren die verzekeringen tot de « tak 21 ». Die producten bieden een gewaarborgd kapitaal. Het risico ervan is dus beperkt.

In de tweede waarborgt de verzekeraar geen kapitaal. Hij belegt de premies in beleggingsfondsen (aandelen, obligaties, ...). Wanneer de verzekering afloopt, betaalt de verzekeraar slechts wat die fondsen hebben opgebracht. Die producten behoren tot de « tak 23 ». Die tak bestaat uit levensverzekeringen, bruidsschatsverzekeringen en geboorteverzekeringen die aan een beleggingsfonds gekoppeld zijn. Wanneer een kredietgever voorstelt het krediet te reconstitueren door middel van een « tak 23 »-verzekering, moet de kredietnemer enerzijds oog hebben voor het risico en anderzijds voor de intresten.

In dat geval garandeert de verzekeraar geen enkel resultaat (tenzij het om een klikfonds gaat). Men moet vooral voorzichtig zijn met extrapolaties van het rendement dat in goede jaren werd gehaald. Het is nooit zeker dat dergelijk rendement in de toekomst opnieuw wordt gehaald. Het is met andere woorden niet omdat een fonds de laatste tien jaar gemiddeld 12 % heeft opgebracht, dat ook zo zal zijn in de volgende dertig jaar dat het krediet loopt. Het is dus niet zeker dat wanneer het krediet moet worden terugbetaald, het gereconstitueerde kapitaal gelijk is aan het geleende kapitaal. Indien de verzekeraar goed belegd heeft, zal het kapitaal van de verzekering hoger zijn dan het geleende kapitaal. In dat geval is er geen enkel probleem.

Wanneer de verzekeraar echter minder goede beleggingen heeft gedaan, zal het gereconstitueerde kapitaal lager zijn dan het geleende kapitaal. In dergelijk geval moet de kredietnemer zelf het verschil bijpassen (persoonlijk spaargeld, nieuw krediet, ...) om zijn krediet terug te betalen.

We menen dat het niet verstandig is op de terugbetaling van een hypothecaire lening te speculeren. De aard van het goed waarop de speculatie betrekking heeft, doet de personen die dat goed gebruiken en hun omgeving een bovenmatig risico lopen.

Artikel 5 van de wet van 4 augustus 1992 vermeldt de mogelijkheid om het geleende kapitaal te reconstitueren door middel van een tak 23-levensverzekering niet uitdrukkelijk. De wet bepaalt alleen dat het toegevoegd contract, waardoor de reconstitutie van het geleende kapitaal mogelijk wordt, enkel mag bestaan « uit een levensverzekeringscontract, uit een kapitalisatiecontract of uit een andere vorm van sparen ». Om de vrije keuze van de consument en van de maatschappijen om alle soorten producten aan te bieden, te garanderen, moet de reconstitutie door middel van tak 23-producten mogelijk blijven. Dit voorstel strekt om een minimumrendement op te leggen voor de drie soorten van reconstitutie bedoeld in de wet van 4 augustus 1992.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Dit is de essentie van de maatregel. De drie categorieën van reconstitutie moeten een minimumrendement waarborgen, om de risico's verbonden aan speculatie op een beleggingsfonds voor het verwerven van een zo belangrijk goed als een woning te beperken.

Gezien de wijziging die in artikel 5 van de wet wordt voorgesteld, moeten er ook wijzigingen worden aangebracht inzake de bekendmaking aan de consument.

De Koning zal de nodige maatregelen nemen om deze wet uit te voeren, inclusief de wijziging van het koninklijk besluit van 5 februari 1993 houdende diverse bepalingen tot uitvoering van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet betreffende de regels van bekendmaking aan de consument.

Christiane VIENNE.
Caroline DÉSIR.
Olga ZRIHEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 5, 2º, van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, luidende :

« Dit toegevoegd contract moet in een minimumrendement voorzien. ».

5 oktober 2009.

Christiane VIENNE.
Caroline DÉSIR.
Olga ZRIHEN.