4-1428/1

4-1428/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

17 SEPTEMBER 2009


Wetsvoorstel tot aanvulling van het Strafwetboek met het oog op de strafbaarstelling van de verkoop van kinderen

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune c.s.)


TOELICHTING


A. Inleiding

Kinderen zijn geen koopwaar, op geen enkel ogenblik en om geen enkele reden.

Nochtans verschenen recent in de media een aantal gevallen waarbij een kind door de ouder(s) tegen betaling werd afgestaan om in een ander gezin te worden opgenomen.

Zo was er een jong Frans koppel dat via een zoekertje op het internet het aanbod deed om hun kind te verkopen voor een prijs van 15 000 euro, met als doel hun schulden af te lossen. De casus kwam uiteindelijk aan het licht doordat een Belgisch koppel, dat op het aanbod was ingegaan, zich opgelicht voelde na twee betalingen. Het Franse echtpaar werd door de rechtbank veroordeeld, maar het Belgische koppel riskeert geen vervolging omdat de aan-of verkoop van een kind in de Belgische wet niet strafbaar is (1) .

Daarnaast toont de zaak rond baby Donna en de recente actualiteit in verband met de seponering van de klacht tegen de Limburgse draagmoeder, die haar kind voor een aanzienlijke som geld zou hebben verkocht, aan dat commercieel draagmoederschap ook bij ons voorkomt.

Het betreft duidelijk een lacune in de Belgische wetgeving. België beschikt nochtans over een uitgebreid juridisch kader ter bescherming van de rechten van het kind. België heeft het VN-Kinderrechtenverdrag (1989) (2) geratificeerd evenals het Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie (2000) (3) . Er is sinds 2005 eveneens de wetgeving op de mensenhandel die in overeenstemming is met het Protocol van Palermo (2000) (4) en het Europees kaderbesluit inzake mensenhandel (2002) (5) . Deze wetgeving blijkt echter niet voldoende om de verkoop van kinderen « voor welk doel ook » te bestraffen, ook in het kader van de adoptiewetgeving wordt de verkoop van een kind verboden en bestraft maar dit is beperkt tot de adoptieprocedure.

Het verkopen van kinderen is niet alleen, zoals we ons graag voorhouden, een praktijk die in arme landen voorkomt. De hierboven geciteerde casus toont aan dat de verkoop van kinderen ook in onze Europese samenleving door een aantal mensen wordt aanzien als middel om inkomsten te genereren.

Het « Handbook on the Optional Protocol on the sale of children, child prostitution and child pornography » bevestigt dit (6)  : « The bitter reality is that, despite the CRC's (7) pledge of protection for the child as a subject and a rights holder, children are still too often seen as objects and commodities. They are treated as merchandise rather than as persons whose rights must be respected and protected. Resolving this contradiction is the challenge that lies at the heart of implementing the OPSC (8) . »

Deze problematiek werd in 2003 expliciet aan de kaak gesteld door Miguel Petit, Speciale Rapporteur voor de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie in zijn rapport voor de Economische en Sociale Raad bij de Verenigde Naties (9)  :

« The Special Rapporteur considers that the best environment for most children to grow up in is within a family, and the adoption by a parent or parents of a child who does not have a family able to look after him or her is a commendable and noble action. Regrettably, in many cases the emphasis has changed from the desire to provide a needy child with a home, to that of providing needy parents with a child. As a result, a whole industry has grown, generating millions of dollars of revenue each year, seeking babies for adoption and charging prospective parents enormous fees to process the paperwork. The problems surrounding many intercountry adoptions, in which children are taken from poor families in undeveloped countries and given to parents in developed countries, have become quite well known, but the Special Rapporteur was alarmed to hear of certain practices also allegedly occurring within developed countries, including the use of fraud and coercion to persuade single mothers to give up their children. »

De indieners van dit wetsvoorstel hebben alle begrip voor mensen die naar een kind verlangen. En wanneer het niet lukt om op natuurlijke wijze kinderen te krijgen, is het heel begrijpelijk dat mensen op zoek gaan naar alternatieven. Deze kinderwens mag echter nooit het belang van het kind schaden.

Voor alle duidelijkheid moet er op gewezen worden dat de problematiek van de verkoop van kinderen raakvlakken heeft met mensenhandel, commercieel draagmoederschap en onwettelijke adoptie. Voor een deel overlapt het deze thema's, maar het is globaler.

B. Doel

Het verhelpen van deze lacune in de Belgische wetgeving vormt het onderwerp van dit voorstel.

Het is de bedoeling een duidelijk signaal te geven dat dergelijke praktijken onder geen enkele omstandigheid een optie zijn en dit principe afdwingbaar te maken met een uitdrukkelijke strafbepaling.

Dit is meer dan enkel een morele verplichting : we hebben er ons als land juridisch toe verbonden dit te doen.

Artikel 35 Kinderrechtenverdrag (10) bepaalt het volgende : « De Staten, die partij zijn, nemen alle passende nationale, bilaterale en multilaterale maatregelen ter voorkoming van de verkoop van of de handel in kinderen voor welk doel ook of in welke vorm ook. »

Het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind, inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie (OPSC), stelt het als volgt :

« Artikel 1 OPSC

De Staten die partij zijn, verbieden de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie overeenkomstig de bepalingen van dit Protocol.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder :

a. de verkoop van kinderen : iedere handeling of transactie waarbij een kind wordt overgedragen door een persoon of groep personen aan een andere persoon of groep personen tegen betaling of een andere vorm van vergoeding;

b. ...

Artikel 3 OPSC

1. Iedere Staat die partij is, waarborgt dat zijn strafrecht volledig van toepassing is op ten minste de volgende handelingen en gedragingen, ongeacht of deze strafbare feiten in eigen land dan wel grensoverschrijdende, of individueel dan wel in georganiseerd verband worden gepleegd :

a. in het kader van de verkoop van kinderen als omschreven in artikel 2 :

i. ...

ii. het als tussenpersoon onrechtmatig verkrijgen van toestemming voor de adoptie van een kind in strijd met toepasselijke internationale juridische instrumenten inzake adoptie;

b. ...

2. Onverminderd de bepalingen van het nationale recht van een Staat die partij is, geldt hetzelfde voor een poging tot het plegen van een van de bedoelde handelingen, alsmede voor medeplichtigheid of deelneming aan deze handelingen.

5. De Staten die partij zijn, nemen alle passende juridische en bestuurlijke maatregelen om te waarborgen dat alle personen die betrokken zijn bij de adoptie van een kind handelen in overeenstemming met toepasselijke internationale juridische instrumenten. »

Het blijft verwonderen dat het IVRK nog al te vaak wordt opgevat als een verklaring, een morele code (soft law). Het IVRK is als verdrag nochtans juridisch bindend en het is de verplichting van elke verdragsstaat om de bepalingen van het Verdrag en de bijhorende Protocollen in zijn territoriale bevoegdheidssfeer uit te voeren. Over de directe werking van het IVRK is de rechtspraak in België evenwel nogal verdeeld (11) . Vandaar de noodzaak om deze problematiek expliciet op te nemen in de Belgische wetgeving.

C. Reikwijdte internationale verplichtingen

Zoals geciteerd in het Innocenti Working Paper van april 2009 (12) spitste de discussie zich tijdens de opmaak van het Protocol toe op de vraag of de definitie van de verkoop van kinderen zich diende te beperken tot enkel de verkoop met het oog op seksuele uitbuiting of, daarentegen, een breder opzet diende te hebben en dus ook de verkoop voor andere doeleinden — zoals illegale adoptie — diende te omvatten.

Uiteindelijk werd gekozen voor een brede definitie (artikel 2, a OPSC) met een toevoeging van wat hieronder minimum dient te worden begrepen (artikel 3,1 OPSC).

In het bovengeciteerde uittreksel uit het rapport van de Speciale Rapporteur Miguel Petit, wordt uitdrukkelijk bevestigd dat dergelijke praktijken duidelijk onder zijn mandaat en dus het Protocol vallen : « where such practices have the effect that the child becomes the object of a commercial transaction, the Special Rapporteur, like his predecessor, considers that such cases fall within the « sale » element of his mandate. » (13)

Ook het « Handbook on the OPSC » vermeldt uitdrukkelijk dat « the Committee on the rights of children often reminds States Parties to the OPSC that their legislation must satisfy its obligations with regard to the sale of children » (14) .

Verder kan de formulering van artikel 3, 1, a, 2 OPSC verwarring oproepen alsof enkel de bemiddelaars bij de onregelmatige adoptie aan strafsancties dienen worden te onderworpen en dus de koper en verkoper zouden zijn vrijgesteld. Dit is uitdrukkelijk niet het geval. Het VN-Comité voor de rechten van het kind is steeds heel duidelijk geweest in het aanbevelen dat de staten alle actoren en activiteiten in de context van de verkoop van kinderen voor adoptie dienen strafbaar te stellen (15) . Dit wordt ook bevestigd door artikel 3, 5 van het Protocol waarbij staten de verplichting op zich nemen alle maatregelen te voorzien zodat alle personen betrokken bij de adoptie conform de internationale instrumenten handelen.

Nog duidelijker is artikel 3, 2 OPSC, dat bepaalt dat het strafrecht volledig toepasselijk moet zijn op de deelneming of medeplichtigheid aan deze handelingen. In de Belgische strafrechtelijke terminologie kan men zelfs stellen dat de koper en verkoper niet medeplichtigen (art. 67 Strafwetboek) zijn, maar mededaders (art. 66 Strafwetboek) : er kan namelijk geen sprake zijn van verkoop zonder een koper of verkoper, dus zijn zij noodzakelijk voor de totstandkoming van het misdrijf.

D. Belgische wetgeving op de mensenhandel

Onze huidige wetgeving op mensenhandel, vervat in Boek II, Titel VIII, Hoofdstuk IIIter van het Strafwetboek, is enkel toepasselijk indien de handel gebeurt met een doelstelling die is opgenomen in art. 433 quinquies. Dit omvat een limitatieve lijst die ruim onvoldoende is om de « verkoop voor welk doel ook » te bestraffen.

Bovendien zijn de specifieke gevallen van een verkoop van een kind met het oog op de opname in een familie hier niet onder te brengen.

Het Jaarverslag 2007 « Mensenhandel — smokkel » (16) van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding legt ook nadrukkelijk de vinger op deze wonde.

De bestaande wetgeving op de mensenhandel is stap voor stap gegroeid. De voorlopig laatste stap in dit proces was de wet van 10 augustus 2005 om de Belgische reglementering in overeenstemming te brengen met het Protocol van Palermo inzake mensenhandel en het Europees kaderbesluit inzake mensenhandel. Sindsdien is een definitie van mensenhandel in de wet opgenomen.

Het Centrum had echter « vragen bij de praktische gevolgen van het beperken van de vormen van uitbuiting tot een aantal bepaalde sectoren. Immers, met de oude bepaling, artikel 77bis van de wet van 15 december 1980, was de centrale analyse van de rechters gebaseerd op het misbruik van de precaire situatie. Dit maakte het mogelijk om daarin andere situaties op te nemen die niet op beperkende wijze werden opgesomd, zoals gevallen van seksuele slavernij buiten het kader van de prostitutie of bedrieglijke adoptie. Het gevaar bestaat dat dergelijke situaties — die tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe wet als mensenhandel konden worden beschouwd — in de toekomst niet meer als zodanig worden beschouwd, wat nadelig zou blijken te zijn voor de slachtoffers. »

Bovendien vraag het Centrum zich in 2007 af « of deze opsomming niet het risico met zich meebrengt dat nieuwe vormen van mensenhandel die in de toekomst zouden verschijnen, zouden worden uitgesloten van de definitie van mensenhandel. »

Precies dezelfde opmerking formuleerde de CD&V-Senaatsfractie, bij monde van mevrouw Erika Thijs, reeds in 2005 tijdens de parlementaire behandeling van de wet van 10 augustus 2005 : « Anderzijds zullen door de limitatieve opsomming van de sectoren zoals beschreven een aantal manifeste gevallen van mensenhandel van het toepassingsgebied uitgesloten worden of er slechts via een ruime interpretatie van de regels onder kunnen gebracht worden, een situatie die enkel kan verergeren gezien het niet onredelijk is te veronderstellen dat de activiteiten van de mensenhandelaars zich qua sectoren enkel zullen uitbreiden, onder meer precies omdat hun « traditionele » sectoren specifiek geviseerd worden.

De voorgestelde tekst leent zich dus niet tot een soepel inspelen op de veranderingen binnen het geviseerde domein. » (17)

Naarmate criminele organisaties nieuwe niches ontdekken, die nog niet in de wet zijn opgenomen, holt de wetgever steeds achter de feiten aan. Dit moet ons ertoe aanzetten na te denken of op termijn niet het gehele huidige concept van mensenhandel en het gebruik van een limitatieve lijst moet worden herdacht.

Indieners zijn er dan ook voorstander van om in het parlement het studiewerk aan te vatten, de praktijk en de wetenschap te consulteren om werkbaarheid, voor- en nadelen van de huidige wetgeving te analyseren om op termijn een meer algemene, aan de realiteit aangepaste omschrijving van mensenhandel in onze wetgeving op te nemen.

Zonder deze evaluatie af te wachten, wil dit voorstel alvast een afdoend antwoord bieden op de problematiek van de verkoop van kinderen. Enerzijds omdat het niet op een eenduidige wijze te brengen is onder het huidige concept van mensenhandel. Anderzijds omwille van het conceptueel onderscheid dat vanuit internationaal rechtskader wordt gemaakt tussen « mensenhandel » en « verkoop ».

E. Onderscheid verkoop van kinderen — mensenhandel

Uit rapporten van het VN-Comité voor de rechten van het kind, dat het Protocol analyseert, blijkt dat de lidstaten geneigd zijn de verkoop van kinderen gelijk te stellen met andere illegale activiteiten van uitbuitende aard, met name mensenhandel van kinderen (18) . Dit verklaart waarom verschillende staten geen specifieke wetgeving hebben om de verkoop van kinderen te verbieden : « many States parties lack specific legislation covering sale of children since they consider this act covered if they have legislation covering all forms of trafficking. »

Nochtans stelt het Comité zeer duidelijk dat de activiteiten gevat onder artikel 3, 1, a, van het Protocol, verschillen van mensenhandel. Hoewel er gemeenschappelijke elementen tussen beide activiteiten bestaan en ze in vele gevallen elkaar overlappen, zijn het toch twee te onderscheiden activiteiten en « the two terms should not be used interchangeably. » Mensenhandel houdt namelijk inherent een doel van uitbuiting in zich. Terwijl dat bij de verkoop van kinderen niet noodzakelijk het geval is. Denken we maar aan de verkoop van een kind voor adoptie.

Ook het « Handbook on the OPSC » (19) stelt vast dat « sommige nationale wetten de kernbegrippen te eng definiëren en aldus niet de volle reikwijdte van de internationale definities omvatten. ». Conceptuele klaarheid is belangrijk om te verzekeren dat alle betrokkenen de begrippen op dezelfde wijze interpreteren. Comptabiliteit van wettelijke concepten is daarenboven noodzakelijk om internationale samenwerking effectief te maken (20) . Daarom moeten Staten niet alleen alle internationale instrumenten ratificeren maar ze ook omzetten in nationale wetgeving (21) .

Het Handbook haalt in deze context het voorbeeld aan van de verplichting om de verkoop van kinderen te bestraffen op basis van het Protocol (OPSC) en de verplichting om mensenhandel ten aanzien van kinderen te bestraffen op basis van het « Palermo Protocol » en de « United Nations Convention against Transnational Organized Crime » (22) .

Het « Handbook » (23) wijst er ook op dat de ervaring aantoont dat een kind kan verhandeld worden zonder dat er zich een element van verkoop voordoet gedurende gans het proces. Daarom is de verkoop van een kind geen constitutief bestanddeel van de definitie van mensenhandel ten aanzien van kinderen : werving kan zich voordoen door middel van misleiding, geweld of ontvoering maar ook zonder enig van die elementen. Zo moet er geen commerciële transactie plaatsvinden bij de overdracht van een kind. Ook kan dezelfde mensenhandelaar betrokken zijn gedurende het hele uitbuitingsproces, zodat er niet noodzakelijk een overdracht plaatsvindt, tegen een vorm van vergoeding.

Verder kan de verkoop van een kind plaatsvinden zonder een element van fysieke verplaatsing, wat bij mensenhandel wel steeds het geval is.

Het « Handbook » voegt daar nog aan toe : « the distinction is important with regard to the prosecution of perpetrators, creating indicators for identification and determining the best interests of the child, including with regard to the child's repatriation to his or her family.

Legislation against trafficking in persons can be a valuable tool in implementing article 35 of the CRC and the OPSC. However, it is important that States Parties ensure that their legislation also prohibits forms of sale that do not constitute or are not related to child trafficking. » (24)

We kunnen dus, samen met het « Handbook », besluiten dat, ook al overlappen mensenhandel en verkoop veelal, er toch situaties zijn die slechts voldoen aan de criteria van één van beide concepten. De verkoop met het oog op een frauduleuze adoptie is daarvan het typevoorbeeld. Beide begrippen moeten dus uitdrukkelijk in de wet worden voorzien en bestraft, zonder ze te vermengen, om te voldoen aan de internationale verplichtingen.

F. Adoptie

Volgens het Verdrag van Den Haag van 29 mei 1993 inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de inter-landelijke adoptie, dat het internationaal kader vormt voor de Belgische adoptiewetgeving, kan van adoptie geen sprake zijn indien er ontvoering, verkoop van of handel in kinderen mee gemoeid is.

Om het Belgisch recht aan te passen aan het Verdrag van Den Haag werden de wetten van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie en van 13 maart 2003 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de adoptie betreft, aangenomen waarmee de adoptieprocedure grondig werd gewijzigd. Aangezien het om een gedeelde bevoegdheid gaat, hebben ook de gemeenschappen de nodige wijzigingen van decreet doorgevoerd. De nieuwe adoptieregelgeving werd op 1 september 2005 van kracht zowel voor binnenlandse als interlandelijke adoptie.

In het kader van onderhavig wetsvoorstel is het nuttig te verwijzen naar een aantal bepalingen in het Verdrag met betrekking tot de verkoop van kinderen.

Het Internationaal Verdrag van Den Haag werd afgesloten met als doel dat interlandelijke adopties het hoogste belang van het kind dienen en dat zijn grondrechten worden geëerbiedigd. Ten tweede moet het Verdrag ontvoering, verkoop van of handel in kinderen in het kader van adoptie voorkomen. Tot slot wenst het Verdrag de erkenning te verzekeren van de adopties die conform het Verdrag tot stand zijn gekomen in de verschillende lidstaten (artikel 1).

Een adoptie kan volgens het Verdrag enkel plaatsvinden indien de bevoegde autoriteiten van de Staat van herkomst zich er van hebben verzekerd « dat de toestemmingen niet zijn verkregen tegen betaling of in ruil voor enige andere tegenprestatie en dat zij niet zijn ingetrokken » (artikel 4).

Artikel 32 van het Verdrag bepaalt uitdrukkelijk dat :

« 1. Niemand ongerechtvaardigd financieel of ander voordeel mag trekken uit enig optreden in verband met een interlandelijke adoptie.

2. Uitsluitend kosten en uitgaven, met inbegrip van redelijke honoraria van personen die bij een adoptie hebben bemiddeld, mogen in rekening worden gebracht en betaald.

3. Bestuurders, beheerders en werknemers van instellingen die bij een adoptie hebben bemiddeld, mogen geen bezoldiging ontvangen die onevenredig hoog is in vergelijking met de verleende diensten. »

In uitvoering van het Verdrag van Den Haag heeft de Belgische wetgever dan ook beslist om een einde te stellen aan de vrije of onafhankelijke adoptie. Elke kandidaat-adoptant is verplicht via de bevoegde diensten van de gemeenschappen te gaan. De vrije of onafhankelijke adoptie bleek immers risico's in te houden, zowel voor het geadopteerde kind met wiens belang geen rekening werd gehouden, als voor de kandidaat-adoptanten, die geconfronteerd werden met praktijken die op het randje van de wettelijkheid of zelfs ronduit criminele praktijken waren (corruptie, chantage, ...).

Zo kan het openbaar ministerie overgaan tot de vordering van een herziening van het vonnis waarbij de adoptie werd uitgesproken indien er voldoende aanwijzingen zijn dat de adoptie tot stand is gekomen ingevolge ontvoering van, de verkoop van of de handel in kinderen (artikel 351 van het Burgerlijk Wetboek).

De jeugdrechtbank kan ook preventief optreden wanneer de adoptant bewust een bepaling van het Verdrag of van de wet heeft overtreden of tijdens de adoptieprocedure bedrog heeft gepleegd. De rechtbank weigert dan de adoptie uit te spreken. Dit is zeker het geval wanneer wordt vastgesteld dat aan het verzoek tot adoptie een ontvoering van, een verkoop van of een handel in kinderen is voorafgegaan (artikel 363-3 van het Burgerlijk Wetboek).

Naast de mogelijke herziening van het vonnis dat de adoptie uitspreekt en de mogelijkheid voor de rechter om te weigeren de adoptie uit te spreken heeft de wetgever ook strafbepalingen vastgelegd voor misdrijven en wanbedrijven inzake adoptie. De persoon die voor zichzelf, met bedrieglijk inzicht, een adoptie heeft verkregen of proberen te verkrijgen (de kandidaat-adoptant) die strijdig is met de bepalingen van de wet, kan een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en/of een geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro krijgen (artikel 391quater van het Strafwetboek)

Wie als tussenpersoon is opgetreden en voor een derde een adoptie heeft verkregen of proberen te verkrijgen zonder lid te zijn van een door de bevoegde gemeenschap erkende adoptiedienst of de tussenpersoon die als lid van een erkende adoptiedienst een adoptie heeft verkregen of proberen te verkrijgen die strijdig is met de wet, kan een gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar krijgen en/of een geldboete van vijfhonderd tot vijfentwintigduizend euro (artikel 391quinquies van het Strafwetboek).

De wetgever heeft dus duidelijk strafbepalingen vastgelegd wanneer er sprake is van bedrieglijke of oneigenlijke adoptie zowel voor de adoptant als voor de tussenpersoon. In die zin is de verkoop of handel van kinderen strafbaar gesteld, maar beperkt de reikwijdte zich daarvan tot het kader van de adoptieprocedure. Het gaat dus niet om een algemeen verbod. Onderhavig wetsvoorstel reikt wel een oplossing aan voor de verkoop van kinderen buiten een adoptieprocedure.

G. Draagmoederschap

Ook de raakvlakken met het draagmoederschap moeten worden geduid. Vandaag kunnen we vaststellen dat er een wereldwijd debat leeft over de vraag of draagmoederschap al dan niet wettelijk moet worden geregeld. Een hele controverse heeft zich hierover ontsponnen, zowel op filosofisch en ethisch vlak als medisch, sociaal en politiek. Ook de publieke opinie blijft niet onberoerd. Er leeft een hele waaier van meningen, gaande van diegene die zich verzetten tegen de instrumentalisering van het menselijk lichaam tot diegene voor wie dit ressorteert onder het domein van de individuele vrijheid.

Dit heeft geleid tot de uitwerking van verschillende juridische stelsels, ook binnen de EU. Zo zijn er landen zoals Frankrijk en Italië, die het uitdrukkelijk verbieden en bestraffen. Andere landen laten het toe onder welbepaalde voorwaarden zoals het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Ten slotte zijn er landen, waaronder België, die de facto een gedoogbeleid voeren bij gebrek aan een specifieke regelgeving.

De parlementaire discussie rond draagmoederschap, commercieel en niet-commercieel, wordt al een hele tijd gevoerd. Hoewel er meerdere wetsvoorstellen op tafel liggen, resulteerde het debat nog niet in wetgeving.

Maatschappelijk tekent zich wel al een uitdrukkelijke consensus af om een verbod op te leggen op het commercieel draagmoederschap : de verkoop van een kind. Landen zoals de Verenigde Staten en Indië laten het commercieel draagmoederschap wel toe. In sommige Staten van de Verenigde Staten is de zwangerschap voor derden sterk gereguleerd en dit op commerciële basis, waarbij marktgerichte bedrijven optreden als bemiddelaars tussen wensouders en draagmoeder. Deze weg willen wij in België zeker principieel uitsluiten

Met onderhavig voorstel spreken indieners zich niet uit over het niet-commercieel draagmoederschap maar als we echter misbruiken met commercieel draagmoederschap willen vermijden, dan moet het gerecht een wettelijke basis hebben om hiertegen te kunnen optreden. Daarom zijn indieners ervan overtuigd dat de definitie van de verkoop van kinderen, zoals ze in dit voorstel wordt vooropgesteld, alvast een oplossing biedt voor het geval waar het commercieel draagmoederschap in feite een pure verkoop van een kind inhoudt, een situatie die geen enkele partij kan verdedigen als toelaatbaar.

H. Concreet voorstel

De definitie van de verkoop van kinderen wordt, precies omwille van de conceptuele duidelijkheid, overgenomen uit het Protocol en aangevuld met de omstandigheid waarbij de vergoeding pas in de toekomst wordt betaald om zeker te zijn dat bestraffing niet wordt ontlopen door een te beperkte juridische omschrijving.

Zo wordt duidelijk aangegeven dat dergelijke verkoop verboden is, ongeacht het doel.

Voor de bestraffing worden dezelfde straffen voorzien als voor de verkoop van een kind in het kader van een adoptieprocedure. Zo kan ook de differentiatie tussen (wens) — ouder en professionele bemiddelaar worden gemaakt.

Vanzelfsprekend doet dit voorstel geen afbreuk aan de bestaande bestraffing, toepasselijk wanneer voldaan is aan de definitie van mensenhandel. Dit wordt dan ook uitdrukkelijk uitgesloten.

Hierbij aansluitend zijn indieners van mening dat het opportuun is een brede informatiecampagne te voeren om deze wetswijziging bekend te maken. Elke strafrechtelijke benadering vergt namelijk ook een preventieve aanpak om haar ontradend effect te maximaliseren.

Rechtsvergelijkend onderzoek leert ons dat dit voorstel op één lijn staat met wat in een aantal andere landen recentelijk werd ingevoerd.

Zo bepaalt de « Criminal Law (Human Trafficking) Act 2008 » (25) in Ierland dat « a person who sells a child, offers or exposes a child for sale or invites the making of an offer to purchase a child, or purchases or makes an offer to purchase a child, shall be guilty of an offence. » Hetzelfde geldt voor wie hiertoe een poging doet. De dader van dergelijk misdrijf kan tot levenslange opsluiting worden veroordeeld en kan een boete — zonder maximum, te bepalen door de rechtbank — krijgen.

De laatste wijzigingen aan deze wet werden uitdrukkelijk doorgevoerd om uitvoering te geven aan de internationale verplichtingen, met name het Europees kaderbesluit inzake mensenhandel (26) en het Protocol van Palermo (27) .

In Estland werd het Strafwetboek (28) reeds in 2001 gewijzigd om de koop of verkoop van kinderen met één tot vijf jaar opsluiting te bestraffen en, indien het begaan wordt door een rechtspersoon, een geldboete zonder maximum.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Dit is het basisartikel dat het misdrijf definieert en de strafmaat bepaalt.

a) Plaats in het Strafwetboek

Er wordt voorgesteld om in Boek II, Titel VIII « Misdaden en wanbedrijven tegen personen » aan het Hoofdstuk III « Aantasting van de persoon van minderjarigen, van onbekwamen en van het gezin » een nieuwe Afdeling IIIbis « Verkoop van kinderen », toe te voegen. De titel van dit hoofdstuk dekt niet alleen de lading, zo wordt de nieuwe bepaling ook ingevoerd tussen de verzwarende omstandigheden ingeval de misdrijven worden gepleegd door de ouders van de minderjarige (afdeling II) en de bestaande bepalingen betreffende de ontvoering (afdeling IV) en het niet afgeven van kinderen (afdeling V).

b) Definitie en toepassingsgebied

De definitie is, zoals in de algemene toelichting vermeld, ontleend aan het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind, van 25 mei 2000, meer bepaald artikel 2, a.

Voor de duidelijkheid wordt er geopteerd om naast « de betaling of een andere vorm van vergoeding » ook « de belofte hiervan in de toekomst » toe te voegen. Dit spreekt voor zich : de indieners van dit wetsvoorstel willen vermijden dat een duidelijk geval van verkoop van kinderen de dans ontspringt omdat de daders bewust overeenkomen hun vergoeding in de toekomst te vereffenen, louter om zich buiten het toepassingsgebied van de wettekst te plaatsen.

In lijn met het Kinderrechtenverdrag en de aanbevelingen van het VN-Comité voor de rechten van het kind ter zake omvat dit de koop en verkoop « ongeacht het doel ».

Vanzelfsprekend behelst dit onder meer de verkoop met het oog op de opname van het kind in de familie, de afstand van een kind om het aan een ander toe te vertrouwen met het oog op adoptie of enig ander doel waarbij rechtens of feitelijk van de ouderlijke rechten wordt afgezien, in strijd met de wettelijke bepalingen.

c) Strafbepaling

De voorziene strafsanctie is deze die geldt voor de verkoop van een kind in het kader van de adoptieprocedure. Dit stemt overeen met de doelstelling om niet in de eerste plaats nieuwe straffen te voorzien maar slechts de bestaande tekortkoming in de huidige wetgeving te verhelpen en in overeenstemming te brengen met onze internationale verplichtingen. Bovendien vermijdt deze keuze potentiële juridische discussies voor de rechtbank in twijfel- of randgevallen waar het onderscheid tussen een frauduleuze adoptie of verkoop van een kind niet duidelijk te maken zou zijn. Indien de strafsanctie dezelfde is verliest dergelijke discussie veel van haar nut.

Deze straffen gelden uiteraard onverminderd mogelijke bestraffing op basis van de specifieke wetgeving op mensenhandel als voldaan is aan de voorwaarden om onder dit toepassingsgebied te vallen.

Verder wordt ook de dubbele bestraffing vermeden voor daders in het kader van een adoptieprocedure. Tot slot wordt ook uitgesloten dat de administratieve vergoeding voor de erkende adoptiediensten onder het toepassingsgebied valt.

Concreet is deze strafsanctie een gevangenisstraf van 1 maand tot een jaar en/of een geldboete van 26 euro tot 500 euro, voor de koper en de verkoper, die voor zichzelf een kind hebben verkocht of gekocht. Dit begrip is eveneens ontleend aan de bestaande bestraffing in het kader van een adoptieprocedure. Voor de bemiddelaar, de koper en de verkoper bedraagt de sanctie een gevangenisstraf van 1 jaar tot 5 jaar en/of een geldboete van 500 euro tot 25 000 euro.

Ook de bestraffing van de poging tot dit misdrijf wordt uitdrukkelijk voorzien. Onder de poging valt vanzelfsprekend het plaatsen van een zoekertje (op internet of via een ander medium) met het aanbod tot het verkopen of de vraag naar een aankoop.

Sabine de BETHUNE
Wouter BEKE
Nahima LANJRI.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In Boek II, Titel VIII, Hoofdstuk III, van het Strafwetboek wordt een Afdeling IIIbis ingevoegd, dat een artikel 427bis bevat, luidende :

« Afdeling IIIbis Verkoop van kinderen

Artikel 427bis.

§ 1. Met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van 26 euro tot 500 euro of één van die straffen alleen, wordt gestraft de koper, de verkoper die voor zichzelf een kind hebben gekocht of verkocht.

Met een gevangenisstraf van één tot vijf jaar en met een geldboete van 500 euro tot 25 000 euro of één van die straffen alleen, wordt gestraft de koper, de verkoper en de bemiddelaar bij de verkoop van een kind.

De poging wordt gestraft met dezelfde straffen.

§ 2. Onder verkoop van een kind wordt verstaan : iedere handeling of transactie waarbij een minderjarige wordt overgedragen door een persoon of een groep van personen aan een andere persoon of groep van personen tegen betaling, een andere vorm van vergoeding of een belofte van dergelijke betaling of vergoeding in de toekomst, voor zover de handeling of transactie niet door een erkende adoptiedienst werd gesteld in het kader van een adoptieprocedure en de bepalingen van hoofdstuk X van titel VII of hoofdstuk IIIter van titel VIII niet van toepassing zijn. »

29 juni 2009.

Sabine de BETHUNE
Wouter BEKE
Nahima LANJRI.

(1) De Standaard van 18 februari 2009, blz. 3 en 17.

(2) Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) van 20 november 1989, geratificeerd door België op 16 december 1991.

(3) Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind, inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie, aangenomen te New York op 25 mei 2000, inwerkingtreding in België op 17 april 2006.

(4) Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwen- en kinderhandel, bij het VN-Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, 2000 Palermo.

(5) Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel.

(6) Handbook on the Optional Protocol on the sale of children, child prostitution and child pornography, Unicef Committee on the Rights of the child en Unicef Innocenti Research Centre, februari 2009, blz. ix.

(7) CRC = IVRK.

(8) OPSC = Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind, inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie.

(9) Rights of the child, Report submitted by Mr. Juan Miguel Petit, Special Rapporteur on the sale of children, child prostitution and child pornography in accordance with Commission on Human Rights resolution 2002/92; E/CN.4/2003/79 van 6 januari 2003, blz. 25.

(10) Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, geratificeerd door België op 16 december 1991.

(11) A. Van Daele, « De directe werking van en capita selecta uit het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind », in Kinderrechtengids, Gent, Mys & Breesch, 2003, Commentaren, Deel 1-1.1., 1-30; E. Verhellen, « Het Verdrag inzake de rechten van het kind meerderjarig. Enkele beschouwingen omtrent de implementatie in België », l.c.

(12) Ugo Cedrangolo (2009), « The Optional Protocol to the Convention on the Rights of the Child on the sale of children, child prostitution and child pornography and the jurisprudence of the Committee on the Rights of the Child », Innocenti Working Paper no 2009-03, Florence, UNICEF Innocenti Research Centre, blz. 3.

(13) Rights of the child, Report submitted by Mr. Juan Miguel Petit, Special Rapporteur on the sale of children, child prostitution and child pornography in accordance with Commission on Human Rights resolution 2002/92; E/CN.4/2003/79 van 6 januari 2003, blz. 25.

(14) Handbook on the Optional Protocol on the sale of children, child prostitution and child pornography, Unicef Committee on the Rights of the child en Unicef Innocenti Research Centre, februari 2009, blz. 9.

(15) Idem, blz. 11 en Ugo Cedrangolo (2009), « The Optional Protocol to the Convention on the Rights of the Child on the sale of children, child prostitution and child pornography and the jurisprudence of the Committee on the Rights of the Child ». Innocenti Working Paper no 2009-03, Florence, UNICEF Innocenti Research Centre, blz. 7.

(16) Mensenhandel — Smokkel; Een beleidsanalyse vanuit de visie van een nationaal rapporteur, verslag 2007, Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, blz. 12-13.

(17) Wetsontwerp tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers, Stuk Senaat 3-1138/4 Verslag, blz. 12.

(18) Ugo Cedrangolo (2009), « The Optional Protocol to the Convention on the Rights of the Child on the sale of children, child prostitution and child pornography and the jurisprudence of the Committee on the Rights of the Child », Innocenti Working Paper no 2009-03, Florence, UNICEF Innocenti Research Centre, blz. 3-4.

(19) « Handbook on the Optional Protocol on the sale of children, child prostitution and child pornography », Unicef Committee on the Rights of the child en Unicef Innocenti Research Centre, februari 2009.

(20) Handbook, blz. 5.

(21) Handbook, blz. 4.

(22) Handbook, blz. 4.

(23) Handbook, blz. 10.

(24) Handbook, blz. 10.

(25) Artikel 2, leden 2, 4 en 5 Criminal Law (Human Trafficking) Act 2008.

(26) Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel.

(27) Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwen- en kinderhandel, bij het VN-Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, 2000 Palermo.

(28) Strafwetboek Estland, artikel 173, aangenomen 6 juni 2001.