4-82

4-82

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 2 JULI 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, aan de minister van Klimaat en Energie en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over «concurrentiebedingen bij klanten van dienstenchequebedrijven» (nr. 4-842)

De voorzitter. - De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt.

Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Ik had mijn vraag gericht tot drie ministers, onder wie ook de minister van Werk en Gelijke Kansen, die hier aanwezig is. Het verbaast me dan ook dat niet zij, maar de minister van Ondernemen mijn vraag beantwoordt, zij het bij monde van de minister van Buitenlandse Zaken.

In de relatie werkgever-werknemer zijn concurrentiebedingen niet ondenkbaar. Voor zeer specifieke beroepen, of voor functies waarvoor werkgevers een grote investering moeten doen in de opleiding van hun werknemers, kan die praktijk verantwoord zijn. In de relatie klant-bedrijf daarentegen liggen de zaken anders. We stellen vast dat dienstenchequebedrijven in de algemene voorwaarden die hun klanten moeten onderschrijven, sancties van bijvoorbeeld 5 000 euro opnemen voor klanten die de samenwerking met een dienstenchequebedrijf stopzetten en scheep gaan met een concurrerende onderneming die werknemers tewerkstelt die minder dan drie maanden voordien nog in dienst waren van het dienstenchequebedrijf in kwestie.

Dat is een bedenkelijke praktijk. Niet alleen fnuikt het de ondernemingszin, het is bovenal zeer onvriendelijk tegenover de gebruikers van dienstencheques. Ten eerste hebben zij de vrijheid om een beroep te doen op een onderneming naar keuze. Ten tweede is het buitenspel zetten van voormalige werknemers problematisch voor de klanten. Die worden aldus drie maanden zonder poetshulp gezet. Dat kan zwartwerk alleen maar aanmoedigen, te meer omdat de meeste mensen nogal gehecht zijn aan hun vaste poetshulp.

Heeft een dienstenchequebedrijf het recht om in de algemene voorwaarden te bepalen dat de klanten een boete wordt opgelegd als ze een beroep doen op een voormalige werknemer van een firma binnen de drie maanden nadat hij of zij bij die firma in kwestie is opgestapt?

Zo ja, op basis van welke wettelijke bepalingen kan dat?

Zo neen, welk verhaal heeft de klant wanneer die in de algemene voorwaarden geconfronteerd wordt met een dergelijke bepaling?

Kan een onderneming veroordeeld worden tot het betalen van een boete wegens het opnemen van dergelijke sancties in de algemene voorwaarden?

Tot wie of tot welke instantie moet de klant zich richten om dat aan te klagen?

Zal de minister een initiatief nemen om de algemene voorwaarden van dienstenchequebedrijven te screenen en eventueel te laten bijsturen?

De heer Karel De Gucht, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken. - Ik ben inderdaad niet de minister van Werk, noch de minister van Consumentenzaken. Ik vervang hier enkel minister Van Quickenborne die de vraag beantwoordt omdat ze diverse economisch-rechtelijke aspecten bevat. Mijn collega bevindt zich momenteel in Moskou en heeft mij gevraagd u zijn antwoord voor te lezen.

Het behoort tot de contractuele vrijheid om vooraf vergoedingen te bedingen voor het geval de tegenpartij zich niet aan contractuele afspraken zou houden, bijvoorbeeld inzake de duur of de wijze van beëindiging van de overeenkomst. Anderzijds dient ook rekening te worden gehouden met de vrije mededinging en mogen bepaalde contractbepalingen niet leiden tot een belemmering van de mededinging en van het recht op vrije keuze van de marktdeelnemers.

Wat de contractbepalingen en overeenkomsten gesloten tussen een consument en een verkoper betreft, moet rekening worden gehouden met de bepalingen inzake onrechtmatige bedingen in de wet op de handelspraktijken. Contractvoorwaarden die een kennelijk onevenwicht creëren tussen de rechten en de plichten van de beide contractpartijen zijn onrechtmatig krachtens de artikelen 31 en volgende van de wet op de handelspraktijken. Met andere woorden, als het dienstenchequebedrijf forfaitair een vergoeding vastlegt die duidelijk het karakter heeft van een sanctie, dan gaat het mijns inziens om een onrechtmatig beding.

De inbreuken op de wet op de handelspraktijken kunnen worden opgespoord en vastgesteld door de Algemene directie controle en bemiddeling van de FOD Economie. De bevoegde ambtenaren kunnen in voorkomend geval een minnelijke schikking voorstellen aan de onderneming.

De Algemene directie controle en bemiddeling voert op het ogenblik een onderzoek naar de contractvoorwaarden van een van de belangrijkste dienstenchequebedrijven. Het onderzoek zal worden uitgebreid. Eventueel zal een beroep worden gedaan op de Commissie voor onrechtmatige bedingen om een advies te verlenen omtrent de gehanteerde voorwaarden.

Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Ik ben blij dat de zaak onderzocht wordt. Ik zal dat dossier verder opvolgen. De dienstenchequeondernemingen zijn een belangrijke werkgever. Het is dus belangrijk dat er duidelijkheid is over de aard van de contracten die ze sluiten met hun klanten.