4-80 | 4-80 |
De voorzitter. - De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, antwoordt.
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - De voorbije weken werden twee grote drugsbendes opgerold, een eerste in Zonnebeke en een tweede in Lommel. Bij de bende die zondag op de camping Parelstrand werd opgepakt, heeft het federaal parket een enorme hoeveelheid cocaïne, xtc en cannabis in beslag genomen voor een geschatte waarde van 40 miljoen euro.
De opgepakte kopstukken van de bende wonen in kasten van villa's, met alle luxe, zeer dure antieke meubelen en sierstukken en een uitgebreid luxueus wagenpark. Bij de huiszoeking trof men bovendien 165 000 euro cashgeld aan.
Die enorme luxe en die geldbedragen staan in schril contrast met de grote ellende die het dealen van drugs veroorzaakt bij de drugsgebruikers, die ten koste van hun fysieke en psychische gezondheid door de drugsbaronnen worden uitgemolken en kapotgemaakt.
Als die criminelen worden vervolgd en in rechte moeten verschijnen, komen ze zelden oog in oog te staan met de slachtoffers of hun familieleden. Bij een verkeersongeval of een geweldmisdrijf is dat wel het geval. De confrontatie met de gevolgen van hun daden doet velen tot inkeer komen. Zo was er onlangs het getuigenis van de jonge autobestuurder die na spookrijden en dronken sturen een dodelijk ongeval veroorzaakte. Door de confrontatie met de feiten kwam hij tot inkeer en zei hij echt wel zijn lesje te hebben geleerd. Hij gaf tevens toe dat zijn fout onvergeeflijk was en zei dat hij eeuwig spijt zou hebben van het voorval.
Daarom zou naar alternatieven moeten worden gezocht om ook in drugszaken de daders te confronteren met de honderden slachtoffers en het immense leed dat hun handel veroorzaakt. Zo kan eraan worden gedacht om drugsdealers te verplichten om bovenop hun straf een tijd door te brengen in een hulpverleningscentrum voor verslaafde drugsgebruikers.
Hebben de minister of zijn voorgangers reeds initiatieven genomen om veroordeelde drugsdealers te confronteren met de slachtoffers van dat dealen? Acht de minister het mogelijk veroordeelde dealers te verplichten, bovenop hun straf, een bepaalde periode door te brengen in een hulpverleningscentrum voor verslaafde drugsgebruikers, in de - misschien ijdele - hoop dat ze tot inkeer komen? Nu krijgen ze een gevangenisstraf, betalen ze een boete en nemen ze hun handeltje weer op.
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen. - Ik lees het antwoord van de minister.
Ik dank senator Van Den Driessche dat hij dit belangrijke maatschappelijke probleem onder onze aandacht brengt.
De jongste jaren is een geleidelijke verandering merkbaar in het denken over de doelstellingen en het nut van straffen en dergelijke. In de zoektocht naar oplossingen werd onder meer het vormingsvoorstel `Slachtoffer in beeld', afgekort SIB, ontwikkeld. Deze vorming heeft tot doel een kleine groep van daders te laten werken rond de gevolgen van de feiten, met de nadruk op de gevolgen voor de slachtoffers. SIB wil bijdragen tot zinvolle, constructieve reacties op strafbare feiten, die gericht zijn op herstel. SIB wil de slachtofferdimensie in de leefwereld van de daders binnenbrengen. De vorming is opgebouwd rond drie doelen: de dader bewuster maken van de mogelijke gevolgen van misdrijven voor slachtoffers, het inlevingsvermogen van de dader trachten te versterken en de dader stimuleren zijn verantwoordelijkheid op te nemen. Het programma richt zich echter niet uitdrukkelijk op drugsdelicten.
De vorming wordt in de Vlaamse Gemeenschap georganiseerd door de Federatie Autonome Centra Algemeen Welzijnswerk.
De vorming wordt gesubsidieerd door het departement Justitie in het kader van het koninklijk besluit van 17 december 2003 betreffende de subsidiëring van instellingen die voorzien in een gespecialiseerde begeleiding voor burgers die betrokken zijn in een gerechtelijke procedure. De federatie vroeg een verlenging aan, die werd goedgekeurd voor het werkingsjaar 2009.
Op de vraag of we veroordeelde dealers kunnen verplichten bovenop hun straf een bepaalde periode in een hulpverleningscentrum door te brengen, moet ik een genuanceerd antwoord geven. De straffen die door een rechtbank kunnen worden opgelegd, zijn bepaald in het Strafwetboek. Drugsdealers dienen zich uiteraard voor de correctionele rechtbank te verantwoorden en daar kunnen volgende straffen worden opgelegd: de gevangenisstraf, de werkstraf, de geldboete of de bijzondere verbeurdverklaring.
Conform de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie kunnen deze straffen volledig of deels voorwaardelijk worden uitgesproken en gekoppeld aan de naleving van bijzondere voorwaarden. Ook in het kader van de strafuitvoering kunnen aan de vervroegde invrijheidstelling voorwaarden worden verbonden.
Hieruit blijkt dat er volgende mogelijkheden zijn om drugsdealers te verplichten een tijd in een hulpverleningscentrum voor drugsverslaafden door te brengen. We kunnen hen een werkstraf opleggen in een hulpverleningscentrum voor verslaafde drugsgebruikers. Zo'n werkstraf kan echter niet worden gecombineerd met een gevangenisstraf en is volgens de minister van Justitie niet noodzakelijk de meest adequate bestraffing voor drugsdealers.
Een andere mogelijkheid bestaat erin wel degelijk een gevangenisstraf op te leggen, die echter deels voorwaardelijk is en gekoppeld aan bepaalde voorwaarden. De rechter beslist echter volkomen autonoom welke voorwaarden hem opportuun lijken. Systematisch opleggen dat een zekere tijd in een hulpverleningscentrum voor verslaafden moet worden doorgebracht, is dan ook moeilijk realiseerbaar, bij gebrek aan juridische en praktische omkadering.
Wel kunnen we overwegen een cursus `Slachtoffer in beeld' specifiek voor drugsdealers op te leggen. Het zijn echter de welzijnsdepartementen van de gemeenschappen en niet Justitie die in de eerste plaats een dergelijk nieuw vormingsaanbod moeten creëren. De suggestie om Slachtoffer in beeld op die manier te verruimen is in elk geval positief ontvangen en ik zal er ook aandacht voor vragen in het overleg tussen de gemeenschappen en de minister van Justitie.
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - Ik dank de minister omdat hij bereid is mijn suggestie te overwegen. Ik wil toch nog het volgende beklemtonen. Een man of vrouw die in dronken toestand een dodelijk verkeersslachtoffer maakt, doet iets verschrikkelijks en begaat een misdrijf, maar ik ga ervan uit dat hij of zij het niet willens en wetens deed, dat hij of zij zich niet heeft bedronken met de bedoeling daarna iemand dood te rijden. Drugsdealers - en dan heb ik het niet over een joint, maar over echt zware stuff - weten echter zeer goed wat de gevolgen van hun daden zijn. Ze weten dat ze tot ellende leiden. Daarom vraag ik de minister met aandrang mijn suggestie mee te nemen.