4-1149/2

4-1149/2

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

9 JUNI 2009


Wetsvoorstel houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. — In artikel 2 van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het 4º wordt het woord « openbare » ingevoegd voor het woord « orde »;

2º het 4º wordt aangevuld met de volgende zin : « de bewakingscamera die verplaatst wordt tijdens de observatie teneinde vanaf verschillende plaatsen en posities te filmen, wordt als mobiel beschouwd; »

Verantwoording

1º Voor de duidelijkheid wordt in de wet overal het woord « orde » beter vervangen door de woorden « openbare orde ».

2º Het is aangewezen om een definitie te geven van « mobiele camera » in het artikel dat de basisbegrippen van de camerawet bevat. Verder in het wetsvoorstel worden de voorwaarden bepaald voor het gebruik van deze mobiele camera's.

Ingevolge dit amendement verdwijnt de definitie van « smart camera », er is geen enkele toepassing te bedenken van de voorgestelde definitie die niet gedekt wordt door de omschrijving van bewakingscamera in artikel 2, 4º van de huidige wet.

Indien het gaat om toestellen die enkel andere parameters meten dan gaat het niet langer om bewakingscamera's.

Nr. 2 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 3/1 (nieuw)

Een artikel 3/1 invoegen, luidende :

« Art. 3/1. — In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen als volgt :

« Hoofdstuk III. Voorwaarden waaronder de plaatsing en het gebruik van vaste bewakingscamera's zijn toegestaan ». ».

Verantwoording

Door de invoeging van een nieuw hoofdstuk III/1, dat de procedure voor het gebruik van mobiele bewakingscamera's regelt, is het aangewezen om in Hoofdstuk III te preciseren dat het gaat om vaste camera's.

Nr. 3 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 4

De volgende wijzigingen aanbrengen :

A. Het 3º vervangen als volgt :

« paragraaf 3, tweede lid, wordt aangevuld als volgt : « en aan de korpschef van de politiezone waar de niet-besloten plaats zich bevindt. In dit formulier bevestigt de verantwoordelijke voor de verwerking dat de plaatsing en het voorgenomen gebruik van de camera of camera's in overeenstemming is met de beginselen van de wet van 8 december 1992. »;

B. Het 4º vervangen als volgt :

« paragraaf 4, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Het bekijken van deze beelden in real time is uitsluitend toegestaan onder toezicht van de politiediensten opdat de bevoegde diensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijf, schade, overlast of verstoring van de openbare orde en deze diensten in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd. »;

C. Het 5º vervangen als volgt :

« paragraaf 4, derde lid, wordt vervangen als volgt : « Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van overlast of feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken en daders, verstoorders van de openbare orde, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren.; »

D. Het 6º vervangen als volgt :

« paragraaf 4, vierde lid, wordt vervangen als volgt : « Indien deze beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf, van schade of van overlast of tot het identificeren van een dader, een verstoorder van de openbare orde, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard.;

E. Het 7º doen vervallen

Verantwoording

A. Dit zijn enkele preciseringen gesuggereerd door de Dienst Wetsevaluatie.

B. Dit betreft enkel een redactionele verbetering.

C. Dit betreft enkel een redactionele verbetering.

D. De voorgestelde redactie verhoogt enkel de leesbaarheid van deze bepaling.

E. Zie artikel 6/2 (nieuw)

Nr. 4 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 6/1 (nieuw)

Een artikel 6/1 invoegen, luidende :

« Art. 6/1. — In dezelfde wet wordt, na artikel 7, een hoofdstuk III/1 ingevoegd, met als opschrift :

« Hoofdstuk III/ 1 — Voorwaarden waaronder het gebruik van mobiele bewakingscamera's is toegestaan. »

Verantwoording

Gelet op de specificiteit van de procedure voor mobiele bewakingscamera's (enkel door politiediensten, beperkt in de tijd, in specifieke omstandigheden) is het aangewezen de voorwaarden in een apart hoofdstuk onder te brengen.

Nr. 5 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 6/2 (nieuw)

Een artikel 6/2 invoegen, luidende :

« Art. 6/2. — Onder hoofdstuk III/1, ingevoegd bij artikel 6/1, wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 7/1. — De politiediensten kunnen gebruik maken van mobiele bewakingscamera's in het kader van grote volkstoelopen, als bedoeld in artikel 22 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Het betreft uitsluitend niet-permanente opdrachten die tevens in uitvoeringstijd beperkt zijn.

Mobiele bewakingscamera's kunnen worden gebruikt in een niet-besloten plaats of een voor het publiek toegankelijke besloten plaats. »

Verantwoording

De definitie van mobiele bewakingscamera's wordt in amendement nr. 1 naar artikel 2 van de wet verplaatst. Wat de toepassingsvoorwaarden betreft wordt geopteerd voor de terminologie die reeds wordt gebruikt in artikel 22 van 5 augustus 1992 van de wet op het politieambt.

Dit artikel regelt de bevoegdheden van administratieve politie inzake de openbare ordehandhaving bij massa-evenementen en heeft tot nog toe niet geleid tot enig interpretatieprobleem. Het lijkt een veilige keuze te opteren voor bestaande terminologie als men hetzelfde bedoelt.

De tweede zin is de letterlijke overname van de tekst van het wetsvoorstel.

In het tweede lid wordt bepaald wanneer mobiele camera's kunnen worden ingezet.

Bij de inzet van mobiele bewakingscamera's wordt onmiddellijk gedacht aan ordehandhaving op niet-besloten plaatsen (straten, pleinen, parken, ...) maar het gebruik van mobiele camera's kan ook zijn nut hebben bij massa-evenementen die zich afspelen op voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen (pop-concerten in open lucht of in een grote zaal, zoals Rock Werchter, Vorst Nationaal, Sportpaleis, ...).

De politie heeft, op basis van de artikelen 14 en 26 van de wet op het politieambt nu reeds het recht om deze plaatsen te betreden om er de openbare orde te verzekeren.

Nr. 6 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 6/3 (nieuw)

Een artikel 6/3 invoegen, luidende :

« Art. 6/3. — Onder hoofdstuk III/1, ingevoegd bij artikel 6/1, wordt een artikel 7/2 ingevoegd, luidende :

« Art. 7/2. — § 1. De beslissing tot het gebruik van mobiele bewakingsscamera's in een niet-besloten plaats wordt genomen door de officier van bestuurlijke politie aan wie de operationele verantwoordelijkheid is toevertrouwd in overeenstemming met de artikelen 7/1 tot 7/4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Hij brengt de betrokken burgemeester hiervan op de hoogte.

§ 2. De beslissing tot het gebruik van mobiele bewakingsscamera's in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de burgemeester.

De operationele verantwoordelijkheid wordt waargenomen door de officier van bestuurlijke politie aangeduid in overeenstemming met de artikelen 7/1 tot 7/4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

Enkel bij uiterste hoogdringendheid kan deze laatste zelf besluiten tot het gebruik van mobiele camera's. Hij brengt de betrokken burgemeester hiervan op de hoogte.

§ 3. De officier van bestuurlijke politie, bedoeld in de vorige paragrafen, waakt er tevens over dat het gebruik van de camera's doelmatig en efficiënt is en in overeenstemming is met de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen.

De beslissing tot het gebruik van mobiele bewakingscamera's overeenkomstig de §§ 1 en 2 is vrijgesteld van mededeling aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

§ 4. Het bekijken van deze beelden in real time is uitsluitend toegestaan opdat de politiediensten zich preventief kunnen opstellen en onmiddellijk kunnen ingrijpen bij overlast, misdrijven, schade of verstoring van de openbare orde en in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd.

§ 5. Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan :

— om preventieve maatregelen te nemen om een verstoring van de openbare orde te vermijden;

— om bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of een aantasting van de openbare orde;

— om bewijzen te verzamelen van feiten die schade of overlast veroorzaken;

— om een dader, een verstoorder van de openbare orde, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren.

§ 6. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van overlast, een misdrijf of schade of tot het identificeren van een dader, een verstoorder van de openbare orde, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard. ».

Verantwoording

§ 1. De beslissing tot de inzet van mobiele camera's voor ordehanhavingsopdrachten in een niet-besloten plaats wordt genomen door de operationeel verantwoordelijke politieofficier.

De in het wetsvoorstel voorziene procedure (een voorafgaand positief advies van gemeenteraad en korpschef van de zone) kan problemen veroorzaken en biedt niet voor alle gevallen een adequaat antwoord : Als de burgemeester niet snel genoeg bereikt kan worden dreigt er soms veel kostbare tijd verloren te gaan. Indien een ordeverstoring verspreidt is over het grondgebied van verschillende gemeenten moeten al deze burgemeesters hun toelating geven.

Daarom stelt het amendement een andere procedure voor. De beslissing tot het inzetten van mobiele bewakingscamera's wordt genomen door de officier van bestuurlijke politie aan wie de operationele verantwoordelijkheid is toevertrouwd in overeenstemming met de artikelen 7/1 tot 7/4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Deze artikelen voorzien in een trapsgewijze toebedeling van de operationele leiding.

Wanneer het politieoptreden beperkt is tot een zone dan heeft de korpschef van de zone de operationele leiding. Wanneer politiediensten van verschillende zones moeten optreden dan wordt de operationele leiding waargenomen door de korpschef die is aangewezen in een akkoord tussen de verschillende burgemeesters. Wanneer de inzet van de federale politie wordt gevorderd dan wordt de operationele leiding toevertrouwd aan de DIRCO. Wanneer het gaat om een federale operatie dan wordt de operationele leiding die het gezamenlijk optreden van één of verschillende lokale politiekorpsen en de federale politie vereist, uitgeoefend door het politieniveau dat in een richtlijn is aangewezen.

Het voordeel van deze oplossing is dat zij aansluit bij de reële werking van de politiediensten waarbij op elk moment duidelijk is wie de operationele leiding heeft.

Wel wordt voorgesteld dat degene die de operationele leiding heeft de betrokken burgemeesters op de hoogte brengt.

§ 2. Voor de inzet van mobiele camera's in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats, vervalt het argument dat het evenement zich over verschillende gemeenten uitstrekt. Daarom wordt voorgesteld dat de beslissing voor de inzet van mobiele camera's in een publiek toegankelijke besloten plaats bij de burgemeester blijft. Enkel in uitzonderlijk dringende omstandigheden kan de verantwoordelijke officier zelf beslissen tot het gebruik van mobiele camera's.

§ 3. Het eerste lid van deze paragraaf herhaalt de laatste zin van artikel 4, 7º van de in het wetsvoorstel voorgestelde § 5, 2º.

De beslissing tot het gebruik van mobiele bewakingscamera's wordt wel vrijgesteld van mededeling aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Aan te stippen valt dat het woord « mededeling » moet begrepen worden als « aangifte » in de zin van de privacywet.

§ 4. Deze paragraaf herhaalt het 4º van het wetsvoorstel met dien verstande dat het wordt ingevoegd voor het 3º van het wetsvoorstel om de interne logica van de huidige camerawet te blijven volgen.

Het tweede lid van § 2 herhaalt het 5º van het wetsvoorstel.

§ 5. In dit artikel, dat het 3º herhaalt van het wetsvoorstel is de lange zin, die met de vele « of » bijna onleesbaar wordt, opgesplitst in onderdelen om de leesbaarheid te verhogen.

§ 6. In deze paragraaf, dat het 6º herhaalt van het wetsvoorstel, is het begrip overlast toegevoegd.

Nr. 7 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 5

De volgende wijzingen aanbrengen :

A. Het 1º wordt vervangen als volgt :

« 1º het eerste lid wordt vervangen als volgt :

« Het bekijken van beelden in real time is uitsluitend toegestaan om onmiddellijk te kunnen ingrijpen bij misdrijven, schade, overlast of verstoring van de openbare orde. »;

B. Het 2º vervangen als volgt :

« 2ºhet tweede lid wordt vervangen als volgt :

« Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van overlast of van feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken en daders, verstoorders van de openbare orde, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren. »

C. Het 3º vervangen als volgt :

« 3º het derde lid wordt vervangen als volgt :

« Indien deze beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf, van schade of van overlast of tot het identificeren van een dader, een verstoorder van de openbare orde, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard. »

Verantwoording

Het betreft louter technische wijzigingen, gebaseerd op het advies van de Dienst Wetsevaluatie.

Nr. 8 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 6

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 6. — Artikel 7, § 3, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :

« § 3. Indien deze beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf, van schade of van overlast of tot het identificeren van een dader, een verstoorder van de openbare orde, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard. »

Verantwoording

Het betreft louter technische wijzigingen, gebaseerd op het advies van de Dienst Wetsevaluatie.

Nr. 9 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 7

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 7. — Artikel 8 van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt :

a) De tweede zin van het tweede lid wordt vervangen door een derde lid, luidende :

« Als voorafgaande toestemming geldt :

1º het betreden van een plaats waar een pictogram aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt;

2º de aanwezigheid op een niet-besloten plaats of een voor het publiek toegankelijke besloten plaats waar op zichtbare wijze van mobiele bewakingscamera's gebruik wordt gemaakt als bedoeld in artikel 7/1. »

b) Een vierde lid wordt ingevoegd, luidende :

« Mobiele bewakingscamera's gemonteerd op niet-gebanaliseerde voertuigen, vaartuigen of luchtvaartuigen worden geacht op zichtbare wijze gebruikt te zijn. »

Verantwoording

1º. Op die manier worden de twee afwijkingen van het algemeen principe gegroepeerd.

2º. Het nieuw voorgestelde vierde lid probeert een oplossing te vinden voor het filmen met mobiele camera's vanaf een politievoertuig.

Nr. 10 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 9

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit artikel biedt geen bijkomende waarborgen in vergelijking met het huidige artikel 10 dat nu reeds bepaalt dat bewakingscamera's geen beelden mogen opleveren die de intimiteit schenden of mogen gericht zijn op het inwinnen van informatie over filosofische, religieuze, politieke of syndicale gezindheid, etnische of sociale origine, het seksuele leven of de gezondheidstoestand.

Nr. 11 VAN DE HEER MOUREAUX C.S.

Art. 10

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 10. — In artikel 13, tweede lid, van dezelfde wet worden tussen de woorden « de artikelen 5, 6, 7 » en de woorden « en 8 » de cijfers « , 7/1, 7/2 » ingevoegd. »

Verantwoording

Zoals reeds is uiteengezet bij amendement nr. 1 zijn er geen redenen om een specifieke regeling te ontwerpen voor zogenaamde « smart » of intelligente camera's. Daarentegen is het wel aangewezen om de in artikel 13 van de camerawet voorziene strafbepalingen van toepassing te maken op de inbreuken op de regeling inzake mobiele camera's.

Philippe MOUREAUX.
Nele LIJNEN.
Berni COLLAS.
Nahima LANJRI.

Nr. 12 VAN DE HEER ELSEN

(Subamendement op amendement nr. 5)

Art. 6/2 (nieuw)

In het voorgestelde artikel 7/1, het tweede lid vervangen als volgt :

« Mobiele bewakingscamera's kunnen enkel worden gebruikt in een niet-besloten plaats en enkel indien er ernstige misdrijven worden gepleegd of dreigen te worden gepleegd. ».

Verantwoording

De voorgestelde beperking weerspiegelt het proportionaliteitsbeginsel, dit wil zeggen de keuze van het minst indringende middel, een principe dat zowel door de wetgeving van 8 december 1992 betreffende de persoonlijke levenssfeer als door de wet op de bijzondere opsporingsmethoden wordt bevestigd.

Nr. 13 VAN DE HEER ELSEN

(Subamendement op amendement nr. 6)

Art. 6/3 (nieuw)

In het voorgestelde artikel 7/2, § 1, de laatste zin vervangen als volgt :

« Hij brengt de betrokken burgemeester of burgemeesters hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte. ».

Verantwoording

Hoewel een volkstoeloop kan dreigen te ontstaan, moet de installatie en het gebruik van mobiele camera's toch worden gecontroleerd. Hiertoe dient men de betrokken burgemeester(s) zo snel mogelijk in te lichten over het initiatief van de officier van bestuurlijke politie die voor hun gemeente bevoegd is.

Nr. 14 VAN DE HEER ELSEN

(Subamendement op amendement nr. 6)

Art. 6/3 (nieuw)

Het voorgestelde artikel 7/2, § 3, vervangen als volgt :

« Wanneer de officier van bestuurlijke politie beslist over te gaan tot de installatie en het gebruik van mobiele camera's in het kader van een volkstoeloop als bedoeld in artikel 22 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, brengt hij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer hiervan vooraf op de hoogte, behalve in geval van met redenen omklede dringende noodzakelijkheid. In dit laatste geval dient hij evenwel achteraf en uiterlijk binnen een termijn van zeven dagen een omstandig verslag aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te bezorgen. ».

Verantwoording

De mogelijkheid om over te gaan tot de installatie en het gebruik van mobiele bewakingscamera's moet gepaard gaan met een minimale controle teneinde het respect voor de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van vergaderen te garanderen. Indien men de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer a posteriori een omstandig verslag bezorgt, kan de Commissie evalueren in hoeverre de maatregel relevant is en het bestaan van eventuele gevallen van misbruik controleren, in het bijzonder wat de bewaring van de opgenomen beelden betreft.

Marc ELSEN.

Nr. 15 VAN DE HEER MOUREAUX

(Subamendement op amendement nr. 6)

Art. 6/3 (nieuw)

In § 2, derde lid, van het voorgestelde artikel 7/2, tussen het woord « hiervan » en de woorden « op de hoogte » het woord « onmiddellijk » invoegen.

Philippe MOUREAUX.

Nr. 16 VAN MEVROUW LANJRI

(Subamendement op amendement nr. 6)

Art. 6/3 (nieuw)

In het voorgestelde artikel 7/2, § 4 vervangen als volgt :

« § 4. Het bekijken van deze beelden in realtime door de politiediensten is uitsluitend toegestaan opdat de bevoegde diensten zich preventief kunnen opstellen en onmiddellijk kunnen ingrijpen bij overlast, misdrijven, schade of verstoring van de openbare orde en deze diensten in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd. ».

Nahima LANJRI.