4-75

4-75

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 30 APRIL 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen over «het paritair comité 314, inzonderheid wat de kappers betreft» (nr. 4-861)

De voorzitter. - De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Bij koninklijk besluit van 19 maart 2008 werd de cao van 4 juni 2007, gesloten in het paritair comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidsverzorging, en houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid, de bepaling van de classificatie en de eraan verbonden loons- en arbeidsvoorwaarden, door de minister algemeen verbindend verklaard. De cao werd inmiddels al op enkele punten aangepast.

Het behoort natuurlijk tot de bevoegdheid van de betrokken organisaties om de cao af te sluiten, maar niettemin worden mij vanuit de kapperswereld problemen gesignaleerd die niet onmiddellijk een oplossing vinden in de cao. Ze houden verband met een vraag naar meer soepelheid, maar ook naar een betere bezoldiging. Naar verluidt is de bezoldiging in de sector immers een van de laagste in Europees perspectief.

Ik haal alvast de volgende problemen aan die mij werden gesignaleerd.

Sommige actoren vragen de invoering van een koopkrachtpremie, zoals dat eerder al gebeurde voor bijvoorbeeld de arbeiders in de voedingsnijverheid.

In de sector wordt er ook nogal wat gewerkt met ongezonde producten, zoals lakken en ongezonde kleurstoffen. Er leeft ook de vraag naar de invoering van een gezondheidspremie. Het is onduidelijk of dat hiermee verband houdt, maar in artikel 46 van de cao valt te lezen dat er over het gebruik van chemische en cosmetische producten een werkgroep zou worden opgericht die vóór 31 december 2007 een intentieverklaring moest opstellen.

Blijkbaar is het niet mogelijk gebruik te maken van gelegenheidspersoneel, zoals de horeca dat wel kan, hoewel een grote soepelheid ook in de kappersbranche echt wel een vereiste lijkt te zijn. Men kan weliswaar zijn toevlucht nemen tot het presteren van overuren, maar de invoering van echt flexibele werktijden blijkt een probleem te zijn. In de cao staat overigens ook in artikel 46 te lezen dat over het punt van de overuren een werkgroep wordt opgericht die de vigerende bepalingen moet vereenvoudigen. Die werkgroep moest tot conclusies komen vóór 1 oktober 2007.

Sommigen zien ook liever de huidige arbeidsduur van 38 uur opgetrokken naar 40 uur per week. Overeenkomstig artikel 19 van de cao kan van de 38-urige werkweek weliswaar worden afgeweken, maar dan onder strikte voorwaarden.

Zoals gezegd, is het aan de betrokken actoren om hierover overleg te plegen en knopen door te hakken, maar niettemin kan de minister, overeenkomstig artikel 38, 3º, van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, aan het paritair comité 314 een advies over die aangelegenheden vragen.

Ik heb dan ook volgende vragen.

Welke mogelijkheden hebben kappers nu om de problemen die ik hiervoor heb aangehaald, op te lossen?

Zijn de werkgroepen waarvan sprake in artikel 46 van de cao al tot conclusies gekomen en hoe luiden die?

Overweegt de minister een advies te vragen aan het betrokken paritair comité over de problemen die in deze vraag om uitleg werden aangekaart?

De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Ik lees het antwoord van minister Milquet.

Inzake koopkracht behoort het uiteraard tot de autonomie van de representatieve sociale partners uit het bevoegde paritaire comité 314 om hun onderhandelingsvrijheid te benutten. In het uitzonderlijke interprofessionele akkoord 2009-2010 is daartoe een marge opgenomen voor een maximale loonkostenstijging die op kruissnelheid netto 250 euro kan bedragen. Zoals in vele andere sectoren zijn de onderhandeling ook in deze sector nog volop aan de gang. Er is geen reden om hierin in te grijpen.

De werkgroep die de gezondheidsrisico's in de sector bespreekt, komt nog steeds veelvuldig samen en heeft zijn werkzaamheden nog niet afgerond. Het is niet eenvoudig oplossingen te vinden, aangezien de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers rekening moeten houden met een ontwerp van Europese verordening betreffende het gebruik van cosmetische producten, dat deze dagen in het Europees Parlement wordt besproken. Mijn administratie heeft bovendien een code van `goede praktijken' uitgewerkt. Daarover werd een brochure uitgewerkt, die sinds 2007 beschikbaar is in papieren versie of in elektronische vorm op de website van mijn administratie.

Inzake soepele arbeidsorganisatie biedt de Belgische wetgeving voldoende mogelijkheden. Het is de autonome verantwoordelijkheid van de werkgevers en werknemers om die te gebruiken. In deze omstandigheden is er geen reden om een speciaal advies te vragen aan het paritair comité. Alle werkgevers en werknemers kunnen immers via hun organisaties hun aandachtspunten op de onderhandelingstafel brengen.