4-69

4-69

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 26 MAART 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de minister van Justitie over «het verminderen van het budget voor ouderstages» (nr. 4-709)

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Het aantal kinderen in de bijzondere jeugdzorg is sinds 2000 met 36 procent gestegen. Bovendien toont cijfermateriaal van de jeugdrechtbanken aan dat steeds meer maatregelen moeten worden opgelegd aan jongeren in een problematische opvoedingssituatie.

Als het over de aanpak van jeugddelinquentie gaat, is zowat iedereen het eens dat minstens evenveel aandacht moet worden besteed aan preventie en begeleiding als aan sancties. Een belangrijk deel van die preventie bij jongeren in moeilijke opvoedingssituaties houdt in dat ook de ouders sterker worden gemaakt en dat de opvoeding van de jongeren wordt aangepakt.

Een van de projecten die daartoe werden opgestart was de ouderstage. Ik heb vernomen dat de minister na overleg met de sector van plan is om het budget daarvoor te verminderen omdat het systeem niet zo goed zou werken. Mocht dat zo zijn, dan heb ik uiteraard begrip voor die beslissing. Misschien moet het systeem worden bijgeschaafd, misschien moet er een ander systeem komen. Hoe dan ook moeten we blijven inzetten op de begeleiding van dergelijke jongeren en hun ouders en op de preventie.

Waarom werkt het systeem van de ouderstage niet goed? Waarom wil de minister het budget verminderen?

Het principe van de ouderstage is goed. Is het niet mogelijk het project middels een aantal bijsturingen wél goed te laten werken?

Als de minister toch van plan is minder geld in dit specifieke project te investeren, waarvoor wil hij het vrijgekomen geld dan gebruiken? Er is in ieder geval grote nood aan begeleiding van jongeren in een problematische thuissituatie én van hun ouders. Ik hoop dat de minister minstens evenveel middelen vrijmaakt voor de problematiek, zij het dan dat die middelen op een andere manier worden geïnvesteerd.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Op initiatief van mijn voorganger Jo Vandeurzen werd een interessant colloquium georganiseerd over `jongeren en criminaliteit'. Op die tweedaagse bijeenkomst, waarop ook heel wat parlementsleden aanwezig waren, heeft de hele sector een evaluatie gemaakt van de wet betreffende de jeugdbescherming van 1965, aangepast in 2006. In de eerste plaats hebben de betrokken actoren heel wat cijfergegevens vergeleken en geharmoniseerd: de politiediensten uit Antwerpen, de parketten, diensten Welzijn van de Vlaamse Gemeenschap ... Het is goed dat die gegevens in de toekomst als statistische basis kunnen dienen.

De algemene conclusie was dat, misschien met uitzondering van Antwerpen, de criminaliteit onder jongeren grosso modo stabiel blijft, maar dat steeds meer een beroep wordt gedaan op de jeugdrechtbanken voor de problematische opvoedingssituaties.

Volgens de wet moeten in bepaalde gevallen niet alleen de jongeren maar ook de ouders geholpen worden en de nodige steun krijgen bij het vervullen van hun ouderrol. Voor die steun zijn evenwel de gemeenschappen bevoegd, meer bepaald de diensten die zich bezighouden met bijzondere jeugdzorg. Voor die ouderstage is zelfs een budget uitgetrokken.

Op het colloquium is echter gebleken dat ouders weinig gebruik maken van de mogelijkheid van ouderstage en dat die vorm van hulpverlening als weinig accuraat wordt beschouwd. Heel wat deelnemers aan het colloquium vroegen zich dan ook af of de maatregel moet worden behouden en of de beschikbare middelen niet beter in iets anders kunnen worden geïnvesteerd, onder meer in bemiddelingsinitiatieven en herstelbemiddeling, wat goed schijnt te lopen. In zijn synthese over het colloquium zei professor Johan Put dat de ouderstage misschien wel een nuttige, maar in elk geval dure en weinig succesvolle maatregel is. Ik heb ter zake nog geen beslissing genomen, maar zal de maatregel wel evalueren, zoals trouwens overeengekomen is in de samenwerkingsakkoorden met de gemeenschappen. In april zal mijn kabinet vergaderen met de kabinetten van de gemeenschappen en met de vertegenwoordigers van de magistratuur om die evaluatie te implementeren. Daar zal in principe worden beslist over de ouderstage en de middelen die daarvoor nog kunnen worden uitgetrokken. Vóór die evaluatie zal ik zelf zeker geen beslissing nemen.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Het verheugt me dat de minister een nuancering aanbrengt. Het heeft inderdaad geen zin alle jongeren te criminaliseren. Jongeren die in problematische situaties verzeilen, zijn daarom nog geen delinquenten. Het is wel belangrijk tijdig in te grijpen.

Op alle bestuursniveaus wordt aan opvoedingsondersteuning gedaan. Al die inspanningen worden wel best op elkaar afgestemd.

Uit het antwoord van de minister maak ik op dat er evenveel middelen als voorheen zullen worden gespendeerd aan preventie en zorgverlenende initiatieven, maar niet noodzakelijk aan ouderstage. Ik kan daarmee instemmen.