4-1233/1

4-1233/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

18 MAART 2009


Voorstel van resolutie betreffende de top rond het zestigjarige bestaan van de NAVO (3 en 4 april 2009)

(Ingediend door de heren François Roelants du Vivier en Philippe Monfils)


TOELICHTING


Het Atlantisch Bondgenootschap is opgericht op 4 april 1949, door de ondertekening van het verdrag van Washington door twaalf landen, waaronder België. Artikel 10 legt vast dat het verdrag openstaat voor Europese landen en veertien landen hebben zich vervolgens bij het Bondgenootschap vervoegd. Het bestaat nu uit 26 landen, terwijl er nog vijf landen (Kroatië, Macedonië, Albanië, Georgië en Oekraïne) een verzoek tot toetreding hebben ingediend.

Het oorspronkelijk doel van het Verdrag, waarvan de verplichtingen alle in overeenstemming zijn met het Handvest van de Verenigde Naties, is om de vrijheid en de veiligheid van alle leden van het bondgenootschap te beschermen, alsook de veiligheid en het welzijn in het Noord-Atlantisch gebied te bevorderen. De Trans-Atlantische band wordt, met dit doel voor ogen, zonder omwegen bevestigd, zowel in de aanhef als in de tekst van het verdrag. Iedere gewapende aanval tegen één van de leden wordt beschouwd als een aanval tegen het Bondgenootschap, dat vervolgens, op basis van artikel 5 van het verdrag, de verschillende middelen van de lidstaten kan mobiliseren.

Sinds in 1991 de Sovjet-Unie verdween, is het bestaan van de NAVO niet meer gestoeld op de vrees dat die Staat heel Europa zou domineren en is er geen enkele vergelijkbare dreiging in de plaats van de oorspronkelijke dreiging gekomen. Sedert het einde van de Koude Oorlog stelt de nieuwe internationale omgeving de risico's en de bedreigingen vast. De omvang van deze risico's en bedreigingen en de politieke en militaire respons erop vormen een moeilijker basis voor een eenmakende consensus tussen de 26 Geallieerden.

Nadat de landen van Centraal- en Oost-Europa en ook de Sovjet-Unie plotse veranderingen hadden gekend, werden de leden van het Atlantisch Bondgenootschap geconfronteerd met de noodzaak om de organisatie in stand te houden als fundamenteel element voor de veiligheid in Europa en ook om de structuur te bewaren van militair bondgenootschap en van verankering voor Noord-Amerika en Europa. Eind 1992 zijn er dus voor hen twee nieuwe functies bijgekomen : het uitbouwen van de stabiliteit in de zone die gedekt wordt door de Noord-Atlantische samenwerkingsraad en vervolgens de Euro-Atlantische partnerschapsraad en het uitbouwen van vredesmissies onder het toezicht van de Verenigde Naties.

Door de geografische uitbreidingen (in maart 1999 en maart 2004), waarvan de beperkingen in artikel 10 staan vastgelegd en de criteria die de kandidaten worden opgelegd, zoals bepaald in de Studie over de uitbreiding van september 1995 (1) , de uitbreiding van de missies naar vredesoperaties buiten de zone die is vastgelegd in artikel 6 van het Verdrag (tijdens de oorlog in ex-Joegoslavië, in 1994, en vervolgens bij de toepassing van het militaire onderdeel van de Dayton-akkoorden in 1995, alsook bij de operaties in Kosovo en Servië in 1999) en bovendien het uitwerken van verschillende partnerschapsakkoorden met Rusland (de gezamenlijke permanente raad, de Rusland-NAVO raad in 1997), met Oekraïne (de ondertekening van het specifieke handvest voor partnerschap NAVO-Oekraïne, in mei 2002) en met andere landen van het vroegere Sovjetblok (de Noord-Atlantische samenwerkingsraad van 1991, het Partnerschap voor de vrede van 1994 en dan de Euro-Atlantische partnerschapsraad van 1997, die nu 46 leden telt), is het Bondgenootschap uitgegroeid van een militaire defensieorganisatie tot een organisatie die veiligheid en stabiliteit nastreeft in haar naaste omgeving.

Hoewel de NAVO bijdraagt tot de collectieve veiligheid, is die veiligheid een bevoegdheid van de VN en in het bijzonder van de Veiligheidsraad. Wij hebben dus als taak de VN te steunen in haar hoedanigheid van organisatie voor het behoud van de vrede op wereldvlak. Om de Veiligheidsraad beter de huidige brede, regionale evenwichten te laten vertegenwoordigen, om de plaats van de EU binnen die raad te bevestigen en om van de VN een efficiëntere instelling te maken, zijn hervormingen noodzakelijk.

De NAVO moet zich dus aanpassen aan de nieuwe geostrategische situatie, maar tegelijkertijd trouw blijven aan de principes die aan de basis van haar oprichting en haar onmiskenbare succes lagen.

Om tegemoet te komen aan de militaire vereisten van de nieuwe geopolitieke omgeving, is de NAVO gestart met de herziening van haar militaire doctrine (waaronder het gebruik van een kernwapen in uiterste nood, in juni 1990), de herstructurering van haar bevelstructuur, goedgekeurd in december 1998 (herleiding van drie naar twee strategische bevelen : SACLANT (2) en SACEUR (3) ) en vervolgens in juni 2003 (Supreme Allied Commander « Operations » en Supreme Allied Commander « Transformation ») en de reorganisatie van de nationale strijdkrachten die tot haar beschikking zijn gesteld door de lidstaten of partners (multinationale eenheden en Rapid Reaction Forces, of strijdkrachten voor snelle interventies).

In januari 1994 en in juni 1996 heeft de NAVO besloten om CJFT (combined joint task forces)-groepen samen te stellen zodat de Europese Unie, eerst via de West-Europese Unie (WEU) en daarna — als gevolg van het Verdrag van Nice — in haar eigen EU-hoedanigheid, operaties kan leiden in naam van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) (Petersberg-taken) met NAVO-middelen die onder Europees toezicht staan, op basis van besprekingen binnen de Noord-Atlantische Raad maar buiten de bevelstructuur van de SACEUR. De « Berlijn plus » akkoorden die in december 2002 tot stand zijn gekomen, worden in de praktijk gebracht in Bosnië met de overdracht van de SFOR-missie (4) aan de Europese Unie (operatie Althea). Dankzij dit mechanisme kan men het bestaan van een Europese pijler erkennen binnen het Bondgenootschap, wat structurele banden vereist tussen de veiligheidsorganen van de Europese Unie en de organen van de NAVO.

Het Belgische defensiebeleid kadert nu reeds in een Europese context, aangezien de oprichting van een Europese defensie de Europese Unie zichtbaarder en geloofwaardiger zal maken op het internationale toneel. Bovendien zal een Europese Defensie besparingen meebrengen. De beschikbare middelen zullen beter worden gebruikt en de organisatie zowel als de werking van de strijdkrachten zullen verbeterd en gestroomlijnd worden.

Het strategisch concept dat in april 1999 in Washington is aangenomen, vat de ontwikkeling samen die het Bondgenootschap tijdens het laatste decennium van de twintigste eeuw heeft doorgemaakt : de NAVO blijft een centrale rol spelen voor de veiligheid van Europa, blijft ook de voornaamste institutionele verankering van de Trans-Atlantische band en reikt haar vroegere tegenstanders de hand, om de stabiliteit van het continent te verstevigen. In dit document staan ook de grondslagen van de NAVO-missies in de nieuwe strategische omgeving, voornamelijk de deelname aan crisisbeheer.

Na de aanslagen van 9/11, hebben de lidstaten van de NAVO voor het eerst een beroep gedaan op artikel 5 van het Verdrag van Washington aangezien de aanval tegen allen was gericht en de reactie moest bestaan in een gezamenlijk optreden van het Bondgenootschap. De regering-Bush heeft besloten geen praktische of militaire gevolgen te verbinden aan het beroep op de bepaling van gezamenlijke verdediging en heeft aldus geweigerd aan de structuren van de NAVO ook maar enig aandeel toe te kennen in de militaire verrichtingen in Afghanistan. De NAVO is dan opgetreden om een aantal zijdelingse operaties uit te voeren (Eagle Assist of Active Endeavour), en na de nederlaag van de Taliban om de Afghaanse regering bij te staan bij het herstellen van de vrede in het land (ISAF (5) , vanaf augustus 2003) in het kader van een VN-mandaat.

Twee jaar later in januari en februari 2003, heeft de weigering van Frankrijk, Duitsland en België om onvoorwaardelijk in te gaan op de vraag om hulp vanwege Turkije tot een crisis geleid die de bestaande breuklijnen tussen de leden van het Bondgenootschap aan het licht heeft gebracht over de wenselijkheid en de legaliteit van het conflict in Irak. Die politieke crisis heeft duidelijk uitgewezen hoe moeilijk het voor het Atlantisch Bondgenootschap is om meningsverschillen tussen de leden onderling op te lossen. Bij de politieke meningsverschillen over de houding ten opzichte van Irak is er nog een polarisatie gekomen van de wederzijdse perceptie die wellicht een afspiegeling was van de transatlantische onenigheid over de waarden of de manier om op te treden.

De Top van Praag in november 2002 heeft beslist de Nato Response Force op te richten en een moderniseringsprogramma op te starten voor de militaire capaciteit in het verlengde van het ICD van april 1999. Op de Top van Istanbul (juni 2004) hebben de geallieerden de bedoeling te kennen gegeven de instrumenten van het Bondgenootschap te ontwikkelen en de Top van Riga (november 2006) ging vooral over de toestand in Afghanistan.

De geallieerden en de landen die deel uitmaken van de International Security Assistance Force (ISAF) zijn samengekomen met president Karzaï, de VN-secretaris-generaal, de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, de voorzitter van de Europese Commissie en de directeur-generaal van de Wereldbank. Het politiek-militair strategisch plan omvat een blijvende verbintenis van alle geallieerden, een globale aanpak van de internationale gemeenschap waarin zowel het civiele als het militaire aspect aan bod komt, de geleidelijke overdracht van de verantwoordelijkheid aan de Afghanen, en een geïntegreerde politieke strategie die rekening houdt met de buren van Afghanistan, vooral dan met Pakistan.

Op die top heeft het hele Bondgenootschap erkend dat het voordeel heeft bij de ontwikkeling van de Europese defensie en een oproep gedaan om ze te versterken. President Bush sprak zijn steun uit voor de Europese defensie en voor de Franse wens ze verder uit te bouwen onder het Franse voorzitterschap van de Europese Unie.

Die top heeft een nieuwe uitbreiding van de NAVO vooropgesteld, want Kroatië en Albanië werden uitgenodigd zich in 2009 bij het Bondgenootschap aan te sluiten. Het is niet mogelijk gebleken de FYROM in Boekarest uit te nodigen, omdat er geen resolutie was over het geschil rond zijn constitutionele benaming.

In verband met de relaties met Georgië en Oekraïne hebben de geallieerden herhaald dat geen enkele derde Staat een vetorecht over de beslissingen van het Bondgenootschap heeft. Ze hebben erkend dat beide landen geroepen waren om lid te worden van het Atlantisch Bondgenootschap. Men oordeelde evenwel dat het te vroeg was om hun nu het voordeel toe te kennen van het « Membership Action Plan » (MAP), omdat ze nog vooruitgang dienen te boeken.

Om op het belang van Europa in het Atlantisch Bondgenootschap te wijzen, hebben de president van de Franse Republiek en de Duitse bondskanselier hun bondgenoten uitgenodigd om de volgende NAVO-top in april 2009, de top van het zestigjarige bestaan, in Straatsburg en in Kehl te houden, om te wijzen op het symbolisch belang van die plaats voor de opbouw van Europa.

De Senaat spreekt de wens uit aan de regering het resultaat van zijn reflectie over die verschillende thema's mee te delen en haar krachtlijnen ter hand te stellen waarop zij zich kan baseren om haar standpunt te verdedigen op de top van Straatsburg en Kehl.

François ROELANTS du VIVIER.
Philippe MONFILS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. stelt vast dat het Atlantisch Bondgenootschap volgens zijn Verdrag de letter en de geest van het Handvest van de Verenigde Naties moet naleven;

B. stelt vast dat het Atlantisch Bondgenootschap op grond van artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag in de eerste plaats een organisatie blijft die de collectieve verdediging van haar leden waarborgt, en dat de NAVO daarnaast kan bijdragen tot het beheer van regionale crisissituaties en tot de stabiliteit onder het mandaat van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, het centrale orgaan inzake wereldveiligheid;

C. stelt vast dat de NAVO blijft instaan voor de transatlantische stabiliteit en veiligheid;

D. stelt vast dat onze collectieve verdediging steunt op de vereniging van conventionele en nucleaire strijdkrachten, die in de loop der jaren veranderd zijn om een antwoord te bieden op de snelle wijzigingen van de omgeving; dat de strategische kernmacht van het Bondgenootschap de ultieme waarborg is voor de militaire veiligheid van de Bondgenoten;

E. is van oordeel dat de NAVO haar potentiële capaciteiten als forum voor het transatlantisch overleg moet ontwikkelen (artikel 4 van het Verdrag van Washington voorziet in politiek overleg tussen de bondgenoten over veiligheidsproblemen) zonder dat dit tot beslissingen of conclusies hoeft te leiden;

F. is van oordeel dat humanitaire operaties niet onder de verantwoordelijkheid van de NAVO zouden moeten vallen, ten nadele van de Europese Unie of de gespecialiseerde instellingen van de Verenigde Naties;

G. is van oordeel dat de strijd tegen het terrorisme geen grondbeginsel van de NAVO vormt, en dat deze strijd een multidimensionele en multilaterale aanpak vereist;

H. stelt vast dat een zo groot mogelijke complementariteit en samenwerking tussen de Europese Unie en de NAVO vereist is, terwijl beide organisaties hun autonomie moeten behouden;

I. is van oordeel dat de Europese Unie en de NAVO een partnerschap tot stand hebben gebracht waarvan de goede werking evenwel afhankelijk is van efficiënt overleg tussen beide organisaties; dat de NAVO en de Europese Unie er parallel met de overeenkomsten van « Berlijn Plus », moeten voor zorgen dat de crisissen efficiënt worden beheerd en dat ze nauwer samenwerken, om te bepalen wat het best mogelijke antwoord op een crisis is, onder andere in Afghanistan en in Kosovo;

J. stelt vast dat de Europese Unie en de NAVO hun strategisch partnerschap inzake crisisbeheer moeten blijven ontwikkelen, onder meer dank zij een optimalisering van de vaste cel van de Europese Unie bij de SHAPE (6) , van het verbindingsteam van de NAVO bij de staf van de Europese Unie en van de activiteiten van de EU/NAVO-capaciteitengroep;

K. is van oordeel dat als de Europese Unie een belangrijke rol binnen de NAVO wil spelen, zij niet om een coherent Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) met de NAVO als partner heen kan; dat het defensiepartnerschap op basis van twee pijlers — een Amerikaanse en een Europese — van fundamenteel belang is voor de toekomst van het Atlantisch Bondgenootschap;

L. is van oordeel dat het belangrijker is dat de SHAPE Europeser wordt;

M. is van oordeel dat binnen de NAVO de politieke organen boven de militaire beslissingscentra moeten staan;

N. gelet op de rol die de NAVO kan spelen bij de voorbereiding van de conferentie in 2010 over het non-proliferatieverdrag;

O. gelet op het belang van de tenuitvoerlegging van het CFE-verdrag (Treaty on Conventional Armed Forces in Europe) voor de veiligheid van het Europese contintent;

P. gelet op de verwachtingen van de kandidaat-leden van de NAVO alsook op hun integratie in de Euro-Atlantische familie;

Q. gelet op de versterking van de betrekkingen tussen de NAVO en respectievelijk Oekraïne en Georgië;

R. is van oordeel dat het belangrijk is dat de NAVO zijn betrekkingen met Rusland verder blijft uitbreiden;

S. is van oordeel dat het partnerschap voor de vrede moet worden versterkt, alsook de samenwerking met de Europese partners die geen lid zijn van de NAVO (Finland, Zweden, Oostenrijk, Ierland, Malta en Cyprus);

T. is van oordeel dat het Atlantisch Bondgenootschap zijn militaire apparaat in Kosovo moet behouden en zijn samenwerking met de Europese Unie moet versterken om een vredevolle toekomst voor Kosovo te verzekeren;

U. gelet op het belang van stabiliteit en vrede in Afghanistan, voor de Afghanen en voor de buurlanden;

V. is van oordeel dat de middelen die de NAVO-lidstaten aan de verdediging besteden in de mate van het mogelijke dezelfde moeten blijven, gelet op de noodzaak van een verdere modernisering van de strijdkrachten en op het aantal militaire opdrachten dat moet worden vervuld;

Vraagt de regering :

om de volgende punten te verdedigen op de Top van Straatsburg en tijdens de komende diplomatieke onderhandelingen :

1. de NAVO is een regionale veiligheidsorganisatie : zijn rol blijft de collectieve verdediging van de 28 lidstaten en de versterking van de stabiliteit in de Euro-Atlantische ruimte;

2. de NAVO moet bij zijn optreden steeds de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties in acht nemen en zijn militaire operaties moeten gebeuren met een mandaat van de Veiligheidsraad;

3. de NAVO moet samenwerken met de instellingen van de VN en de regionale instellingen die bevoegd zijn in burgerrechtelijke aangelegenheden, met inachtneming van de specifieke bevoegdheden van elke instelling;

4. de NAVO mag zichzelf geen centrale rol toe-eigenen in de strijd tegen terrorisme, die immers in de eerste plaats om diplomatieke en burgerlijke antwoorden vraagt, en die een multidimensionele aanpak behoeft;

5. de NAVO moet zijn basisbeginselen opnieuw bekrachtigen, namelijk overleg en consensus, alsook de centrale rol van de Noord-Atlantische Raad;

6. de NAVO moet van het aantreden van een nieuwe Amerikaanse administratie gebruik maken om te onderhandelen over een ambitieuze « Verklaring betreffende de veiligheid van het Bondgenootschap », die de aanzet moet worden tot onderhandelingen over en het opstellen van een nieuw strategisch concept;

7. de NAVO moet bijdragen tot de aanzienlijke vermindering van het aantal conventionele wapens en NBC-wapens (7) op zijn grondgebied; de NAVO moet Rusland aanmoedigen zijn tactische kernwapens te beveiligen en significant af te bouwen;

8. er moet een echte Europese pijler binnen de NAVO worden opgericht, zonder afbreuk te doen aan de noodzakelijke autonomie van het EVDB en de politieke besprekingen tussen de Europese Unie en de NAVO over andere thema's dan Berlijn Plus moeten worden verdiept;

9. de uitbreiding van het Atlantisch Bondgenootschap moet gebeuren overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag van Washington; de uitbreiding kan alleen betrekking hebben op Europese landen die in staat zijn bij te dragen tot de doelstellingen van het Bondgenootschap en die geen militaire of politieke geschillen hebben met hun buurlanden; de uitgebreide NAVO moet zijn doelstellingen efficiënt kunnen blijven nastreven, terwijl de nieuwe lidstaten hun plichten inzake collectieve verdediging en vredeshandhavingsoperaties vervullen;

10. via de uitbreiding van de NAVO en het openstellen van de Euro-Atlantische partnerschapsraad moet men niet alleen toezien op de interoperabiliteit van de strijdmachten, maar ook op de inrichting van een democratische controle op de strijdkrachten en van de mechanismen die zorgen voor transparante defensiebudgetten;

11. men moet het bestaande partnerschap met Rusland voortzetten en ontwikkelen;

12. bijkomende maatregelen moeten worden genomen om het succes te verzekeren van de ISAF in Afghanistan :

— veilige verkiezingen in 2009;

— opleiding van het Afghaanse leger;

— het aantal burgerlijke Afghaanse slachtoffers zoveel mogelijk beperken;

— intensieve samenwerking ter beveiliging van de gemeenschappelijke grens van Pakistan en Afghanistan;

— de politieke relatie tussen de NAVO en Pakistan verdiepen;

— versterken van de veiligheid van de bevoorradingsroutes van de soldaten van de International Security Assistance Force (ISAF);

13. de NAVO moet de gemeenschappelijke defensieprogramma's ondersteunen, zonder die van het European Defence Agency te overlappen, en nadenken over het evenwicht van de markt op het stuk van de transatlantische defensie;

14. het gemeenschappelijk budget van de NAVO moet hetzelfde blijven en de operaties van de NAVO moeten op een meer transparante manier worden gefinancierd;

15. reflectie over het beslissingsproces in het Bondgenootschap moet worden aangemoedigd en de hervorming van de eengemaakte militaire structuur van het Bondgenootschap moet worden voortgezet.

19 februari 2009.

François ROELANTS du VIVIER.
Philippe MONFILS.

(1) De kandidaat-lidstaat moet Europees zijn; zijn grenzen moeten zijn vastgelegd en er mogen geen conflicten gaande zijn binnen de landsgrenzen noch met een derde land; er dient burgerlijke controle te zijn op de strijdkrachten; er moet stabiliteit zijn door economische vrijheid, sociale rechtvaardigheid en verantwoordelijkheidszin inzake milieukwesties; het land moet in staat zijn bij te dragen tot de gemeenschappelijke NAVO-structuur en de verplichtingen van het Bondgenootschap.

(2) Supreme allied commander atlantic naval forces.

(3) Supreme allied commander Europe.

(4) Stabilisation force.

(5) International Security Assistance Force.

(6) Hoofdkwartier van de geallieerde strijdkrachten in Europa.

(7) Nucleaire, biologische en chemische wapens.