4-61 | 4-61 |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - In een recente vraag om uitleg over genitale verminking vroeg ik naar de beschikbaarheid van officiële statistieken over genitale verminking. Ook in ons land worden spijtig genoeg vrouwen en meisjes genitaal verminkt, wat ontegensprekelijk indruist tegen hun fundamentele rechten.
Iedereen is het erover eens dat genitale verminking moet worden verboden wil men de mensenrechten eerbiedigen. Wie zich schuldig maakt aan seksuele verminking, moet dan ook worden vervolgd. Vijf jaar geleden al werd er bij de regering op aangedrongen gegevens ter beschikking te stellen over het aantal gevallen van genitale verminking. Minister Onkelinx beloofde toen werk te maken van een preventie- en kwalificatiecode, zodat we over een nauwkeurig statistisch instrument zouden beschikken.
Vijf jaar later en na de conclusies van de werkgroep Genitale Verminking, die ressorteert onder de minister van Gelijke Kansen, blijkt uit het antwoord op mijn recente vraag dat er nog steeds geen gegevens voorhanden zijn. Een van de redenen zou volgens de minister kunnen zijn dat de preventiecode, de zogenaamde code 43K niet wordt gebruikt. Wij weten met andere woorden nog steeds niet of verminkingen van dit soort worden berecht en vervolgd.
In het - enkel in het Frans beschikbare - rapport van de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid dat de zedenwetgeving in ons land evalueert en waarnaar de minister van Justitie onlangs verwees, wordt dit nogmaals bevestigd: `Uit een vragenlijst die werd gestuurd aan het college van procureurs-generaal, blijkt dat op dit punt geen statistische gegevens aangaande artikel 409 van het Strafwetboek ter beschikking zijn. Het merendeel van de arrondissementen heeft dan ook nog nooit te maken gekregen met dit type van misdrijven, tenzij heel uitzonderlijk.'
Elders op de webstek van de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid staat te lezen dat genitale verminking wordt gecatalogeerd als `eergerelateerd geweld' en dat zelfs over dit geheel van misdrijven, inclusief eremoorden en gedwongen huwelijken, geen `exact cijfermateriaal bestaat'.
Ook over het bestaan van een kwalificatiecode voor genitale verminking, die de onderzoeken naar deze misdrijven op een eenvormige en snelle wijze vergemakkelijkt, blijft het gissen.
Intussen werden de conclusies van de werkgroep Genitale Verminking in een voorstel van ontwerp van nationaal actieplan tegen genitale verminking gegoten. Dit plan zou na de federale verkiezingen van 2007 worden ingeschreven op de agenda van de eerstvolgende interministeriële conferentie. Nadien zou de minister van Justitie dan het definitief goedgekeurde actieplan volgen `en indien nodig de vereiste wetsaanpassingen aanbrengen of met het college van procureurs-generaal de nodige richtlijnen voor de parketten afspreken'.
Wat zijn de resultaten van de navraag bij het college van procureurs-generaal aangaande genitale verminking?
Wat is de stand van zaken van het - ontwerp van - nationaal plan voor genitale verminking? Werd het reeds behandeld op een interministeriële conferentie en, zo ja, wat zijn hiervan de resultaten?
Kan de minister mij bevestigen of er reeds een kwalificatiecode bestaat voor genitale verminking?
Is de minister niet van oordeel dat artikel 409 niet veel meer is dan een symbolische strafbepaling?
Welke maatregelen neemt de minister om ervoor te zorgen dat er eindelijk statistisch materiaal voorhanden is teneinde het probleem in ons land in kaart te brengen? Hoe zal hij er bijvoorbeeld voor zorgen dat de parketten in ons land de noodzakelijke aandacht geven aan dit fenomeen?
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Zoals vermeld in mijn antwoord van 22 januari jongstleden op vraag om uitleg 4-659 in de Senaat, bestaat er een specifieke code `seksuele verminking'. Zowel op het niveau van het classificatiesysteem bij het parket, sedert 2006, als op het niveau van de nomenclatuur van het centraal strafregister, sedert juli 2008, wordt de kwalificatie `verminking van genitale organen van een persoon van het vrouwelijk geslacht' gebruikt.
De dienst voor het Strafrechtelijk Beleid laat weten dat de gegevens van de jaren 2006 en 2007 over de veroordelingen, verdagingen en opsluitingen nog niet definitief zijn. Over het algemeen bestaat er een verloop van meerdere jaren alvorens over definitieve statistieken per jaar te kunnen beschikken.
Het ontwerp van nationaal actieplan van 2006 voor de strijd tegen de genitale verminkingen zou moeten zijn besproken in de interministeriële conferenties. Die conferenties hebben wegens de bekende politieke gebeurtenissen in die periode jammer genoeg niet plaatsgevonden.
Niettemin is in de interministeriële conferentie 15 december 2008 beslist om een werkgroep op te richten die zich zal bezighouden met de bespreking van de verruiming van het nationaal plan tegen partnergeweld 2008-2009 met de problematiek van de genitale verminking.
De minister van Gelijke Kansen, mevrouw Milquet, zal die werkgroep van start laten gaan op 6 februari 2009 ter gelegenheid van de werelddag voor de strijd tegen genitale verminkingen. Het ontwerp van nationaal actieplan voor de strijd tegen genitale verminkingen dient als startpunt voor de werkzaamheden over deze specifieke materie.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik kan begrijpen dat in die periode geen interministeriële conferenties hebben plaatsgevonden. Wanneer zullen ze dan wel plaatsvinden? Zal de genitale verminking dan op de agenda staan?
Het is jammer dat minister De Clerck in zijn antwoord verwijst naar het antwoord op mijn vraag om uitleg van 22 januari. Ik stel deze mondelinge vraag vandaag immers omdat het antwoord dat toen is gegeven, nogal onduidelijk was.
Het is zeer jammer dat in 2009 nog altijd geen definitieve gegevens beschikbaar zijn over de jaren 2006 en 2007. Zodoende blijven we achterop hinken. Elke lange vakantieperiode lopen heel wat meisjes het risico om in de landen van herkomst een genitale verminking te moeten ondergaan. Het is zeer belangrijk dat België ter zake een beleid voert en duidelijk laat weten dat dergelijke praktijken indruisen tegen de fundamentele mensenrechten. België moet ook duidelijk laten weten dat het die praktijken niet alleen veroordeelt, maar ook effectief vervolgt.
Het is een goed teken dat op 6 februari al het startsein zal worden gegeven voor de campagne onder de auspiciën van de minister van Gelijke Kansen. De problematiek is echter geen zaak van gelijkekansenbeleid, maar wel van het strafrechtelijk vervolgingsbeleid. De minister van Justitie moet hierop toezien.