4-60

4-60

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 22 JANUARI 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Justitie over «genitale verminking» (nr. 4-659)

De voorzitter. - De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Op 4 maart 2004 heeft de Senaat eenparig een resolutie betreffende seksuele verminkingen aangenomen. In de resolutie wordt erop gewezen dat wereldwijd al meer dan 130 miljoen jonge vrouwen en meisjes seksueel verminkt zijn en dat er elk jaar waarschijnlijk nog eens 2 miljoen vrouwen datzelfde lot zullen ondergaan. Op het ogenblik ligt er nog een soortgelijke resolutie voor in de Senaat.

De seksuele verminkingen druisen in tegen de fundamentele rechten van de vrouw en komen niet alleen voor in Afrika, maar ook in de migrantengemeenschappen in meer ontwikkelde landen. Ook in ons land zouden zogeheten besnijdsters in de grootste clandestiniteit vrouwen en meisjes genitaal verminken.

Het parlement dringt er bij de regering dan ook op aan om naast het belangrijke preventieve luik ervoor te zorgen dat al wie zich in België in de migrantengemeenschappen aan seksuele verminking schuldig maakt, op grond van artikel 409 van het Strafwetboek zou worden vervolgd.

De Nomenclatuurcommissie zou inmiddels op vraag van het College van procureurs-generaal aan het misdrijf genitale verminking een preventie- en kwalificatiecode hebben toegekend ten einde over precieze statistieken daarover te beschikken. Desondanks zijn tot op heden geen cijfers bekend. In februari 2008 antwoordde de toenmalige minister van Justitie in de Kamer dat hij het College van procureurs-generaal hierover nogmaals zou raadplegen.

Volgens een recent doctoraatsonderzoek hinkt België in vergelijking met andere Europese landen achterop en is er dringend nood aan informatie en debat.

Heeft de Nomenclatuurcommissie inmiddels het misdrijf genitale verminking krachtens artikel 409 van het Strafwetboek een eigen preventie- en kwalificatiecode toegekend? Zo ja, sinds wanneer gebeurde dat en sinds wanneer worden daarover statistieken bijgehouden?

Heeft de minister intussen weet van het aantal gerechtelijke dossiers omtrent genitale verminking in ons land? Hoeveel daarvan hebben geleid tot een vervolging?

Indien nog steeds geen officiële statistieken voorhanden zijn, wat is de reden daarvoor? In 2004 al werd beloofd die te verstrekken, het wordt dus tijd om daarover in 2009 iets te vernemen? En wat wordt er concreet ondernomen om de statistieken snel ter beschikking te stellen?

In 2006 bestelde de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap een juridische studie over genitale verminking. De resultaten van die studie zouden worden gebruikt om het beleid inzake de problematiek van genitale verminkingen te evalueren. Over welke studie gaat het? Aan welke instantie werd gevraagd de studie uit te voeren? Zijn de resultaten van de drie jaar geleden bestelde studie al bekend? Is het juridisch beleid ter zake al geëvalueerd en eventueel aangepast?

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Iedere magistraat die gerechtelijke feiten moet kwalificeren, verwijst naar de tekst van het Strafwetboek. De zogenaamde kwalificatiecode dient alleen om zijn onderzoeken op eenvormige en snelle wijze te vergemakkelijken. Als voor het betrokken misdrijf nog geen kwalificatiecode bestaat, dan baseert de magistraat zich op de strafwet. Er rijst in die zin dan ook geen enkele bijzondere moeilijkheid.

Naast de kwalificatiecode bestaat er verder een zogenaamde preventiecode, die het mogelijk maakt om misdadige of sociologische verschijnselen te identificeren en middels een cijfer in categorieën op te delen. Zo dragen seksuele verminkingen de preventiecode 43k. Op basis van die codes kunnen de statistieken worden geanalyseerd.

In de evaluatie van de wetten van 1995 en 2000 betreffende zedenfeiten heeft de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid een onderdeel gewijd aan het vraagstuk rond de genitale verminking. Het rapport is beschikbaar op de website van die Dienst (www.dsb-spc.be).

Sinds juli vorig jaar werken het Centraal Strafregister en de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid samen om de veroordelingstatistieken met een specifieke code voor de vrouwelijke genitale verminkingen aan te vullen.

Nazicht van de databanken van het College van Procureurs-generaal leert ons dat nog geen enkel parket een dossier geregistreerd heeft onder de vermelde preventiecode 43k. Dat betekent niet noodzakelijk dat er geen enkele inbreuk van dat soort aan de parketten gemeld werd. Het is best mogelijk dat er tot op heden geen gebruik werd gemaakt van de preventiecode.

Het openbaar ministerie en de federale politie werden inmiddels bewust gemaakt van de problematiek van de genitale verminkingen. Op heden wordt ook bestudeerd hoe we proactieve acties kunnen ondernemen.

De laatste vraag dient gesteld te worden aan de staatssecretaris voor Personen met een handicap.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik zal niet nalaten die vraag aan de staatssecretaris te stellen.

Het is onvoorstelbaar dat er voor seksuele verminkingen die in ons land wel degelijk gebeuren, nog geen enkele vervolging is geweest, en dat ze zelfs niet werden gemeld.

Indien er werk is gemaakt van bewustmaking, dan wens ik te vernemen wat er precies is gebeurd en hoe en wanneer dat gebeurd is. Sinds midden vorig jaar is men in actie gekomen, maar blijkbaar onvoldoende.

Ik betreur dat de minister van Justitie niet aanwezig is om op mijn vragen te antwoorden en ik zal op het onderwerp dus moeten terugkomen. Tevens wens ik te vernemen of er naast een preventiecode ook een kwalificatiecode is. Over de kwalificatiecode is niets gezegd in het antwoord.