4-56

4-56

Sénat de Belgique

Annales

LUNDI 5 JANVIER 2009 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Discussion de la déclaration du gouvernement

De heer Joris Van Hauthem (VB). - In zijn repliek na de bespreking van de regeerverklaring in de Kamer zei de premier dat we geen spektakel moeten verwachten en dat de oppositie weinig nieuws had verteld. Ten eerste antwoord ik daarop dat we van de premier geen spektakel verwachten omdat de meerderheid daar wel voor zorgt. Ten tweede stel ik vast dat de premier zelf bijzonder weinig nieuws vertelde, op een paar punten na die men moeilijk als banaal kan afdoen, maar daar kom ik later op terug.

De verklaring van de premier komt samengevat hierop neer: we doen voort zoals we bezig waren en men zal wel zien wat er te zien valt; laat me doen en stel vooral niet te veel vragen. Dus blijven we onvoldaan.

De regering heeft terecht gesteld dat we de ergste financiële crisis meemaken sinds de jaren dertig. De nadelige economische gevolgen daarvan moeten zich zelfs nog laten voelen. We weten ook wel dat een land op zich daar niet tegenop kan. Maar spijtig genoeg hebben we zelfs geen spoor van enige visie over de structuur van het wereldwijde financiële kapitalisme gehoord of gelezen. We weten niet hoe de regering daarover denkt. Hoe komt het dat financiële markten en transacties steeds virtueler worden? Hoe komt het dat ze verder dan ooit verwijderd zijn van de economische realiteit? Hoe kan het dat, ondanks de bestaande regulering, ook Belgische banken zich hebben laten verleiden tot en meeslepen in financiële avonturen waarvan men dacht dat ze hier eigenlijk niet mogelijk waren. Hoe zullen we het hoofd bieden aan de gevolgen van de bancaire en economische crisis?

Eén ding is zeker. Los van het feit dat we een open economie zijn, die afhankelijk is van wat zich op internationaal vlak afspeelt, is het duidelijk dat de federale overheid de crisis niet aankan en dat ook nooit zal kunnen. Er zijn immers niet alleen maatregelen nodig, maar ook geld daarvoor en dat geld is er niet meer, onder meer door de financieringswet die de federale staat helemaal heeft uitgekleed. In die context kan de federale overheid alleen opereren door vandaag zwaar in het rood te gaan en op die manier ook de komende generaties opnieuw op te zadelen met een structurele schuld die hoe dan ook door iemand zal moeten worden betaald. De federale staat is op zijn limieten gestoten, maar wil het blijkbaar niet geweten hebben.

Ik wil iedereen hier de lectuur aanbevelen van The Size of Nations, een boek uit 2003 van de economen Alberto Alesina en Enrico Spolaore. Hun conclusie was dat in een geglobaliseerde economische en financiële wereld kleine regionale economieën of kleinere entiteiten, die homogeen zijn en een degelijk bestuur hebben, het best gewapend zijn om in te spelen op de veranderende internationale economische conjunctuur. De Belgische federale staat kan dat niet meer.

Het motto van de regering is: we doen voort zoals we bezig waren en de boodschap, tot elf keer toe verwoord, is dat we vertrouwen moeten hebben. Er is geen sprake meer van goed bestuur of van geloofwaardigheid, maar van vertrouwen dat de basis zou zijn van alles. Vertrouwen alleen kan ons redden. Het klonk bijna als `werp uw kommer op de Heer en alles komt goed'. We vragen ons wel af waar dat vertrouwen op gestoeld moet zijn. Hoe kunnen we vertrouwen hebben in een premier die zegt dat het relanceplan moet worden uitgevoerd, terwijl hijzelf nauwelijks twee weken geleden verklaarde dat hij er niet in geloofde.

Hij zei toen namelijk het volgende: `Maar als Reynders een relanceplan van 3,5 miljard euro voorstelt, kan ik niet meer zwijgen. We hadden al een structureel - geen conjunctureel - tekort van 1% van het bbp of 3,5 miljard euro. Dat volstond wel als relance, iets waarin ik trouwens niet geloof ... Meer koopkracht verdwijnt immers in meer invoer en meer sparen, zeker in de huidige onzekerheid. Dat de BTW op de bouw moest verlagen bij een zo lage hypothecaire rente, daarbij stel ik vragen, maar elk zijn verantwoordelijkheid.'

Een nog net niet premier die openlijk vragen heeft bij de wijze waarop de vorige regering de crisis aanpakte. Als hij dan zelf komt zeggen dat hij dat beleid volledig zal uitvoeren, moeten wij daarin dan vertrouwen hebben? Moeten we vertrouwen hebben in een regering die na negen maanden kibbelen, nog altijd zelfs geen aanzet heeft gegeven tot een fatsoenlijk asiel- en migratiebeleid? Moeten wij vertrouwen hebben in een regering waarvan twee ministers - van Open Vld om ze niet te noemen - om de haverklap verklaarden dat ze zich niet thuis voelden in deze coalitie, waarmee geen coherent beleid meer te voeren valt.

De premier zegt dat we geen spektakel moeten verwachten. Zoals ik al zei, zorgde de meerderheid daar zelf voor en dat doet ze nog altijd.

De premier heeft de oppositie in de Kamer gekapitteld. Ik geef toe dat het bijzonder moeilijk is oppositie te voeren ten aanzien van een meerderheid die tegen zichzelf oppositie voerde en nog altijd voert. Al achttien maanden beloert men elkaar, probeert men elkaar vliegen af te vangen, speelt men perfide politieke spelletjes, tot en met de vorming van de regering-Van Rompuy I toe. De premier kapittelde de oppositie en hoopte dat ze op een andere manier aan politiek zou doen. Misschien zou deze regering, deze meerderheid, deze premier, zichzelf en zijn eigen meerderheid moeten aanraden op een andere manier aan politiek te doen. Het schouwspel van de jongste weken was niet fraai. Alles stond in het teken van de electorale, de partijpolitieke berekening die niets meer met het algemeen belang te maken had.

Ik geef twee voorbeelden. De kwestie van het al dan niet samenvallen van de federale en de regionale verkiezingen is een discussie die sinds 2007 als een monster van Loch Ness steeds weer opduikt en verdwijnt. De Vlaamse regering had daarover aanvankelijk geen duidelijk standpunt. Tot op het ogenblik dat men zag dat Yves Leterme er op federaal vlak een boeltje van maakte, wat Kris Peeters en zijn CD&V in de aanloop van de regionale verkiezingen van juni 2009 schade zou kunnen berokkenen. Pas dan heeft CD&V het geweer van schouder veranderd en afgezien van samenvallende verkiezingen. Peeters en CD&V wilden vermijden dat de verkiezingen van juni 2009 overvleugeld zouden worden door het debacle van de federale regering die sinds 2007 aan de macht is.

Bij Open Vld hebben we het omgekeerde gezien. De Vld is altijd voor samenvallende verkiezingen geweest om de stabiliteit van het land te garanderen en een coherent beleid te kunnen voeren. Tot de naam Dehaene opdook. Dehaene is een groot voorstander van samenvallende verkiezingen. De Vld vreesde dat samenvallende verkiezingen de positie van Dehaene in de Europese verkiezingen zouden versterken ten nadele van Guy Verhofstadt.

Bijgevolg heeft Open Vld eveneens uit partijpolitieke en electorale overwegingen de eis van samenvallende verkiezingen laten vallen.

De Franstalige partijen waren oorspronkelijk bijna allemaal voorstander van samenvallende verkiezingen. Toen ze vernamen dat de heer Van Rompuy eerste minister zou worden, waren ze tegen samenvallende verkiezingen. Blijkbaar was alles mogelijk zodra Leterme door Van Rompuy was vervangen. Toch durft de eerste minister aan de oppositie nog te vragen op een andere manier aan politiek te doen!

Een tweede voorbeeld is de onderzoekscommissie. In oktober vroeg de oppositie zowel in de Kamer als in de Senaat om een parlementaire onderzoekscommissie op te richten teneinde na te gaan hoe de regering de bankencrisis heeft afgehandeld en vooral of er geen andere opties waren dan die waarvoor is gekozen. De meerderheid heeft zich destijds tegen de oprichting van een dergelijke onderzoekscommissie verzet omdat het onderwerp te delicaat was en het risico bestond dat een dergelijke commissie in partijpolitieke spelletjes zou verzanden. De meerderheid kon wel instemmen met een bijzondere gemengde commissie die eventueel op basis van een verslag van een groep van experts misschien een en ander kon uitklaren.

In december was er opeens de brief en even later het verslag van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie. Plots verandert de stemming. Open Vld, node gevolgd door CD&V, wil ineens absoluut dat een parlementaire onderzoekscommissie wordt opgericht, en dat niet alleen naar de eventuele schending van de scheiding der machten, maar ook naar de manier waarop de bankencrisis is aangepakt. Nauwelijks een maand na de eerste afwijzing was dus iedereen voorstander van een parlementaire onderzoekscommissie. Nu wordt in de regeerverklaring de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie over de schending van de scheiding van de machten aangekondigd. Hierbij zullen eerst experts worden ingeschakeld; men weet zelfs nog niet of in de commissie magistraten onder ede zullen kunnen worden gehoord. Het parlementaire onderzoek naar de afhandeling van de bankencrisis is opnieuw naar de bijzondere gemengde commissie verwezen. Toch wordt aan de oppositie gevraagd op een andere manier aan politiek te doen!

Na het ontslag van minister Vandeurzen en het daaropvolgende ontslag van de voltallige regering is een Open Vld-minister gevlucht naar de post van voorzitter van de Kamer. Een andere Open Vld-minister zal volgend jaar zo goed als zeker naar de Europese Commissie vertrekken. Toch wordt aan de oppositie gevraagd op een andere manier aan politiek te doen! We zouden zelfs vertrouwen moeten hebben in die manier van werken.

Wij worden geacht vertrouwen te hebben in een regering waarvan zelfs Inge Vervotte geen deel meer wil uitmaken omdat ze er geen vertrouwen in heeft. In een open brief legt ze de vinger op de wonde; ze zegt dat het voor haar niet meer hoeft als alleen CD&V moet bloeden terwijl liberalen uit beide landsgedeelten mogen blijven zitten.

Uit de afwikkeling van de regeringscrisis blijkt dat de Belgische restauratie volop aan de gang is. De Vlaamse vleugel van CD&V, of ten minste dat deel van de partij dat zich in 2004 en 2007 zeer Vlaams opstelde, maar zich al tot het Belgische pragmatisme bekeerde, is vervangen door de `staatsmannen' van de oude CVP. Het is bepaald cynisch dat uitgerekend Wilfried Martens van stal moest worden gehaald om de meest koele minnaar van het Vlaamse kartel, de heer Van Rompuy, te lanceren, nadat hij eerst Jean-Luc Dehaene, die andere koele minnaar van het kartel, had gepolst.

De premier heeft in de Kamer een langdurig applaus gekregen. Hij kreeg uiteraard, wellicht uit beleefdheid, een applaus van zijn eigen fractie, maar ook van de andere meerderheidspartijen kreeg hij een bijzonder enthousiast applaus. Dat applaus was niet enkel voor Van Rompuy bedoeld, het was vooral een applaus voor de exit van Leterme. Toen ik het overdonderende applaus van de meerderheidspartijen op TV zag, had ik de indruk dat de meerderheidspartijen, behalve CD&V, tevreden waren dat ze eindelijk van Leterme verlost waren, achttien maanden na de verkiezingsoverwinning van 2007.

Vaak werd de vraag gesteld of Yves Leterme het wel kon. Veel minder werd de even pertinente vraag gesteld: mocht hij het wel? Op die vraag is het antwoord ondubbelzinnig: neen. Hij mocht het niet, nog los van de vraag of hij het kon of niet. Nochtans had Yves Leterme er alles aan gedaan om een aanvaard Belgisch premier te worden, volgens het aloude Belgische stramien dat wie opklimt op de Belgische politieke ladder zijn Vlaamse pluimen moet achterlaten. Yves Leterme had zijn opeenvolgende verkiezingsoverwinningen te danken aan wat een uitgesproken Vlaams programma werd genoemd en aan de belofte om op verschillende vlakken te breken met het verleden, om te breken en af te rekenen met niet alleen de paarse politieke cultuur, maar vooral met het paarsgroene en vervolgens het paarse beleid. Wat blijft nog van die belofte over? Wat blijft er na achttien maanden nog over van goed bestuur en van een gezonde begrotingspolitiek? Wat blijft er nog over van de afschaffing van de snel-Belgwet? Wat blijft er nog over van het uitgesproken Vlaams programma? Wat blijft er nog over van de vijf minuten politieke moed inzake Brussel-Halle-Vilvoorde? De vijf minuten duren nu al vijf jaar. Wat blijft er over van de grote staatshervorming zonder welke de CD&V nooit in een regering zou stappen? Alles heeft Yves Leterme opgegeven. Hij heeft zijn beloften weggegooid, hij heeft zijn geloofwaardigheid te grabbel gegooid, hij heeft zelfs zijn eigen geesteskind, zijn kartel, opgeofferd om toch maar in de Wetstraat 16 te raken en er vooral te blijven. Dat is trouwens een gelijkenis met Guy Verhofstadt, want ook hij had het op een zeker ogenblik over de Belgische ziekte die moest worden aangepakt met een verregaande staatshervorming, en zelfs met een volledige splitsing van de sociale zekerheid. Ook hij verbrandde nadien wat hij had aanbeden. Blijkbaar is het de tragiek van elke veelbelovende Vlaamse politicus die hoop creëert in Vlaanderen, maar nadien buigt ten behoeve van de raison d'État. Yves Leterme heeft dus zelf zijn Vlaamse droom aan diggelen geslagen, maar bij sommigen was dat nog niet genoeg. Sommigen hebben hem nooit vergeven dat hij met zijn 800 000 voorkeurstemmen paars had weggeveegd. Yves Leterme moest er hoe dan ook aan geloven, ook al had hij al alles verloren. De brief van de voorzitter van het Hof van Cassatie was de gedroomde gelegenheid om met Leterme, die alles al had opgegeven, definitief komaf te maken.

Wat een cynisch politiek spektakel! En ook dat heeft Inge Vervotte goed begrepen.

Toch vraagt men aan de oppositie op een andere manier aan politiek te doen!

Ik merk trouwens op dat de Franstalige pers Leterme heel anders heeft aangepakt en bejegend dan ze vandaag eerste minister Van Rompuy bejegent. Dat verschil in aanpak is duidelijk en alleszeggend en ik begrijp ook waarom.

Hoewel in de regeerverklaring weinig nieuws staat en hoewel de knelpunten van het verleden nog altijd niet zijn weggewerkt, heeft de nieuwe premier wel één belangrijke daad gesteld: BHV wordt toch naar een werkgroep verwezen en er zal over worden onderhandeld.

Goedgelovig als we zijn, hebben we ons altijd laten wijsmaken, zowel in het Vlaams Parlement als in de Senaat, dat er niet over BHV zou worden onderhandeld, dat de parlementaire procedure zijn gang zou kunnen gaan en dat voor het overige in een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap zou worden verder gewerkt aan de staatshervorming, welke dat ook mag zijn.

Vandaag verwijst het regeerakkoord naar het advies van de Senaat bij het eerste belangenconflict waarin uitdrukkelijk een onderhandelde oplossing voor BHV wordt aanbevolen, en suggereert het dat die onderhandelde oplossing pas verwacht wordt na de verkiezingen van juni 2009. Wat een cynisch spektakel om Kris Peeters dat kleine succesje uit zijn Vlaamse regeerakkoord niet te gunnen. We zijn dus weer ver af van de vijf minuten politieke moed.

Nu de scheiding der machten op eenieders tong ligt, wordt het misschien tijd om op een andere manier aan politiek te doen door de arresten van het Grondwettelijk Hof eindelijk uit te voeren en na te leven.

Met Herman Van Rompuy is het complete Belgische denkkader terug. Koste wat het kost moet er een regering zijn, waarbij men het cynisme zover drijft dat er aan Vlaamse zijde zelfs geen meerderheid is.

Ik herinner me trouwens - en jammer genoeg is de eerste minister niet aanwezig - dat Eric Van Rompuy in 2004 nadat hij mee de onderhandelingen over de vorming van een Vlaamse regering had gevoerd, waarvan hij tot zijn ontgoocheling geen deel uitmaakte, van zijn broer Herman Van Rompuy een open brief ontving waarin die schreef: `Be free, Eric!' Die oproep prijkt nog altijd bovenaan de weblog van Eric Van Rompuy, die na de eedaflegging van de nieuwe premier nu schoorvoetend toegeeft dat hij zich zal moeten inhouden, wil hij zijn broer niet in verlegenheid brengen. Heeft Herman zijn broer Eric deze keer misschien toegefluisterd: `Be quiet, Eric!'?

Deze regering heeft geen oplossing voor de uitdagingen die ons wachten. Ze vertoont ook niet de minste stabiliteit. Geen enkele Belgische regering is overigens nog in staat tot enige stabiliteit of om welk beleid dan ook te voeren. Of men dat nu graag heeft of niet, het Belgisch federalisme is verzand in zijn eigen contradicties en dat leidt tot het soort immobilisme dat we nu al achttien maanden kennen. We leven nu eenmaal in twee democratieën, in twee werelden en net zoals in Tsjecho-Slowakije op de vooravond van de scheiding is het gewoonweg onmogelijk een federale regering te vormen die de veruitwendiging is van het verkiezingsresultaat in Vlaanderen en Wallonië.

Kortom als men het cynisme ziet van de afgelopen maanden en weken, de politieke spelletjes, het afmaken van iemand die al op de grond lag omdat hij daar was gaan liggen, en vervolgens de nieuwe premier hoort verklaren dat we op een andere manier aan politiek moeten doen, dan schaam ik me diep over de nieuwe regering.

Mme Christine Defraigne (MR). - Les comparaisons météorologiques se sont succédé ces derniers mois puisque, le 14 octobre, lors de la déclaration de politique générale, le premier ministre de l'époque soulignait que le temps était à l'orage. On nous dit maintenant qu'il ne s'agit plus d'un avis de tempête, mais d'un véritable changement climatique.

Il est vrai que nous venons de connaître des cyclones ou des tsunamis, ces dernières semaines, puisque le séisme qui a frappé le monde financier, le monde bancaire et qui frappe à présent le monde économique a pris des dimensions planétaires. L'onde de choc se fera ressentir longtemps encore.

Qu'il s'agisse d'un séisme, d'un tsunami ou d'un cyclone, l'orage a en tout cas emporté le premier ministre d'octobre 2008. En plein cataclysme socioéconomique, notre pays s'est offert le luxe d'une crise politique belgo-belge. Notre nouveau premier ministre nous a livré, moins de trois mois après la dernière déclaration gouvernementale, une intervention programmatique brève, concise, avec comme seul souci impératif celui d'effacer le sentiment d'insécurité et l'incertitude engendrés par les crises financières et politiques.

Ce qu'il faut offrir aux citoyens de ce pays, c'est un sentiment accru de sécurité et de confiance. Le premier ministre ne veut pas l'instaurer par le bouleversement, dans la précipitation ou l'improvisation ; plutôt que de révolution, il parle d'évolution. Il inscrit résolument son action dans la voie de la continuité.

Le MR ne lui reprochera pas, comme d'aucuns l'ont fait, la brièveté, la concision et la synthèse de son programme. Il faut toutefois y ajouter une plus-value, à savoir la stabilité politique.

Le premier ministre nous a dit qu'il voulait travailler dans la durée. Nous savons qu'en politique, une semaine c'est déjà un siècle ; six mois, c'est plus que l'éternité et je ne sais si c'est le paradis qu'il veut gagner.

Nous nous réjouissons en tout cas de sa volonté d'exécuter le plan de relance économique. Il s'agit d'apporter un ballon d'oxygène à nos entreprises, ne serait-ce que par l'allongement des délais de paiement, concernant l'ONSS notamment. La réduction de TVA de 21 à 6% pour la construction est également importante. Comme certains l'ont rappelé, « Quand le bâtiment va, tout va » dans notre pays. On peut espérer que les antiennes aient encore du bon.

Il s'agit aussi d'assurer l'activité et la compétitivité de nos entreprises. Nous répétons avec force que la compétitivité n'est pas l'adversaire du progrès social.

Nous partageons et soutenons les avancées décidées dans le domaine du chômage. Ainsi, lorsque des travailleurs perdent leur emploi pour des raisons économiques, ils bénéficient immédiatement d'allocations plus élevées. Il est important que ces allocations majorées concernent le chômage temporaire.

Dans le registre social, j'ai relevé deux anomalies ou plutôt deux silences. J'espère que ce ne sont pas des silences concertés ou des omertas. Il s'agit, d'une part, de la question du « prix de l'amour », qui constitue une grave injustice sociale pour les personnes handicapées.

Cela doit cesser.

Il s'agit, d'autre part, de la suppression totale de la cotisation de solidarité sur les pensions qui doit intervenir dans les meilleurs délais.

Je regrette l'absence du ministre de la Justice mais je vais relever les chantiers qu'il sera appelé à mener à bien.

Il convient de dresser un état des lieux de l'action du SPF Justice de la précédente législature, notamment en ce qui concerne l'arriéré judiciaire et l'évolution des procédures. Il est temps d'évaluer les effets des mesures qui ont été prises, certaines étant attaquées devant la Cour européenne des droits de l'homme. Je songe aussi à la question de la répétibilité des honoraires.

Plus grave est le problème de la surpopulation carcérale. Un master plan prévoyant la construction de nouvelles prisons avait été présenté en son temps par le ministre de la Justice M. Vandeurzen. Avec quelques autres sénateurs, j'ai visité la prison de Forest. Dans un État démocratique « de droit », nous ne pouvons accepter que des personnes vivent dans des conditions de détention contraires à la dignité humaine - fussent-elles condamnées. C'est le cas à la prison de Forest.

Même si le chantier des prisons ne fait pas recette, même s'il n'est pas populaire, nous ne pouvons continuer à tolérer de telles situations. Qui plus est, la question de la surpopulation carcérale soulève celle du caractère effectif de la sanction.

Il est grand temps - et je m'adresserai le moment venu à l'actuel ministre de la Justice - de mener une réflexion sur la peine, sur la pénologie, et de nous pencher sur les mesures alternatives telles que le bracelet électronique.

Si la construction de nouvelles prisons peut être utile, je crains que ce soit un tonneau des Danaïdes. En effet, on a constaté qu'en France, plus on construit de prisons plus elles se remplissent sans nécessairement apporter une réponse à l'effectivité de la sanction et une réponse criminologique satisfaisante.

Cette question mérite une réflexion approfondie. Il ne faut pas croire que les nouvelles prisons permettront de résoudre tout le problème de la surpopulation carcérale. On sait que les tribunaux rechignent à prononcer des peines alternatives à l'emprisonnement alors qu'il faudrait pourtant travailler dans ce sens.

Quant à l'arriéré judiciaire, il n'a pas été résolu par des mesures que j'ai parfois qualifiées de cosmétiques sous la législature précédente. Il faut que la Justice obtienne des moyens budgétaires lui permettant de se doter des moyens humains et matériels nécessaires afin qu'elle puisse travailler rapidement et efficacement tout en respectant les droits de la défense.

Par ailleurs, le projet Phénix d'informatisation de la Justice est resté dans les limbes et le nouveau ministre devra s'y atteler rapidement car certains tribunaux - je caricature à peine - en sont presque restés à la plume d'oie.

J'en viens à la question sensible des commissions d'enquête parlementaire, d'une part, sur le respect de la séparation des pouvoirs et, d'autre part, sur la crise bancaire et financière. J'ai le sentiment que l'on mélange deux problèmes.

Tout d'abord, une commission doit se pencher sur les causes de la crise bancaire et financière et sur les réponses qui doivent y être apportées. Il s'agit d'un travail de fond, de longue haleine, qui doit rester indépendant de l'agitation politique quotidienne. À cet égard, le Sénat possède une expertise particulière. En tant que chambre de réflexion et de dossiers, il peut apporter une plus-value et adopter un rapport qui fera oeuvre utile et qui permettra de tirer toutes les conclusions.

L'autre aspect, davantage politique, porte sur l'intrusion du pouvoir exécutif dans le monde judiciaire. Cela concerne la responsabilité politique. La Chambre voudra donc certainement s'en emparer pour exercer le contrôle politique qui relève de ses missions. Je signalerai simplement que face à l'immixtion dans un autre pouvoir et au non-respect de la séparation des pouvoirs, le Sénat possède également une certaine expérience. Nous avons en effet été confrontés à cette question qui a mis notre assemblée à feu et à sang. Nous pouvons donc apporter notre contribution.

Il est important de relancer rapidement le dialogue communautaire. Il est temps de dépasser les attitudes stériles et d'entretenir entre les deux grandes communautés de ce pays un dialogue constructif, ouvert à tous les sujets, pour aboutir enfin à une réforme équilibrée et durable. Cela prendra certainement un certain temps. Une telle réforme n'a de sens que si elle génère des droits nouveaux et provoque un élargissement des libertés et des droits fondamentaux de nos concitoyens.

Voici donc quelques considérations synthétiques qui arrivent au Sénat comme moutarde après dîner puisque la déclaration a été adoptée à la Chambre. L'arrivée à la tête du gouvernement d'un homme d'expérience, rôdé à toutes les confrontations, à toutes les discussions et à toutes les négociations, augure d'une nouvelle période de stabilité politique. C'est en tout cas le voeu que je formule au nom de notre groupe. En effet, les temps de doute et d'incertitude sont toxiques et extrêmement nuisibles. Voici plus de deux mille ans, Thucydide nous disait que dans l'exercice du pouvoir, ce qui impressionne le plus les gens, c'est la retenue. L'exercice auquel s'est livré le premier ministre devant la Chambre corrobore cette citation de Thucydide. De retenue et de mesure, nous en aurons besoin dans les mois qui viennent.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Er zijn jaren dat men met Nieuwjaar niet weet wat men de anderen moet toewensen. Er zijn jaren dat de problemen zo groot zijn dat men niet weet welke wens men het eerst moet formuleren.

Vandaag bevinden we ons spijtig genoeg in een situatie die maakt dat de nieuw aangetreden regering geconfronteerd wordt met een uitdaging die we sedert de Tweede Wereldoorlog zelden hebben gezien. We hebben te maken met een permanente opeenvolging van paradoxen, paradoxen bij de verklaring van de financiële crisis. Degenen die de afgelopen vijftien jaar voortdurend de privatisering en de deregulering hebben bepleit, waren na de bankencrisis van september 2008 plots grote voorstanders van staatsinterventie. De soepelheid van de plotse nieuwe ideologische opstelling was uitzonderlijk. Een paradox zien we trouwens ook bij de fractieleider van het Vlaams Belang, die mevrouw Vervotte als argument nodig heeft om zijn aanval tegen de regering te onderbouwen.

Door die opeenvolging van paradoxen zijn `de wetten van de ijzeren logica in de economie en de politiek' niet meer geldig. De politiek is het observeren van de realiteit, het interpreteren van de realiteit en het zoeken naar oplossingen voor de problemen.

Het probleem vandaag is dat de klassieke parameters, om te beginnen de financieel-economische, niet hebben uitgelegd dat de crisis op komst was en dat ze evenmin zullen aanduiden hoe we de situatie in 2009 zullen kunnen beheersen. De klassieke financieel-economische parameters spelen niet en voor ons land spelen de klassieke politieke parameters evenmin.

De Duitse kanselier Merkel verklaarde: `De financiële excessen zonder sociaal-economisch verantwoordelijkheidsbesef, het verliezen van elke maat van vele bankiers en managers - niet allen - heeft de wereld naar een zeer diepe crisis gevoerd. De wereld heeft gewoon buiten elke proportie geleefd.'.

De vorige regering heeft, zoals de andere Europese regeringen en de Amerikaanse, geprobeerd het financieel systeem overeind te houden met geld. Dat mag echter niet de indruk wekken dat geld alleen het probleem van onze samenleving zal oplossen.

We zouden inderdaad een debat kunnen voeren over het onderscheid tussen liberalisme en neoliberalisme. Dat zou een interessant debat zijn. Maar, zoals de heren Sarkozy en Chirac, toch niet de meest communistische leiders in West-Europa, opmerkten, is het systeem van deregulering ingestort.

Het systeem van de deregulering is een andere vorm van regulering. Het is de privatisering van het publiekrecht. De spelregels in de samenleving worden gewijzigd, waardoor het privaatrecht publiekrecht wordt en aan private overeenkomsten, constructies en financiële zekerheden een betekenis wordt gegeven die ze niet hebben.

Ik heb in het verleden vaak moeten horen dat mijn uiteenzettingen abstracties zijn. De financiële zekerheden en financiële producten die de jongste tien jaren werden gecreëerd en die niemand begreep, zijn echter abstracties van een nog hoger niveau. De wet op de financiële zekerheden van 2004 van de paarse meerderheid, de wet van 2002 waarin het onderscheid tussen de klassieke gebruikersbank en de investeringsbank is opgegeven en het gebrek aan controle dat eruit is voortgevloeid, hebben bijgedragen tot de financiële crisis in ons land.

Ik voer geen intentieproces, ik stel alleen maar vast. Het komt erop aan de juiste conclusie te trekken, namelijk dat dit alles heeft geleid tot een vrije markt zonder begrenzing en tot financiële markten die werken zonder begrenzing. Ik kan akkoord gaan met een vrije markt à la Smith, maar Adam Smith spreekt ook over de eerlijke koopman. Een markt zonder ethiek is niet mogelijk. Als alles voortdurend wordt geprivatiseerd, als alle ethische beginselen uitsluitend betrekking hebben op private zaken, als men van oordeel is dat er geen publieke ethiek kan bestaan, dan stapt men af van het idee van de eerlijke koopman.

Het is dus belangrijk dat de regering weet dat niet alle maatschappelijke problemen met financiële middelen kunnen worden opgelost. Het debat over de financiële crisis zal hier vandaag niet worden beslecht. Het heeft jammer genoeg veel uitlopers want het zijn de gewone belastingbetalers die de tientallen miljarden euro zullen moeten ophoesten.

Ik hoop dat de gemengde commissie van Kamer en Senaat, die het onderzoek naar de Bankcommissie zal moeten voeren, ook het andere idee dat samen met het idee van de eerlijke koopman is teloorgegaan, namelijk de verantwoordelijkheid, niet uit het oog zal verliezen. Het gaat immers niet op dat politici permanent en terecht ter verantwoording worden geroepen, maar dat ten opzichte van het grootste financiële schandaal in honderd jaar het woord verantwoordelijkheid niet mag vallen. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid op zich nemen; iedereen moet ter verantwoording kunnen worden geroepen. Er moet geen heksenjacht worden ontketend en niet iedereen moet op gelijke voet worden gesteld, maar het is duidelijk dat bepaalde conclusies moeten worden getrokken uit de evolutie van de jongste tien jaar.

Er zijn natuurlijk de omstandigheden die geleid hebben tot het ontslag van Yves Leterme. Mevrouw de Bethune zal straks de persoonlijke verdiensten van gewezen eerste minister Leterme en van de gewezen ministers Vandeurzen en Vervotte nogmaals onderstrepen. De onderzoekscommissie zal vaststellen wat moet worden vastgesteld. Het onderzoek is wettelijk geregeld. Ik heb in 1995 een wetsvoorstel ingediend om de wet op het parlementaire onderzoek van 1888 te moderniseren, omdat wij toen geconfronteerd werden met de zaak Dutroux, het horen van de magistraten en de invloed van het parlementair onderzoek op het gerechtelijk onderzoek.

Gelet op de aard van de problematiek is dit vandaag in de eerste plaats een zaak voor een parlementaire onderzoekscommissie. Men zal daar omzichtig moeten mee omgaan. Men zal de verklaring van de eerste minister, de brief van het Hof van Cassatie en vervolgens de nota met aanwijzingen rustig en sereen moeten bekijken, zonder zich te laten opjagen. Een eminent jurist en minister van Staat van de Franstalige liberale partij zei ooit: `een echt juridisch oordeel vergt sereniteit en bedenktijd'. Een goed juridisch oordeel is geen snelrecht. Het recht onderstelt de inachtneming van vele subtiliteiten en van verschillende dimensies in de besluitvorming.

We hebben gezien hoe alles verlopen is in de Kamer. Live! Het leek wel alsof O. J. Simpson was ontsnapt uit de gevangenis. Terwijl de camera's bleven draaien werd druk gespeculeerd over het ontslag van de eerste minister. Ik begrijp dat de media zoiets nodig hebben voor hun kijkcijfers, maar is dat een volwassen, gedegen juridisch oordeel? Was het de bedoeling van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie dat aan zijn brief de draagwijdte werd toegekend die men daaraan gegeven heeft? Dat zal moeten blijken uit het parlementair onderzoek.

Persoonlijk ben ik van oordeel dat er sprake was van overacting. Het recht op een parlementair onderzoek was al toegezegd op woensdag, maar met betrekking tot de cascade van gebeurtenissen en gevolgtrekkingen moet de toekomst nog uitwijzen wie gelijk heeft en wie zich heeft vergist.

Gelet op de inhoud van de brief van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie was het de plicht van de minister van Justitie om op te stappen. Hij hield de eer aan zichzelf, want wanneer de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie een minister van Justitie, zij het op indirecte wijze, in de wind zet, heeft die minister geen andere keuze dan ontslag te nemen. Anders zou hij de strijd tussen de machten organiseren. Het is de verdienste van de minister van Justitie dat hij de strijd der instellingen niet heeft gewenst, maar dat hij door zijn ontslag de discussie heeft kunnen objectiveren. Na het ontslag van de minister van Justitie en na de verklaringen van andere partijen van de meerderheid heeft ook de eerste minister gemeend zijn ontslag te moeten indienen. We betreuren deze gang van zaken, omdat ze, zoals de huidige eerste minister al zei, een verdere aantasting betekent van het vertrouwen dat we in de instellingen en in de meerderheidspartijen wensen te creëren. Dit alles kwam op een slecht ogenblik zodat we in een toestand zijn terechtgekomen die niemand bij de CD&V heeft gewenst. De feiten zijn echter wat ze zijn en we moeten er verder mee leven.

We hopen dat de regering in staat is om in 2009 de financiële en economische problemen onder controle te houden, ook als we weten dat de klassieke wijze van bestuur in 2009, net zoals op het einde van 2008, niet mogelijk zal zijn. We wensen de regering het beste toe en zullen ze loyaal steunen.

Het land, de meerderheid en het parlement hebben de voorbije achttien maanden grote gelegenheden laten liggen om België beter uit te rusten om de strijd tegen de crisis aan te binden en om de crisis te overwinnen. Wie verhindert dat gevolg wordt gegeven aan de kiesuitslag in Vlaanderen draagt een grote verantwoordelijkheid.

In een democratie houdt men rekening met de kiezer. De Vlaamse kiezer heeft in juni 2007 een signaal gegeven over de richting waarin de hervormingen dienen te gaan. Gedurende achttien maanden is daaraan geen gevolg gegeven. Men moet toch beseffen dat, wanneer gedurende achttien maanden essentiële maatregelen onmogelijk worden gemaakt, het land verzwakt is wanneer een nieuwe regering aantreedt. Het vertrouwen zelf is aangetast. De regering moet eerst en vooral de financieel-economische toestand onder controle krijgen om onze burgers nog meer nadeel te besparen. Maar wij moeten ook over instellingen, een slagvaardige uitvoerende macht en een samenwerking tussen de deelstaten kunnen beschikken om tot een besluitvorming van een grotere kwaliteit en grotere financiële waarborgen te kunnen komen. Ik hoop dat we de komende twee jaren de verloren tijd kunnen terugwinnen en dat iedereen bereid is in de juiste richting te denken om ons land institutioneel te moderniseren.

Voormalig minister van Binnenlandse Zaken, de heer Dewael, heeft gezegd dat we verkiezingen kunnen organiseren zonder rekening te houden met het arrest van het Grondwettelijk Hof. Dat is niet juist. Hij ontkent niet dat zulke verkiezingen ongrondwettig zijn, wel dat er toch geen rechtsmiddel is omdat het parlement de geloofsbrieven zal goedkeuren. Ik wil niet polemiseren of in detail treden, maar er bestaan wel degelijk rechtsmiddelen. Volgens artikel 13 van het EVRM moet er zelfs een rechtsmiddel zijn. Dat de CD&V-senaatsfractie voorstander is van verkiezingen zonder gevolg te geven aan het arrest van het Grondwettelijk Hof, is dus niet correct.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Dat is juist, maar het is wel cynisch te zeggen dat gevolg moet worden gegeven aan het arrest zonder er de politieke consequenties aan vast te knopen. We weten hoe dat arrest in Vlaanderen politiek is vertaald.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het probleem moet worden opgelost, maar ik wil daar nu niet over polemiseren. De regering heeft daarover verklaringen afgelegd.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - In Vlaanderen werd dat arrest vertaald in wetsvoorstellen. Het is cynisch te zeggen dat de parlementaire procedure haar gang moet gaan en tegelijk aan de Franstaligen tot tweemaal toe te vragen opnieuw een belangenconflict in te roepen om tijd te winnen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Er is de verkiezingsuitslag van 2007. Die geeft de richting van de hervormingen aan. Er zijn institutionele aanpassingen nodig. Ik hoop dat er een sfeer kan worden gecreëerd en dat de wijsheid aanwezig is om belangrijke stappen vooruit te doen en ook het BHV-probleem op te lossen. Dat is de bedoeling, zo niet staan we voor een groot probleem.

Ik wil besluiten met het EVRM. Ik denk dat collega Wille me op dat punt zal steunen. De laatste vrijdag van januari viert het Europees Hof voor de rechten van de mens zijn vijftigjarig bestaan. Het Hof heeft veel te weinig middelen en heeft een werklast van 95 000 zaken. Ik dring er bij de regering op aan om, in het kader van de scheiding der machten en de geloofwaardigheid van de rechtsstaat, de Raad van Europa en het Europees Hof voldoende middelen te geven om te kunnen werken in omstandigheden die tonen dat we respect hebben voor de beginselen waarin we geloven.

Ik hoop dat de Senaat de wijsheid heeft om oplossingen voor te stellen die tot een betere verstandhouding in het land leiden.

M. Philippe Mahoux (PS). - Nous avons un premier ministre et un gouvernement ! C'est positif.

Mais je veux d'abord faire référence à la situation internationale, et plus particulièrement à celle qui prévaut à Gaza où les palestiniens, civils, hommes, femmes et enfants meurent sous les bombes, sont blessés, humiliés.

Je me suis toujours opposé aux intégrismes, j'ai toujours dénoncé les attentats et les missiles visant les civils, mais je me refuse à envoyer les adversaires dos à dos. Ce qui est infligé aux habitants de Gaza est abominable et notre gouvernement doit agir.

Je constate avec regret que le ministre de la Défense quitte notre assemblée alors que j'évoque un problème international.

Je veux dire qu'il n'est pas normal à mes yeux d'abandonner un hôpital au Sud Liban ni d'y réduire l'aide au déminage, qui plus est devant la situation dramatique au Moyen-Orient. Tout cela pour envoyer des troupes dans le sud de l'Afghanistan, certes dans le cadre de l'OTAN, mais où la confusion avec des actions d'une autre alliance est évidente.

Pour le reste, nous assistons à une répétition de la discussion de la précédente déclaration gouvernementale. Mais il s'est passé beaucoup de choses entre-temps : la crise financière, l'accord interprofessionnel, l'accord sur le budget au sein du gouvernement, etc.

Nous souhaitons que les décisions prises trouvent une concrétisation rapide et particulièrement l'accord interprofessionnel.

La crise financière risque de déboucher sur une crise économique dont les conséquences vont atteindre nos concitoyens, particulièrement en ce qui concerne l'emploi. Il y a donc urgence à agir et à appliquer le plan de relance.

Le premier ministre a parlé du renforcement de la sécurité sociale. C'est selon nous une priorité, d'ailleurs rappelée dans l'accord interprofessionnel. Nous demandons, je le répète, donc que ce dernier se concrétise rapidement dans les décisions gouvernementales ; je pense notamment à l'augmentation des indemnités des allocataires sociaux.

Suivant les circonstances, des économistes - notamment de la ville dont je proviens - parlent tantôt d'augmentation, tantôt de diminution du pouvoir d'achat. Ce matin encore, M. Defeyt, c'est lui dont je parle, disait qu'actuellement, le pouvoir d'achat augmente.

Il n'y a pas si longtemps, il disait le contraire. Et encore avant le contraire.

En tout cas, une grande partie de nos concitoyens constatent une diminution de leur pouvoir d'achat et éprouvent des difficultés dans leur vie quotidienne. Il faut le rappeler à M. Defeyt. C'est donc à eux en priorité que le gouvernement doit penser dans les décisions qu'il prendra.

En ce qui concerne la justice, on vient d'évoquer les conditions absolument inadmissibles dans lesquelles vivent les prévenus. Nous étions nombreux à visiter la prison de Forest, mais l'exemple n'est pas unique. La situation des prévenus dans ces prisons est inadmissible. Je rappelle simplement à Madame Defraigne que, depuis les dernières élections, il ne se passe pas une semaine sans qu'une initiative parlementaire visant à augmenter les peines ne soit soumise à la commission de la Justice. Comme si cela allait diminuer le nombre de délits.

À cet égard, j'attire l'attention du ministre de la Justice, qui n'est pas présent parmi nous aujourd'hui, sur l'utilisation abusive de la détention préventive. De plus, je lui demande de continuer à faire confiance au parlement pour l'élaboration, la discussion et l'adoption éventuelle de lois qui ont trait à son département et au sujet desquels son prédécesseur avait marqué son accord.

J'en arrive aux commissions parlementaires. Le risque existe qu'une fois la crise financière résolue, la vie reprenne comme avant et que cette crise passe au bleu. Le monde de la finance et le système financier international ont une habilité certaine à faire le gros dos en cas de crise.

Si la commission parlementaire mixte Chambre-Sénat ne travaille pas réellement à mettre en évidence les causes réelles de la crise et les responsabilités des uns et des autres, on risque, la crise étant passée, de ne rien changer au système tant au niveau belge qu'international, en continuant à se référer aux mêmes interlocuteurs qui se sont lourdement trompés.

L'autre commission, la commission d'enquête qui sera mise sur pied par la Chambre des représentants devra, en toute objectivité, faire la lumière sur les influences respectives voire les ingérences que les différents niveaux de pouvoir ont voulu exercer les uns sur les autres et ce, dans le non-respect de l'esprit de nos textes normatifs, et particulièrement en ce qui concerne la séparation des pouvoirs.

Un mot sur l'absence de référence dans la déclaration du premier ministre à la politique d'asile et d'immigration. Ce point est clairement repris dans la déclaration gouvernementale à laquelle fait référence le premier ministre. Si l'on veut que la confiance règne, tout ce qui se trouve dans la déclaration gouvernementale doit être appliqué.

Enfin, le premier ministre a parlé d'évolution plutôt que de révolution. Il se référait peut-être, je le dis avec humour, à l'année Darwin. Si c'était le cas, je ne pourrais que m'en réjouir en cette période où ce qui paraît acquis sur le plan scientifique, sur le plan philosophique, sur le plan du pluralisme de notre société, est parfois remis en question. En tout cas, il importe que cette démarche évolutive se traduise de manière concrète afin qu'il y ait davantage de justice et d'égalité dans notre société.

De heer Paul Wille (Open Vld). - In De Standaard van dit weekend noemde een commentator de Senaat een politiek sterfhuis. Sterven maakt onlosmakelijk deel uit van het leven. In vele sterfhuizen wordt vaak ook heel verstandig en wijs gesproken. Soms wordt heel kort over de aflijvige gesproken, waarna al snel de toekomst aan bod komt. Er valt immers een en ander te regelen en de onderlinge verstandhouding is daarbij belangrijk. Misschien is de vergelijking met het politiek sterfhuis niet eens zo slecht.

In het debat over de regeringsverklaring moet onze reflectiekamer kwaliteit nastreven. Een doublure van het kamerdebat is niet nodig. Wel moeten we trachten dieper te peilen naar de uitdagingen die zowel de uitvoerende als de wetgevende macht wachten. Nu een gewezen parlementsvoorzitter eerste minister is geworden, durven we hopen op een parlementair reveil waarbij de regering faciliterend kan werken rond een aantal vraagstukken zoals de Open Vld-voorstellen rond euthanasie.

Wij hopen dat de Senaat nadrukkelijk aanwezig zal zijn in de discussie rond de staatshervorming waarover de Franstalige partijen nu met geen woord reppen. Nu het blad met de illusoire denksporen is omgedraaid, moet de finaliteit van die discussie zowel qua tijdspad als qua inhoud aanvaardbaar zijn voor de Vlaamse liberale partij. Wij zwijgen dus niet.

De Senaat geeft vormelijk geen vertrouwen aan de regering. De regering zal niettemin rekening moeten houden met onze ambities, aangezien haar ontwerpen ook door de Senaat moeten worden goedgekeurd. Gezien de ervaring van de meeste regeringsleden ben ik ervan overtuigd dat de regering weet hoe ze met de Senaat moet omgaan. Ik erken dat Yves Leterme met zijn programmawet al meer rekening hield met het parlement.

Men zegt vaak dat het om een doorstart gaat van de regering met dezelfde partijen. De hamvraag is of met dezelfde partijen en hetzelfde programma nu ineens zoveel beter gewerkt zal kunnen worden. Onze fractie zal alleszins proberen de cohesie, het teamwork in de hand te werken. Wij eisen natuurlijk ook respect voor onze eigen standpunten. We vragen collegialiteit, ook in moeilijke kwesties zoals asiel en migratie. We vragen dat de standpunten, de gevoeligheden, de overtuigingen van Open Vld voldoende aan bod kunnen komen. Het debat is open en de gedachten zijn vrij.

Net als de nieuwe regeringsleider is Open Vld zich ervan bewust dat de financiële en economische crisis voor het land, de begroting, de economie, de werkgelegenheid, de burger, de spaarder leidt tot verarming, onrust, onzekerheid.

(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Het enige mogelijke antwoord op de crisis is een krachtdadig beleid. Als reflectiekamer dringt de Senaat niet alleen aan op snelle maatregelen, maar wijst hij ook op de gevolgen op lange termijn. Zo is het niet mogelijk om nu schulden te maken en die naar de toekomstige generaties door te schuiven.

De kredietcrisis moet hic et nunc worden bestreden. Dat betekent echter niet dat we de toekomst uit het oog mogen verliezen of naar de achtergrond mogen schuiven. Indien extra middelen worden vrijgemaakt, dan moeten die worden aangewend voor duurzame investeringen, in het bijzonder in duurzame energie en milieutechnologie om de economie te `vergroenen'.

Rekening houdend met de draagwijdte en de aard van de problemen zal de Senaat van 2009 een andere Senaat zijn dan die van 2007 en 2008. Met name de financiële en economische dossiers zullen een veel belangrijker onderdeel van onze werkzaamheden vormen.

Een regering die streeft naar een open, toekomstgerichte en duurzame economie, moet ervoor zorgen dat de economie structureel wordt versterkt. Hiervoor moeten we een dynamische en flexibele samenleving hebben waarin het voor werkgevers heel makkelijk is om ouderen, jongeren en burgers van allochtone afkomst tewerk te stellen. In het recente verleden heeft Open Vld een voorstel gedaan om de statuten van arbeiders en bedienden te harmoniseren. Een modern statuut is belangrijk. We mogen ook niet in de verleiding komen de grenzen voor werknemers uit Oost-Europa dicht te houden.

We hebben de staatsschuld opnieuw laten oplopen. Het is meer dan ooit noodzakelijk om vooruit te zien. Een toekomstgerichte en open economie is een economie met minder protectionisme, met minder bureaucratie en met een prioriteit voor structurele oplossingen in de financiële sector en de economie.

De notionele intrest heeft er alleszins voor gezorgd dat ondernemingen die van de maatregel gebruik hebben gemaakt, thans veel beter gewapend zijn om de huidige crisis te bestrijden. Wat Open Vld betreft mag de notionele intrest nog worden versterkt.

Ondertussen liggen de financiële markten op apegapen. De spaarder is in zijn portefeuille getroffen. De bedrijven hebben het moeilijk om kredieten te krijgen. Zo is er geen geld meer voor het mooie project van het Belgische windenergiepark.

Het is van essentieel belang dat de middelen die de overheid momenteel in diverse banken inbrengt, niet door die banken worden opgepot, maar worden geïnjecteerd in de economie en in mensen. Mijn fractie zal binnenkort een voorstel indienen dat ertoe strekt het investeren in kmo's via aandelen te stimuleren. Bedrijven moeten heel hoge intresten betalen voor investeringsmiddelen, als ze al kredieten krijgen. Terwijl bedrijven en kmo's met moeite middelen vinden, zijn de spaarders ontevreden omdat hun geld onvoldoende opbrengt. Wij proberen beide partijen samen te brengen, in de geest van de wet Cooreman-De Clercq, die de aandeelhouders in staat stelde minder roerende voorheffing te betalen en die ook een vrijstelling voor schenkings- en successierechten inhield. Met een dergelijke maatregel kan het herstel van de economie worden bevorderd en tegelijkertijd kan het vertrouwen van de burger in de economie en in de beurs worden versterkt.

In verband met het sociaal akkoord en de manier waarop oudere werknemers worden behandeld, zijn we ten slotte van oordeel dat er diepgaander denkwerk nodig is, want we zijn bezorgd over oudere werklozen en werkwilligen.

Een ander aspect is duurzame ontwikkeling en de strijd tegen de opwarming van de aarde. We hebben op dat punt de eerste aanzet gegeven in de Senaat. Voor Open Vld kan door consequent te investeren in milieugoederen niet alleen de doorstart van de economie worden bewerkstelligd, maar ook de klimaatopwarming worden omgebogen. Kijk naar Duitsland: 250 000 mensen werken ondertussen in de sector van de duurzame energie, waardoor nu reeds een inkomen van 240 miljard euro op jaarbasis gegenereerd wordt. Als we weten dat er in 2020 in Duitsland meer mensen zullen werken in de sector van de duurzame energie dan in de auto-industrie, wordt het tijd om ook hier pragmatisch te gaan denken. In de huidige omstandigheden moeten we meer dan ooit verder denken dan onze neus lang is. In een senaatsdebat over een regeringsverklaring moeten meningen naar voren worden gebracht over de sectoren en domeinen waarin na het einde van de crisis moet worden geïnvesteerd, zodat de doelstellingen duidelijk zijn. Willen we dat er wordt geïnvesteerd in duurzame economie, die stevige groei combineert met het vrijwaren van het leefmilieu, of gaan we naar de oude stijl, maar met de zekerheid dat we worden geconfronteerd met een grondstoffen- en energiecrisis?

De heer Vandenberghe heeft me weer een beetje gejend met zijn beschouwingen over de financiële en economische crisis. Het gaat dan altijd op een wat ideologische manier over het neoliberalisme en het faillissement ervan. In het debat daarover is het van belang een belangrijk onderscheid te maken. Het beleid dat we de jongste jaren in heel wat landen hebben gezien kan niet als liberaal worden bestempeld, en zeker niet als sociaal-liberaal. Het was een beleid van conservatieven.

Maar elk heeft zijn verantwoordelijkheid. Vorig jaar gingen er 8512 bedrijven failliet, dat is 1 op 102. Dat is een belangrijk feit. Verantwoordelijkheden vastleggen is één zaak, oplossingen zoeken is nog beter. Ook al is er al gewerkt rond de faillissementswetgeving, we zullen ervoor moeten zorgen, vooral in kmo's, dat mensen die één keer een tegenslag hebben niet onmiddellijk door de overheid en door de maatschappij worden gefnuikt. Ook op dat punt zullen wij maatregelen voorstellen.

Over ethische problemen staat er niets in de regeringsverklaring. Dat vinden wij helemaal niet erg, want we hadden afgesproken dat dit een zaak voor het parlement is. In een open samenleving moet de dialoog altijd mogelijk zijn en hebben de politici de plicht om de bekommernissen van de mensen te vertalen in het beleid. Wij willen gewoon verder debatteren, we willen hoorzittingen, en indien mogelijk, maatregelen. We denken hierbij aan maatregelen voor euthanasie voor dementerenden en minderjarigen. In de samenleving bestaat onmiskenbaar een groot draagvlak voor euthanasie bij ondraaglijk menselijk lijden en medisch uitzichtloze situaties. Sommigen kiezen voor palliatieve zorg. Dat is goed! Sommigen kiezen daar niet voor. Een verfijning van de wet is dus noodzakelijk. Daarom doe ik, evenals de heer Vandenberghe, een oproep: wij vragen aan de Senaat en aan de meerderheid om de behandeling van onze voorstellen te faciliteren, en niet op de lange baan te schuiven.

Een volgend punt betreft het parlementair toezicht op de inlichtingendiensten en de Staatsveiligheid. Nu de bespreking van de BIM-wet op handen is, maar ook na minder goede ervaringen in een recent verleden, is onze fractie van mening dat de parlementaire controle ondubbelzinnig moet worden gevrijwaard en niet mag verglijden naar de uitvoerende macht.

De heer Hugo Coveliers (VB). - Wat een hypocrisie!

De heer Paul Wille (Open Vld). - Wie is er hier hypocriet?

De heer Hugo Coveliers (VB). - U uiteraard.

U hebt die parlementaire controle uitgehold door uitsluitend leden van de meerderheid tot de commissie toe te laten. Zoals ik al heb gezegd, worden soortgelijke commissies in Oekraïne en Kazachstan door een lid van de oppositie voorgezeten.

De heer Paul Wille (Open Vld). - Uw hypocrisie bestaat erin dat u tot op vandaag gewacht hebt om hierover iets te zeggen. Ik doe een voorstel. U zou tevreden moeten zijn en u mag het overigens verbeteren, maar niets zeggen en dan de initiatiefnemer hypocrisie verwijten, dat gaat iets te ver.

De heer Hugo Coveliers (VB). - Mijnheer Wille, ik protesteer daartegen al jaren, maar u was er niet toen ik dat deed.

De heer Paul Wille (Open Vld). - Ons inziens is een parlementaire onderzoekscommissie onvermijdelijk geworden, willen we de parlementaire controle blijvend garanderen.

Nog een ander punt. Een duurzaam en kwaliteitsvol buitenlands beleid stopt niet aan een landsgrens, zeker niet aan de grens van een klein land als het onze. Eén miljard en meer mensen leven met minder dan één euro en jaarlijks sterven twee miljoen kinderen bij gebrek aan drinkbaar water. Een aantal heel geloofwaardige collega's proberen op dit gebied al jarenlang aan één lijn te trekken.

Het plan van de regering om miljoenen mensen in Afrika toegang te geven tot water is een tastbare sleutel van duurzame vooruitgang.

De minister van Defensie weet dat Open Vld vindt dat wij met onze bondgenoten concreet willen bijdragen tot vredesmissies, maar waakzaam moeten blijven ingeval van operaties die dat kader overschrijden. Net zoals voor de missie naar Afghanistan zal onze fractie elk optreden beoordelen volgens de criteria van peacekeeping en na een parlementair debat. Natuurlijk willen we, net als de heer Mahoux, een duurzame oplossing voor het conflict in de Gazastrook, waar onzinnig geweld beide partijen op een onzinnige en onaanvaardbare manier treft.

De heer Vandenberghe was me voor, maar ook ik wens met veel nadruk dat de regering zich er uitdrukkelijk toe zou verbinden om de Raad van Europa en zijn assemblee te financieren. Jarenlang wordt al in de uitgaven van die instelling gesnoeid. België is niet de minste lidstaat, want het zit het comité van de begroting voor. Ik ben razend over wat er gebeurt. Stilaan belandt de besluitvorming in handen van ambassadeurs en ministers en dat ten koste van de instelling zelf. Ik hoop dat iedereen me wil bijvallen als ik betoog niet te willen behoren tot die generatie van politici die de instelling, de tempel van de mensenrechten in 47 landen, mee zou hebben vermoord.

Mocht het nog gaan over veel geld over 0,1% of 0,2% van het bbp, dan zou ik het nog begrijpen, maar het gaat over twee keer geen geld. Daarom vraag ik na een aantal jaren beleefd aandringen deze keer een verbintenis. We sparen al jarenlang op de werking, maar vandaag is het wezen van de instelling in gevaar. Het principe van de nulgroei in reële termen moet worden opgeheven. Ik dring absoluut aan op een betekenisvolle budgetverhoging voor de Raad van Europa.

Ik besluit. Onze fractie wil dat de regering in vijfde versnelling gaat. Niet morgen, nu. Er is te veel tijd verloren.

Wij vragen met bekwame spoed maatregelen te nemen ter vrijwaring van de koopkracht van de zwakken, van de gedupeerden en van de hele middenklasse in onze maatschappij.

Wij verwachten snelle, doeltreffende maatregelen rond de dossiers Fortis, Kaupthing en voor de hele financiële sector.

We kunnen met niets minder tevreden zijn dan met een open, toekomstgericht en duurzaam economisch beleid.

Namens de Open Vld-fractie geef ik duidelijk aan dat wij in elk geval loyaal en constructief zullen meewerken aan het welslagen van het regeerakkoord, ook inzake de voor ons noodzakelijke staatshervorming.

Enkel wie goed werk levert, bewijst het land een dienst. Wie beseft welk werk we nu en op termijn voor de boeg hebben, kan zich best ook realiseren dat teamwerk en alleen teamwerk daarvoor aangewezen is. De Open Vld-fractie wil daarvoor gaan.

M. José Daras (Ecolo). - Cette nouvelle année commence donc avec un nouveau gouvernement, une nouvelle déclaration gouvernementale, un nouveau premier ministre et quelques nouveaux ministres... À part cela, quoi de neuf ? Un engagement - symbolique, moral - de stabilité. Le pays a certes besoin de stabilité.

Je connais depuis des années notre nouveau premier ministre, M. Van Rompuy, et je le respecte. Je regrette qu'il ne soit pas parmi nous ; sa présence aurait témoigné de son respect à l'égard du Sénat.

Le premier ministre a donc pris un engagement de stabilité, ce qui m'inspire deux remarques.

D'une part, la bonne volonté du premier ministre n'est pas suffisante pour garantir la stabilité dont notre pays a besoin et que nous appelons de nos voeux. À l'heure actuelle, rien ne laisse présager que cette stabilité sera garantie ; je pense notamment aux remous qui agitent les rangs du parti du premier ministre. Il est exact que le CVP, devenu entre-temps le CD&V, a une longue tradition d'assassinat de ses présidents et de ses premiers ministres. Nous ne pouvons que souhaiter une plus longue vie à celui-ci...

D'autre part, la stabilité n'est pas un projet politique ; elle devrait aller de soi et servir à réaliser des objectifs.

J'ai particulièrement retenu une phrase de la déclaration gouvernementale : « Le gouvernement mettra en oeuvre dans son intégralité l'accord de gouvernement du gouvernement précédent ». Nous sommes donc dans une perspective de continuité. Voici une vingtaine d'années, un premier ministre du même parti avait inventé la formule du « changement dans la continuité ». Sans doute s'agit-il ici d'une nouvelle version du même principe ! Peut-être aussi que « Tout change parce que rien ne change », comme l'écrivait Jean-François Kahn voici une quinzaine d'années.

Au-delà de l'engagement de stabilité, où en est le projet politique ? La déclaration, qui aurait dû être un cadeau de la Saint-Sylvestre, passe sous silence la politique internationale, évoquée à cette tribune par plusieurs de mes collègues. Comment peut-on, en tant que nouveau premier ministre, ne pas inclure dans une première déclaration gouvernementale, les mots « Congo », « Grands Lacs », « Présidence européenne » et « Gaza » ? Pas un mot à ce sujet ! Or, et vous avez raison à cet égard, monsieur Mahoux, un drame extrêmement inquiétant est en cours. On aurait à tout le moins pu espérer que notre gouvernement convoque l'ambassadrice d'Israël et lui fasse part de son extrême préoccupation concernant la situation actuelle. Donc, pas un mot sur la politique internationale.

Pas un mot au sujet de la présidence de l'Union européenne que la Belgique devra assumer en 2010 et qui concernera donc normalement le gouvernement actuel. Pour le reste, on nous dit que les engagements du gouvernement précédent seront tenus sauf ceux auxquels on devra renoncer à cause de la crise. C'est par exemple le cas de la création de 200 000 emplois. Je n'ose même pas ironiser ! M. Van Rompuy s'est défendu à la Chambre en disant que le monde avait changé, que la crise financière et économique avait frappé.

On espère peut-être rassurer les citoyens en s'engageant à suivre la déclaration du gouvernement précédent mais on est bien forcé d'ajouter que l'on n'y arrivera pas. Nous pouvons oublier les 200 000 emplois de même que l'alimentation du Fonds de vieillissement. J'espère, monsieur Michel, que l'on n'oubliera pas le budget de la Coopération au Développement et qu'il suivra l'évolution prévue. Certains ont en effet rappelé à juste titre à cette tribune que certaines régions du monde connaissaient des situations bien plus graves encore que la nôtre et attachaient une grande importance à notre coopération.

La dernière déclaration gouvernementale reconnaît, par ailleurs, que nous avons à nouveau affaire à un déficit structurel. Un budget vient d'être déposé et discuté à la Chambre. Si nous n'avons pas à en connaître au Sénat, nous ne pouvons toutefois l'ignorer car de ce budget vont dépendre des politiques. On nous annonce aujourd'hui un déficit deux fois plus élevé que prévu. On nous annonce que les recettes, en particulier fiscales, sont bien inférieures aux prévisions. Je le regrette vraiment ; je ne suis pas un prophète de malheur.

Nous savons que ce gouvernement, plus ou moins nouveau, va devoir réunir un nouveau conclave budgétaire pour corriger son budget. Il devra choisir entre un peu plus de déficit, un peu plus de relance. Le précieux accord interprofessionnel doit être appliqué, et je pense que vous n'y toucherez pas. Cela signifie donc que vos marges de manoeuvre risquent d'être nulles. Il s'agit là d'une situation nouvelle et difficile.

Nous aurions aimé que votre déclaration gouvernementale reconnaisse cette situation et que vous parliez vrai au parlement. Pourquoi n'admettez-vous pas qu'il est nécessaire de revoir les objectifs, même modestes, fixés par le gouvernement précédent ? Nous pourrions ainsi arbitrer les choix. Comment comptez-vous adapter le budget et quelles seront les conséquences pour diverses politiques, notamment celles de relance ?

Voilà la question essentielle sur laquelle repose la confiance si souvent évoquée par M. Van Rompuy dans sa déclaration gouvernementale. La confiance, c'est d'abord le parler vrai ; ce n'est pas communiquer des données folkloriques, comme on en trouve dans le budget. La confiance dans l'avenir ne se commande pas ; elle n'est pas immédiate. Pour les citoyens et les entreprises, cela implique, par exemple, de pouvoir placer son épargne en lieu sûr.

Le dossier Kaupthing n'est toujours pas réglé. D'après un récent sondage, la banque dans laquelle les citoyens ont encore un peu confiance est la Banque de la Poste, qui a toujours l'image d'une banque publique. J'insiste sur le terme image. Des changements étant intervenus dans le capital de cette banque et le dossier Fortis n'étant pas réglé, on ne sait plus très bien si la Banque de la Poste est publique ou bien plus ou moins mixte. Les problèmes restent pendants. En tout cas, le fait que la banque publique inspire confiance doit faire réfléchir.

Pour avoir confiance, il faut aussi avoir la certitude d'avoir et de conserver un emploi. Ceux qui le garderont ne devraient pas subir de perte de pouvoir d'achat, sous réserve de l'évolution du prix de l'énergie. Ce ne sera pas le cas de ceux qui perdront leur emploi, se retrouveront au chômage technique, passeront à un statut précaire ou de ceux qui aujourd'hui sont déjà en difficulté.

La confiance implique aussi de pouvoir se dire que l'âge venu, la pension sera garantie. Qui peut affirmer aujourd'hui qu'une pension suffisante sera toujours garantie dans dix ou vingt ans ? C'est pourtant une nécessité si l'on veut parler de confiance.

De manière plus générale, la confiance suppose une politique coordonnée de lutte contre le réchauffement climatique. J'ai cru entendre M. Wille affirmer que les membres de son groupe avaient été les premiers à évoquer ce sujet dans notre assemblée. Sans doute suis-je victime d'une hallucination !

La confiance est nécessaire pour faire des projets, pour investir dans l'achat d'une maison. Or, cette confiance-là ne se décrète pas ; des incantations à la tribune ne suffisent pas pour la rétablir. C'est la tâche la plus difficile de ce gouvernement, qui n'est pas constitué de magiciens. Personne n'oserait dire qu'il sera facile de rétablir la confiance. En tout cas, parler de stabilité ne suffit pas. C'est le projet politique qui permet de rétablir la confiance, en s'adressant d'abord à ceux qui ont peur de l'avenir, à ceux qui sont inquiets, à juste titre, pour leur épargne, leur pension, leur emploi, leurs revenus et pour leurs enfants. C'est d'abord à eux qu'il faut s'adresser et non à ceux qui passeront probablement à travers la crise sans trop en souffrir.

J'en reviens à la problématique du réchauffement climatique. C'est le premier défi évident, auquel se sont ajoutés de nombreux autres défis liés à la crise que nous connaissons.

Pour lutter contre le réchauffement climatique, nous appelons bien sûr à un green deal. Sachant que les régions détiennent une bonne partie du pouvoir d'investissement, une politique coordonnée entre l'État fédéral et les régions est absolument nécessaire. Il ne faut pas s'attarder à la question des compétences, il faut se mettre d'accord, éviter les doubles emplois, travailler ensemble et dans le même sens. À l'heure actuelle, ce n'est pas du tout le cas, on observe plutôt une véritable cacophonie.

Oserais-je parler des 250 millions qui doivent venir de GDF SUEZ, sous le masque d'Electrabel ? Ces 250 millions, qui seraient bien nécessaires vu les problèmes budgétaires, ils ont les moyens de les payer, mais ils les contestent à la suite de l'échange de centrales avec E.ON, échange qui ne leur a pas coûté un franc.

Même cela n'est pas assuré aujourd'hui et je ne parle pas de la « guéguerre » sévissant entre le ministre de l'Énergie et la CREG. On ne peut donc pas dire que l'on ait rétabli la confiance dans ce domaine.

De même, sur le plan du contrôle et de la régulation du monde de la finance, personne n'oserait dire aujourd'hui que le citoyen a retrouvé la confiance.

Sur de tels sujets, nous n'avons pas le choix de l'inaction. Pourtant, à l'heure actuelle, nous sommes à nouveau dans une période floue, une période d'inertie.

Je ne puis passer sous silence le problème des sans-papiers, de ces gens qui sont chez nous, depuis des années pour certains d'entre eux, et qui attendent depuis le début de ce gouvernement une circulaire - nous aurions préféré une loi, voire un arrêté - contenant des critères clairs qui les informeraient sur leur avenir, leurs chances d'être régularisés, et seraient de nature à leur redonner un peu de confiance.

Je l'ai dit à cette tribune, lors de la discussion de la première déclaration gouvernementale, quand on lit le passage qui leur est consacré, on se rend compte qu'il a été durement négocié par ceux qui veulent avancer. Voici plus d'un an, on pouvait croire à cette lecture que le progrès était possible. Or, un parti qui était et est toujours membre de ce gouvernement fait blocage et empêche d'avancer. On ne trouve d'ailleurs pas un mot sur ce problème dans la déclaration de M. Van Rompuy.

Le gouvernement n'est tombé sur aucun des points que j'ai évoqués. Il est tombé sur un problème de relation entre les pouvoirs judiciaire et exécutif, qui est de bien moins grande ampleur que ceux que j'ai cités.

La Chambre a décidé d'organiser une commission d'enquête sur le sujet. Alors qu'elle est sur le point de la mettre sur pied, on perçoit la volonté du gouvernement, et sans doute des partis de la majorité, de la cadrer.

Il faut, à mon sens, avoir un peu de respect pour le parlement. C'est lui qui peut instituer des commissions d'enquête, décider s'il veut entendre des experts et lesquels, comment il veut travailler. Laissons, je vous prie, cette prérogative au parlement, indépendamment du clivage majorité-opposition et ce, d'autant plus que des membres du gouvernement précédent ou actuel sont « concernés ». Le gouvernement doit se taire et inviter le parlement à créer cette commission d'enquête de manière à faire toute la clarté.

Si on veut rétablir la confiance - ce terme apparaît douze fois dans les six pages de la déclaration gouvernementale, ce qui est très bien - il faut éviter que la démocratie s'apparente à un ring de catch sur lequel s'affrontent les pouvoirs législatif et exécutif.

(M. Armand De Decker, président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Cela n'est pas de nature à rétablir la confiance du citoyen.

Mes conclusions s'articuleront autour de deux termes : le premier est la fatigue. Je ne parle pas de la mienne ni de celle qui attend M. Van Rompuy dans sa tâche éreintante de premier ministre, une fonction qui sert parfois de punching-ball. Je ne parle pas de la fatigue du parlement, tiré à hue et à dia depuis un an et demi, avec très peu de vrais projets du gouvernement que des ministres viennent défendre en commission, mais avec des lois portant des dispositions diverses et des lois-programmes, dont la dernière comporte plus de 500 articles.

Je veux parler de la fatigue du pays. La Belgique est fatiguée de ne pas savoir où elle va, fatiguée par des gouvernements qui ne gouvernent pas, des gouvernements où nul n'est besoin d'opposition tant les tensions sont vives à l'intérieur même de la majorité.

Les citoyens sont fatigués, éreintés de ne pas savoir comment ils sont gouvernés ni où ils vont. Or ce pays regorge d'énergie, que ce soit chez les citoyens, dans les associations ou les entreprises, mais il faut savoir comment la canaliser et ne pas donner l'impression que le pays n'a pas de pilote.

Le deuxième terme de ma conclusion portera sur le nationalisme. Le dialogue communautaire va resurgir. Comme toujours, nous serons de bonne volonté mais les choses doivent être claires : le nationalisme n'est jamais repu et je voudrais convaincre tous mes collègues démocrates qu'il ne faut accepter aucun compromis - le compromis est toujours une imposture - car la Flandre voudra toujours davantage et si, un jour, elle devenait indépendante, elle s'inventerait des ennemis de l'intérieur ou de l'extérieur.

Dès septembre 2007, nous avons dit à propos de la N-VA que le nationalisme n'était jamais repu. Si nous sommes prêts à entamer un dialogue communautaire, c'est pour offrir un avenir meilleur à notre pays ; ce n'est ni pour faire des compromis ni pour freiner une scission inévitable.

Certains diront à juste titre qu'il n'y a rien de neuf dans les thèmes que nous abordons mais qu'ils ne nous reprochent pas d'être constants. Eux-mêmes affichent une belle constance dans leur politique évanescente, sans âme, sans coeur, sans substance.

Ne nous blâmez pas de vous adresser toujours les mêmes reproches. Nous continuerons à mener une opposition intransigeante mais quelque peu bridée par notre sens des responsabilités. Nous entendons jouer un rôle positif pour ce pays et ses citoyens.

M. Francis Delpérée (cdH). - En ce début d'année 2009, je voudrais former un voeu, exprimer un engagement et m'autoriser à poser une question.

Je commence par le voeu. Il est de saison et il ne vous étonnera pas. Je souhaite longue vie au gouvernement qui a été installé le 30 décembre et qui a obtenu, ce 2 janvier, la confiance de la Chambre des représentants. Pour tout dire, je lui souhaite une existence qui réponde aux lois d'une progression géométrique.

Le gouvernement Verhofstadt III a vécu trois mois et le gouvernement Leterme Ier neuf mois. Si je m'inscris dans une progression géométrique et si je compte bien, trois fois trois font neuf et trois fois neuf font vingt-sept. Le gouvernement Van Rompuy Ier devrait donc vivre vingt-sept mois, ce qui nous amènerait immédiatement après les élections législatives de juin 2011.

Ce n'est pas qu'une question d'arithmétique. Je n'apprendrai rien à personne en affirmant que notre pays a besoin de stabilité. Nos concitoyens aspirent à la continuité. Le changement des équipes ministérielles peut donner le tournis et ceci malgré la présence persistante de certains hommes et de certaines femmes à des postes clés du gouvernement. Ces changement peuvent toutefois donner l'impression que les affaires publiques ne sont pas prises en charge avec sérieux. Un minimum de continuité est la condition d'une action efficace, notamment sur le terrain économique et social.

Le plan de relance du gouvernement, la réalisation de l'accord interprofessionnel, la mise en oeuvre de mesures législatives pour encadrer et soutenir l'emploi, le renforcement de notre système fédéral de sécurité sociale, la résorption du déficit budgétaire structurel et la réalisation des engagements du gouvernement Leterme dans le domaine de l'asile et de l'immigration sont des réformes auxquelles nous tenons. Elles n'ont de sens et donc d'utilité que si elles s'inscrivent dans une vision à long terme.

De ce point de vue, je me réjouis du règlement rapide de la crise de décembre. C'est un point à mettre à l'actif des responsables de notre pays. Il doit être possible, en ce début d'année, de partir du bon pied, en sachant que la route ne sera pas facile et qu'elle sera longue. Cependant, tout compte fait, je me réjouis qu'elle sois longue.

Je voudrais également prendre un engagement. Nous devons faire la lumière sur les événements du dernier trimestre de l'année écoulée. Les vérifications sont de deux ordres.

Les premières portent sur les décisions prises dans le domaine bancaire, financier et économique, dans les dossiers Fortis, Dexia, Ethias et KBC. Avec l'aide d'experts du droit, de l'économie et des finances, nous devrons vérifier si les décisions prises parfois dans l'urgence étaient les plus appropriées et si elles ont servi au mieux les intérêts de la collectivité et de ses membres. Une commission spéciale mixte a été constituée le 5 décembre dernier. Nous lui apporterons notre concours et nous y travaillerons d'arrache-pied car rien ne sert de rester dans le brouillard ou dans l'à-peu-près. Nos concitoyens ont droit à toute la clarté, à toute la transparence dans ce dossier important.

Les autres vérifications portent sur les comportements adoptés dans les affaires judiciaires liées aux développement du dossier Fortis. Le premier président de la Cour de cassation a dénoncé, sur la base d'indices graves et concordants, des interventions qu'il considérait comme intempestives dans le cours de procédures engagées devant la 22e chambre de la cour d'appel de Bruxelles. Il conviendra de vérifier, dans le respect des droits de la défense. Une commission d'enquête, au sens de l'article 54 de la Constitution, devra être constituée à cette fin. C'est l'assemblée qui en décidera. Ce dossier mérite un traitement spécifique. Il appelle des investigations particulières qui ne se confondent pas avec celles à poursuivre dans le dossier proprement financier.

J'ajoute une chose. Je souhaiterais que cette enquête ne se contente pas de porter sur le passé mais qu'elle débouche aussi et surtout sur des propositions constructives. L'essentiel n'est pas de faire tomber des têtes ou de blanchir certains. Non, il est de préciser la manière dont le principe sacré de la séparation des pouvoirs que nous avons hérité de Montesquieu peut être mis en oeuvre dans la société politique contemporaine. Il faut préciser comment ce principe peut être respecté en fait et en droit dans les affaires judiciaires auxquelles le gouvernement est partie.

En d'autres termes, nous devons essayer de mieux baliser le terrain des relations parfois complexes entre les pouvoirs politiques et le pouvoir judiciaire.

Je ne prendrai qu'un exemple. Le Code judiciaire, en son article 140, dispose que le procureur général près d'une cour d'appel doit veiller « au bon déroulement des affaires » qui se présentent dans son ressort. Est-ce que cette disposition autorise le procureur général à intervenir dans les affaires en cours ? Et dans les affaires en délibéré ? Autorise-t-elle le ministre de la Justice à lui donner instruction en ce sens ? La règle vaut-elle uniquement en matière pénale ou également en matière civile, sociale, fiscale, commerciale ? Y a-t-il des recours contre des mesures prises en vertu de cette disposition ? Je n'ai pas de réponse à ces questions. Il faut donc s'en saisir et élaborer, avec le concours des magistrats du Royaume, les règles précises qui commanderont le fonctionnement de l'État de droit en ce début de XXIe siècle.

Un voeu, un engagement mais aussi une question pour l'avenir : Que devient notre État ?

La déclaration gouvernementale nous annonce trois éléments : la poursuite du dialogue institutionnel sur le premier paquet de réformes institutionnelles avec l'horizon fixé au 7 juin 2009 ; la poursuite de ce même dialogue sur d'autres questions comme celle de la Justice, avec le même horizon ; enfin l'érection d'un groupe de travail sur le problème de la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde avec un horizon fixé à l'été 2009.

Sur ces sujets, nous apporterons, nous apportons déjà notre concours. Nous sommes de ceux qui acceptent de réfléchir avec la prudence nécessaire mais aussi avec la volonté d'aboutir à des réformes équilibrées de nos institutions. Nous voulons consolider et renforcer l'État fédéral, et en même temps nous entendons donner aux communautés et aux régions les compétences et les moyens qui leur permettront de mener des politiques autonomes.

Une question subsiste, elle se trouvait déjà au programme du précédent gouvernement - je ne change pas de discours. Les réformes envisagées restent-elles dans ce que j'appelle l'épure fédérale ? Dans ce cas nous pouvons aller de l'avant. Sortent-elles de cette épure ? Alors nous disons « casse-cou ». Dans les mois qui viennent nous vérifierons les intentions de chacun sur le terrain et sur des dossiers concrets.

Le premier ministre nous appelait, mercredi dernier, à oeuvrer à la confiance. Je serais même tenté de dire à restaurer la confiance, tant il est vrai que la confiance dans la politique et dans les mandataires publics a été ébréchée, c'est un euphémisme. Nos tergiversations durant plus d'un an et demi dans la formation d'un gouvernement stable n'ont pas amélioré notre image à l'intérieur comme à l'extérieur du pays. Trois premiers ministres en un an, c'est trop, c'est beaucoup trop !

Toutefois, la confiance ne se décrète pas et ne se réclame pas, elle se gagne et se mérite.

Dès lors, messieurs les ministres, donnez-nous des raisons d'espérer, de croire en notre pays, en notre économie, en notre système social, en nos espaces culturels, en notre ouverture au monde et aux autres.

J'ai admiré la concision de la déclaration gouvernementale, et je ne saurais blâmer l'économie des mots. Que cette déclaration soit un signe clair ! Nous apportons plus de crédit aux actes qu'aux paroles, et plus d'importance aux décisions qu'aux promesses d'un jour.

Le premier ministre connaît sans doute la devise du Taciturne qui n'était d'ailleurs pas plus loquace que lui : « Point n'est besoin d'espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer ». Je voudrais corriger quelque peu cette formule et dire à la majorité d'hier et à celle d'aujourd'hui, qui est d'ailleurs la même, qu'il nous faut espérer un peu pour entreprendre et réussir un peu pour persévérer.

Espérer, entreprendre, réussir, persévérer, c'est le bien que je vous souhaite et que je nous souhaite. Le pays en a bien besoin.

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - Er bestaat een oud volkswijsje waarbij jonge meisjes de blaadjes van een bloem plukken en zo hun toekomst trachten te raden. Ze zingen telkens opnieuw het rijmpje `verliefd, verloofd, getrouwd' en het laatste blaadje zou hun toekomst voorspellen. In de jongste decennia hadden we aan dat wijsje echter nog een woord kunnen toevoegen, namelijk `uiteen'.

Wij hebben sinds 2007 al drie eerste ministers gehad: Guy Verhofstadt, Yves Leterme en Herman Van Rompuy. Wat zal de nabije toekomst ons brengen? Vervroegde verkiezingen? Uiteen gaan? Ik vermoed van wel, want `nooit ofte nimmer', zoals Willy Claes placht te zeggen, is er meer verloochend van wat men bij hoog en bij laag bezwoer alvorens in het coalitiebootje te stappen. Open Vld verloochent dat ze een begroting in evenwicht wil. CD&V verloochent dat ze zonder ernstige staatshervorming niet in een regering zou stappen. En er is nog veel meer.

`Vertrouwen, vertrouwen, vertrouwen, daar draait het om', verklaarde Wouter Bos in Nederland toen hij het over de bankcrisis had. Geldt dat niet voor een politieke formatie? We stellen vandaag immers vast dat een burger onder verdenking - wegens benoemingen aan de politietop zonder rechtsgeldige examens - opeens tot Kamervoorzitter is gebombardeerd en nu de tweede burger van het land is. Hij zou integendeel un uomo, un cittadino sopra ogni sospetto moeten zijn. In tempore non suspecto, nog vóór de val van Leterme, stond de kersverse Kamervoorzitter wel degelijk onder verdenking en die zaak is nog steeds niet uitgeklaard. Moet dat vertrouwen wekken? LDD vindt dat een kaakslag voor elkeen die in ons land aan politiek doet en voor elke rechtgeaarde burger.

Wat ons nog het minst vertrouwen wekt, is dat de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde wordt uitgesteld tot na de verkiezingen van juni 2009. Ik vergelijk dat met een eerstejaarsstudent die bij zijn inschrijving in de universiteit al verklaart dat hij zijn zwaarste examen in tweede zit gaat afleggen.

Het heeft me als Vlaming ook enorm gekrenkt dat de eerste minister, ook een Vlaming, zijn speech in het Frans is begonnen. De Franstaligen hebben nu eenmaal meer ministerpostjes dan de Vlamingen, die in ons land nochtans in de meerderheid zijn. Dat geeft vele Vlamingen de indruk dat hij zichzelf als Vlaming verloochent. Ik heb hem bovendien voor de radio horen verklaren dat hij in vijftien jaar niet verandert. Ik vrees dat hij in één etmaal kan veranderen.

Toch wens ik hem en zijn ploeg het beste voor 2009. We zullen zien hoe het wijsje zal stoppen: verkiezingen of niet. Mail vóór 11 uur naar [email protected]! Ik denk dat ik weet wie de prijs zal winnen.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). - Leterme Un is niet meer, Van Rompuy Un des te meer.

Zoals steeds in de politiek zijn er winnaars en verliezers. Ik ben het dus niet eens met Hugo De Ridder die in 1986 zijn boek de titel Geen winnaars in de Wetstraat gaf. Ik raad iedereen aan dat boek te lezen of te herlezen. Het zal duidelijk worden dat er weinig veranderd is in de politiek. Met het déjà vu waarvan velen nu spreken, refereren ze aan de voorbije achttien maanden, maar voor mij slaat het op de periode sinds het Egmontpact. Er zijn wel degelijk winnaars en verliezers in de Wetstraat.

De grote winnaars zijn de collega's van de Open Vld. Ik moet toegeven: Open Vld heeft het tactisch meesterlijk gespeeld. Of hoe men met een verkiezingsnederlaag en een aantal tegenslagen een slagveld kan aanrichten bij de andere partijen ... Open Vld slaagde erin vanaf het begin van de onderhandelingen, nu achttien maanden geleden, warm en koud te blazen: Belgisch als het nodig was, Vlaams als het hen goed uitkwam. De klassieke tripartite kwam er niet. In een gescheiden democratie kon de toevoeging van de PS Open Vld niet veel maken. De sp.a daarentegen mocht er niet bij. De man met 800 000 stemmen werd geen enkele kans gegund. Communautair zou hij - het koste wat het kost - alles slikken als een gans. Met het oog op de ganzenlever kreeg hij een buis in de strot geduwd en zijn lever heeft het geweten. Open Vld slaagde erin de man met 800 000 stemmen af te maken, nadat hij zijn kartel ook al had moeten opblazen. Leterme alleen was niet genoeg, sterkhouder Vandeurzen moest ook ontslag nemen, terwijl liberale excellenties bleven zitten en ondertussen al weggepromoveerd zijn naar het Kamervoorzitterschap en de Europese Commissie.

Met Van Rompuy als nieuwe premier haalde Open Vld nog een slag thuis: geen Dehaene, die Verhofstadt in 2009 wel eens het vuur aan de schenen zou kunnen leggen. Nu nog enkel de samenvallende verkiezingen realiseren en Open Vld heeft het tactisch meesterlijk gespeeld, zonder Noël Slangen dan nog. Ik had nooit gedacht dat jullie daartoe in staat waren.

Aan de collega's van CD&V vraag ik slechts één ding: maak in eer en geweten eens de rekening. Wat heeft dit alles opgeleverd of, beter nog, wat heeft het niet opgeleverd?

Er is een tweede winnaar in de politiek: de Franstaligen. Op 4 december 2008 bracht de dalai lama een bezoek aan het parlement. Wat Ingrid Betancourt wel mocht, kon niet voor de dalai lama. Maar goed, we willen de Chinezen nu eenmaal niet te veel voor het hoofd stoten. Congolezen schofferen, tot daar aan toe, maar Chinezen ...

Opvallend was hoe verschillende Franstaligen een oprechte interesse betoonden voor de woorden van de dalai lama. Woorden die een regelrecht pleidooi waren voor eigenheid, identiteit, bewaren van cultuur, geschiedenis en taal. Gênant werd het echter toen deze pacifistische volksnationalist het had over de situatie in Mongolië. Hij zei: `De Mongolen zijn een minderheid in hun eigen land'.

Welnu, de Vlamingen zijn een minderheid in hun eigen land. Opnieuw tel ik meer Franstalige excellenties dan Vlaamse. Opnieuw stel ik vast dat de regering regeert met een Vlaamse minderheid. Ik lees in de regeringsverklaring dat de gemeenschapsdialoog snel moet worden heropgestart. Heb ik iets gemist? Was die dan al gestart? Waarom is mevrouw Onkelinx dan nog minister van Volksgezondheid en mevrouw Milquet minister van Werk? We mogen vóór de regionale verkiezingen nog enkele ontslagen van ministers verwachten, want in de regeringsverklaring staat er dat er resultaten zullen zijn.

Ik stel voor dat de eerste minister bij voorkeur werk maakt van de splitsing van het arbeidsmarktbeleid, de gezondheidszorg, de fiscaliteit en de ontwikkelingssamenwerking. Op die manier kunnen vier Franstalige excellenties ontslag nemen en wordt de Franstalige machtspositie in de regering alvast tot meer evenwichtige proporties herleid.

BHV wordt ad calendas graecas verwezen. Een groep binnen het Overlegcomité wordt belast met het uitwerken van voorstellen voor oplossingen, zo staat in de verklaring van de regering. Ik stel voor dat de synoptische tabel, het magnum opus van Willy Cortois, weer van onder het stof wordt gehaald. Daar staan zogezegd alle oplossingen in. Laten we dus geen tijd verliezen en het wetsvoorstel van de burgemeesters goedkeuren.

De grootste verliezer is de politiek zelf. Die heeft enorm aan geloofwaardigheid ingeboet. De mensen zijn niet kwaad, zelfs niet woedend op de politici. Het is veel erger. Ze zijn volkomen onverschillig geworden en wachten geduldig tot de volgende verkiezingen. Hugo De Ridder schreef in 1986 Geen winnaars in de Wetstraat. Drie jaar daarvoor schreef hij De keien van de Wetstraat. Ook hier heeft hij het mis. Er zijn geen keien in de Wetstraat. De laatste uitzending van het gelijknamige televisieprogramma was daar een emanatie van. Er schoof zelfs een niet-verkozene mee aan tafel. De stemmen tellen niet meer. Meerderheden zijn geen meerderheden meer. Minderheden regeren de meerderheden. Geplebisciteerde politici regeren niet meer. Stemmen vergaard op basis van beloftes worden monddood gemaakt. Hoe zal de politiek nog een appel kunnen doen op de mensen als ze hen in de steek laat en laat verzanden in complete onverschilligheid?

De eerste minister is een liefhebber van haiku's. Ik sluit dan ook graag op die wijze af. `Ach ouwe havik. Lood zit je in de veren. Vliegen kan niet meer.'

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - We beleven een turbulente tijd. We werden tijdens het laatste kwartaal van vorig jaar geconfronteerd met bijzonder grote uitdagingen, zoals de breuk in het bancaire landschap en de economische crisis. De agenda's van de regeringen bij ons en elders in de wereld zijn sindsdien grondig gewijzigd. Het is niet business as usual. Daarom hebben we een krachtige regering nodig die de belangen van ons land en van de burgers actief bewaakt.

De brief van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie aan de voorzitter van de Kamer in verband met vermeende beïnvloeding van het gerecht heeft in ons land een ongeziene politieke crisis teweeggebracht. Die crisis had niets te maken met partijpolitiek, wel met de verhouding tussen de instellingen. Gelukkig was de politieke crisis van korte duur, maar ze kan niet zonder gevolgen blijven voor de verhouding tussen de verschillende machten. De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie heeft, ik parafraseer hem, hoogst uitzonderlijk een standpunt ingenomen. We noteren dat hij een brief schreef zonder dat er een diepgaand onderzoek had plaatsgevonden. Bij mijn weten is zoiets vroeger nooit gebeurd. Er waren nog geen procedures gestart en er was bijgevolg ook geen tegensprekelijk debat en geen recht van verdediging voor de rechtstreeks betrokkenen. Nochtans zijn dat fundamentele rechten in onze rechtsstaat. Er moet een diepgaand, onafhankelijk onderzoek komen. Dan zullen we zien of het dramatische standpunt van de eerste voorzitter overeind blijft.

Eerste minister Leterme en minister van Justitie Vandeurzen hebben hun politieke verantwoordelijkheid genomen in eer en geweten en in het belang van de instellingen. Ze hebben aangetoond dat politiek meer is dan postjes. Politiek gaat ook over deontologie en principes. CD&V is niet bang van de waarheid. Wij willen dat de volledige waarheid daaromtrent snel aan het licht komt.

Onze fractie vraagt de regering het vertrouwen van de bevolking en de bedrijven in onze economie, de financiële wereld en de instellingen te herstellen. De zin is kort, de uitdaging is groot.

Vele mensen dreigen hun baan te verliezen of hebben ze verloren. Vele ondernemingen gaan failliet of moeten hun activiteiten voor langere tijd onderbreken. De conjuncturele uitdagingen zijn groot. De vorige regering heeft goede maatregelen getroffen om de bancaire crisis krachtdadig te bedwingen. Ze heeft ook op sociaal-economisch vlak heel wat maatregelen genomen. Ik denk bijvoorbeeld aan de 1,7 miljard voor sociale maatregelen. Het IPA en het herstelplan van de regering Leterme vormen een belangrijk antwoord op de crisis.

Naast de conjuncturele problemen moeten ook de structurele problemen worden aangepakt: de duurzame ontwikkeling en de klimaatproblematiek, de vergrijzing, de bewaking van het overheidsbudget, de economische handicaps van ons land, de staatshervorming, de financiering van de deelstaten, de strijd tegen de armoede, de migratieproblematiek, de regularisatieproblematiek waarop we al maanden wachten. Het zijn allemaal opdrachten waarmee de regering Van Rompuy in de komende weken en maanden wordt geconfronteerd.

Ook, en in het bijzonder in tijden van economische en financiële crisis, moeten we ervoor zorgen dat de basisvoorwaarden van de democratie veilig worden gesteld. Niet zo lang geleden vierden we in dit halfrond zestig jaar Verklaring van de Rechten van de Mens. De uitdaging blijft hoe we die rechten afdwingbaar kunnen maken.

Ons land beëindigt zijn mandaat binnen de VN-Veiligheidsraad. Binnenkort zullen we onze rol moeten opnemen in de trojka, in de aanloop tot het Europees voorzitterschap. Internationale vrede en ontwikkeling moeten meer dan ooit centraal staan in ons beleid. Europa heeft een cruciale rol in het vredesproces in het Midden-Oosten. Ik verwijs naar het hevige conflict in de Gazastrook vandaag en het aanhoudende geweld in subsaharaans Afrika, in het bijzonder in Oost-Congo. Ik pleit ervoor dat de regering zich met vernieuwde kracht inzet om bij te dragen tot een duurzame oplossing van die wereldproblemen.

Namens de CD&V-fractie wens ik de eerste minister en zijn hele ploeg alle succes toe.

De heer Geert Lambert (Onafhankelijke). - De laatste dagen van het jaar 2008 ging er een zucht van verlichting en opluchting door de meerderheid. De Koning heeft het land nog maar eens gered door enkele oud-strijders van stal te halen, met alle respect voor de verdiensten van oud-premier Wilfried Martens en voor Herman Van Rompuy. Blijkbaar is men in dit land sinds de verkiezingsoverwinning van Leterme in 2007 al tevreden met een dode mus.

Ik zie weinig redenen voor een hoerastemming na het aanhoren van een regeringsverklaring die niet langer heeft geduurd dan een zeven luttele minuten en die geen enkele vertrouwenwekkende maatregel of beleidswijziging bevatte. Deze ploeg is blijkbaar van plan door te gaan met een beleid dat er geen is en met een desastreus begrotingsbeleid. Zij houdt geen rekening met het begrotingstekort 2008 dat zopas bekend werd gemaakt. Deze regering - want de regering is een doorslagje van Leterme Ibis - ging uit van een tekort van 0,2 tot 0,5%.

Ze eindigt met een tekort van 1% van het bnp. Werd de jongste maanden ook maar één poging ondernomen om dat tekort alsnog terug te dringen? Heeft de regering één maatregel genomen om een beleid te wijzigen waarvan men weet dat de toekomstige generaties de gevolgen ervan zullen betalen? Neen, de regering heeft niets ondernomen en enkel pogingen gedaan om zichzelf te redden.

Meer dan ooit rijst de vraag hoe de regering de begroting in 2009 onder controle zal houden. Ik weet dat dit geen materie voor de Senaat is, maar we mogen ons toch afvragen hoe de begroting en staatshuishouding alsnog kunnen worden rechtgetrokken. De nieuwe regering heeft het in haar zeven minuten durende verklaring duizendmaal over vertrouwen gehad, maar over de enige echte vertrouwenwekkende maatregel, namelijk een klaar en duidelijk begrotingsbeleid, werd met geen woord gerept.

De lijn in het sociaal-economische beleid is wat mij betreft duidelijk. De regering wil vooral de kiezer tevreden houden, maar ze denkt helemaal niet aan de toekomstige generaties. Ze denkt helemaal niet aan diegenen die straks het kind van de rekening zullen zijn en de huidige crisis zullen moeten afbetalen. Wat is het perspectief en wat zijn de krachtlijnen van de begroting 2009? Houdt de regering enkel vast aan een relanceplan waarin rekening wordt gehouden met olieprijzen die ondertussen zijn gehalveerd, of durft ze het aan om echt maatregelen te nemen teneinde de begroting alsnog te redden? Ik vrees dat dit laatste niet het geval zal zijn.

De meerderheidspartijen vinden het in ieder geval nog steeds niet nodig om een echte minister van Begroting aan te stellen. Zelfs in deze benarde tijden volstaat een staatssecretaris om de staatshuishouding op orde te houden. Dat is een schitterend signaal van een regering die nochtans overloopt van haantjesgedrag en waarin voor al te veel ministers de titel de man maken.

Ook die andere splijtzwam voor de regering-Leterme, het asiel- en migratiebeleid, blijft steken in geruzie en immobilisme. Mevrouw Milquet stelde destijds dat er geen regering zou komen indien vóór de beleidsverklaring van oktober 2008 geen oplossing zou worden gevonden voor dat probleem. De CD&V-senatoren hebben onlangs nog op het probleem gehamerd. In de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden hoor ik PS-senatoren constant over dit thema fulmineren. Welnu, is in dat dossier ook maar enige vooruitgang geboekt? Indien inderdaad afspraken zijn gemaakt, dan zou ik graag weten wat die inhouden. Ik vrees echter dat er geen vooruitgang is. Hiermee toont de regering nogmaals hoeveel vertrouwen we in haar moeten hebben.

Is de minister van Migratie- en Asielbeleid optimistischer over de slagkracht van de nieuwe regering dan mevrouw Vervotte? Of is ze gewoon meer aan de macht gehecht? Denkt de meerderheid echt dat de duizenden actievoerders en mensen zonder papieren blind vertrouwen kunnen schenken in een ploeg die er al meer dan twintig maanden niets van bakt? Een nieuwe crisis over dit thema komt er zeker aan. We weten alleen niet of dat binnen twee weken, twee maanden of zes maanden zal zijn. Nog minder weten we of de regering op dat moment een concreet antwoord zal hebben.

De eerste minister zei in de Kamer dat hij het bijzonder jammer vond dat hij tijdens het debat enkel een doorslagje hoorde van de interventies die tijdens vorige regeringsverklaringen waren gedaan. Ik zal mij jammer genoeg ook tot een doorslag beperken. Hetzelfde geldt immers voor het communautaire onderdeel. Plots klaart de hemel op, maar toch zullen we tot na de verkiezingen moeten wachten - de eerste minister had het over de zomer 2009 - op een oplossing voor het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde. Het zal bijzonder boeiend zijn om de pakketten voor de staatshervorming te lezen die nog voor de regionale verkiezingen zullen worden goedgekeurd.

Nochtans hoorde ik vanochtend minister-president Peeters verklaren dat er van Vlaanderen geen geld zal komen voor de budgettaire problemen en dat elk gesprek over het communautaire hoofdstuk nog moet worden gestart. Al die gesprekken die ons de voorbije maanden hebben beziggehouden alsof we vooruitgang hadden geboekt, blijken dus nog geen enkel resultaat te hebben opgeleverd. De regering vraagt vertrouwen en wil zogezegd vertrouwen geven, maar ik blijf met een onbeantwoorde vraag achter: hoe, in godsnaam, zal de regering vertrouwen schenken?

Tot slot het punt waar de regering over struikelde: het heilige der heiligen, de scheiding der machten. Dat principe is geen stijlformule, geen vodje papier. Het is cruciaal om het democratisch gehalte van een staat te beoordelen en te controleren. Staat de uitvoerende macht nog toe dat ze wordt gecontroleerd en dat ze desnoods wordt teruggefloten? Waar de regering zijn oorsprong vindt in het feit dat de klassieke partijen er echt al jaren een potje van maken, start ze met het schaamteloos met voeten treden van dat principe, door zich te mengen in een debat die in de onderzoekscommissie zelf moet worden gevoerd. De scheiding der machten betekent respect opbrengen voor de rechterlijke macht en respect opbrengen voor de wetgevende macht en voor de controlerende taak die de wetgevende macht toegewezen kreeg. Door nu al aan te kondigen dat de regering zelf van zeer nabij de werkzaamheden van de onderzoekscommissie gaat volgen, wordt duidelijk dat de regering helemaal niet van plan is om iets aan haar houding te wijzigen.

Iedereen, behalve de enkele mensen die moesten worden geslachtofferd, blijft op post zitten, zelfs de kabinetschef van Leterme, de heer D'Hondt, nochtans een spilfiguur in het verhaal. Blijkbaar hebben sommige regeringspartijen het nog steeds niet begrepen. De tijd dat alles in de Tweekerkenstraat werd beslist lag achter ons, dacht ik. Blijkbaar is er echter enkel een adreswijziging gebeurd, maar geen enkele beweging in de gedachten.

Misschien wordt het tijd voor iets radicaal anders. Ik concludeer dat de lijdensweg van Leterme gewoon wordt voortgezet. Dat is ook de conclusie van een lid uit de vorige regering, die zelf besliste de eer aan zichzelf te houden en niet meer deel te nemen aan een ploeg waar ze niet kon achter staan. Het is ook de conclusie van een meerderheid van Vlaamse Kamerleden, die de regering geen vertrouwen schonken.

De regeringsverklaring was bijzonder kort. Zo kort, dat ik even dacht dat het een haiku was, de geliefkoosde poëziestijl van de premier. Omdat ik weet dat de premier een liefhebber van dat genre is, wil ik ook een poging wagen: `Ach, oude vijver. De premier zakt door het ijs. Even wat lawaai.' Wat de regering zal presteren, zal weinig indruk nalaten.

Mevrouw Els Schelfhout (CD&V). - Ik wil de aanwezige minister vragen mijn boodschap over te brengen aan de eerste minister, want ik wil hem heel graag feliciteren. Ik wil hem ook bedanken voor het aanvaarden van het premierschap. Ik heb vertrouwen in hem. Het is een publiek geheim dat de eerste minister een begenadigd woordkunstenaar is. Ik zal mij niet bezondigen aan het plegen van eerder gemakkelijke poëzie. De eerste minister is overigens niet alleen goed met woorden. Net als de vorige eerste minister is hij ook goed met cijfers. Ook dat is een heel belangrijk talent, vooral in de huidige tijden van financiële en sociale crisis, nu we kampen met een ernstig begrotingstekort en er gewikt en gewogen moeten worden.

De eerste minister kent iets van cijfers en weet ongetwijfeld dat het getal honderdtienduizend staat voor naar schatting even zoveel mensen die illegaal in ons land verblijven en waarvan een groot aantal al maandenlang wacht op objectieve humane regularisatiecriteria. Die mensen zijn de wanhoop nabij.

De eerste minister weet ook dat het getal drieëntwintig staat voor het percentage gepensioneerden dat moet rondkomen met een pensioen lager dan het minimale gewaarborgde vervangingsinkomen. Hij weet dat twee op tien staat voor het aantal gezinnen dat balanceert op de rand van de armoede.

Aangezien de eerste minister al die cijfers kent, wil ik er niet langer over uitweiden. Zoals gezegd, heb ik vertrouwen in hem en in zijn team, en ben ik er rotsvast van overtuigd dat hij er samen met zijn collega's ministers iets mee zal doen.

Toch wil ik de regering nog met enkele andere getallen confronteren.

Bijvoorbeeld met de vier à vijf miljoen directe en indirecte dodelijke slachtoffers van gewelddadige conflicten vooral in het oosten van de onmetelijke republiek Congo.

Anderhalf à twee miljoen. Zoveel ontheemden telt Oost-Congo sinds augustus 2008. In Noord-Kivu alleen al kwamen er meer dan tweehonderdduizend nieuwe vluchtelingen aan.

Elfduizend: zoveel kindsoldaten vechten in de DRC. Sinds augustus 2008 werden er minstens honderdvijfenzeventig, maar vermoedelijk veel meer onder dwang gerekruteerd. Sommigen werden bij klaarlichte dag voor de ogen van hun ouders meegesleept.

Drieduizend zevenhonderdvijftig: minstens zoveel meisjes en vrouwen werden in de eerste helft van 2008 in Kivu verkracht. De jongsten onder hen waren nog geen jaar oud, de oudsten waren oma's van meer dan zeventig.

Vijfhonderd is het aantal politieke opposanten dat volgens Human Rights Watch het voorbije jaar in de DRC werd vermoord.

Achtduizend vijfhonderd militairen zou Rwanda inmiddels ten noorden van Goma gestationeerd hebben. Er wordt gespeculeerd over het voornemen om te pogen heel Congo in te nemen.

Vierhonderd: in de voorbije kerstperiode werden door het Verzetsleger van de Heer (Lord's Resistance Army) van Joseph Kony in Oost-Congo, aan de grens met Uganda, tweehonderd à vierhonderd mensen met machetes, messen en hakbijlen vermoord. Het gaat om burgers, mannen, vrouwen en kinderen. Tegen Joseph Kony werd door het Internationaal Strafhof al in 2005 een aanhoudingsmandaat wegens misdaden tegen de menselijkheid uitgevaardigd.

Ik zou nog heel wat cijfers kunnen opsommen, die allemaal verband houden met Congo. Vaak zijn het grote getallen, en onmetelijke bedragen die worden verdiend met de illegale handel in grondstoffen. Dankzij die inkomsten kunnen verschillende Afrikaanse bewindslui, maar vooral ook Amerikaanse en Europese zakenlui er een riante levensstijl op nahouden.

Tot slot heb ik nog iets met het cijfer drie, een klein getal. Drie jaar was het meisje toen haar beide handjes werden afgehakt en ze voor dood werd achtergelaten. Drie dagen lag ze tussen de lijken van haar familieleden, die door honden werden verscheurd. Nu praat ze voortdurend over de honden die met haar vader en haar moeder aan de haal gingen; ze gelooft dat die honden ook haar handjes meenamen.

Heren ministers, ik hoop dat u geen kans ongemoeid zult laten om de diplomatieke relaties met de DRC na acht maanden impasse opnieuw te optimaliseren. Ik hoop dat u een lans breekt of zelf al het mogelijke zult doen om noodhulp naar Noord-Kivu te zenden, want sinds 16 november vertrok er niets meer, hoewel voldoende materiaal voorhanden is en de humanitaire catastrofe blijft aanslepen.

Ik waardeer de kritische houding van de regering, ook ten aanzien van de Rwandese president Kagame, die met de hulp van rebellenleider Nkunda zijn eigen economische zones in Kivu creëerde en de vele voordelen die ze hem opleveren, kost wat kost wil behouden.

Ik zal graag vaststellen hoe de ministers hun gewicht in de schaal werpen om een overbruggingsmacht op de been te brengen in het kader van een Europese vredesmissie.

Het nieuwe jaar is pas begonnen en ik durf nog te dromen en te hopen dat mijn dromen werkelijkheid worden.

Ik zou het erg op prijs stellen mocht de regering een duurzame oplossing vinden voor het humanitair drama in Oost-Congo. België moet de zijde van de Congolese bevolking blijven kiezen.

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - `En nu blijft: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.'

Deze verzen uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs klinken velen bekend in de oren, zeker in deze periode. Ze schoten mij te binnen toen ik de regeerverklaring hoorde.

Sta me toe de drie kernwoorden - geloof, hoop en liefde - even te gebruiken.

De jongste maanden verloren aardig wat mensen hun geloof in de politiek. Velen vinden ons, politici, maar een bende prutsers die er maar niet in slaagt oplossingen te bereiken voor de vele problemen waarmee zij en ons land worstelen. Dat negatieve beeld werd - en ik weet waarover ik praat - sterk en haarfijn uitvergroot in de media.

Een deel van die kritiek is terecht. Het beeld dat de Belgische politiek presenteerde, oogt bepaald niet fraai. Het voorbije jaar ging het van crisis naar deadline, van deadline naar ultimatum en vervolgens weer naar een crisis. Dat miserabele gedoe - waarbij het ook voor ons, parlementsleden, haast onmogelijk was om te werken en iets in beweging te krijgen - klopt gelukkig niet helemaal met de werkelijkheid.

Er werd wel een pak werk verzet door de vorige regering: van koopkrachtmaatregelen over een gevangenisplan tot een plan om de fiscale en sociale fraude aan te pakken. Er kwam ook een beheersovereenkomst met de NMBS, een sectoraal akkoord voor de federale ambtenaren en de bankcrisis werd te lijf gegaan om het spaargeld van de mensen te vrijwaren. Een relanceplan staat op de sporen, nu moet het worden uitgevoerd.

Maar bijvoorbeeld inzake staatshervorming werden nog geen resultaten geboekt, ondanks de talloze pogingen daartoe van vooral christen-democraten. We stootten op onwil en dat domme `non'.

Ik ben blij dat de eerste minister en zijn regering de noodzaak aan nieuwe stappen beklemtonen. Ik noteerde uit de mond van de eerste minister dat er voor juni - dat is over vijf maanden - wel deelakkoorden moeten worden gesloten op domeinen als arbeidsmarkt, grootstedenbeleid en justitie.

Ik hoop dat er een effectieve doorbraak komt in het 35 jaar oude dossier BHV en we zijn bereid daaraan mee te werken. Want op een dag ongrondwettelijke verkiezingen organiseren, daar huiveren wij van. Maar een oplossing die fundamentele toegevingen vanwege de Vlamingen inhoudt, is voor mij - en ik vermoed voor nogal wat collega's - onaanvaardbaar. Daarenboven legt dat zoeken naar een creatieve oplossing geenszins de lopende parlementaire procedure stil. Wij houden een slag om de arm.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Het regeerakkoord is wat het is. Er staat in dat er geen oplossing komt voor BHV voor juni 2009.

Als de regering valt of men besluit toch vervroegde federale verkiezingen te houden, wat doet u dan?

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - Uit ons oogpunt kunnen er geen federale verkiezingen worden gehouden zolang de kieswetgeving niet is gewijzigd.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Van twee dingen één. Ik heb CD&V wel horen zeggen: `Nu geen verkiezingen, want er is het grondwettelijk probleem BHV'.

Dus geen federale verkiezingen. Een hypothese die men toch in overweging mag nemen is dat het in de lente helemaal fout gaat. Wat dan? Gaat u dan nog gekant blijven tegen verkiezingen omdat de kieswet nog altijd niet is gewijzigd? Wat natuurlijk al lang een feit had moeten zijn.

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - U moet mij daarvan niet overtuigen.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - De kieswet aangrijpen om te zeggen dat er geen samenvallende verkiezingen mogen komen, komt de CD&V en vooral minister-president Kris Peeters goed uit. Ik gun het hem zelfs.

Mijn vraag blijft dezelfde. Er komt geen oplossing voor BHV voor juni 2009 - ik meen overigens dat die oplossing bestaat met de voorliggende wetsvoorstellen. Maar wat als het in de lente fout gaat? Gaat u dan nog over de wetsvoorstellen stemmen?

Zal CD&V dan toch een stemming over de wetsvoorstellen organiseren?

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - Dan moet er een oplossing komen die wettelijk in orde is en die er niet in bestaat alles maar blauwblauw te laten. Wij gaan niet akkoord met verkiezingen die nadien door het parlement wettelijk moeten worden verklaard.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Ik ben het daarmee eens, maar we beleven onzekere tijden, ook op het politieke vlak.

Ik hoop dat er geen afkoop wordt geregeld om de regering, ook al rammelt ze langs alle kanten, desnoods voort te trekken tot in 2011.

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). - Dat kan ik mij niet voorstellen. Deze regering zal regeren. Ik geloof echt dat ze een oplossing zal vinden. Daarom krijgt ze ook mijn volle steun. Als dat niet lukt, wordt dit land immers onbestuurbaar en zullen er andere scenario's op de tafel belanden. De Franstalige collega's doen er goed aan dat in hun overwegingen op te nemen. Het geduld van de Vlamingen is echt niet eindeloos.

Een nieuwe regering, een nieuw jaar. Hopelijk gaat dat ook gepaard met nieuwe politieke inzichten en zeden, want het voorbije half jaar hebben we ongeveer alles beleefd. De spinning nam nooit geziene proporties aan. In Vlaamse mensentaal betekent spinning eigenlijk gewoon achterklap, kwaadsprekerij, geroddel en liegen met als doel de andere te bezwadderen, zwart te maken, te ondergraven, kapot te maken. Soms gebeurt dat zelfs letterlijk. Die manier van politiek bedrijven, kraakt mensen.

Hoewel ik zelf geen doetje ben en een kwarteeuw meedraaide als politiek journalist en commentator, durf ik beweren dat het nog nooit zo erg was als in de afgelopen maanden en weken. Verschillende vroegere collega's in de pers bevestigen dat nare gevoel. De politieke tegenstrever destabiliseren, hem of haar verzwakken, pijnigen en kwetsen, lijkt voor sommigen wel een doel op zich te zijn geworden. In de concurrentiële rat race waarin de media vandaag werken, kan de ene krant niet onder doen voor de andere. Een loos gerucht, een vettige schimpscheut of een vileine verdachtmaking wordt door een of ander medium altijd wel graag opgepikt. Soms is een obscure webstek al voldoende als lanceerplatform.

Ik weet niet hoe dat achterbakse gedoe kan worden gestopt of op zijn minst tot aanvaardbare dimensies kan worden teruggedrongen. Als we op een dag nog tot resultaten willen komen, is dat echter onontbeerlijk. Ook om het zo gevraagde vertrouwen enigszins te herstellen, moeten wij ophouden met elkaar permanent te tackelen of, erger nog, elkaar bewust te kwetsen.

Sinds enkele jaren ben ik ook actief in het voetbalwereldje. Cercle Brugge doet het trouwens uitstekend. Ik merk dat dit passionerende spel in de hoogste klasse bikkelhard wordt gespeeld. Gelukkig beschikt in dat spel altijd nog iemand over de macht om gele en desnoods rode kaarten te trekken. Bestond dat ook maar in de politiek!

Het zal weinigen verbazen dat de christen-democraten de jongste weken soms de indruk hadden dat ze in de rug werden aangevallen, dat ze werden nagetrapt en bespuwd, ook door partners, terwijl ze zelf de lippen stijf op elkaar hielden bij al dan niet vermeende ongeregeldheden bij andere partijen.

Onlangs zat ik in de trein met Melchior Wathelet, gewezen vice-eersteminister en vader van de huidige staatssecretaris. Hij vertelde me dat het er vroeger tijdens de lange discussies en uitputtende debatten ook vaak scherp aan toeging. `Iedereen wou zijn gelijk halen en een stuk van zijn programma realiseren, maar uiteindelijk vonden we wel een oplossing, die dan ook werd verdedigd naar de achterban' zei hij en hij voegde er met een fiere en geamuseerde blik in zijn ogen aan toe `Mais après tout, nous étions des amis'. De politicus in ruste besloot met de woorden: `We hadden respect voor de tegenstrever. Ik weet niet of er vandaag nog vriendschap bestaat in de Wetstraat. En of de politici in dit land elkaar nog wel echt kennen, meer dan van rond de onderhandelingstafel of de zoveelste werklunch.'

Ook mijn leermeester Hugo Schiltz verzekerde me dat er tot laat in de vorige eeuw andere, meer beschaafde en kennelijk betere politieke omgangsregels golden.

Ik roep de collega's van alle partijen, zeker wie deel uitmaakt van de meerderheid, op om nu, eindelijk, constructief te gaan samenwerken en te handelen. Natuurlijk zullen en moeten wij geregeld van mening blijven verschillen. Zo hoort dat in een democratie. Maar uit die botsing van gedachten moet nu en dan wel iets positiefs groeien. Een gezamenlijk project.

Dat is in ieders belang; vooral dan van de mensen die verwachten dat de politici problemen oplossen en er niet permanent nieuwe creëren door hun interne gehakketak en hun listige trucs, gekruid met van die venijnige zinnetjes. Kunnen we dan niet even proberen als ploeg punten te pakken op het maatschappelijk-politieke veld? Dat is ook in ons eigen belang, want politici scoren schrikbarend laag als we de vertrouwensbarometer mogen geloven.

Een terugkeer naar de `normale' politieke regels en gebruiken zou tot slot ook parlementsleden de kans geven om hun spitse en vernieuwende voorstellen uit te werken, te verdedigen en op een dag misschien te laten goedkeuren, in plaats van onrustig te hollen van de ene crisisvergadering naar de andere deadline en vooral behoorlijk gefrustreerd te moeten toekijken. Ik vertolk de kreet van vele verkozenen: laat ons dingen in beweging krijgen, de zaken vooruit doen gaan, zaken veranderen, liefst ten goede.

Dat brengt me, geachte collega's, tot de liefde. Niet dat ik verwacht dat er op een dag veel liefde in dit huis en deze straat zal heersen, enkele individuele toestanden niet te na gesproken natuurlijk! Ik heb het over de liefde voor mensen en dan vooral voor zij die het minder goed hebben, die minder succes kennen. In eigen land, maar ook ver weg, in landen waar naast onderdrukking vooral de armoede regeert.

`Al wat gij aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, hebt gij aan Mij gedaan'. Ook dat vers klinkt velen bekend in oren, net zoals: `Ga heen, verkoop alles wat gij hebt en geef het aan de armen'. Ik verwacht niet dat we dat laatste letterlijk invullen. Maar, ondanks de economisch-financieel-bancaire crisis maken de meeste mensen het in onze contreien nog steeds behoorlijk goed in vergelijking met tientallen miljoenen vrouwen, mannen en kinderen in vele delen van onze wereld. Zij verdienen onze verhoogde steun, zeg maar: onze liefde.

Mijnheer de minister van Ontwikkelingssamenwerking, ik geloof en ik hoop dat deze regering de belofte gestand zal doen van de vorige regering: dat de middelen die wij besteden aan ontwikkelingssamenwerking effectief toenemen. In 2009 met 250 miljoen euro, waardoor we 0,6% halen van ons bruto nationaal inkomen, om het jaar daarna eindelijk die befaamde kaap van 0,7% te ronden. Eindelijk.

Dat is nodig, zeker nu de wereldeconomie het slecht doet. De armsten, de minsten, dreigen immers nog dieper in de miserie weg te zinken. Zij hebben dus onze liefde, vertaald in meer hulp, verdomd van doen.

Jacques Attali hoorde ik onlangs tijdens een lezing in Hoei woorden van de vorige paus citeren: `N'ayez pas peur de vos ennemis.' Vrees uw vijanden niet. Dat betekent dat je vermoedelijk tegenstrevers en zelfs vijanden hebt, maar vooral dat je je niet door angst voor hen mag laten leiden.

Heb dus geen schrik voor moedige beslissingen, zolang die maar rechtvaardig zijn. Ik wens deze regering succes bij de realisatie van haar plannen. Dat zij het doen met een stevig geloof en veel hoop, wetend dat liefde inderdaad het belangrijkste is.

M. Philippe Mahoux (PS). - S'agissant du dialogue communautaire, nous pouvons être d'accord sur la méthode, mais je rappelle à M. Van Den Driessche que les partis francophones en général et le PS en particulier ne partagent pas son opinion.

De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - Ik dank al degenen die het woord hebben gevoerd. Ik zal hun suggesties en opmerkingen aan de eerste minister overmaken.

Ik dank ook de sp.a-fractie voor haar `aanwezigheid'...

Er werden opmerkingen gemaakt over het functioneren van de Raad van Europa, over duurzaamheid, over de waardering voor het werk van de eerste minister en voor zijn inspanningen voor stabiliteit en de oproepen voor een krachtdadig beleid. Er werden daarbij vele metaforen gebruikt en er werd bijzonder veel verwezen naar `vertrouwen'.

Ik verwijs naar de woorden van de eerste minister tijdens het debat in de Kamer op basis waarvan vertrouwen werd gegeven aan de regering. Hij benadrukte, namens de regering, dat hij een langetermijnoptiek voor ogen heeft. De volgende weken en maanden moet een plan worden uitgewerkt om het structureel begrotingstekort weg te werken. Daarvoor is vertrouwen in de instellingen vereist. Hij verwijst naar de werkgroep van de heer Lamfalussy die voorstellen zal formuleren voor een steviger financiële structuur.

Sur le plan budgétaire, le premier ministre entend mener une politique bien définie. Il a mis en évidence le paradoxe entre les tenants de la rigueur politique, qui plaident pour un nouveau budget, et les partisans de la relance. Il a très clairement dit que c'était l'un ou l'autre : il faut choisir.

Il importe de se concentrer sur le déficit structurel, qui hypothèque toujours l'avenir. Le déficit conjoncturel, quant à lui, pourrait s'estomper avec le retournement de la conjoncture. Le plan de relance répond en grande partie aux critères économiques de l'Union européenne : il est ciblé, temporaire et arrive à temps. Le premier ministre considère, tout comme le gouvernement, qu'il s'agit de la bonne approche. Plaider à la fois pour davantage de rigueur budgétaire et pour la relance, sans tenir compte de la différence entre la dimension structurelle et la dimension conjoncturelle, est tout à fait incohérent.

De economische crisis bestrijden en een sociale uitweg vinden uit die crisis blijft de topprioriteit van de regering We moeten daarbij rekening houden met de specifieke situatie van ons land. België is, als klein land, afhankelijk van het buitenland. Onze export is groot. Dat we op eigen kracht uit de crisis kunnen raken is de slechtst mogelijke optie. We mogen onszelf niets wijsmaken. We zijn afhankelijk van de andere EU-lidstaten. Daarom moeten we ons inschrijven in Europese maatregelen en helpen om die tot stand te brengen.

Wat het sociaal-economische relanceplan betreft, staat in de verklaring van de regering dat, naast de financiële crisis, de economische recessie in belangrijke mate het gevolg is en blijft van een gebrek van vertrouwen in de toekomst, zowel bij verbruikers als bij investeerders. Meerdere collega's maakten daarover analyses. Collega Vandenberghe merkte terecht op, verwijzend naar economische theorieën, dat een aantal zaken zich op de achtergrond afspelen. Ik heb de indruk dat vele van die zaken op de achtergrond zich nu op de voorgrond afspelen. Hij verwees naar de invisible hand van Adam Smith, maar is die nog wel aanwezig? Het heeft in elk geval veel te maken met de psychologische aanpak van de crisis. Daarom heeft de eerste minister herhaaldelijk de nadruk gelegd op de notie vertrouwen.

Bien entendu, la crise - sociale, économique et donc de l'emploi - est bien plus profonde qu'on ne le pense, tant en Belgique qu'à l'étranger. Des institutions européennes - notamment allemandes - prévoient une croissance économique négative dépassent 2%. Or, l'exportation constitue notre marché principal.

On a évoqué ici la perte d'emplois et la question des 200 000 emplois à créer. Soyons honnêtes et admettons que le 10 juin 2007, jour des élections, ou en mars 2008, personne ne pouvait prévoir la crise économique qui a commencé en septembre dernier ni la situation dans laquelle nous nous trouvons à présent, début 2009.

De regering zal kiezen voor maatregelen op korte termijn.

C'est aussi la raison pour laquelle le gouvernement s'est rapidement - trop rapidement, selon certains - constitué et mis au travail. Des dossiers urgents requièrent une exécution immédiate. Je pense notamment au plan de relance, pour lequel un calendrier précis a été prévu : une deuxième lecture devrait avoir lieu en conseil des ministres à la fin de ce mois, avant la présentation au Parlement.

J'insiste à nouveau sur la nécessité de prendre des mesures à court terme. C'est d'ailleurs ce que prévoit le gouvernement.

Bij de maatregelen die op korte termijn zullen worden genomen, ligt voor Kaupthing bijvoorbeeld een voorstel van overeenkomst tot overname van de Luxemburgse bank op tafel. De regering van lopende zaken kon daarover wettelijk geen beslissing nemen. De nieuwe regering zal zich daarover snel moeten uitspreken. Dat geldt ook voor andere dossiers.

In verband met de communautaire dialoog verwijs ik naar de verklaring van de regering: `In dat kader is het dus van belang dat de gemeenschapsdialoog snel wordt heropgestart en vóór de regionale verkiezingen tot resultaten leidt. Er moeten deelakkoorden worden afgesloten op domeinen zoals arbeidsmarkt, grootstedenbeleid, justitie, waar reeds grote vooruitgang werd geboekt, naast de domeinen waarop reeds eerder op het jaar akkoorden zijn bereikt en waar nu ook problemen ter zake zijn opgelost.' De eerste minister heeft namens de regering gezegd dat de dialoog van gemeenschap tot gemeenschap zoals die ooit heeft plaatsgevonden, zal voortgaan op het pad van de verdere staatshervorming. Hij heeft het parcours geschetst van de verschillende staatshervormingen die sinds 1970 tot stand zijn gekomen en heeft de tijdslimieten aangegeven die dergelijke staatshervormingen behoeven. Het is het standpunt van de regering dat deze politieke demarche, namelijk een volgende stap in de staatshervorming, die omvattend moet zijn, niet op zeer korte termijn kan gebeuren. We zullen de dialoog van gemeenschap tot gemeenschap voortzetten. Er zijn op dat vlak een tijd geleden al beslissende stappen gedaan. In sommige domeinen worden nu akkoorden gesloten die in de ogen van de regering en vanuit het standpunt van de meerderheid belangwekkend zijn.

In verband met de onderzoekscommissie vermeldt de regeringsverklaring: `Opnieuw in het kader van een herstel van vertrouwen in de instellingen, zal de regering het Parlement uitnodigen een initiatief te nemen voor een parlementaire onderzoekscommissie over de problematiek van de scheiding der machten en de recente problemen hierrond. Dat onderzoek moet op een serene en onpartijdige wijze geschieden. De regering suggereert een beroep te doen op experts met het oog op een voorafgaand verslag en te werken binnen een bepaald tijdsbestek. Voor het onderzoek van de banken en de financiële crisis heeft de Kamer reeds op 5 december jongstleden besloten tot het oprichten van een gemengde bijzondere commissie. Op beide domeinen zijn beleidsvoorstellen in hoge mate wenselijk.'

In het voorstel van bijzondere commissie was ook opgenomen dat er experts zouden zijn. Uiteraard zijn de parlementen meester van de werkzaamheden. Al wie het heeft goedgekeurd, vond het een zeer wijs voorstel omdat het een element van objectivering, verzakelijking en sereniteit in het debat kan brengen alvorens het Parlement zijn volle bevoegdheden kan uitoefenen.

Nous proposons une démarche identique pour la commission d'enquête. Une fois que les experts auront remis leur rapport, le parlement exercera bien sûr toutes ses prérogatives en toute liberté. C'est d'ailleurs à lui d'en définir les modalités.

Er is niet alleen niets mis met het feit dat men aan onafhankelijke deskundigen vraagt om de zaken met een grote sereniteit en afstandelijkheid te bekijken; het is volgens de regering zelfs een versterking van de werkzaamheden van het Parlement.

Er is ook heel wat de doen geweest over de datum van de verkiezingen. Welnu, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen is men het erover eens dat de nieuwe regering niet mag worden beoordeeld op haar intenties of op haar resultaten op korte termijn. Wat kan een regering immers binnen een periode van enkele weken realiseren in deze steeds wisselende en turbulente wereld? De regering wil een doelgericht beleid voeren en ze wil worden beoordeeld op de resultaten die ze in 2011 op het einde van de rit zal hebben behaald.

Met betrekking tot het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde heeft de regering voorgesteld om binnen het Overlegcomité, dat een belangenconflict over de wetsvoorstellen over de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde moet behandelen, snel een groep de opdracht te geven om oplossingen voor te stellen. De Senaat heeft dat trouwens in mei jongstleden gevraagd. De besluiten zullen vanaf de zomer van 2009 worden besproken en ten uitvoer gelegd.

Een laatste punt zijn de opmerkingen met betrekking tot binnenlandse zaken, binnenlandse veiligheid en justitie. Vanzelfsprekend moet het vertrouwen in justitie blijvend worden hersteld. Minister De Clerck zal het werk van collega Vandeurzen voortzetten. Die laatste heeft heel wat vernieuwingen opgestart. De afgelopen jaren werden belangrijke hervormingen doorgevoerd in de werking van justitie. Die moeten nu tot een goed einde worden gebracht. Mevrouw Defraigne had het over het vat der Danaïden. Ik meen dat justitie in de komende jaren geen sisyfusarbeid mag zijn, maar dat eindelijk resultaten moeten kunnen worden geboekt. Ik heb dan ook nota genomen van de suggesties van mevrouw Defraigne met betrekking tot het Feniksproject.

Tot zover mijn repliek op de verschillende opmerkingen. Ik zal de opmerkingen van de senatoren bij de bevoegde ministers aankaarten.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Ik dank de minister voor het antwoord. Ik vind het wel een beetje grappig dat hij de regeringsverklaring nog eens opnieuw voorleest. Die kenden we al. Had hij een minuutje langer gesproken, dan had hij de hele regeringsverklaring nog eens voorgelezen, zo kort was die.

Ik kom tot de controlecommissie. De heer De Crem is zelf oppositieleider geweest. Indien hij als oppositieleider een dergelijke regeringsverklaring over de controlecommissie zou horen, waaruit blijkt dat de regering op een week tijd is omgeschakeld van het idee van een parlementaire onderzoekscommissie over het geheel - namelijk over de schending van de scheiding der machten en over de wijze waarop de bancaire crisis door de regering is afgehandeld - en de huidige formule, dan had hij dat idee afgeschoten. Nu komt hij dat idee zelf verdedigen, met de mededeling dat het parlement nog altijd het laatste woord heeft. Dat is theorie. Uiteraard heeft het parlement het laatste woord. Uiteraard kan het parlement doen wat het wil, maar als na deze crisis de regering komt zeggen hoe het moet, dan gelooft de minister toch zelf niet dat het parlement daar in feite nog de belangrijkste rol vervult.

Op het punt van de staatshervorming heeft de minister ook opnieuw de regeringsverklaring voorgelezen. We komen nergens met die verklaring. Ik verwijs opnieuw naar het verleden van minister De Crem als oppositieleider van de CD&V in de Kamer. Hij heeft toen andere verklaringen afgelegd.

De wetsvoorstellen over Brussel-Halle-Vilvoorde, die nog altijd ter discussie liggen, zijn door minister De Crem ondertekend en ook door de gewezen Kamervoorzitter, thans premier. De regering, en uitgerekend minister De Crem, zegt nu dat ze een belangenconflict zal inroepen zodat een oplossing tot na de verkiezingen van juni 2009 kan worden uitgesteld en er eventueel nog kan worden onderhandeld over de details. Het is jammer dat uitgerekend minister De Crem dat moet komen uitleggen. Het zij zo. Ik stel dan ook de vraag: wie gelooft die mensen nog?

Mme Isabelle Durant (Ecolo). - Je m'inquiète de n'avoir rien entendu, dans la réplique du gouvernement, au sujet des sans-papiers et de la manière dont cette question, pendante depuis un an et demi, sera enfin réglée, alors que nous avons été nombreux à pointer ce problème. Je n'ai rien entendu non plus sur les questions, aujourd'hui plus que jamais centrales, que sont les situations au Congo et à Gaza. Ces problèmes réclament d'urgence une prise de position claire et forte de l'ensemble du gouvernement plutôt que le silence assourdissant que nous avons constaté ces dernières semaines, en particulier dans le cadre du renforcement des relations avec Israël qui est tout à fait indécent et devrait être suspendu au moins provisoirement.

Je répète mon inquiétude face à l'absence de réaction du gouvernement sur ces deux thèmes extrêmement importants à propos desquels le gouvernement avait même été interpellé par des membres de la majorité.

M. Philippe Mahoux (PS). - Nous n'allons pas laisser l'exclusivité des répliques à l'opposition. Alors que c'est le ministre de la Défense qui répond au nom du gouvernement, rien n'a été dit à propos de la situation internationale, et en particulier de la Palestine. Il s'agit pourtant d'une préoccupation majeure, eu égard aux positions non cohérentes adoptées par l'Union européenne. Nous aimerions donc que le gouvernement fasse une communication à ce sujet dans les prochains jours.

Sur le plan communautaire, je voudrais rappeler au ministre De Crem et au gouvernement en général que notre pays comprend trois régions et qu'il convient de tenir compte de chacune d'elle.

Concernant la crise financière, le ministre De Crem a déclaré, si j'ai bien compris, que rien n'était prévisible. Si c'est son opinion préétablie, quel sera le rôle de la commission mixte qui sera mise en place prochainement ?

Je pense au contraire qu'une des tâches de la commission est de déterminer ce qui était prévisible et de juger la manière dont les éléments prévisibles ont été communiqués ou passés sous silence. Par exemple, n'était-il pas prévisible que le rachat d'ABN AMRO par Fortis allait entraîner tôt ou tard des difficultés graves ?

Il appartiendra à la commission que nous allons créer de le déterminer.

Si la commission fait appel aux experts dont le métier est de prévoir mais qui n'ont pas prévu, ceux-ci affirmeront qu'ils ont eu raison de ne pas avoir prévu. Si nous chargeons ces mêmes experts de travailler pour la commission on risque évidemment de ne pas déboucher sur une autre analyse. C'est donc à d'autres experts extérieurs et indépendants qu'il faudra faire appel.

Cela me rappelle fortement la manière dont l'analyse de la crise asiatique a été menée. Après cette crise, tout le monde à fait le gros dos, considérant que tout pouvait continuer comme avant.

Dernier point, nous connaissons les initiatives prises par le gouvernement concernant l'énergie. Je souhaite souligner l'importance de ce secteur d'abord pour ses conséquences sur le pouvoir d'achat ensuite sur la problématique du réchauffement climatique et enfin sur le quasi-monopole d'Electrabel.

Pour conclure, restaurer la confiance de la population est nécessaire. Notre groupe donne confiance au gouvernement.

Nous souhaitons que les questions relatives aux thèmes qui n'ont pas été repris dans la réponse faite par le ministre de la Défense reçoivent une réponse dans les jours qui viennent, voire dans les heures qui viennent pour les problèmes internationaux et particulièrement pour Gaza.

M. Pieter De Crem, ministre de la Défense. - Je remercie tous les intervenants. Je transmettrai au ministre Magnette le jugement sévère de M. Mahoux concernant la politique menée en matière d'énergie.