4-1104/1

4-1104/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

8 JANUARI 2009


Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 462 van het Strafwetboek om misbruik van volmachten strafbaar te stellen

(Ingediend door de heer Guy Swennen)


TOELICHTING


Dat erfenissen een bron zijn van betwistingen en ruzie voor het leven tussen de erfgenamen wordt sinds jaar en dag blijkbaar ervaren als een niet te vermijden fenomeen in onze samenleving.

Uit een recente enquête van de krant De Tijd — bijlage « Netto » (9 juni 2007) blijkt het om ronduit indrukwekkende aantallen geschillen te gaan. Van de tien ondervraagden die ooit al een erfenis verwierven, zijn er niet minder dan vier die daarover woordenstrijd kenden of nog ondervinden met een andere erfgenaam. Net niet de helft wordt dus ten gevolge van een erfenis geconfronteerd met ruzie, welke bovendien in liefst zes van de tien gevallen blijkt te leiden tot een blijvende verbreking van de familiebanden.

De Nederlandse Volkskrant (1 april 2005) berichtte op basis van een onderzoek van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) dat in ruim een kwart van de families erfeniskwesties ontstaan. De KNB kwam tot die conclusie op basis van een onderzoek bij meer dan honderd leden. Tien procent van de bevraagde notarissen gaf aan dat het bij de helft van de erfenissen tot twisten leidt. Een ander Nederlands onderzoek (Het Volk, 10 april 2007) kwam ook tot de vaststelling dat erfenisverdelingen in een kwart van de families tot ruzie of breuk leidt.

Familietherapeute Else-Marie van den Eerenbemt ondervroeg 1 821 mensen in dat verband. Als men daarbij voor ogen houdt dat de familieleden en rechtstreekse omgeving van de erfgenamen bij wijze van spreken participeren in die ruzies en men er ook nog rekening mee houdt dat zogezegde opgeloste ruzies niet in de cijfers vervat zitten doch wel een blijvende onderhuidse wrevel veroorzaakt hebben, dan is het duidelijk dat erfenissen een bron zijn van verzuring tussen een gigantisch hoog aantal mensen in onze samenleving en blijkbaar ook in Nederland.

De Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen bevestigt de omvang van de erfenisruzies. Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal gerechtelijke procedures inzake erfenissen, doch een rondvraag leert dat het niet om bijzonder grote aantallen gaat omdat de erfgenamen na een relatief korte periode of na jarenlang geruzie opteren voor de afhandeling, het zekere boven het onzekere verkiezen, een lange en kostelijke gerechtelijke procedure willen vermijden en tegelijkertijd een punt willen zetten achter een pijnlijke ervaring van kommer en kwel, ergernis en andere ellende. Toch doet deze vaststelling niets af aan het feit dat het geschetste kwaad van de onherstelbare geslagen wonden een brede maatschappelijke realiteit is : die van de vele vechterfenissen.

In de volksmond wordt de oorzaak ervan al snel geklasseerd als een gevolg van veelal opgekropte wrijvingen die al lang in familieverband sluimeren en aan de oppervlakte komen bij het openvallen van de erfenis. Diezelfde volksmond stelt dat geld en hebzucht altijd wel doen vechten. Ongetwijfeld bevatten die stellingen een kern van waarheid.

Andere verklaringen van de (toenemende) erfenisruzies zijn volgens de geciteerde Nederlandse onderzoeken divers van aard en zijn stellig van toepassing als verklaring van heel wat vechterfenissen in ons land : mondiger burgers, lossere familiebanden, een algemene « verruwing » van onze samenleving, een groeiend aantal stiefoudersituaties en nieuwsamengestelde gezinnen in het algemeen, het ontbreken van een testament.

Uit een grondige studie van ons erfrecht blijkt daarnaast een andere onthutsende waarheid : onze wetgeving inzake erfrecht is de oorzaak van heel veel erfenisruzies, mede omdat ze achterhaald is — wegens nog afstammend uit de napoleontische tijd — of omdat die wetgeving onduidelijk is of ronduit van aard om ruzie te veroorzaken. Niemand zal tegenspreken dat het de plicht is van de wetgever om elke onderdeel in het erfrecht dat aanzet of verplicht tot vechterfenissen te schrappen of te veranderen. Maar er is meer, de uitdaging moet groter zijn : waarom geen bepalingen in ons erfrecht opnemen die bewust preventief ruzies voorkomen ? Zo een wetgevende vernieuwing moet hand in hand gaan met een algemene modernisering van ons erfrecht, die voluit oog heeft voor een heel nieuwe maatschappelijke werkelijkheid.

Onderhavig voorstel is onderdeel van een reeks wetsvoorstellen die in dat verband een effectieve trendbreuk willen realiseren.

De problematiek van de volmachten is in de praktijk een bijzonder grote bron van vechterfenissen. Het is de bedoeling middels een beperkte vernieuwing in een artikel van het Strafwetboek heel wat van die vechterfenissen te voorkomen.

Een tweede doelstelling is tegelijkertijd een veel voorkomende vorm van oudermishandeling aan te pakken. Volgens het jaarverslag 2007 van het Vlaams Meldpunt Ouderenmishandeling wordt financieel en materieel misbruik van ouderen onderschat : stelen van geld of eigendom, misbruik maken van goedgelovigheid, giften eisen, onder valse voorwendselen toe-eigenen van bezittingen, erfenisbejaging, misbruik van volmachten. Deze vorm van ouderenmishandeling komt zelf op de tweede plaats van het aantal meldingen (22,8 %) na psychische mishandeling (31,8 %) en vóór fysiek geweld (16,2 %).

Artikel 462 van het Strafwetboek bepaalt dat diefstal onder gehuwde partners, bloed- en aanverwanten niet strafbaar is en slechts burgerrechtelijk afgehandeld kan worden. De wettekst zelf houdt in dat tussen de in artikel 462 Sw. bedoelde personen niet alleen diefstal, maar ook misbruik van vertrouwen, oplichting en bedrog omtrent de identiteit of hoeveelheid van de verkochte zaak uitsluitend aanleiding zullen geven tot burgerrechtelijke vergoedingen (cf. de artikelen 491 en 492 Sw. en de artikelen 496, 498 en 504 Sw.).

Deze bepalingen geven in een heel aantal situaties aanleiding tot betwistingen tussen ouders en kinderen en tussen kinderen onderling, inzonderheid wanneer het ouderen betreft die al dan niet tijdelijk in een ziekenhuis of verzorgingsinstelling opgenomen worden, meestal met betrekking tot goederen en/of gelden die verdwenen zijn, soms zonder enige aanwijzing, wat uiteraard de verstandhouding niet ten goede komt.

Terecht wordt dan ook uitgegaan van de stelling dat de overheid (strafrechter) daar moeilijk kan in tussenkomen, ook al gelet op de vaak moeilijke bewijsvoering.

Een specifiek verhaal betreft echter dat van het geven van volmacht over de rekening van een persoon. Het betreft dan een maatregel die (minstens bij aanvang) uit vrije wil gedaan wordt met als bedoeling een tijdelijke oplossing aan te reiken in specifieke (nood)situaties, zoals bijvoorbeeld bij hospitalisatie.

Daarnaast worden volmachten ook vaak onder druk gegeven of worden die, tijdelijk bedoeld, niet stopgezet onder druk van de volmachthouder.

Dat maakt het mogelijk dat de gelden van de ouderen niet « goed » beheerd of gebruikt worden in het voordeel van de volmachthebber, wat in veel gevallen zelfs tot heuse vermogensdrainage aanleiding geeft.

In het licht van het huidige artikel 462 is dit niet strafbaar, ondanks het duidelijke misbruik.

Het feit dat een burgerrechtelijke procedure mogelijk is, is in de bedoelde gevallen onvoldoende om alle ellende en ruzie die ermee gepaard gaat op een efficiënte wijze aan te pakken en te voorkomen. Los van het feit dat het voeren van een burgerrechtelijke procedure bijlange niet altijd evident is (er is immers zonder meer volmacht gegeven), is er meestal ook een enorme drempel voor de betrokkene om die procedure op te starten (het gaat immers meestal over een ouder die tegen een kind moet procederen). Het voordeel van een strafrechtelijke procedure is dat na een eenvoudige klacht de rechtsvordering verder uitgeoefend wordt door het openbaar ministerie. Tegelijkertijd is er alle noodzakelijke armslag om het onderzoek te voeren. Daarenboven wordt doorgaans geen burgerrechtelijke procedure opgestart omdat gewacht wordt op het overlijden van de gedupeerde, om dan de verrekening te doen bij de samenstelling van de massa van de nalatenschap. Onnodig om aan te stippen dat dit een bijzondere krachtige bron van ruzie is tussen de erfgenamen. En last but not least, in de huidige stand van de wetgeving heerst een klimaat van straffeloosheid, minstens een forse schemerzone, waardoor er ten onrechte een sfeer heerst van « ze kunnen me toch niets doen. » Het is precies die perceptie die haaks staat op wat in dit verband een wettelijk preventief beleid zou kunnen zijn. Een krachtig signaal van strafbaarheid zal ter zake een preventieve trendbreuk realiseren.

Wij stellen dan ook voor het misbruik van volmacht strafbaar te stellen in alle gevallen waar de volmachthouder het hem bij volmacht toegekende beheer beduidend gebruikt om zich persoonlijk te verrijken. De hierbij gebruikte notie van « beduidend » heeft een duidelijke bedoeling. Dit is om de hoven en de rechtbanken het spreekwoordelijke kaf van het koren te laten scheiden. Het is immers niet de bedoeling om het aanrekenen van kosten, verplaatsingsonkosten bijvoorbeeld door de volmachthouder om bepaalde verrichtingen van de volmachtgever af te handelen, strafbaar te stellen. De rechter behoudt aldus de concrete toets met de realiteit; zo wordt vermeden dat om allerhande pietluttige details klacht ingediend wordt of vervolgd zou worden.

Tot slot dient nog onderstreept dat één van de grote argumenten die vervat zitten in de ratio legis van artikel 462 van het Strafwetboek om de kwestieuze verschoningsgronden te poneren, met name de moeilijkheidsgraad van de bewijsvoering in de familiale sfeer, in deze niet opgaat. Bij het gebruik van volmachten zijn de uitgaven en inkomsten via rekeninguittreksels gemakkelijk te traceren.

Guy SWENNEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 462, eerste lid, van het Strafwetboek wordt in fine aangevuld met het als volgt luidende zinsdeel :

« behoudens ingeval van volmacht, zo de volmachthouder zich beduidend verrijkt middels het gebruik van die volmacht. ».

3 december 2008.

Guy SWENNEN.