4-1102/1

4-1102/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

8 JANUARI 2009


Wetsvoorstel tot regeling van de toekenning van financiële dotaties aan leden van de koninklijke familie

(Ingediend door de heer Josy Dubié c.s.)


TOELICHTING


Recente debatten in de pers over het bijzondere indexeringsstelsel dat de Koning en de leden van de koninklijke familie genieten, en dat gunstiger is dan het gewone stelsel, heeft de kwestie van de dotaties, vooral wat het aantal begunstigden en de bedragen ervan betreft, weer op de agenda geplaatst.

De kwestie is niet nieuw en duikt zelfs geregeld op wanneer over een of andere gebeurtenis door de pers wordt bericht.

Deze toestand is niet gezond, en riskeert de monarchie zelf in diskrediet te brengen.

Er moet dus absoluut een algemene en duurzame oplossing voor het probleem worden gezocht.

Tijdens de vorige zittingsperiode werd een werkgroep in de Senaat gevraagd om voorstellen ter zake te formuleren. Ondanks de vele werkvergaderingen konden de vertegenwoordigde partijen uiteindelijk niet tot een akkoord komen.

Een nieuwe werkgroep van de Senaat is zich onlangs weer over dit onderwerp gaan buigen.

Deze keer moeten er wel binnen een redelijke termijn resultaten zijn.

Het stelsel van de dotaties aan leden van de koninklijke familie bestaat sinds 1853. Het wordt bij wet geregeld, maar werd de laatste jaren aanzienlijk uitgebreid door de toekenning van dotaties aan de kinderen van de Koning.

De civiele lijst, daarentegen, wordt volgens de Grondwet bij het begin van elke regeerperiode vastgesteld. De laatste keer was op 16 november 2003.

Koning Boudewijn heeft nooit een dotatie ontvangen, omdat hij bij zijn meerderjarigheid koning is geworden, maar zijn broer, Prins Albert, heeft er vanaf 1959 een ontvangen.

Onder Boudewijn I werd een dotatie toegekend aan zijn neef, Prins Filip, en na de wijziging van de Salische wet werd voor de eerste maal een dotatie toegekend aan een troonopvolgster, Prinses Astrid.

De wet van 13 november 2001 kent een dotatie toe aan Prins Laurent, die hetzelfde bedrag ontvangt als zijn zus, Prinses Astrid. Dat bedrag is echter lager dan de dotatie van de eerste troonopvolger, Prins Filip.

Met de aanzienlijke uitbreiding van de koninklijke familie rijst de vraag of nog meer dotaties zullen worden toegekend aan leden ervan die meerderjarig worden. Prins Laurent, die een dotatie ontvangt, is immers slechts veertiende in de lijst van mogelijke troonopvolgers. Als er geen maatregelen worden genomen, lijkt het logisch dat leden van de koninklijke familie die hem voorgaan ook een dotatie zullen ontvangen wanneer zij meerderjarig worden. Dit zou een aanzienlijke stijging betekenen, die zeker nu steeds meer mensen het moeilijker hebben, onaanvaardbaar zou zijn voor de publieke opinie.

Er moet dus een einde komen aan dergelijke speculaties, en de enige manier om dit te doen is door een wet goed te keuren die de toekenningscriteria van de dotaties vastlegt.

Dat is het doel van dit voorstel.

Naast de civiele lijst, die verbonden is aan het ambt van Staatshoofd, kan de wet de volgende dotaties toekennen :

1. een dotatie aan de aftredende Koning of Koningin;

2. een dotatie aan de weduwe of weduwnaar van de overleden vorst of vorstin;

3. een dotatie aan de vermoedelijke troonopvolg(st)er.

Wat de dotaties betreft die de wet jaarlijks toekent aan Prinses Astrid en Prins Laurent, in hun hoedanigheid van kinderen van de Koning, deze worden stopgezet op het ogenblik dat Prins Filip de troon bestijgt. Vanaf dat ogenblik worden zij immers zuster en broer van de nieuwe Koning.

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN

Artikelen 2 en 3

De verantwoording wordt in de toelichting gegeven.

Artikel 4

De bedragen kunnen natuurlijk van jaar tot jaar veranderen. Bovendien worden de dotaties net als de civiele lijst opgenomen in de Rijksbegroting, en zijn zij vanzelfsprekend onderworpen aan de parlementaire controle.

Artikel 5

Omwille van de transparantie worden de dotaties voorgelegd aan het Rekenhof, dat zal nagaan hoe de bedragen zijn besteed.

Josy DUBIÉ.
José DARAS.
Freya PIRYNS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Naast de civiele lijst die voorbehouden is aan het ambt van Staatshoofd, hebben de volgende personen recht op een bij wet vastgestelde dotatie :

1º de aftredende Koning of Koningin;

2º de overlevende echtgenote of echtgenoot van de Koning of de Koningin;

3º de vermoedelijke troonopvolger die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. De vermoedelijke troonopvolger is de persoon die als eerste in aanmerking komt om de troon te bestijgen overeenkomstig de artikelen 85 en 86 van de Grondwet.

Art. 3

De dotaties die de wet van 7 mei 2000 aan Prinses Astrid en Prins Laurent toekent, blijven behouden tot de troonsbestijging van de opvolger van Albert II.

Art. 4

De dotaties worden persoonlijk en voor het leven toegekend. Zij worden jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex volgens het stelsel van de sociale uitkeringen.

Art. 5

De in deze wet bedoelde dotaties worden gecontroleerd door het Rekenhof overeenkomstig artikel 5 en volgende van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.

27 november 2008.

Josy DUBIÉ.
José DARAS.
Freya PIRYNS.