4-49 | 4-49 |
De voorzitter. - De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt.
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - Artikel 7, §2, van de wet op de patiëntenrechten bepaalt dat de communicatie met de patiënt in een duidelijke taal moet geschieden. Tot op heden vormt de communicatie in ziekenhuizen voor dove patiënten echter nog steeds een enorm probleem. Deze patiënten hebben immers als moedertaal de Vlaamse of Frans-Belgische gebarentaal en kunnen zich vaak veel minder goed uitdrukken in het gesproken Nederlands of het Frans. Accurate communicatie is in een medische context nochtans essentieel.
Artikel 2, §3, van de antidiscriminatiewet van 2003 stelt dat het niet voorzien in redelijke aanpassingen voor personen met een handicap een discriminatie vormt. Niettemin bieden ziekenhuizen vandaag geen structurele oplossing met betrekking tot de opvang en opname van dove patiënten.
Bijgevolg moeten dove patiënten er zelf maar voor zorgen dat de communicatie met het ziekenhuispersoneel vlot kan verlopen. Meestal gebeurt dat door zelf een tolk mee te brengen voor een consultatie of voor een operatie. In Vlaanderen beschikken dove personen via het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap weliswaar over achttien privétolkuren per jaar, maar met dit zeer beperkte aantal uren dienen uiteenlopende noden, zoals contacten met gemeentelijke diensten, bank- en notarisbezoeken en culturele uitstappen gedekt te worden. De ervaring leert ook dat de wachturen bij een ziekenhuisbezoek sterk kunnen oplopen, wat voor heel wat verloren tolkuren zorgt. Dat is zonde. Wanneer een dove patiënt een spoedopname ondergaat, kan bovendien onmogelijk tijdig voor een tolk worden gezorgd, hoewel de communicatie op dat moment van levensbelang kan zijn.
Tijdens de vorige legislatuur werd de problematiek al aangekaart bij toenmalig minister Demotte. Hij zei dat ziekenhuizen krachtens artikel 80, §2, van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststellingen en de vereffening van het budget van financiële middelen van ziekenhuizen een aanvraag kunnen doen bij de FOD Volksgezondheid om tolken gebarentaal als intercultureel bemiddelaar of coördinator tewerk te stellen. Maar twee instellingen hadden op dat moment, april 2007, een dergelijke aanvraag ingediend.
Naast de interculturele bemiddeling opperde de minister nog twee andere mogelijke oplossingen. Een eerste bestaat in het opzetten van pools van tolken gebarentaal, waarbij tolken met standplaats in een bepaalde instelling kunnen worden opgeroepen om in nabijgelegen instellingen te tolken. Het tweede idee was om via videoconferentietechnieken te tolken, een methode die in de Verenigde Staten wordt toegepast. De minister suggereerde om de problematiek op de agenda te zetten van een volgende interministeriële conferentie, met het oog op overleg met de gemeenschappen over deze materie.
Kort nog ter vergelijking. In buurland Frankrijk zijn de geesten aanzienlijk verder gevorderd dan hier. Het charter over de rechten van patiënten van het Franse ministerie van Volksgezondheid bepaalt formeel en specifiek dat ziekenhuisinstellingen, in het kader van de non-discriminatie van patiënten met een handicap, geacht worden een tolk te zoeken bij behandeling of opname van dove of slechthorende patiënten. Gevolg ervan is bijvoorbeeld dat nogal wat dove personen - en niet alleen mensen uit de grensstreek - er de voorkeur aan geven om zich in het universitaire ziekenhuis van Rijsel te laten behandelen of opereren. Dat het RIZIV kosten voor een tolk momenteel nog niet terugbetaalt, is voor de mensen ondergeschikt aan het belang van de goede communicatie tussen patiënt en ziekenhuispersoneel in Rijsel. Dat dove mensen zich verplicht zien - indien het voor hen financieel haalbaar is - hun toevlucht te nemen tot buitenlandse ziekenhuizen, vind ik persoonlijk geheel onaanvaardbaar. Een vlotte communicatie in ziekenhuiscontext zou voor alle dove medeburgers van ons land immers al lang een evidentie moeten zijn.
Graag had ik van de minister vernomen hoeveel ziekenhuizen tot op heden op basis van voornoemd koninklijk besluit een aanvraag hebben ingediend om een tolk gebarentaal in dienst te nemen? Om welke ziekenhuizen gaat het?
Welke adviezen met betrekking tot de aanvragen heeft de coördinatiecel Interculturele Bemiddeling van de FOD Volksgezondheid gegeven en hoeveel - en welke - ingediende aanvragen heeft ze goedgekeurd? Hoe motiveerde de coördinatiecel haar afkeuringen?
Heeft de coördinatiecel de activiteiten van tolken gebarentaal in hun hoedanigheid van culturele bemiddelaars in ziekenhuizen reeds geëvalueerd? Zo ja, wat zijn de resultaten?
Werden de mogelijke oplossingen om een pool van tolken gebarentaal voor ziekenhuizen op te richten of om te tolken via videoconferentietechnieken reeds besproken op een interministeriële conferentie? Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo neen, is de minister bereid dit op de agenda te plaatsen en kan ze een timing geven?
Wat is het standpunt van de minister ten aanzien van de problematiek, ook ten aanzien van de door minister Demotte voorgestelde oplossingen en ten aanzien van de situatie in Frankrijk?
De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.
Drie ziekenhuizen hebben een aanvraag ingediend, namelijk het psychiatrisch centrum Dr. Guislain in Gent (50% aanstelling van een intercultureel bemiddelaar gebarentaal), Peltzer-La Tourelle in Verviers (25% aanstelling van een intercultureel bemiddelaar gebarentaal) en het CHR de Namur (10% aanstelling voor een intercultureel bemiddelaar gebarentaal).
Een vierde ziekenhuis met twee campussen, CHC Clinique de l'Espérance in Montegnée en CHC Clinique St.-Joseph in Luik, had geen aanvraag ingediend voor het in dienst nemen van een intercultureel bemiddelaar, maar heeft wel een halftijdse intercultureel bemiddelaar in dienst genomen die zowel het Turks als de Frans-Belgische gebarentaal beheerst.
Alle aanvragen werden positief beoordeeld.
Er gebeurde een beperkte kwantitatieve evaluatie. In het psychiatrisch centrum Dr. Guislain in Gent stellen we vast dat de intercultureel bemiddelaar wel frequent wordt ingezet - ongeveer 50 prestaties per maand - maar voor een zeer beperkt aantal patiënten. Psychiaters van dit ziekenhuis hebben ons herhaaldelijk gewezen op de grote meerwaarde van het inzetten van die bemiddelaar. In Peltzer-La Tourelle in Verviers ligt het rendement erg laag. Voor het CHR de Namur en het CHC-ziekenhuis Montegnée, waar maar zeer onlangs een intercultureel bemiddelaar werd ingezet, zullen we pas in de loop van de maand februari 2009 over gegevens beschikken. De activiteiten van de intercultureel bemiddelaars worden op het ogenblik geregistreerd en zullen eind januari 2009 ter beschikking zijn van de administratie.
Deze problematiek kwam nog niet ter sprake in het interministerieel overleg. Een interministerieel overleg over tolken voor doven en gehoorgestoorden is zinvol omdat zowel de gemeenschappen als het federale niveau met deze problematiek bezig zijn. Een betere afstemming van beide is dan ook raadzaam. Er moet bovendien onderzocht worden of en, zo ja, op welke wijze het aanbod aan tolken gebarentaal nog verder kan worden uitgebreid.
Ik ben mij terdege bewust van het belang van deze problematiek. Nog vóór het einde van het jaar zal een eerste experiment met tolken via videoconferentietechnieken worden gestart. Het is niet specifiek gericht op doven en gehoorgestoorden. Uit onderzoek in de VS blijkt echter dat het systeem ook voor die groep bruikbaar is. In 2010 gaat naar alle waarschijnlijkheid een tweede meer uitgebreide fase in, die in het ideale geval zal leiden tot een permanent aanbod van taalbijstand voor onder meer doven en slechthorenden.
Er bestaan nog geen plannen voor het creëren van een pool van tolken gebarentaal die ter plaatse zouden tolken voor dove en slechthorende patiënten. De ervaring met sociale tolken - die in dergelijke oproepsystemen functioneren - leert ons dat ziekenhuizen de procedures die verbonden zijn met het oproepen en inzetten van dergelijke tolken, als zeer omslachtig ervaren. Steeds weer wordt erop gewezen dat de tijd tussen de aanvraag van een tolk en de beschikbaarheid ervan het functioneren van het systeem in zeer hoge mate belemmert. We stellen dan ook vast dat de meeste ziekenhuizen erg weinig een beroep doen op dergelijke tolken.
De situatie in Frankrijk wijkt sterk af van die in België. In de Belgische wet op de patiëntenrechten wordt weliswaar gesteld dat de communicatie met de patiënt in een duidelijke taal moet geschieden, maar er wordt nergens expliciet verwezen naar het inzetten van professionele tolken.
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - De minister zegt dat de wet op de patiëntenrechten geen verplichting oplegt om gebruik te maken van tolken gebarentaal om de communicatie tussen de dove of slechthorende patiënt en het ziekenhuispersoneel beter te laten verlopen. Dat is inderdaad zo, maar de antidiscriminatiewet van 2003 is op dat punt zeer duidelijk: ze verplicht alle openbare instellingen en privébedrijven die diensten aanbieden, te voorzien in redelijke aanpassingen. Ook ziekenhuizen moeten dus redelijke aanpassingen doen om dove mensen, die een communicatiehandicap hebben, te helpen en dat kan best door een tolk gebarentaal in te schakelen.
Als de wet op de patiëntenrechten samen wordt gelezen met de antidiscriminatiewet is het duidelijk dat een tolk gebarentaal moet worden ingeschakeld; daarover hoeven we niet te discussiëren. Een goede communicatie en dus het stellen van een juiste diagnose kan immers van levensbelang zijn.
Ik begrijp dat het een omslachtige procedure is om een beroep te doen op een pool tolken gebarentaal. Zelf geef ik ook de voorkeur aan een systeem van videoconferenties. Ik ben benieuwd naar de resultaten van het proefproject. Ik hoop dat het slaagt, want een goede evaluatie is belangrijk. Ik hoop dan ook dat de communicatie goed kan worden uitgetest en dat het project dus niet te kleinschalig wordt opgezet.
Het verbaast mij ook enigszins dat maar vier ziekenhuizen een aanvraag hebben ingediend. Is dat te wijten aan het feit dat die mogelijkheid niet voldoende bekend is? Ik zou dat graag verder onderzoeken.