4-722/1 | 4-722/1 |
7 MEI 2008
I. Inleiding
Tijdens haar vergadering van 7 mei 2008 heeft de commissie voor de Sociale Aangelegenheden mevrouw Sabine Laruelle, minister van KMO, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, de gelegenheid gegeven om een uiteenzetting te houden over haar algemene beleidsnota inzake zelfstandigen en voedselveiligheid. Deze uiteenzetting vindt men terug in hoofdstuk II van voorliggend verslag. Vervolgens vond in de commissie een gedachtewisseling plaats over deze aangelegenheid, die wordt weergegeven in hoofdstuk III.
II. Uiteenzetting van mevrouw Laruelle, minister van KMO, Landbouw en Wetenschapsbeleid
II.1. Het sociaal statuut voor zelfstandigen
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van KMO, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, hecht bijzondere aandacht aan het sociaal statuut voor zelfstandigen en in dat domein krijgt de verbetering van het pensioen een belangrijke plaats.
Na de vijf verhogingen die in de vorige zittingsperiode doorgevoerd werden, zullen de minimumpensioenen in juli 2008 nog met 2 % worden verhoogd. Het is nog altijd de bedoeling om de minimumpensioenen zo snel mogelijk gelijk te schakelen. Die verhoging van 2 % is ook van toepassing op de arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsuitkeringen en ook op de uitkeringen die worden toegekend aan zelfstandigen die failliet gaan.
Eveneens in het kader van de pensioenen zullen ook andere maatregelen worden toegepast, met name :
— in september 2008 zullen de pensioenen die tussen 1988 en 2002 ingegaan zijn aan de welvaart worden aangepast;
— zelfstandigen die vervroegd met pensioen gaan en een loopbaan van 43 jaar hebben, zullen niet meer met een pensioenvermindering (malus) worden bestraft;
— de grenzen van de toegelaten arbeid worden nog eens met 25 % verhoogd voor de rustpensioenen en met 2 % voor de overlevingspensioenen;
— vanaf juli 2008 wordt gestart met de geleidelijke opheffing van de solidariteitsbijdrage met bijzondere aandacht voor de laagste pensioenen.
Ook op het vlak van de kinderbijslag wordt de gelijkschakeling van het eerste kind van een zelfstandige voortgezet. Vanaf april 2008 wordt de bijslag met 10 euro verhoogd. De jaarlijkse bijslag voor kinderen van 6 tot 11 jaar en voor die van 12 tot 17 jaar wordt nu aangevuld met een bijslag van 25 euro voor de kinderen van 18 tot 24 jaar. Dit supplement zal geleidelijk stijgen tot 100 euro vanaf 2012. Kinderen van 0 tot 5 jaar zullen op hun beurt een bijslag van 25 euro krijgen vanaf 2009.
De financiële toestand van de RSVZ werd gesaneerd, in het bijzonder dankzij de aanzuivering van de schuld uit het verleden, dankzij de verbetering van de alternatieve financiering, dankzij de maatregelen op het vlak van de strijd tegen sociale fraude en dankzij de betere inning van de sociale bijdragen. Vanaf 2008 zullen volgende elementen een essentiële impact hebben op de begroting van de RSVZ : enerzijds het nieuwe financieringssysteem van de gezondheidszorg, en anderzijds de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor zelfstandigen. De begroting 2008 zou met een batig saldo van zowat 90 miljoen moeten worden afgesloten.
De minister wil ook werk maken van de hervorming van de sociale bijdragen van de zelfstandigen aan de hand van de conclusies die de werkgroep in juli 2007 indiende. In het nieuwe systeem van inning van de sociale bijdragen wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de starters die soms moeilijk de sociale bijdragen kunnen betalen. Zij wil ook de periode tussen het inkomstenjaar en het jaar van de inning van de sociale bijdragen kleiner maken.
Mevrouw Laruelle wil ook werken aan een hervorming van de beheerskosten van de socialeverzekeringsfondsen. Momenteel rekenen zij ongeveer 4 tot 5 % kosten aan, maar de kwaliteit van de dienstverlening is niet bij alle fondsen dezelfde. De minister is ervan overtuigd dat de beheerskosten van de socialeverzekeringsfondsen in verhouding moeten staan tot de kwaliteit die ze bieden en dat er een beter toezicht moet zijn op de informatie die zij geven over hun dienstverlening.
Sinds 2006 is het zo dat het boni van het sociaal statuut van zelfstandigen wordt toegewezen aan het Fonds voor de Welvaart der Zelfstandigen. Dat fonds dient om in te spelen op de toekomstige uitdagingen inzake financiering van de uitkeringen van het sociaal statuut van de zelfstandigen. Bij het afsluiten van de rekeningen van 2007 zal het fonds over meer dan 450 miljoen beschikken.
II.2. Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Het Agentschap heeft als opdracht toe te zien op de veiligheid van de voedselketen en op de kwaliteit van onze voedingsmiddelen. Zijn hoofdopdracht bestaat erin de activiteiten te reglementeren en de spelers in de voedselketen te controleren. Deze opdracht is van cruciaal belang, zowel voor de volksgezondheid als voor de economie vanwege de potentiële weerslag op onze uitvoer. We mogen tevreden zijn met het professionalisme van het Belgische agentschap, dat zowel op nationaal als internationaal niveau erkend wordt. De doelstelling is duidelijk : het heel hoge niveau van veiligheid van de voedselketen dat we hebben bereikt, moet behouden worden.
In tegenstelling tot onze buurlanden die gemiddeld 80 % van hun officiële vergelijkbare diensten met overheidskredieten financieren, was de financiering van het FAVV tot nu toe voor meer dan 50 % gegarandeerd door belastingen en retributies van spelers binnen de voedselketen. Daardoor was het agentschap onvoldoende gefinancierd en droeg de sector een zware last, met gevolgen voor de concurrentie.
De minister heeft dus voorgesteld dat het FAVV vanaf 2008 een duidelijke verhoging van zijn dotatie zou krijgen, als eerste stap naar een gelijkschakeling ervan met de vergelijkbare officiële diensten in de buurlanden.
Die verhoging van de dotatie moet het het agentschap in de eerste plaats mogelijk maken het chronische tekort weg te werken waarmee het vrijwel sinds zijn oprichting te kampen heeft. Een bedrag van 5 miljoen euro moet dienen om reserves aan te leggen die wettelijk voorgeschreven zijn. Een bedrag van 2 miljoen euro zal in 2008 worden besteed aan de invoering van de vaccinatiecampagne tegen blauwtong. Zo zullen in het bijzonder de kleinste spelers hun basiskosten kunnen dekken. Ten slotte, en dat is in de ogen van de minister zeker niet minder belangrijk, moet de herfinanciering van het agentschap met overheidsgeld geleidelijk aan uitmonden in een verlaging van de kosten voor de spelers, in het bijzonder van de kleinste.
2008 zal het jaar zijn van de concretisering van bepaalde projecten die al ontwikkeld worden of die nog moeten worden opgestart. De minister vermeldt enkele markante voorbeelden :
In de eerste plaats de goedkeuring van sectorgidsen voor autocontrole. Naast de hulp die ze aan individuele spelers bieden, openen ze de deur voor de certificering van het systeem van autocontrole van een onderneming door een erkende certificeringsinstelling. Deze certificering in 2008 zou de speler de mogelijkheid geven te ontsnappen aan een verdubbeling van zijn jaarlijkse bijdrage aan het FAVV in 2009. De gecertificeerde ondernemingen zijn immers een grotere garantie voor de veiligheid van hun producten en zullen dus minder vaak door het agentschap worden geïnspecteerd. De gids voor autocontrole bij primaire productie zal inderdaad weldra worden goedgekeurd. Dat zal veel landbouwers de mogelijkheid bieden zich ook te laten certificeren en aan de malus te ontsnappen.
Vervolgens zal de dienst interne audit en kwaliteitszorg verdere stappen ondernemen om de ISO 9001-certificering te krijgen voor een deel van de activiteiten van het agentschap. In de context van de duurzame ontwikkeling zal ook de EMAS-registratie worden nagestreefd.
Overigens zal verder worden gewerkt aan de ontwikkeling van de informaticasystemen van het FAVV en meer bepaald aan de gegevensbank van de spelers die in de voedselketen actief zijn. U zult merken dat de informaticabegroting een belangrijk deel van de werkingskosten vormt. Dit moet het het agentschap mogelijk maken niet alleen het financieringssysteem en de interne werking te verbeteren, maar ook de diensten die het aan de spelers levert.
De minister wijst op de betere relaties met bepaalde spelers, in het bijzonder de kleine ondernemingen. Het FAVV zal een cel oprichten die verantwoordelijk zal zijn voor de vulgarisatie van de regelgeving. De bedoeling daarvan zal zijn om de spelers te helpen groeien naar een betere beheersing van de veiligheid van hun producten.
Tot slot zal het agentschap blijven ijveren voor transparantie bij beslissingen en voor goede communicatie, zowel met de consumenten als met de sectoren.
III. Gedachtewisseling
III.1. Het sociaal statuut van de zelfstandigen
Vragen van de leden
De heer Claes stelt vast dat de beleidsnota heel wat positieve maatregelen bevat, onder meer op het vlak van de gezinsondersteunende maatregelen zoals de kinderbijslag voor het eerste kind en de leeftijdsbijslag. Hij hoopt dat deze maatregelen zo snel mogelijk zullen worden uitgevoerd.
Hij heeft enkele specifieke vragen, onder andere over het vervroegde pensioen van de zelfstandigen, dat steeds als een probleem werd gepercipieerd. Een verlies van 25 % voor een zelfstandige die op 60 jaar met pensioen wenst te gaan weegt immers zwaar door. De minister heeft al maatregelen genomen om dit systeem te versoepelen. Zo merkt de senator dat een zelfstandige die 43 jaar heeft gewerkt, geen verlies meer kan hebben als hij vervroegd op pensioen wenst te gaan. Vorig jaar bedroeg deze grens nog 44 jaar. Wenst de minister hier nog verder in te gaan ? Een tweede vraag betreft de categorie van zelfstandigen die ondanks de zware verliezen toch reeds vroeger met pensioen zijn gegaan. Voorziet de minister voor deze personen een mogelijke rechtzetting of verzachting ?
Inzake de solidariteitsbijdrage op de pensioenen steunt senator Claes het voornemen de afschaffing prioritair te laten ingaan vanaf 1 juli 2008 voor de laagste pensioenen. Betekent dit echter wel degelijk dat het netto-bedrag uiteindelijk hoger zal uitvallen ? Door het feit dat de solidariteitsbijdrage wegvalt krijgt men wel degelijk meer pensioen, maar de fiscalisering op het einde van het jaar zou verantwoordelijk kunnen zijn voor een kleiner netto-resultaat. Hoe wil de minister dit ongewenste effect opvangen ?
Inzake de ongelijke behandeling van bezoldigde en zelfstandige werknemers heeft de minister als doelstelling deze verschillen weg te werken. Om deze doelstelling te halen, is overleg nodig met de organisaties. Zijn er al contacten gelegd en is dergelijk overleg al opgestart ?
Mevrouw Van Hoof zou graag vernemen hoe de minister van plan is rekening te houden met de vrouwelijke ondernemers, meer bepaald in het kader van de dienstencheques bij zwangerschapsverlof.
Mevrouw Lanjri vraagt of de minister iets kan zeggen in verband met de eenmalige actie economische migratie. In welke mate houdt de minister rekening met deze actie ?
Antwoorden van de minister
Inzake de voorwaarden voor het vervroegd pensioen verduidelijkt de minister dat tot in 2003 een zelfstandige de leeftijd van 65 jaar moest bereikt hebben om geen malus te ondervinden. Indien hij vroeger met pensioen wenste te gaan, koste hem dit een malus van 5 % per jaar, tenzij hij een loopbaan van 45 jaar had opgebouwd. Een persoon die op de leeftijd van 60 jaar met pensioen wou gaan, had dus een malus van 25 %. In 2003 lag het minimumpensioen van een zelfstandige bovendien 300 euro per maand lager dan het minimumpensioen van een werknemer of van een werkloze.
In de afgelopen 4 jaar heeft de minister, samen met de middenstandsorganisaties, een aantal prioriteiten gedefinieerd. Een daarvan betrof de verhoging van de minimumpensioenen. Vandaag bedraagt het minimumpensioen voor een zelfstandige met gezinslast 250 euro per maand meer dan in 2003. Dit is nog steeds 70 euro per maand minder dan wat een werknemer met gezinslast ontvangt. Voor een alleenstaande zelfstandige bedraagt het verschil nog iets meer, namelijk 100 euro per maand. De minister ijvert ervoor dit verschil te overbruggen voor het einde van 2011. De verhoging van het minimumpensioen is niet enkel van toepassing op de zelfstandigen die 45 jaar hebben gewerkt, maar ook op diegenen met een kortere loopbaan.
De aanpassingen aan de kleine risico's, die nu gratis zijn voor de gepensioneerde zelfstandige, betekenen een maandelijkse besparing van 80 tot 100 euro voor de zelfstandigen. Ook de zelfstandige die met vervroegd pensioen is gegaan, kan hiervan genieten. De kinderbijslag is ook aangepast waardoor een zelfstandige nu voor het eerste kind 30 euro per maand meer ontvangt.
De prioriteiten voor deze legislatuur zijn : het minimumpensioen van de zelfstandigen op te trekken tot het niveau van het minimumpensioen van de werknemers; de kinderbijslag voor het eerste kind op te trekken tot het bedrag van dat van de werknemers en een verzachting te krijgen van de malus. Een afschaffing van de malus is budgettair niet haalbaar. Het probleem is hier vooral dat Belgen graag vroeg met pensioen gaan, waardoor velen al stoppen met werken rond 56 jaar. Het is nodig mensen te overtuigen langer te blijven werken. Bij de zelfstandigen werkt nog 70 % na de leeftijd van 60 jaar, bij de werknemers is dit slechts 32 %. Een verzachting van de malus mag niet overkomen als een maatregel om vroege pensionering aan te moedigen. Het doel van minister is om in 2011 te bekomen dat een zelfstandige met een loopbaan van 40 jaar, geen malus meer ondervindt.
In 2005 werd reeds een verzachting van de malus ingevoerd. Vroeger was dit 5 × 5 %, waardoor een 63-jarige een malus van 15 % ondervond. Vanaf 2006 zal deze persoon slechts 12 % malus ondervinden. Het generatiepact bevatte ook een bonus.
Retro-activiteit is echter niet mogelijk wegens onbetaalbaar. Misschien zal er na 2011 iets mogelijk zijn, wanneer de minima gelijk liggen. Momenteel is de prioriteit van de minister echter het halen van eenzelfde minimumbedrag.
Er is eensgezindheid om de solidariteitsbijdrage af te schaffen. Veel van de zelfstandigen hebben slechts een minimumpensioen. De proportionaliteit van een zelfstandigenpensioen is veel lager dan dat van een werknemerspensioen. De afschaffing van de solidariteitsbijdrage heeft dus minder impact voor de zelfstandigen. Wat betreft de fiscale consequentie is zij het helemaal eens met de probleemstelling van senator Claes. De minister van Financiën wenst een echte vermindering te realiseren, en dus ook een vermindering van de fiscaliteit.
Wat betreft de maatregelen inzake het vrij aanvullend pensioen (de « tweede pijler ») is er al veel overleg gepleegd en zijn er sinds 2003 al enkele stappen ondernomen, maar nog niet genoeg. Werknemers kunnen tot 80 % van de laatste inkomsten gaan, voor een zelfstandige is dit slechts 8,17 % of 9,07 % als hij inschrijft op het solidariteitssysteem. Er is dus nog een hele weg af te leggen. Zij hoopt dat deze problematiek aan bod zal komen op de pensioenconferentie van dit najaar.
Inzake de dienstencheques voor zwangerschapsverlof, wijst de minister er op dat het zwangerschapsverlof sinds 2003 werd uitgebreid tot 8 weken. Verder worden er kosteloos 105 dienstencheques gegeven aan de betrokken vrouw. Er is echter nog ruimte voor vooruitgang. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door meer flexibiliteit te voorzien in het zwangerschapsverlof omdat veel vrouwelijke ondernemers het zich niet kunnen veroorloven 8 weken na mekaar afwezig te zijn. Waarom niet bepalen dat bijvoorbeeld 3 weken verlof aaneensluitend moeten worden genomen, en dat de 5 overige weken gespreid kunnen worden opgenomen ? Een reflexie hierover is zeker welkom. Ook het systeem van « vliegend ondernemerschap » past in dit concept, voor vrouwen die zich verplicht zien langer dan 8 weken thuis te blijven. Dit bestaat reeds in de landbouwsector.
Minister Laruelle wenst ook het systeem voor de aanvraag van de kosteloze dienstencheques te verbeteren, die momenteel moeten worden aangevraagd binnen zes weken na de bevalling. Deze termijn is te kort en moet dus worden aangepast.
Het adoptieverlof voor zelfstandigen dient ook te worden aangepast. In 2003 had een zelfstandige man of vrouw geen recht op adoptieverlof, vandaag hebben ze recht op 4 weken.
Meer in het algemeen moet er bijzondere aandacht worden besteed aan maatregelen ter verbetering van het evenwicht tussen privé-arbeid. Vooral als een kind ziek is kan dit problemen opleveren. De minister overweegt daarom het invoeren van een zorgverlof voor zieke familieleden.
Inzake economische migratie is minister Laruelle enkel zijdelings bevoegd, namelijk voor zover migranten zich willen vestigen als zelfstandigen. Zij is niet rechtstreeks betrokken bij het opstellen van de eigenlijk circulaire inzake de eenmalige actie economische migratie. Zij heeft haar administratie wel gevraagd een systeem te ontwikkelen dat in overeenstemming is met het aantal te verwachten aanvragen door de economische migratie.
Er zal bijzondere aandacht moeten worden geschonken aan het feit of de voorgestelde projecten wel realiseerbaar zullen zijn. Er moeten dus voldoende personeelsleden beschikbaar zijn voor een analyse van de projecten. Ook moet er worden nagekeken of de indiener zelf over de nodige kwalificaties beschikt. In ons land kan men zich enkel vestigen als loodgieter, schilder of garagist indien men over de nodige diploma's beschikt. Uiteraard zal deze voorwaarde ook gelden voor migranten die zich in dergelijk beroep willen vestigen. Voor beschermde beroepen zoals bijvoorbeeld architect moet men bovendien gedurende het uitoefenen van het beroep ook een deontologische code respecteren. Ook dit geldt voor iedereen die zich in België in dergelijk beroep wil vestigen.
III.2. Het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid
Vragen van de leden
Het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid (FAVV) wil met het toekennen van een « smiley », de consument aantonen dat de eigenaar van de zaak de wetgeving voor voedselveiligheid goed naleeft. De eerste sector waarop dit zal worden toegepast vanaf 1 januari 2008, is de horeca. De heer Claes wil graag weten of dit systeem zal worden uitgebreid naar de sectoren van bijvoorbeeld grootkeukens en cateringbedrijven.
De heer Elsen heeft een vraag over de residuen van pesticiden in voedingswaren. Kan de minister een idee geven van de omvang van dit probleem ? Wat wordt er in het werk gesteld om het risico te bepreken, ook op het gebied van sensibilisering en communicatie ? Hij zou ook meer informatie krijgen over het federaal programma voor pesticidenreductie. Waar bevindt België zich momenteel ten opzichte van het beoogde doel van dit programma ?
Er wordt al een hele tijd veel gepraat over genetisch gemodificeerde organismen (GGO's). Het blijft een voorwerp van discussie, waarbij wij ons verplicht moeten voelen zeer behoedzaam te handelen. Volgens de minister wordt er momenteel een enquête gehouden in België. Wanneer zouden de resultaten daarvan beschikbaar zijn ?
Senator Elsen zou ook graag de aandacht van de minister vestigen op de bijzondere problematiek van de kleine producenten en de personen die streekgebonden producten maken.
Alhoewel het niet helemaal de bevoegdheid van minister Laruelle betreft, zou hij ten slotte even willen ingaan op de vraag hoe de minister het belang van voedselveiligheid hoopt te benadrukken in de opleidingen voor beroepen die zich richten tot keukens en horeca.
Antwoorden van de minister
Wat betreft het « smiley » systeem is het zeker nodig een evaluatie te maken. Het idee is goed, maar is nog niet bekend genoeg bij het grote publiek. Uit de evaluatie kan blijken of het systeem al dan niet pertinent is. Een specifieke analyse voor de horeca is zeker aangewezen, net zoals een evaluatie in een breder kader, voor een groter deel van de sector.
Uit herhaalde analyses van het FAVV blijkt dat België zich quasi altijd onder de Europese normen voor de aanwezigheid van residuen van pesticiden in voedingswaren bevindt. Een overschrijding van de norm is trouwens niet steeds aan de Belgische landbouw te wijten, vermits het soms gaat om geïmporteerde producten. De minister benadrukt dat de landbouwsector enorme inspanningen geleverd heeft op dit gebied. Alhoewel de minister nog niet beschikt over de meest recente cijfers, is zij er van overtuigd dat het privé-gebruik van pesticiden in niet geringe mate bijdraagt tot het probleem. Privé-gebruikers van pesticiden hebben nogal snel de neiging de dosis op te drijven omdat zij er van uitgaan dat hun groenten dan beter beschermd zijn.
De problematiek van de GGO's is zeer gevoelig, en jammer genoeg blijken ideologische overwegingen vaak belangrijker dan wetenschappelijke. De minister stelt voor in eerste instantie het advies van het bioveiligheidscomité af te wachten. Zelf is zij voorstander om de situatie voor elk GGO apart te beoordelen. Zo kan een hybride maïs zich niet voortplanten en zijn er ook geen verwante planten in de natuur die door de hybride maïs kunnen worden besmet. De situatie is echter helemaal anders voor het koolzaad. Niet enkel zijn er verwante planten in de natuur, maar bovendien is het zaad van deze plant zo fijn dat het door de wind kilometers weg kan worden geblazen. Zij wil zich echter in de eerste plaats baseren op wetenschap, en niet op ideologie.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Marc ELSEN. | Nahima LANJRI. |