4-38

4-38

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 10 JULI 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen over «het beperken van studentenarbeid tot de zomermaanden» (nr. 4-404)

Mondelinge vraag van mevrouw Dominique Tilmans aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen over «het beperken van studentenarbeid tot de zomermaanden» (nr. 4-407)

De voorzitter. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). - Met enige verbazing heb ik begin deze week kennis genomen van de plannen van de minister om drastische veranderingen aan te brengen in de tewerkstellingsmogelijkheden van studenten. De minister stelde voor studentenarbeid te beperken tot de zomermaanden. Tijdens die drie zomermaanden zouden studenten tegen een verlaagd RSZ-tarief kunnen werken; de overige maanden van het jaar zouden voor hen de normale sociale bijdragen gelden. Gisteren stelde de minister in de Kamercommissie nog een ander denkspoor voor: tijdens de zomermaanden werken studenten tegen een verlaagd RSZ-tarief en de rest van het jaar kunnen ze halftijds werken tegen de verlaagde bijdrage die geldt voor ongeschoolden.

Zelf houd ik me al enige tijd met dit onderwerp bezig. Ik heb daarover een wetsvoorstel ingediend, dat vandaag in overweging wordt genomen en dat de tekorten in de huidige wet- en regelgeving moet oplossen. Het thema is mij dus niet vreemd. Het huidige systeem is complex en dringend aan hervorming toe. Onder hervorming versta ik, enerzijds, een vereenvoudiging van het systeem en, anderzijds, een versoepeling van het systeem op maat van álle betrokken partijen. Dat zijn op de eerste plaats natuurlijk de studenten, maar ook de ouders, werkgevers en werknemers.

Het huidige studentenstatuut houdt weinig rekening met de noden van de hedendaagse studenten. De tijd dat studenten vakantiewerk deden om een laptop te betalen of met vakantie te kunnen gaan is voorbij. Vandaag moeten alsmaar meer studenten zelf een stukje van hun studiekosten betalen, zoals de huur van een kot of het inschrijvingsgeld.

Uit de gesprekken die ik naar aanleiding van het wetsvoorstel heb gevoerd met ervaringsdeskundigen, zowel bij jobdiensten als bij de werkgeversorganisaties, blijkt dat de vraag naar een flexibel systeem zeer groot is. Deze vraag gaat vooral uit van de distributie- en horecasector, omdat zij het hele jaar door met een nijpend personeelstekort kampen. De sector is het hele jaar door op zoek naar flexibel personeel, zoals studenten, omdat die zich perfect lenen tot het onregelmatig werkschema dat eigen is aan de horeca.

Naar aanleiding van het voorstel om de huidige wetgeving omtrent studentenarbeid te hervormen, heb ik daarom de volgende vragen:

1. Het systeem zoals het nu georganiseerd is, heeft te weinig oog voor de zelfstandige rol van studenten. Wat is de mening van de minister hierover?

2. In het advies van de NAR vernemen we het standpunt van de werknemersorganisaties, die menen dat studenten een bedreiging vormen voor de laaggeschoolde werknemers. Werkgevers weerleggen dit standpunt terecht door te stellen dat de uren waarop studenten zich beschikbaar stellen, vooral 's avonds, in het weekend en op onverwachte en vaak ongeplande momenten, niet dezelfde uren zijn waarop laaggeschoolden willen werken. Ik had graag de mening van de minister vernomen over beide standpunten.

3. In tijden waarin bedrijven er een krap personeelsbestand moeten op nahouden, betekenen werkstudenten voor veel bedrijven zelfs dé garantie op continuïteit en dus op zekerheid voor de vaste werknemers. Een bijkomende reden dus om werkstudenten het hele jaar door te laten werken. Wat denkt de minister hierover?

4. Wat vindt de minister ervan om niet langer te spreken van een systeem van twee maal 23 dagen, maar in de plaats daarvan te werken met een systeem van 400 uur. Een student zou dan 400 uur kunnen werken tegen een verlaagd RSZ-tarief. Beslist de student om meer dan 400 uur per jaar te werken, dan zal hij/zij vanaf het 401ste uur de normale sociale bijdrage betalen. De 400 uur tegen een lager RSZ-tarief hebben ze dus sowieso verworven.

5. Ook de arbeidsovereenkomst voor werkstudenten is aan herziening toe. Wat denkt de minister over een verlaging van de minimumduur van zo'n overeenkomst tot 2 uur en van een maximumduur tot 1 jaar? Studeren doet men immers ook voor een jaar en kan daarom net een vereenvoudiging en verduidelijking van de regelgeving betekenen.

6. Bedrijven die een werkstudent later in het jaar als vaste werknemer willen aanwerven, moeten een deel van de lastenverlaging van tijdens de zomervakantie alsnog bijbetalen. Daarnaast stelt de minister ook voor een werkstudent maximaal 33 dagen bij dezelfde werkgever aan de slag te laten gaan. Indien die werkstudent meer dan 33 dagen wil werken, moet hij een andere werkgever zoeken. Vindt de minister niet dat deze regels zowel werkgever als werkstudent, die in vakantiewerk dé opstap naar een echte baan ziet, bestraffen?

Tot slot vraag ik de minister deze kwestie niet langer voor zich uit te schuiven. Er moeten dringend knopen worden doorgehakt.

Mme Dominique Tilmans (MR). - La législation actuelle permet aux étudiants de travailler 23 jours pendant les vacances d'été et 23 jours en dehors de cette période tout en bénéficiant de cotisations sociales avantageuses. Ce travail permet à beaucoup de jeunes de payer leurs études ou de disposer d'argent de poche ; il soulage le budget des parents et, très souvent, vient compléter les prêts et bourses totalement insuffisants à ce jour.

On ne peut qu'être favorable aux jobs d'étudiants. Les étudiants travaillent le plus souvent le week-end et en soirée et ils ne prennent donc pas l'emploi d'autres travailleurs. Je salue donc en partie l'initiative de la ministre de l'Emploi visant à porter la période de travail autorisé de deux fois 23 jours à trois mois, soit un mois supplémentaire.

La proposition formulée par ma collègue me paraît elle aussi intéressante. Elle suggère de ne plus comptabiliser des mois de travail mais des heures. Je déplore cependant l'idée de limiter la période de travail à l'été. C'est dommage dans la mesure où les étudiants devant présenter une seconde session d'examens sont ainsi privés de la possibilité de travailler.

Je reconnais qu'il faut répondre à deux préoccupations. La première est d'autoriser le travail étudiant tout en le limitant, le balisant et le contrôlant. La seconde est d'éviter le travail au noir. Cela amène à poursuivre un double objectif. Il s'agit, d'une part, de ne pas empêcher les étudiants de travailler en toute légalité et de se frotter au monde du travail et, d'autre part, de satisfaire le besoin économique de recourir à des jeunes disposés à accepter des horaires flexibles.

J'ai entendu en partie la réponse que la ministre a apportée à la Chambre des représentants. Il semblerait qu'elle ne défende pas le projet présenté dans la presse. La ministre pourrait-elle donc nous en dire plus sur l'orientation qu'elle privilégie aujourd'hui concernant les jobs d'étudiants ?

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen. - De informatie over de vereenvoudiging van het stelsel van de studentenarbeid die in de pers werd verspreid was onvolledig.

Momenteel zijn er verschillende denksporen om het systeem zowel voor de studenten als voor de werkgevers te vereenvoudigen en te verbeteren. Het voorstel dat in de pers werd verspreid, is er één van. Er zijn wel zes à zeven verschillende mogelijkheden. Bovendien werd het kabinet voor de publicatie van de artikels niet om bevestiging gevraagd.

Het regeerakkoord bepaalt dat, in overleg met de sociale partners, een vereenvoudiging van het huidige systeem van studentenarbeid zal worden uitgewerkt. De problemen die voortvloeien uit de huidige reglementering en die in februari door de sociale partners in de NAR in een verdeeld advies naar voren werden gebracht, moeten een oplossing krijgen.

Senator Lijnen verwijst naar de noodzaak een statuut te creëren zowel op maat van de student en zijn ouders als op maat van de werkgevers. Ik deel die bezorgdheid, maar ik ga uit van het principe dat een student boven alles student is en nadien pas werknemer. De voornaamste zorg van een student moet de goede afloop van zijn studies zijn. Het is belangrijk dat studenten kunnen werken, dat ze de kans krijgen contacten te leggen en ervaring op te doen in het bedrijfsleven.

Tegelijkertijd hebben werkgevers nood aan rechtszekerheid. De tewerkstelling van studenten komt tegemoet aan een reële economische en organisatorische nood van de bedrijven. Het is bovendien uitgesloten dat de hervorming van de studentenarbeid zou leiden tot het creëren van een vijver van goedkopere werkkrachten die gemakkelijk beschikbaar, flexibeler en meegaander zijn dan de zogenaamde gewone werknemers.

En réponse aux questions de Mme Tilmans, je soulignerai que, contrairement à ce que pouvait laisser croire l'article paru dans la presse, je ne dispose pas encore d'une solution totalement aboutie. Nous devons d'abord parvenir à un consensus entre cinq parties. Nous devons en outre obtenir l'accord des syndicats, des employeurs et des étudiants, et tous ont un avis différent. Je ne présenterai officiellement un projet que lorsque j'aurai l'accord de toutes les parties intéressées. Je suis donc particulièrement mécontente de cette fuite.

Je tiens particulièrement à simplifier le système du travail étudiant et à accroître les possibilités de travail pour les étudiants mais aussi à éviter que ce travail ne concurrence le travail classique ; je souhaite également organiser un contrôle suffisant et éviter les fraudes. Différentes pistes sont sur la table. Chacune présente des avantages et des inconvénients, mais d'ordre différent.

Ainsi, un système d'heures offre l'avantage d'être flexible mais a l'inconvénient d'être assez incontrôlable. Il est pratiquement impossible de savoir si un jeune a travaillé 200 ou 399 heures. Les systèmes informatiques et la technologie actuellement employés ne permettent pas encore un contrôle efficace de ces heures de travail. De plus, ce système, appelé DIMONA, contraint les employeurs à remplir des déclarations à l'ONSS totalement différentes selon les heures et les jours de travail prestés. Enfin, ces heures de travail peuvent, à un moment donné, concurrencer le travail normal.

Cependant, l'idée n'est pas mauvaise et mérite d'être analysée.

Le système faisant l'objet d'une fuite dans la presse présente l'immense intérêt de permettre une durée de travail de trois mois sans qu'il soit nécessaire de vérifier si le jeune est ou non en ordre puisque n'importe quel étudiant peut travailler durant les mois de juillet, août et septembre. Cela facilite le contrôle et, de plus, la durée correspond à un trimestre de sécurité sociale. Le désavantage du système est qu'il ne permet pas de travailler en bénéficiant des avantages du travail étudiant pendant les week-ends ni, par exemple, pendant les vacances de Pâques, encore que l'on pourrait envisager de l'étendre à cette période.

Je rappelle que tout étudiant peut travailler sous un contrat classique, avec énormément d'avantages pour peu qu'il ne dépasse pas 230 heures par trimestre, ce qui est énorme puisque cela représente plus d'un mi-temps.

Une autre piste consisterait à cumuler l'ensemble et à examiner techniquement comment peut s'exercer le contrôle.

À titre personnel, je considère que l'on doit pouvoir permettre de travailler à la fois pendant l'année, notamment pendant les vacances de Pâques, et pendant les grandes vacances. Il faut trouver un système contrôlable, qui ne concurrence pas le travail normal mais qui permette aussi aux étudiants d'étudier. Un accord me paraît possible d'ici peu mais il est important d'attendre la fin des discussions au sein du Conseil national du travail. Présenter des mesures bas salaires très fortes aboutissant à des avantages plus importants que ceux du travail étudiant actuel viderait la problématique de sa substance. Tout le débat porterait alors sur le nombre maximum d'heures de travail autorisé pour que l'étudiant puisse conserver les allocations familiales.

Je ne m'avancerai pas plus aujourd'hui car il serait prématuré de conclure. Nous travaillons sur la question et nous avons rencontré les différents partenaires, à savoir les classes moyennes, les syndicats et les étudiants. Le dossier devrait être mûr à la rentrée politique.

Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). - Ik ben het met de minister eens dat studeren de voornaamste zorg van studenten moet zijn, maar toch vraag ik de realiteit onder ogen te zien. Steeds meer studenten voorzien zelf in hun levensonderhoud en alle jongeren moeten de kans krijgen om verder te studeren, wat hun sociale afkomst of hun financiële thuissituatie ook is. Steeds meer studenten zullen genoodzaakt zijn om te werken, omdat ze hun studies zelf moeten bekostigen en vaak zelf in hun levensonderhoud moeten voorzien.

Het is ook niet de bedoeling een vijver van goedkope werkkrachten aan te leggen. We stellen een systeem voor van 400 verworven uren. Studenten kunnen dan nog beslissen om meer te werken, maar vanaf het 401ste uur geldt dan wel het normale tarief. Het is absoluut niet de bedoeling dat studenten concurrenten worden van ongeschoolde of laaggeschoolde werknemers. We denken net dat dit systeem aanvullend kan werken en dat het ene het andere kan versterken.

Ik wil van deze gelegenheid ook gebruik maken om de voorzitter van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden op te roepen om mijn wetsvoorstel betreffende de studentenarbeid, dat vandaag in overweging wordt genomen, zo snel mogelijk in de commissie te behandelen, zodat de Senaat ter zake zijn verantwoordelijkheid op zich kan nemen.

Mme Dominique Tilmans (MR). - La plupart des réponses apportées par la ministre sont très satisfaisantes. Nous attendons donc la suite.

La ministre semble disposée à ouvrir la période limitée à l'été pour permettre aux étudiants de travailler hors période scolaire mais je pense qu'il faut tenir compte aussi de la deuxième session d'examens qui pourrait priver des étudiants de revenus.

Le système envisagé prévoit-il la suppression des allocations familiales lorsque l'étudiant dépasse le nombre d'heures fixé ?

Mme Joëlle Milquet, vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de L'Égalité des chances. - Un étudiant peut travailler sous contrat de travail classique, ce qui, objectivement, n'est pas toujours moins avantageux pour l'employeur qui peut bénéficier pour ce type de contrat d'une série de mesures pour le groupe cible des jeunes. La seule limite prévue actuellement est que le jeune ne peut pas dépasser 230 heures de travail par trimestre s'il veut conserver le droit aux allocations familiales. Un étudiant peut parfaitement travailler à temps plein mais dans ce cas, il ne bénéficiera plus des allocations familiales.

Lundi, lorsque j'ai rencontré la fédération des étudiants, tant francophones que néerlandophones, ils m'ont tous dit qu'ils n'étaient pas demandeurs d'une modification de cette limite-là, 230 heures représentant déjà plus qu'un mi-temps. Ceux qui ont vraiment besoin de travailler peuvent le faire à temps plein, mais en perdant les allocations familiales.

On pourrait débattre de l'idée de faire évoluer la limite de quelques heures mais je pense que les montants concernés sont relativement raisonnables pour un étudiant qui, finalement, doit tenter de réussir son année d'études.

Pour ma part, on peut étendre le système à l'année et aux vacances, le tout est de trouver les réponses aux problèmes évoqués.