4-37

4-37

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 3 JULI 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Nele Jansegers aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Klimaat en Energie en aan de staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën over «de investeringsaftrek voor energiebesparende maatregelen» (nr. 4-393)

De voorzitter. - De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

Mevrouw Nele Jansegers (VB). - Met artikel 33 van de wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting werd het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 aangevuld met een onderafdeling IIquinquies. Hiermee werd een belastingvermindering ingevoerd voor energiebesparende uitgaven. Het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalt in het verlengde daarvan, in artikel 63/11, een aantal uitvoeringsvoorwaarden inzake de in aanmerking komende energiebesparende uitgaven. De daaropvolgende jaren is deze belastingvermindering verschillende keren uitgebreid.

Bedoeling is om energiebesparende maatregelen en rationeel energiegebruik in woningen fiscaal te stimuleren. Dat is ongetwijfeld een lovenswaardig opzet. De achterliggende idee, die ons correct lijkt, was en is de burgers aansporen om oude, meer energieverslindende en dus vervuilende installaties te vervangen door moderne, energiezuinige toestellen. Het probleem is evenwel dat de wetgever is uitgegaan van een opsomming van welbepaalde verwarmingstoestellen, te vervangen door welbepaalde, meer zuinige verwarmingstechnieken of -toestellen. Zo geldt het fiscale voordeel alleen voor diegenen die een stookketel vervangen of uitgaven doen voor enkele specifieke energiebesparende maatregelen.

Hierdoor is een discriminatie ontstaan. Er zijn immers nog heel wat andere omstandigheden waarin burgers energieverslindende verwarmingsapparatuur wensen te vervangen door energiezuinige apparatuur, maar daarvoor helaas geen belastingaftrek kunnen genieten omdat die apparaten niet onder de specifieke categorieën vallen die in de wet en het koninklijk besluit zijn opgesomd.

Ik schets even een van de vele situaties. Een huis dat ongeveer vijftien jaar geleden totaal werd verbouwd, werd van in het begin met elektriciteit verwarmd: vloerverwarming op het gelijkvloers, accumulatoren in het bureau en convectoren op de slaapkamers. Electrabel promootte toen een `nieuw' tarief: het `buitenspitstarief'. Met dit tarief kreeg men niet alleen 's nachts goedkope energie, maar ook overdag. Drie keer op 24 uur, telkens 2 uur, waarvan 1 periode 's nachts, gedurende de `spits' was de energie héél duur. De energie `buitenspits' was daarentegen goedkoop: opgesplitst in het voordelige `nachttarief-buitenspits' en een iets minder voordelig `dagtarief-buitenspits'. De installaties waren zo gebouwd dat grote energieverbruikers tijdens de spits geen energie konden afnemen. Dat buitenspitstarief maakte de installaties bijzonder soepel. Er moest immers geen al te groot vermogen worden geïnstalleerd dat alleen 's nachts kon opladen. Door de vrij goedkope bijladingen overdag bleven de installaties veel kleiner van vermogen en veel sneller. Voor de verbruiker alleen positief, zou men zeggen, ook al was dit systeem weinig milieuvriendelijk.

Electrabel schafte twee jaar geleden het buitenspitstarief af. Weg was het financiële voordeel en weg was de soepelheid van de installatie. Maar veel erger nog: de installaties waren berekend op de bijladingen overdag. Door alleen 's nachts op te laden, heeft men nu overdag niet meer voldoende energie. Men dient nu dus alsnog overdag aan het dure dagtarief bij te laden. Goedgelovige consumenten worden nu gestraft. Wie echter als energiebewuste burger in deze omstandigheden wil overschakelen op een energiezuinige centrale verwarming wordt nogmaals gestraft. Er is immers geen belastingvermindering mogelijk omdat een nieuwe installatie niet als `vervanging van een oude stookketel' wordt geïnstalleerd.

Zo zijn er nog verschillende andere situaties, waarbij men voor vervanging van oude en/of energieverslindende verwarmingsinstallaties door energiezuinige systemen geen belastingvermindering kan genieten omdat die systemen niet opgenomen zijn in de regelgeving. Wij denken onder meer aan de woningen die vroeger uitgerust waren met stookoliekachels die nu worden vervangen door meer milieuvriendelijke alternatieven.

Erkennen de ministers dat de technisch vrij beperkende voorwaarden om de belastingvermindering te genieten niet optimaal zijn en dat ze moeten worden bijgewerkt omdat nu een zekere discriminatie bestaat? Is het niet beter de toekenning van een fiscaal voordeel bij de vervanging van de oude installaties door nieuwe te koppelen aan de daarmee gepaard gaande energiebesparing, zonder dat aan specifieke technieken te binden?

Zal de belastingaftrek voor milieu-investeringen door gezinnen worden uitgebreid, in die zin dat meer mensen hiervan gebruik kunnen maken dan nu het geval is? Zo ja, om welke denksporen gaat het?

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Reynders.

In de werkgroepen van de Lente van het Leefmilieu is gebleken dat een aparte werkgroep moet worden opgericht. Op initiatief van staatssecretaris Clerfayt, toegevoegd aan de minister van Financiën, heeft op 20 juni 2008 een eerste vergadering met de interprofessionele organisaties en de ngo's plaatsgevonden. Het geheel van de fiscale maatregelen zal verder in deze werkgroep worden uitgewerkt.

Mevrouw Nele Jansegers (VB). - Ik dank uiteraard de staatssecretaris voor het voorlezen van het antwoord van minister Reynders. Het toont nog maar eens aan hoe nutteloos onze vragen om uitleg wel zijn en hoe graag de ministers schermen met werk- en onderzoeksgroepen, ook al brengen die geen zoden aan de dijk.