4-560/2

4-560/2

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

19 JUNI 2008


Wetsvoorstel tot wijziging van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek teneinde het beginsel van de zitting in raadkamer in te voeren in familiezaken


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE Nr. 44.205/2 VAN 2 JUNI 2008


De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 28 februari 2008 door de voorzitter van Senaat verzocht hem van advies te dienen over een voorstel van wet « tot wijziging van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek teneinde het beginsel van de zitting in raadkamer in te voeren in familiezaken » (Parl. St., Senaat, 2007-2008, nr. 4-560/1), heeft het volgende advies gegeven :

Algemene opmerking

1. Het onderzochte wetsvoorstel strekt ertoe de behandeling met gesloten deuren voor te schrijven voor een reeks procedures die het personenrecht en het familierecht in de ruime zin betreffen, inzonderheid de procedures bedoeld in de hoofdstukken VIIIbis, IX, X, Xbis, XI, XIbis, XII en XIIbis van boek IV van het vierde deel, van het Gerechtelijk Wetboek, alsmede de procedures « bedoeld in hoofdstuk II van titel II van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming ».

Het voorstel bepaalt evenwel dat de rechter bij een bijzonder gemotiveerde beslissing kan bevelen dat de debatten in openbare zitting worden gevoerd, met dien verstande dat de vonnissen in elk geval in openbare zitting worden uitgesproken.

2. Aangezien het onderzochte voorstel bepaalt dat de rechter kan beslissen dat de debatten toch in openbare zitting worden gevoerd, geeft het op dit punt geen aanleiding tot opmerkingen (1) .

3. In verband met de openbaarheid van de vonnissen, waarover in het derde lid van de voorgestelde bepaling wordt gesteld dat die openbaarheid absoluut is, wordt verwezen naar nr. 9 van dezelfde algemene opmerkingen.

Bijzondere opmerkingen

1. Het staat aan de wetgever om in het licht van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie, vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, te rechtvaardigen waarom behandeling met gesloten deuren wordt voorgesteld voor sommige procedures waarin informatie uit het privéleven en het gezinsleven van de betrokken partijen aan bod komt, doch niet voor andere, soortgelijke procedures, inzonderheid inzake afstamming en het voorlopig bewind ten aanzien van onbekwamen.

2. Het onderzochte voorstel geeft aan van toepassing te zijn op onder meer de procedures bedoeld in de hoofdstukken VIIIbis, IX, X en Xbis van boek IV, van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek, die respectievelijk de adoptie betreffen, de voogdij over minderjarigen, de onbekwaamverklaring en de vorderingen van echtgenoten betreffende hun wederzijdse rechten en verplichtingen en hun huwelijksvermogensstelsel.

Deze hoofdstukken bevatten reeds bepalingen die in deze aangelegenheden behandeling met gesloten deuren voorschrijven, meer bepaald :

— wat hoofdstuk VIIIbis betreft : artikel 1231/10 van het Gerechtelijk Wetboek;

— wat hoofdstuk IX betreft : de artikelen 1235 en 1236bis van het Gerechtelijk Wetboek;

— wat hoofdstuk X betreft : artikel 1249 van het Gerechtelijk Wetboek;

— wat hoofdstuk Xbis betreft : artikel 1253quater van het Gerechtelijk Wetboek.

Ook hoofdstuk XI van boek IV, van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek valt binnen de werkingssfeer van de voorgestelde bepaling, terwijl artikel 1255, § 6, van het Wetboek in verband met de aldaar voorgeschreven procedures inzake echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting bepaalt : « De zitting heeft in elk geval plaats in raadkamer. », dat wil zeggen met gesloten deuren; wellicht als gevolg van de amendementen aangenomen tijdens de bespreking van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding is in datzelfde hoofdstuk XI diezelfde regel echter niet overgenomen wat de echtscheiding door onderlinge toestemming betreft.

Het is verkieslijk om, zoals in het voorstel te lezen staat, de verwijzing naar het geheel van de procedures waarop de behandeling met gesloten deuren toepasselijk is, te groeperen in artikel 757bis van het Gerechtelijk Wetboek, maar uit wetgevingstechnisch oogpunt moeten alsdan de desbetreffende bijzondere bepalingen worden opgeheven, inzonderheid om te voorkomen dat bij latere eventuele wijzigingen in dat verband uit het oog wordt verloren dat de regel van behandeling met gesloten deuren voorkomt in verschillende bepalingen van het Wetboek.

3. Het onderzochte voorstel schrijft behandeling met gesloten deuren voor in alle procedures die, naar luid van de toelichting, « betrekking hebben op het persoonlijke leven, te weten die welke handelen over familiebetrekkingen in de ruime zin » (2) .

In zoverre het voorstel verwijst naar het geheel van de procedures « bedoeld in hoofdstuk II van titel II van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming » (3) , betreft het eveneens het geval waarin een persoon vervolgd wordt « wegens een als misdrijf omschreven feit, gepleegd vóór de volle leeftijd van achttien jaar » (artikel 36, 4º, van de voornoemde wet van 8 april 1965).

De wetgever moet nagaan of zulks wel degelijk de bedoeling is.

In dat geval dient de aangelegenheid van de behandeling met gesloten deuren zich immers anders aan dan in het kader van de procedures in het familierecht, alleen al omdat hier niet alleen het privéleven van de minderjarige aan de orde is, maar ook het slachtoffer en het publiek in het algemeen. Het is niet uitgesloten dat behandeling met gesloten deuren gerechtvaardigd kan zijn in procedures ingeleid tegen personen die vóór de volle leeftijd van achttien jaar een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd (4) , maar ze kan niet tot een algemene regel worden verheven waarvan niet kan worden afgeweken bij een beschikking van de geadieerde rechter; omtrent dit punt wordt in het bijzonder verwezen naar de nrs. 7.4 en 9 van de algemene opmerkingen gemaakt in het voornoemde advies 44.203/2.

De kamer was samengesteld uit

De heer Y. Kreins, kamervoorzitter,

De heer P. Vandernoot en mevrouw M. Baguet,staatsraden,

De heer G. de Leval, assessor van de afdeling wetgeving,

Mevrouw A.-C. Van Geersdaele, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer A. Lefebvre, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot, staatsraad.

De griffier, De voorzitter,
A.-C. VAN GEERSDAELE. Y. KREINS.

(1) Omtrent de bestaanbaarheid, met de Grondwet, met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, van wetgeving die het beginsel van de openbaarheid van de terechtzittingen aldus omkeert dat behandeling met gesloten deuren de regel is in de aangelegenheden van het personenrecht en het familierecht in de ruime zin, wordt verwezen naar de nrs. 2 tot 7 van de algemene opmerkingen gemaakt in advies 44.203/2, dat heden door de afdeling wetgeving van de Raad van State is verstrekt omtrent het voorstel van wet « tot wijziging van artikel 757 van het Gerechtelijk Wetboek, betreffende het sluiten der deuren in familiezaken » (Parl. St., Senaat, 2007-08, nr. 4-295/1), inzonderheid nr. 7.4.

(2) Parl. St., Senaat, 2007-08, nr. 4-560/1, blz. 1 en 2.

(3) Het juiste opschrift van deze wet luidt, sedert de wet van 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, als volgt : « wet betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade ».

(4) EHRM, 16 december 1999, T. vs. Verenigd Koninkrijk; 16 december 1999, V. vs. Verenigd Koninkrijk.