4-35

4-35

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 19 JUIN 2008 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «les différentes données statistiques fournies en réponse à des questions écrites» (nº 4-374)

De heer Louis Ide (CD&V-N-VA). - In antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 4-921 van 5 mei 2008 naar het aantal kinderen dat recht geeft op kinderbijslag in het stelsel van loonarbeiders (per regio), kwam men op 31 december 2006 aan een totaal van 1.813.226 rechtgevende kinderen in België. In een publicatie van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers `Statistiek per kinderbijslagfonds - Tellingen 2007' komt men in een grafiek op pagina 16 voor de situatie op 31 december 2006 aan 1.870.365 rechtgevende kinderen (per kinderbijslagfonds). Dat is een daling van 57.139 rechthebbende kinderen of van 3,16 procent.

Het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 4-90 van 28 november 2007 naar het aantal gerechtigden dat met toestemming van de adviserende geneesheer een activiteit heeft hervat op 31 december 2006 (per regio) verschilt van het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 4-810 van 18 april 2008 naar het aantal gerechtigden dat met toestemming van de adviserende geneesheer een activiteit heeft hervat op genoemde datum.

In drie maanden tijd is het antwoord op dezelfde vraag naar het aantal werkhervatters op hetzelfde tijdstip, verminderd met 1.946 personen of met 12,62 procent en dat gelijkmatig voor alle gewesten. Alleen het aantal werkhervatters van wie men niet weet in welk gewest ze gehuisvest zijn, is gestegen.

Die werkhervatters moeten in principe ook worden gecontroleerd. Een goede tien jaar geleden bleek naar aanleiding van de zaak-Dutroux, dat er een probleem was met de controles in Henegouwen. Ik stel me daarom de vraag of dat vandaag ook nog zo is.

Kan de minister in beide gevallen de statistische verschillen verklaren?

Wat zijn in beide gevallen de correcte cijfers of zijn er nog andere resultaten?

Tegenover die cijfers staan financiële tegemoetkomingen. Wie controleert of de uitgekeerde tegemoetkomingen in overeenstemming zijn de met het correcte aantal gerechtigden op kinderbijslag en op het correcte aantal werkhervatters?

Wat is de situatie per provincie en per gewest met betrekking tot de controle van de arbeidsongeschikte personen?

Zijn over die controles statistische gegevens beschikbaar?

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. - Monsieur le président, la question de M. Ide s'apparente davantage à une question écrite ! On me demande en effet de citer de nombreux chiffres. J'aimerais que le bureau soit attentif à ce genre de chose. Toutefois, pour faire plaisir à M. Ide, je m'efforcerai de répondre le mieux possible.

De vraag van de heer Ide gaat over de uiteenlopende statistische gegevens die worden verstrekt in de antwoorden op schriftelijke vragen. Enerzijds gaat het over het aantal kinderen die rechtgevend zijn op kinderbijslag en anderzijds over het aantal rechthebbenden die met toestemming van de adviserend geneesheer een activiteit hervatten.

Wat het aantal kinderen die rechtgevend zijn op kinderbijslag betreft, kan het verschil tussen de cijfers die de heer Ide citeert als volgt worden verklaard.

Het cijfer van 1.813.226 kinderen is gebaseerd op de geografische statistieken per gewest in december 2006. In dat cijfer zijn 21.702 kinderen die in het buitenland worden opgevoed, niet inbegrepen. In totaal moet men dus rekening houden met 1.834.928 kinderen in december 2006.

C'est la deuxième explication de la différence avec le deuxième chiffre que vous citez de l'étude « Statistiques par caisse d'allocations familiales - Recensement 2007 ». L'unité de cette statistique est le nombre de cas inscrits dans les caisses d'allocations familiales des enfants qui ont droit à l'allocation familiale. Le nombre de cas inscrits comprend, en plus des cas payés réellement, les enfants qui ne sont pas payés provisoirement mais qui vont l'être. Les comptes dans ces statistiques sont donc toujours supérieurs aux statistiques géographiques. Le total du nombre d'enfants, compris en dehors du Royaume, s'élevait selon ces statistiques à 1.809.433 en décembre 2006, et non à 1.870.365 comme vous le dites.

Dans ce document, au tableau 2a de l'annexe 2, le chiffre de 1.813.226 enfants est cité et la répartition est donnée par les caisses d'allocations familiales. La différence entre les statistiques par caisse et les statistiques géographiques est expliquée dans ce tableau.

Le nombre total de reprises au travail, dans le cadre de l'article 100, §2 de la loi relative à l'assurance obligatoire, qui a été communiqué dans la réponse à la question parlementaire nº 4-90 du 28 novembre 2007, à savoir 15.418 cas, est le nombre de cas qui apparaissent dans les dépenses du quatrième trimestre de 2006. Il s'agit d'invalides qui ont exercé une activité partielle dans le courant du trimestre en question. Il s'agit de cas « unifiés », ce qui implique que le dernier code de l'invalide a été retenu. Les exemples suivants peuvent préciser ce fait.

Un invalide qui a arrêté son activité partielle et qui reçoit à nouveau une allocation complète obtient deux codes différents ; seul le dernier code est retenu et l'intéressé ne fait ainsi pas partie du nombre de cas communiqués dans le cadre de l'article 100, §2.

Un invalide qui a commencé dans le trimestre en question une activité partielle et qui reçoit une allocation diminuée reçoit aussi deux codes différents. Comme seul le dernier est retenu, l'intéressé est repris dans les cas communiqués.

In de parlementaire vraag nr. 4-810 van 18 april 2008 werd gevraagd het aantal deeltijdse werkhervattingen op te splitsen per ziektegroep. Die informatie bevindt zich niet in het bestand van de uitgaven, maar in het invalidenbestand van het RIZIV. Teneinde een antwoord te kunnen geven op de vraag, dienden beide bestanden aan elkaar te worden gekoppeld. Die link werd gemaakt op datum van 31 december 2006. Enkel de invaliden die op die dag nog erkend zijn als invaliden en een deeltijdse activiteit uitoefenden, zijn in de meegedeelde cijfers, meer bepaald 13.472, vermeld. Het verschil met de onder punt 1 meegedeelde cijfers wordt verklaard door de uittredingen uit invaliditeit in de loop van het vierde kwartaal 2006.

Beide cijfers zijn correct. Door de aard van de gestelde vragen dienden de cijfers echter op een andere manier te worden samengesteld. Het eerste cijfergegeven betrof het aantal deeltijdse werkhervattingen per kwartaal. Voor het tweede cijfer diende, ten behoeve van de uitsplitsing per ziektegroep, een bepaalde datum te worden uitgekozen. De statistieken van het invalidenbestand van het RIZIV worden immers slechts per semester opgemaakt, meer bepaald op 30 juni 2006 en 31 december 2006. De uitgevoerde controles kunnen daarom worden uitgevoerd op een correct aantal rechthebbenden, die in het kader van artikel 100, §2, een deeltijdse activiteit uitoefenen.

De controle van arbeidsongeschikte werknemers die het werk hervatten met toelating van de adviserend geneesheer - artikel 100, §2, van de wet van 4 juli 1994 - is dubbel. Enerzijds is er een medische controle om na te gaan of de staat van arbeidsongeschiktheid verder duurt, met andere woorden de basiscontrole voor elke werknemer in arbeidsongeschiktheid. Anderzijds is er een administratieve controle om na te gaan of de voorwaarden verbonden aan de uitoefening van de toegelaten professionele activiteit wel worden gerespecteerd. Die controle wordt verzekerd door de provinciale controleurs van de Dienst voor geneeskundige evaluaties en controle van het RIZIV. Er worden geen statistieken bijgehouden van de controles.

M. le président. - Merci, madame la ministre. Je partage tout à fait votre remarque. Cette question aurait dû prendre la forme d'une question écrite. Les réponses qu'elle appelle sont en effet très difficiles à donner en séance publique.

De heer Louis Ide (CD&V-N-VA). - Aangezien de vraag ook al als vraag om uitleg werd geformuleerd, had de minister ongetwijfeld de tijd het antwoord voor te bereiden.

Ik dank de minister alleszins voor haar uitleg en de cijfers die enige opheldering verschaffen, maar betreur het dat over controles geen gegevens worden verzameld.

In de Handelingen van 8 oktober 1996 lees ik dat er een verschil bestaat in de controles. Het verbaast me dat er nu geen controles meer gebeuren en ik stel dan ook voor ze te hervatten en de resultaten te monitoren.