4-33 | 4-33 |
De voorzitter. - De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden, antwoordt.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - De controle van de belastingaangifte van parlementsleden wordt toevertrouwd aan een speciale administratie, het controlecentrum Brussel 4. Dit wordt bevestigd in de vakcursus procedure van de FOD Financiën, die raadpleegbaar is op www.fisconet.fgov.be.
Op de website van de FOD Financiën kan men via de wegwijzer doorheen de fiscale diensten de coördinaten en de bevoegdheid van de verschillende administraties nagaan. De bevoegdheid van controlecentrum Brussel 4 luidt als volgt: `Verificatie van de fiscale toestand (aangifte in de personenbelasting) van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement en in voorkomend geval van hun echtgeno(o)t(e)'. Er wordt overigens ook aangestipt dat het betrokken controlecentrum deel uitmaakt van de AOIF.
Artikel 1,2º, van de beslissing van 31 oktober 1997 betreffende de territoriale bevoegdheid van sommige diensten van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24 december 1997, stipuleert dat het directiecomité van de AOIF voor bepaalde controlecentra, waaronder het betrokken controlecentrum Brussel 4, de eventuele specifieke bevoegdheden of de verdeling van de dossiers binnen hun ambtsgebieden bepaalt. De bevoegdheden waarover controlecentrum Brussel 4 beschikt, vloeien dus kennelijk voort uit een interne administratieve beslissing.
De beslissing van 31 oktober 1997 bepaalt bovendien het ambtsgebied van de verschillende diensten van de AOIF. Krachtens artikel 1, 1º is het ambtsgebied van controlecentrum Brussel 4 beperkt tot verschillende Brusselse gemeenten. Nochtans wonen de meeste leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement en in voorkomend geval hun echtgeno(o)t(e) buiten de Brusselse gemeenten. Er vindt in de praktijk dus overduidelijk een miskenning plaats van de territoriale bevoegdheidsverdeling. Bijgevolg zijn alle supplementaire aanslagen die door het speciaal belastingcentrum Brussel 4 gevestigd worden in dossiers van parlementsleden die niet in de Brusselse gemeenten wonen, nietig om reden dat nooit rechtsgeldig de territoriale bevoegdheid van de controledienst is vastgelegd.
De belastingadministratie heeft weliswaar absolute controlebevoegdheid over de personenbelasting, maar alle controlediensten zijn wel verplicht zich binnen hun territoriale bevoegdheid te bewegen. Ook de fiscus, in het bijzonder het speciaal belastingcentrum Brussel 4, dient de fiscale wetgeving, in het bijzonder de bevoegdheidsverdeling, te respecteren.
Is de minister op de hoogte van de bevoegdheidsoverschrijding die het speciaal controlecentrum Brussel 4 pleegt door de controles in de personenbelasting te doen van leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement en in voorkomend geval, van hun echtgeno(o)t(e) die buiten de Brusselse gemeenten wonen?
Zijn de door het speciaal belastingcentrum Brussel 4 gevestigde supplementaire aanslagen bij parlementsleden die niet in Brussel wonen, nietig om reden dat er nimmer rechtsgeldig de territoriale bevoegdheid van de controledienst Brussel 4 werd vastgesteld? Zo niet, op basis van welke tekst is het speciaal belastingcentrum Brussel 4 territoriaal bevoegd om parlementsleden te controleren die niet in de Brusselse gemeenten wonen?
De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden. - Ik lees het antwoord van minister Reynders.
Het controlecentrum Brussel 4 werd opgericht bij beslissing van 22 april 1997 van de secretaris-generaal van het ministerie van Financiën. Het trad in werking op 1 mei 1997.
Volgens artikel 125bis, ingevoegd in het koninklijk besluit ter uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, is het controlecentrum Brussel 4 belast met het onderzoek van de aangifte in de personenbelasting van de personen vermeld in artikel 27, 5º, van het WIB 92.
Deze dienst, belast met het onderzoek van de aangifte in de personenbelasting van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement heeft dus werkelijk een nationale bevoegdheid en maakt deel uit van de klassieke diensten van de Administratie der directe belastingen.
De beslissing van de secretaris-generaal van 31 oktober 1997 betreft de oprichting van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, die destijds bestond uit een directie Opsporingen, die twee afdelingen en 48 controlecentra omvatte. Deze controlecentra zijn onder meer belast met een veelzijdig onderzoek van de fiscale toestand van de natuurlijke personen en rechtspersonen. Een van die controlecentra is het controlecentrum Brussel IV - Romeins cijfer - dat bevoegd is voor het onderzoek van de fiscale toestand van de natuurlijke personen van de gemeenten Anderlecht, Sint-Agatha-Berchem, Ganshoren, Jette, Koekelberg en Sint-Jans-Molenbeek, en van de rechtspersonen in de sector metaalindustrie, vervoer en ontspanning.
Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Van dermeersch het controlecentrum Brussel 4 - Arabisch cijfer - van de Administratie der directe belastingen verward heeft met het controlecentrum Brussel IV - Romeins cijfer - van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik heb me niet vergist. Een uitspraak van de fiscale kamer van de rechtbank van eerste aanleg - maar ik kan me niet onmiddellijk het ambtsgebied van die rechtbank herinneren - bevestigt de juistheid van mijn uitleg. Ik heb het wel degelijk over Brussel 4 - Arabisch cijfer. Het antwoord van de minister is volgens mij niet correct. Ik zal het vonnis van de bewuste rechtbank van eerste aanleg bezorgen waarin ze bevestigt dat er inderdaad een probleem is met de wettelijkheid en met de bevoegdheid op territoriaal vlak. Het inroepen van de onwettigheid voor de rechtbank van eerste aanleg werd echter niet aanvaard, omdat de persoon die de onwettigheid inriep, geen belang kon aantonen. Maar dat is een andere discussie.