4-31 | 4-31 |
De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen en wetsvoorstellen samen te bespreken. (Instemming)
De heren Collas en Brotchi, rapporteurs over het ontwerp van programmawet, verwijzen naar hun schriftelijk verslag.
Mevrouw Van dermeersch, de heer Mahoux, mevrouw Schelfhout, de heer Swennen en mevrouw Zrihen, rapporteurs over het wetsontwerp houdende diverse bepalingen, verwijzen naar hun schriftelijk verslag.
(Voorzitter: de heer Marc Verwilghen, ondervoorzitter.)
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a+Vl.Pro). - Blijkbaar vinden de leden van de meerderheid het niet de moeite om aanwezig te zijn op een plenaire vergadering. Ik dank dan ook de leden van de regering die er wel zijn. Het is toch onvoorstelbaar dat bij dit belangrijke debat over de programmawet vrijwel alle stoelen leeg zijn. Er zijn op dit ogenblik weinig commissievergaderingen aan de gang, dus moet ik wel besluiten dat er helemaal geen interesse voor de bespreking van de programmawet is. Dat bleek al vóór de bespreking in plenaire vergadering, want ook toen had de meerderheid geen zin in een debat. Ze heeft blijkbaar geen enkel probleem met de programmawet. De media hebben het dus fout als ze denken dat er binnen de meerderheid problemen zijn.
Wij vinden een debat over de programmawet wel belangrijk, zeker nu we sinds het debat in de Kamer hebben vastgesteld dat er problemen zijn, zeker in het energiedossier. Wij hopen dan ook dat de Senaat onze amendementen in verband met het energiedossier zal goedkeuren. De programmawet kan een oplossing bieden voor een aantal dringende problemen. We hebben nu de kans om in de Senaat iets te doen aan de problemen met Electrabel, om maar één voorbeeld te noemen. De regering zal die beslissing immers wellicht weer uitstellen, want uitstel is het meest gebruikte woord in deze regering.
In de commissie werd niet echt een debat gevoerd. De vergadering bestond uit een aaneenrijging van onze monologen en opmerkingen. Het mooie was dat de ministers al onze opmerkingen juist vonden. We hebben geen enkele inhoudelijke tegenkanting gekregen, maar ofwel was er geen tijd, was er uitstel of was er geen geld om met onze opmerkingen rekening te houden. Zo komen we voor een vreemde situatie. Ik begrijp best dat de meerderheid niet akkoord gaat met de inhoud van onze amendementen. Wat ik echter niet begrijp, is dat de regering en de parlementsleden van de meerderheid niet de kans grijpen om in een van de Kamers een resultaat te boeken, maar een beslissing in het energie- en Electrabeldossier doorschuiven naar 15 juli. Die datum lijkt de nieuwe datum voor Nieuwjaar te worden in ons land. Alles wordt naar 15 juli verschoven.
De programmawet is de uitvoering van de begroting, waarvan nu al wordt gezegd dat ze niet meer waard is dan het papier waarop ze is gedrukt. Iedereen beweert dat dit een onrealistische begroting is en dat er allerlei tekorten zullen zijn, maar ook daar is de uitleg van de regering dat tot 15 juli moet worden gewacht, omdat dan alles nog eens zal worden herberekend en de nodige aanpassingen zullen gebeuren. Dat is wel strijdig met wat de ministers afzonderlijk verklaren en voor hun respectieve departementen opeisen. Ze zullen hun beloftes echter niet kunnen nakomen, omdat de begroting een ernstig tekort zal vertonen en er zal moeten worden gesnoeid. Toch blijft de regering voortdoen, alsof ze alle voeling met de realiteit heeft verloren.
De regering heeft in de loop van de voorbije weken al forse sommen geschrapt, met als gevolg dat ook de inkomsten zullen dalen. Denk maar aan de 40 miljoen euro die het hogere btw-tarief op bouwgronden, dat terecht herzien werd, zou opbrengen. Ook de 200 miljoen euro afkomstig uit de strijd tegen het misbruik van de notionele intrestaftrek en de 15 miljoen euro die de vijftigplussers moesten opbrengen door het PWA-stelsel te laten doorstromen naar de reguliere markt, zullen uit de inkomstenzijde verdwijnen.
Wij maken ons daarnaast ernstig zorgen om het Zilverfonds, dat in de voorbije jaren altijd gekwalificeerd werd als een lege doos en dat het beoogde doel niet zou halen. Dat fonds moet krachtens de wet elk jaar worden gestijfd, maar dat gebeurt al twee jaar niet meer. Het probleem van de vergrijzing wordt daarmee op de lange baan geschoven. De vorige regering kreeg het verwijt dat ze niet genoeg deed, maar nu gebeurt er helemaal niets. Iedereen weet wat de vergrijzing zal betekenen voor een land als België, maar de regering denkt na, stelt uit en wacht.
CD&V-N-VA heeft ons acht jaar lang verweten dat wij niet nadachten over de toekomst en over de vergrijzing. Alles was altijd fout, maar ze doen zelf niet eens de moeite om te komen luisteren naar de opmerkingen over hun eerste maatregel ten gunste van het Zilverfonds. We nemen daar akte van, maar we vinden het toch een teken aan de wand.
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk. - Wettelijk wordt bepaald dat begrotingsoverschotten op het einde van het jaar in het Zilverfonds moeten worden gestort. Het Zilverfonds wordt echter verrekend in de geconsolideerde rijksbegroting. Het enige voordeel van dat fonds is dat de schuld vermindert. De beste manier om de schuld te verminderen is evenwel een begroting in evenwicht. We hadden natuurlijk tegen eind 2008 bijvoorbeeld in de begroting 700 miljoen euro kunnen uittrekken om te investeren in het Zilverfonds. Dat zou de slechtste manier geweest zijn om te investeren in de toekomst, want dan had die 700 miljoen euro, vermeerderd met de intrest, in 2009 moeten worden betaald. Daarom hebben we beslist een begroting in evenwicht in te dienen.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a+Vl.Pro). - Dat is wel waar, maar de begroting die in de Kamer werd aangenomen, lijkt ons niet zo in evenwicht. We moeten besparen om de vergrijzing te kunnen opvangen en dan moeten er keuzes worden gemaakt. De regering heeft dit echter niet gedaan. Ik begrijp dat ze de schuld wil afbouwen, en dat dit de beste oplossing is om de toekomst veilig te stellen. Wij vinden echter dat de regering in deze begroting meer had kunnen doen om dit te bereiken en dat ze meer beslissingen had kunnen nemen met effecten op lange termijn. We hebben echter te maken met een kortetermijnregering. Ze heeft een kans gemist om de problemen van de vergrijzing op te vangen.
Er werden ook maatregelen genomen die de begroting sterk zullen bezwaren. Ik zeg niet dat dit de schuld is van de regering, want we staan zelf ook achter een aantal van die maatregelen, maar we moeten wel rekening houden met het effect ervan op de begroting.
Hoe realistisch is dit? Ik verwijs naar de forfaitaire verminderingen voor gas en elektriciteit. Er werd beloofd dat dit zou verbeteren. Ik hoop het, want telkens wanneer de benzine duurder wordt, staan er files voor de benzinestations. Vele mensen krijgen het moeilijk om hun gasrekening nog te betalen. Er komen steeds meer vragen voor uitstel van betaling. Het is duidelijk dat er iets moet gebeuren, maar er gebeurt niets. De regering gaat weer nadenken tot 15 juli. Een geluk dat het tot dan niet zal vriezen.
Waar blijven de maatregelen inzake energie? De eerste minister kondigde gisteren aan nog eens overleg te plegen, maar vindt dat Electrabel toch even tijd moet krijgen en dat het moeilijk is om nu een heffing op te leggen. We begrijpen niet dat er momenteel niets wordt gedaan. Collega Martens zal straks uitleggen hoe we met de programmawet wel degelijk de problemen nu kunnen aanpakken, op 1 juni en niet na 15 juli. Het duurt allemaal veel te lang en de mensen begrijpen het niet meer.
De programmawet en de begroting voorzien grote uitgaven, terwijl iedereen weet dat dit niet betaalbaar is. Zelfs de meerderheid vindt het niet meer de moeite om daarbij nog stil te staan. Ik begrijp dit want de wet is toch niet uitvoerbaar. De mensen voelen elke dag het verschil in hun portemonnee en hebben terecht de indruk dat er geen regering is.
Een gezin betaalt dit jaar gemiddeld 600 euro meer voor energie, 250 euro meer voor voeding, 300 euro meer voor de hospitalisatieverzekering; in totaal 1150 euro. Voor vele mensen is dat een maandloon. Vindt de regering dit een probleem? Neen, iedereen moet wachten tot 15 juli. Veel mensen zullen dan op vakantie zijn, althans degenen die het nog kunnen betalen. Dan zal er weer uitstel zijn of een enorme crisis. De regering zou nu in staat moeten zijn geen ruzie te maken en voor de bevolking te zorgen. Dit gebeurt jammer genoeg niet.
Om de programmawet en de wet houdende diverse bepalingen te versterken met maatregelen die de koopkracht verbeteren, hebben wij een aantal amendementen ingediend. We stellen bijvoorbeeld voor om de kinderbijslag voor het eerste kind op te trekken tot het niveau van het tweede kind. Is het nog verantwoord dat de bijslag voor het eerste kind op het huidige niveau blijft? Gezinnen met kinderen voelen vandaag hoe zwaar het wordt, maar de regering doet niets. Ze belooft veel, maar de mensen zullen daar zeker dit jaar niets van voelen.
Een ander amendement beoogt de gelijkwaardige behandeling van alle kinderen. Alle partijen hier beweren dat ze begaan zijn met de koopkracht van de mensen. Ik roep de regeringspartijen dan ook op om er iets aan te doen. Voor de mensen en voor de andere politici zou dat een opluchting zijn.
We hebben ook een amendement ingediend betreffende de dienstencheques, waarop zoveel mensen vandaag een beroep doen. We deden dat zowel voor werkenden als voor oudere mensen die het moeilijk beginnen te krijgen in het huishouden. Alleenstaande ouders zouden per tien aangekochte dienstencheques er twee gratis bovenop moeten krijgen. Het gaat om mensen met lage inkomens die verplicht zijn hulp in huis te halen, willen ze voltijds werken. De meesten onder hen hebben overigens geen keuze, want overleven met een vervangingsinkomen is in die situatie haast onbegonnen werk. Het gaat om een zeer concreet voorstel. De Kamer heeft het ontwerp een tijdje geleden al goedgekeurd, maar inmiddels is er weer zoveel gebeurd dat een aanpassing welkom zou zijn.
Verder willen we met de afschaffing van de solidariteitsbijdrage op de laagste pensioenen de koopkracht van die groep tastbaar verhogen.
Ook andere amendementen strekken ertoe een aantal pensioenen onmiddellijk te verhogen. We aanvaarden daarvoor geen uitstel tot een volgende programmawet. Het is aangetoond dat de mensen hulp nodig hebben. Als de regering dat niet ziet, waarmee zijn we hier dan bezig?
Ik ga ervan uit dat alle senatoren over deze zaak dezelfde mening zijn toegedaan. Ik beweer niet lichtvaardig dat een regering wereldvreemd is, maar bij wat er vandaag gebeurt, heb ik toch bedenkingen. Is er één zieke, één gepensioneerde, één alleenstaande die iets heeft aan de discussies die vandaag worden gevoerd? Niemand wordt beter van het politieke debat waarin het communautaire zwaar doorweegt. Beweren dat dit een gunstige invloed zal hebben op de koopkracht, is niet juist. Vandaar dat mensen massaal afhaken en er boos en verzuurd bij lopen. Dat is niet goed voor ons land.
We stellen ook voor om de vrijstelling voor de solidariteitsbijdrage gevoelig uit te breiden. De koopkracht van de gepensioneerden verdient ondersteuning; Als we toelaten dat daar een kloof ontstaat, worden de problemen onoverzichtelijk. Door dat soort van maatregelen voortdurend uit te stellen dreigt de regering de bestaande problemen te laten ontsporen in plaats van ze te beheersen. Dat is een spijtige zaak.
Het enthousiasme laait niet hoog op. Ik vrees dus dat dit debat niet lang zal duren, toch vraag ik dat onze amendementen ernstig zouden worden besproken.
In het energiedebat zal collega Martens straks het standpunt van mijn fractie vertolken.
We zijn met plezier ingegaan op de uitnodiging van premier Leterme om constructief oppositie te voeren. In de commissie hebben de ministers bevestigd dat onze amendementen degelijk en constructief waren. We hebben ze vandaag dan ook opnieuw ingediend. Sinds gisteren weten we echter dat alle beslissingen naar 15 juli worden doorgeschoven. Op de superministerraad - of de studiedag - van afgelopen vrijdag werden alle problemen nog eens bekeken.
Onze amendementen zijn degelijk opgebouwd. Ik hoop dat mijn collega's-senatoren ze hebben gelezen. Als de regering het echt goed voor heeft met de mensen dan kan de Senaat vandaag een belangrijk signaal zenden naar de bevolking en ook naar Electrabel, dat het niet nodig acht op een ernstige manier met de mensen, de regering en de parlementen om te gaan. De reactie van Electrabel heeft ons geenszins verwonderd. Het is echter de hoogste tijd om de monopolies aan te pakken, want uiteindelijk zijn de gewone mensen het slachtoffer van het slechte werk van de regering en van de arrogantie van de grote energiebedrijven.
Ik hoop dan ook dat de Senaat vandaag enkele verbeteringen in de programmawet kan aanbrengen.
Mme Christiane Vienne (PS). - D'emblée, le groupe socialiste se réjouit des mesures relatives à l'amélioration du pouvoir d'achat des familles qui figure bien au centre de nos préoccupations.
Nous saluons notamment le fait que le gouvernement ait prévu la mise en place d'un nouveau supplément d'âge annuel pour l'ensemble des bénéficiaires d'allocations familiales dans les différents régimes, y compris le secteur des prestations familiales garanties.
Ainsi, l'ancien système d'octroi d'une prime de rentrée scolaire qui ne visait qu'une catégorie déterminée d'enfants est abrogé au profit d'un supplément d'âge pour tous les enfants bénéficiaires d'allocations familiales de 0 à 24 ans, qui sera payé au mois d'août. Nous nous en réjouissons.
Dans le secteur des pensions, cinq mesures avaient été décidées lors du conclave de mars dernier.
Certaines, comme l'intégration du bonus bien-être ou l'augmentation de la pension minimum, tant dans le régime des travailleurs salariés que dans celui des travailleurs indépendants et de la GRAPA seront concrétisées par voie d'arrêté royal ou par voie législative, via un autre dispositif. Nous y serons particulièrement attentifs, tout comme nous le serons à la Conférence nationale pour les pensions qui, selon nous, ne devra pas se limiter à un catalogue de mesures, d'aménagements, de pistes ou de réformes du calcul du montant des pensions. Nous souhaitons une approche qui intègre la problématique du vieillissement, dans tous ses aspects tels que les trajectoires professionnelles, les formations continues, le passage plus graduel à la pension en prenant en compte certains facteurs spécifiques comme, notamment, la pénibilité de la carrière.
Pour l'heure, nous constatons que la loi soumise à examen traite de la diminution de la cotisation de solidarité que nous souhaitons, pour notre part, voir disparaître progressivement.
Cependant, étant donné que les minima de pensions, pour une carrière complète, se situent en-dessous du seuil de pauvreté, les personnes concernées n'ont rien à gagner d'une suppression de la cotisation de solidarité.
Nous pouvons donc nous réjouir du « parallélisme » entre le début de la diminution de ladite cotisation et l'augmentation de 2% des pensions minimums qui interviendra en juillet prochain. Nous serons également particulièrement attentifs à l'évolution de ce dossier, et nous plaidons pour que chaque étape dans la suppression de la cotisation de solidarité soit liée, comme c'est le cas cette fois-ci, à des mesures de revalorisation des pensions les plus basses.
Pour ce qui concerne l'emploi, le projet de loi soumis à examen concerne uniquement les titres-services et le bonus à l'emploi. Je serai donc relativement brève, bien que ce secteur de l'Emploi, à lui seul, doive continuer à être la priorité absolue à tous les niveaux de pouvoir, avec une attention particulière à la coordination des efforts déployés à tous les échelons, dans le respect de la concertation sociale.
Certes, les mesures relatives au bonus à l'emploi sont positives, puisqu'elles ont déjà permis une augmentation de quelque 9% du salaire net des travailleurs concernés depuis 1999.
Force est de constater également que cette mesure contribue efficacement à augmenter le différentiel entre les allocations de chômage et le salaire minimum garanti, et participe donc à la lutte contre les pièges à l'emploi.
Cette technique contribue à augmenter le pouvoir d'achat des bas salaires mais puisqu'on arrive à ce qu'aucune cotisation personnelle de sécurité sociale ne soit perçue pour certains travailleurs, on déforce aussi le principe de solidarité interpersonnelle.
Nous estimons dès lors que c'est essentiellement par la voie fiscale qu'il convient d'agir.
Des avancées ont également été obtenues en faveur des travailleurs indépendants lors du précédent conclave budgétaire.
Nous n'y reviendrons pas dans le cadre de cette brève intervention. La loi-programme en comprend cependant quelques-unes que nous approuvons car elles visent principalement à l'amélioration du pouvoir d'achat de ces travailleurs.
Citons l'augmentation de la pension minimale ou encore l'amélioration de la pension anticipée, mesure qui permet à tout indépendant qui souhaite anticiper son départ à la retraite à partir de 60 ans de ne plus se voir pénalisé, s'il totalise 43 années de carrière.
Nous soutenons bien évidemment les mesures visant à lutter efficacement contre la fraude sociale car celle-ci met en péril le principe d'assurance basé sur la solidarité.
Nous constatons avec satisfaction que le gouvernement prévoit les moyens nécessaires pour veiller au financement du surcoût lié à l'augmentation des pensions minimales des indépendants, via le financement alternatif.
Le groupe socialiste souscrit largement aux grands axes des politiques sociales annoncées dans les projets de loi soumis à examen.
S'ils répondent à bon nombre de nos préoccupations, nous savons également que les défis à relever pour la pérennisation de notre système de sécurité sociale ne sont pas simples et nous y veillerons tout particulièrement aujourd'hui et à l'avenir.
M. José Daras (Ecolo). - Mon intervention porte essentiellement sur le secteur de l'énergie, ce qui ne vous étonnera pas. Je pourrais intervenir sur bien d'autres domaines mais je ne ferais que répéter ce qui a été dit à la Chambre car la situation n'a pas changé. La procédure d'évocation peut à cet égard paraître un peu artificielle ; cependant, dans le secteur de l'énergie précisément, les choses bougent rapidement. La situation a même évolué depuis le vote des lois-programmes à la Chambre.
Les projets de loi qui nous sont soumises aujourd'hui, contiennent certaines dispositions relatives à la CREG. Vous connaissez notre position sur la nécessité de renforcer cette commission. Deux conceptions s'opposent à cet égard pour le moment. Certains articles des lois permettront peut-être à la CREG de mieux travailler mais pas de mieux décider. Il s'agit en l'occurrence d'un véritable débat de société : peut-on confier au régulateur le soin de décider, par exemple, d'imposer des sanctions, de refuser des tarifs proposés, etc., ou bien peut-il seulement étudier un problème, donner un avis, en laissant le pouvoir décisionnel au ministre ou au gouvernement, lequel serait libre de tenir compte ou non de l'avis du régulateur ?
De façon générale, je ne vois aucune objection à ce que ce soit le gouvernement qui décide in fine. Ainsi, si l'observatoire des prix, dont on parle vaguement dans la déclaration gouvernementale, est créé, il ne décidera certainement pas lui-même de bloquer les prix dans l'un ou l'autre domaine. Il donnera sans doute son avis, attirera l'attention sur les dysfonctionnements qu'il constatera mais c'est le gouvernement qui décidera des mesures à prendre éventuellement.
Dans le domaine de l'énergie, je pense toutefois que la situation est différente. La CREG exerce en effet une fonction de régulateur et pas seulement d'observateur, d'analyste.
Elle doit réguler un marché sur lequel un opérateur, SUEZ, domine avec arrogance. Peut-être devrais-je dire SUEZ-Electrabel mais l'on sait qu'à présent Electrabel n'est plus qu'une division de SUEZ. Et l'on sait aussi que les intérêts de SUEZ ne sont pas ceux du consommateur belge !
Faut-il donner plus de pouvoir à ce régulateur ? Faut-il lui donner un pouvoir de décision ? Nous pensons que oui parce, dans le domaine du gaz et de l'électricité, il y a aussi beaucoup d'intérêts publics, les communes et les intercommunales étant actionnaires. Dans ce contexte, nous pensons qu'il serait plus sain aujourd'hui que le régulateur puisse vraiment décider. Bien sûr, il appartient au parlement de faire les lois - il n'est pas question de le dépouiller de ses prérogatives - et au gouvernement la possibilité d'établir des règles précises au moyen d'arrêtés, mais en ce qui concerne leur application, si l'on veut un régulateur indépendant, respecté, il vaut mieux que ce régulateur dispose du pouvoir de décision.
C'est un vrai débat. Les deux conceptions peuvent se défendre mais une série d'éléments permettent de dire qu'en tout cas, cela ne se présente pas bien. On constate actuellement des mouvements importants dans la réorganisation du secteur de l'énergie. Je pense à la SPE dont Gaz de France doit se dégager puisqu'il va fusionner avec SUEZ. Or, on nous dit que les actions détenues par Gaz de France dans la SPE seront reprises par EDF. Dans d'autres pays, ce genre de situation amènerait les hommes et les femmes politiques à s'exprimer. Je ne pense pas que nous devions absolument copier le patriotisme économique à la française mais la fusion de SUEZ et de Gaz de France a fait l'objet d'un grand débat public en France. Ici, chez nous, l'annonce de la revente par Gaz de France de ses parts dans la SPE à EDF ne suscite que peu de réactions. On a l'impression que tout le monde s'en moque, qu'on laisse faire...
M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi. - Vendredi, le conseil des ministres a pris la décision de créer un Observatoire des prix.
En ce qui concerne la CREG, il est vrai que le dernier mot doit revenir au gouvernement, même si certains pouvoirs ont été redistribués à la CREG, notamment celui d'établir un monitoring des prix et d'imposer l'obligation de fournir un certain nombre de documents afin de pouvoir établir ce monitoring, en sachant avec précision ce que reprend le prix et comment il est fixé. En outre, une nouvelle compétence est laissée à la CREG, celle de pouvoir saisir directement le Conseil de la concurrence et de lui transmettre des dossiers. Vous avez dit que ce n'était pas suffisant mais en tout cas...
M. José Daras (Ecolo). - Vous savez bien que dans une situation où un acteur occupe 94% du marché, le Conseil de la concurrence...
M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi. - Il est évident que se pose une vraie question de concurrence. Il ne me semble pas du tout anormal que ce soit le Conseil de la concurrence qui décide. Ce conseil est l'instance compétente en Belgique, il est indépendant et est également un organe de type juridictionnel. Vous savez comme moi que des magistrats en font partie.
Ensuite, Gaz de France doit se retirer de SPE. Je suppose que vous trouvez cela tout à fait normal.
Appartient-il au gouvernement de dire quelle entreprise doit reprendre les parts que Gaz de France possède dans SPE ?
M. José Daras (Ecolo). - Il y a un actionnaire public dans SPE, qui possède 49%.
M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi. - L'actionnaire public a-t-il la capacité de dire à Centrica qu'il peut ou non utiliser son droit de préemption ? Certainement pas. Un gouvernement ne peut pas dire à une entreprise qu'il lui revient ou non d'utiliser le droit de préemption qui a été négocié. De même, il n'appartient pas au gouvernement de dire que EDF ne peut pas reprendre les parts de GDF, que cela relève d'un autre opérateur comme E.ON, RWE... ou d'une entreprise purement financière.
En revanche, il est clair qu'il y a un actionnaire public et que si une entreprise comme EDF venait à reprendre la part que GDF possède dans SPE et si cela posait un véritable problème de concurrence, les autorités, qu'elles soient régulateurs ou relèvent du Conseil de la concurrence, se saisiraient du dossier.
J'estime qu'il n'appartient pas au gouvernement de décider si Centrica doit ou non utiliser son droit de préemption et quelle est l'entreprise qui doit reprendre les parts de GDF.
M. José Daras (Ecolo). - Je ne peux pas vous donner tort, monsieur le secrétaire d'État, mais je pense que « ne pas avoir le pouvoir de décider » et « montrer une totale indifférence » sont deux choses opposées.
Vous avez une conception très tocquevillienne et libérale du rôle de l'État, et je la respecte. C'est d'ailleurs, pour le moment, l'ambiance dans laquelle nous baignons dans le domaine énergétique en Europe. J'admets que la petite Belgique ne puisse pas tout changer, mais nous assistons actuellement en Europe à un jeu entre grands groupes qui se rachètent et se revendent des parts et qui domineront tout le marché du gaz et de l'électricité, voire, pour certains, des intérêts pétroliers.
Nous sommes, certes, « le Petit Poucet », mais celui-ci peut de temps à autre piquer une colère et se faire entendre.
L'aspect qui me gêne par rapport à SPE, c'est que ce sont à nouveau des Français qui sont en jeu. Gaz de France qui va fusionner avec SUEZ et EDF sont des sociétés concurrentes, mais ce sont deux entreprises françaises. Cela signifie que le poids de la France dans notre paysage énergétique se renforce. Or, comme vous le savez, et nous sommes en désaccord sur ce point, la culture française est très « nucléophile » dans le domaine de l'électricité. Nous aurons ainsi un nombre renforcé de personnes qui feront pression pour que l'on modifie la loi sur la sortie du nucléaire. C'est là ma crainte. C'est un point de vue très politique, mais n'est-ce pas pour cela que nous sommes ici ?
M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi. - Le gouvernement n'est absolument pas indifférent au marché de l'énergie. Je vous cite un exemple. Selon le gouvernement, c'est au sein de l'activité régulée qu'il est le plus utile d'avoir véritablement un actionnariat public. Or, nous avons décidé, et cela figure dans l'accord de gouvernement, que SUEZ devait descendre en dessous de la minorité de blocage au sein de Fluxys. C'est dans le cadre de l'activité régulée que le public doit davantage avoir son mot à dire parce qu'il s'agit de l'accès au réseau et au gaz, de la manière dont le client paie.
M. José Daras (Ecolo). - Quand j'occupais d'autres fonctions ailleurs, j'ai cherché à renforcer le poids du secteur public dans les réseaux de distribution. Ce n'est donc pas cela que je conteste.
Toutefois, étant dans l'opposition, je ne m'intéresse qu'aux points sur lesquels nous sommes en désaccord, sans vouloir nier certaines améliorations.
Plus important que SPE, il y a Distrigaz. Il semblerait que la société italienne ENI, ancienne société publique, ait la préférence. Publigaz, l'actionnaire public, dispose d'un droit de préemption et selon certaines hypothèses, il aurait l'intention de l'exercer. Cela reste cependant très flou.
Il y a quelque temps, la CREG nous annonçait que des électriciens, dont Electrabel, avaient surfacturé 1,2 milliard à leurs clients non résidentiels, notamment en leur faisant payer des quotas de CO2 qu'eux-mêmes auraient reçus gratuitement.
Ce n'est pas la première fois que pareils bruits courent et nous pouvons supposer que la CREG sait de quoi elle parle.
Electrabel-SUEZ répond que les prix de l'électricité n'ont aucun rapport avec les coûts de production mais qu'ils sont fixés en fonction du marché européen et il se réjouit s'il peut en tirer d'importants bénéfices.
Assez curieusement, la FEB n'a pas réagi à cette annonce alors que les consommateurs non résidentiels ont été préjudiciés.
Heureusement, nous avons M. Magnette, l'énergique ministre de l'énergie que nous attendions. Il y a quelque temps, interrogé par une collègue à la Chambre, M. Magnette a répondu qu'il rencontrerait les acteurs du secteur de l'électricité afin de convenir avec eux des modalités de remboursement de la somme de 1,2 milliard. On en rit encore ! À part dans les sketches, plus personne ne raconte que M. Magnette va récupérer 1,2 milliard.
Personnellement, j'étais prêt à soutenir ce jeune ministre sympathique, qui roule des mécaniques, et qui a même reçu le prix de l'homme politique francophone le plus sexy !
Mais il ne suffit pas de rouler les mécaniques, il faut que les résultats suivent, sinon on n'est plus crédible.
Oublions ce 1,2 milliard, même s'il s'agit d'une somme importante. Oublions un opérateur qui fixe ses prix en fonction du marché et non des coûts de production. Au fait, le régulateur n'est-il pas censé vérifier si les prix sont fixés avec un bénéfice normal et honnête, en fonction des coûts de production et pas uniquement au prorata de ce que permet le marché même si celui-ci autorise des superbénéfices ?
M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi. - Le régulateur doit en effet fixer des prix « cost plus », mais uniquement pour la partie régulée, et non pour la production et le prix client en tant que tel.
M. José Daras (Ecolo). - Il faut l'expliquer à la population ! D'ailleurs, la CREG a souligné l'absence d'illégalités. Le problème est qu'il s'agit de superbénéfices. Dès lors, le ministre doit s'abstenir de déclarer qu'il va les prélever pour ensuite revenir les mains vides. De tels propos nuisent à sa crédibilité !
La CREG a par ailleurs décidé de baisser les tarifs de transit au moment où des opérations de vente avaient lieu. Je pense notamment à la vente de Distrigaz à Fluxys. La CREG a donc réduit la partie régulée de ces tarifs de 70 à 75%. Il n'est d'ailleurs pas certain que le consommateur en tire profit. Quelques jours plus tard, le gouvernement a décidé de garder les tarifs au plus haut niveau. On peut se demander s'il s'agit d'un cadeau en échange des 250 millions que M. Magnette a été chargé d'aller chercher chez Electrabel. On se pose des questions : tout cela est tellement compliqué et les déclarations du ministre n'arrangent rien. Bref, les tarifs de transit ont été bloqués par le gouvernement et restent donc élevés, dans le but, paraît-il, de ne pas faire de cadeau à Gazprom.
M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi. - Vous affirmez que le gouvernement veut absolument maintenir des prix élevés alors que la CREG entendait les baisser. Il convient plutôt de s'interroger sur les modalités selon lesquelles le prix de transit doit être fixé. Doit-il l'être sur une base régulée ? C'est en tous cas ce qu'a décidé la CREG. Conformément à la loi, elle a décidé de réguler les prix de transit de manière « cost plus ». Elle a fait la même chose pour le transport pour lequel les interlocuteurs ne sont pas les mêmes que pour le transit. Par ailleurs, la question de la validité des contrats en ce qui concerne le transit fait également débat.
Dans ce cadre, il existait en quelque sorte un vide. La CREG a pris position. Il se fait que le gouvernement, comme il est de sa compétence, a décidé de fixer le prix de transit comme un prix régulé de marché. C'est clairement une compétence politique du gouvernement de déterminer comment les prix doivent être fixés. Il ne décide pas si le prix doit être haut ou bas. Il détermine la manière dont se fixe le prix. Le prix du transit peut être, selon les moments, supérieur ou inférieur au prix cost plus...
M. José Daras (Ecolo). - Inférieur, cela doit se présenter rarement.
M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi. - Cela dépend de l'évolution du prix de marché.
M. José Daras (Ecolo). - Il n'en reste pas moins que la CREG a pris une décision...
M. le président. - Sur la validité des contrats de transport, le dernier mot n'a pas encore été dit.
M. José Daras (Ecolo). - Je pense que vous avez bien connu ce secteur. Nous n'étions pas d'accord avec votre politique lorsque vous étiez ministre.
Les faits sont là : la CREG prend une décision, le gouvernement casse la décision, cette décision du gouvernement a un impact sur la valeur de l'entreprise. Le gouvernement intervient donc sur la valeur de revente de l'entreprise.
En attendant, M. Magnette va chercher 250 millions. C'est très peu, vraiment très peu. À son retour, lorsqu'il ouvre sa mallette, il constate que les millions n'y sont pas. Ce n'est pas bon pour sa réputation et cela me fait de la peine. Mais franchement, de quoi avons-nous l'air ! Y avait-il un accord ? Je ne sais pas, car je n'étais pas présent dans le bureau de M. Mestrallet ou de je ne sais qui. Le fait est que le gouvernement annonce qu'il a obtenu 250 millions et le lendemain, SUEZ, qui se permet tout, dit encore : « On va négocier ». Mais que peut-on négocier ? La loi de sortie du nucléaire ? Vous ne connaissez pas ces gens-là !
Hier à la télévision, j'ai entendu le porte-parole de SUEZ dire que cet argent, si SUEZ le versait, ce serait un don, qu'une entreprise privée ne « sponsorise » pas un gouvernement et que, du reste, une entreprise ne fait pas de don. Mais sur quel ton cette entreprise se permet-elle de s'adresser à un gouvernement démocratique ? Pour qui se prennent-ils !
C'est à vous, gouvernement, de décider. Décidez ! Imposez ! Sinon vous allez être ridicules. Ils se moquent déjà de vous. J'entends M. Leterme dire que ce n'est pas fini, qu'on peut encore négocier. On négocie avec un chef d'État, oui. Mais M. Mestrallet n'est pas un chef d'État, ce n'est pas M. Kabila. Est-il plus puissant qu'un chef de gouvernement belge ?
Cette volonté d'encore négocier m'inquiète. Le secteur de l'énergie est un secteur vital à tous points de vue. Il est vital pour l'environnement, bien sûr, à cause de la production de gaz à effet de serre. Il est vital pour les ménages.
C'est aussi un secteur vital pour l'économie et pour nos entreprises qui ont besoin d'énergie, la moins polluante possible mais aussi à un prix abordable. Cela ne semble pas être la préoccupation de l'acteur dominant sur le marché. Dès lors, que ce soit par le biais de la CREG ou autrement, je pense que le gouvernement doit à un moment donné prendre des décisions, instaurer une taxe sur les centrales nucléaires amorties et fixer son montant. Il doit prendre des mesures pour assurer une perte d'influence de l'acteur dominant et une meilleure situation concurrentielle sur le marché. Il est vrai que M. Magnette a annoncé de telles mesures, ce qui m'a rassuré, jusqu'à ce que j'entende M. Leterme dire que de nouveaux contacts seraient repris, qu'une nouvelle discussion avec M. Mestrallet était prévue et que tout n'était pas encore perdu.
En attendant, le pouvoir de la CREG sera quelque peu modifié. Sera-t-elle vraiment plus forte ?
Voici quelques jours, on a pu lire dans la presse les propos de M. Tim Vermeir concernant le prix de l'électricité. Cet avocat spécialisé dans les matières énergétiques disait espérer que le gouvernement prenne les choses en main mais qu'il ne semblait en tout cas pas vouloir d'un régulateur fort ; avec la nouvelle loi, c'est le ministre qui décide en dernier ressort.
Un observateur extérieur semble dire que les mesures prises sont timides et risquent de nous ridiculiser vis-à-vis d'une société privée qui se croit tout permis par rapport à un gouvernement démocratique.
Mevrouw Els Schelfhout (CD&V-N-VA), rapporteur namens de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. - Ik wens de aandacht te vestigen op enkele technische correcties die na overleg met de Kamer van Volksvertegenwoordigers aan het wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) werden aangebracht. Die correcties zijn terug te vinden achteraan het verslag van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden (stuk nr. 4-739/4) en hebben betrekking op de artikelen 58 en 62 van het ontwerp.
Wat artikel 58 betreft, hebben de wijzigingen die aan de derde paragraaf van artikel 23ter van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen worden aangebracht, voor gevolg dat de verwijzing in de vierde paragraaf niet meer klopt.
Mevrouw Vanlerberghe heeft hierover amendement 10 ingediend, maar heeft het na overleg met minister Laruelle weer ingetrokken omdat ze akkoord ging de voorgestelde wijziging, die niet wordt betwist, bij wijze van technische correctie aan te brengen.
De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft die technische correctie aanvaard, maar niet op de manier die door mevrouw Vanlerberghe werd voorgesteld. Zij stelde immers voor een nieuw artikel 58bis in te voegen, met het gevolg echter dat andere artikelen zouden moeten worden vernummerd. Vanzelfsprekend is dat niet de bedoeling. De technische correctie gebaseerd op het voorstel van mevrouw Vanlerberghe vindt men terug in artikel 58, tweede punt, van het ontwerp.
De heer Bart Martens (sp.a+Vl.Pro). - Ik had gehoopt dat de premier tijdens de algemene bespreking aanwezig zou zijn. Ik neem echter aan dat hij nu telefoneert met Kabila en wij willen hem dat unieke moment niet ontzeggen!
Wij stellen vast dat de premier al dan niet terecht een aantal van zijn ministers terugfluit, dus niet alleen minister De Gucht die in zijn bekende stijl uitspraken deed over Congo en de schending van de mensenrechten. Ook de minister van Klimaat en Energie, de heer Magnette, wordt tot de orde geroepen. Dat betreuren we omdat die tot het inzicht was gekomen dat de regering niet kan blijven onderhandelen met een speler zoals SUEZ als dat geen resultaten oplevert, en dat men de regering en de consumenten van dit land niet kan blijven gijzelen. We vinden het jammer dat minister Magnette die met een transparante, afdwingbare, democratisch besliste regelgeving de markt wilde openbreken en de monsterwinsten van SUEZ wilde afromen, nu op zijn stappen moet terugkeren. De premier wil het overleg met Mestrallet en SUEZ nog een kans geven. We hebben gezien waartoe dat overleg meestal leidt: tot een spel van geven en nemen. SUEZ vraagt altijd een prijs.
Vorige vrijdag keurde de federale regering een interpretatieve wet goed met betrekking tot de tariefstructuur die de CREG had vastgelegd voor de transitactiviteiten van Distrigas & Co. Het is de bedoeling de tarieven op te trekken voor de transitactiviteiten die de groep SUEZ in het kader van zijn fusie met Gaz de France moet overlaten aan Fluxys, zodat SUEZ een betere prijs kan krijgen voor de Distrigasaandelen die de groep aan Fluxys verkoopt.
Vorige vrijdag heeft SUEZ dus een gigantisch cadeau gekregen van de federale regering, maar die krijgt daarvoor stank voor dank. Naar de schamele 250 miljoen waarop ze had gerekend om de gaten in de begroting te dichten, kan de regering dus fluiten. Misschien moet ze een nog veel hogere prijs betalen.
We vinden dat bijzonder jammer omdat de hoge prijzen van elektriciteit en aardgas de koopkracht van de gezinnen en de concurrentiekracht van de bedrijven aanvreten. Vorige week is bovendien gebleken dat uitstootrechten die Electrabel van onze overheid gratis had gekregen, integraal in de tarieven werden doorgerekend. Dat betekende voor onze bedrijven nog eens een extra factuur van 1,2 miljard euro. En wat doet onze regering? Ze gaat opnieuw met SUEZ onderhandelen en laat zich blijvend chanteren door die Franse nutsgroep, die intussen op de rug van onze consumenten en bedrijven miljardenwinsten boekt. Vorig jaar maakte de groep SUEZ meer dan 3 miljard euro winst, vooral gecreëerd door Electrabel, dat met zijn afgeschreven centrales, zijn `melkkoeien', zeer goedkoop stroom produceert die het zeer duur verkoopt. Electrabel weet immers dat zijn positie op onze markt van die aard is dat eventuele concurrenten toch alleen maar kunnen investeren in nieuwe centrales. Electrabel weet namelijk dat zijn concurrenten hun klanten alleen maar stroom kunnen leveren die ze hebben ingevoerd of aangekocht bij Electrabel. Electrabel kan dus de prijs vragen die het wil.
Wij vinden dan ook al veel langer dat men die superwinsten via wettelijke weg moet kunnen afromen. Nu zorgen ze immers voor miljarden aan cashdrain uit onze economie. De miljardenwinst die Electrabel hier maakt, verhuist naar de hoofdzetel van SUEZ in Parijs, waar het geld wordt gebruikt om de veroveringstocht van SUEZ in Oost- en Centraal-Europa te betalen. SUEZ koopt er elektriciteitsbedrijfjes die vroeger in overheidshanden waren, versneld op. Het afromen van die monsterwinsten heeft helemaal niets te maken met afgunst of het doorkruisen van de ondernemingszin van onze bedrijven. Integendeel, die monsterwinsten maken dat het spel op de markt ongelijk wordt gespeeld. De nieuwe spelers, die het monopolie zouden moeten kunnen aanvallen, over eigen productiecapaciteit zouden moeten kunnen beschikken en een neerwaartse druk op de prijzen zouden moeten kunnen uitoefenen, krijgen minder kansen. Electrabel startte op de vrijgemaakte markt met afgeschreven centrales waar de concurrenten uiteraard niet over kunnen beschikken.
We belijden zeker geen vorm van afgunstsocialisme. We willen wel gelijke spelregels, een investeringsklimaat waarin nieuwe spelers op de markt kunnen komen met nieuwe, milieuvriendelijke, efficiënte elektriciteitscentrales, allemaal maatregelen die borg staan voor echte concurrentie.
Daarom dienen we ons amendement over de `mottenballentaks' opnieuw in. Als ook de PS nu overtuigd is dat we die monsterwinsten beter via regelgeving afromen, dan heeft ze de kans dat vandaag, in de Senaat, te doen. Gewoon door ons amendement op de programmawet te steunen. Collega's van de PS, heb de moed van uw overtuiging, volg minister Magnette. Zo zal blijken dat we als overheid wel degelijk in staat zijn die superwinsten langs wettelijke weg af te romen.
Het verschil tussen het voorstel van de sp.a+Vl.Pro-fractie en dat van de regering is dat ons voorstel recurrent meer dan 450 miljoen euro per jaar oplevert tegenover een eenmalige opbrengst van 250 miljoen in dat van de regering. Wij hebben ons geïnspireerd op de windfall profits tax die in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is en die daar 23 procent van de monopoliewinsten afroomt. Ons voorstel blijft dus heel redelijk. Ieder van ons staat via belastingen immers een veel groter deel van zijn loon af aan de overheid.
Een ander verschil blijkt uit het tweede amendement dat we in de plenaire vergadering indienen. Wij willen de heffing laten gepaard gaan met een plafond op de prijzen die de monopolist aan de markt kan opleggen. Zonder zo een plafond zal Electrabel inderdaad de heffing aan de consument doorrekenen. Uit de reactie van de tweede stroomproducent op onze markt, SPE, op de 250 miljoen die minister Magnette had onderhandeld, bleek heel duidelijk dat die vast van plan was de heffing op hun klanten te verhalen. Ze hebben met zoveel woorden gezegd dat ze hun aandeel in die 250 miljoen in de prijzen zouden doorrekenen, alleen konden ze nog niet zeggen hoe. Als je de heffing niet laat samengaan met een prijzenplafond, dan wordt ze dus zonder twijfel een vestzak-broekzakoperatie. De regering kan dan wel wat miljoenen euro ophalen bij de energiesector, maar die zal ze op zijn beurt via de tarieven aan de burger doorrekenen. De burger betaalt die 250 miljoen niet via zijn belastingen, maar via zijn energiefactuur. Dan wordt Electrabel de tollenaar van Leterme, degene die in opdracht van de regering belastingen int. Dat is een scenario waar de sp.a+Vl.Pro-fractie niet aan meedoet. Vandaar dat we een tweede amendement over het prijzenplafond ter stemming voorleggen. Alleen daarmee kan de koopkracht en de concurrentiekracht van onze bedrijven voor een stuk worden hersteld. Een prijzenplafond stopt de cashdrain uit onze economie.
Een ander verschil tussen het voorstel van de sp.a+Vl.Pro-fractie en dat van de regering is dat wij de opbrengst van de heffing niet willen gebruiken om gaten in de begroting, die blijkbaar alsmaar groter worden, te dichten. Wij willen de opbrengst teruggeven aan de consument. In ons amendement doen we dat in de vorm van de afschaffing van de kostprijsverhogende heffingen die elke burger vandaag op zijn energiefactuur terugvindt: de federale bijdrage voor de werking van de CREG, de federale bijdrage voor het Kyotofonds, de federale bijdrage voor het sociaal fonds, de federale bijdrage voor het denuclearisatiefonds, waarmee ons nucleair passief moet worden opgekuist.
Met de opbrengst van de `mottenballentaks' kunnen al die speciale bijdragen worden afgeschaft, zodat de consument al die fondsen niet meer moet stijven, maar wel de monopolist via een windfall profits tax.
Als ons voorstel wordt gevolgd, schiet er zelfs nog een budget over, dat wij willen toewijzen aan het federale energiebesparingsfonds, het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost, dat via lokale entiteiten bijna renteloze leningen zal verstrekken aan burgers die willen investeren in energiebesparingen. Het lijkt ons veel beter de onrechtmatig verkregen monopoliewinsten terug te geven aan de consument, die daardoor geen extra heffingen meer zal moet betalen en steun kan krijgen voor energiebesparingen.
We hopen dat de regering zich niet laat blijven gijzelen door SUEZ. En er moeten ook geen prijzen worden uitgedeeld. In het Verenigd Koninkrijk of in andere Europese lidstaten, waar de markt via regulering werd opengebroken, is dat ook niet gebeurd. Philippe Bodson, de vroegere Tractebelbaas die destijds door SUEZ aan de kant werd gezet omdat hij te `Belgisch' was, zei ooit dat als de overheid het monopolie van Electrabel niet aanpakt, het niet is omdat ze het niet kan, maar omdat ze het niet wil. Er is geen enkel probleem om de markt open te breken via wetgeving die op een transparante manier, via parlementaire weg, tot stand komt en afdwingbaar is. Ik zie niet in waarom dat per se moet gebeuren in gesloten achterkamertjes, met schimmige akkoorden die amper op papier staan en waarvan de afdwingbaarheid heel beperkt is. Waarom zouden we de wijze raad van Philippe Bodson niet opvolgen? Een andere grondlegger van de liberalisering van onze energiemarkt, professor Eric De Keuleneer, is hetzelfde standpunt toegedaan. Hij zegt dat het tijd wordt dat de overheid via bindende afdwingbare regelgeving de markt reguleert in plaats van te trachten via een onderling akkoord met de monopolist van de markt, SUEZ, afspraken te maken. Een afdwingbare regelgeving is ook een veel beter signaal voor de bedrijfswereld in zijn geheel. Nu wordt het beeld gegeven dat in ons land alles te regelen is, dat alles via onderlinge overlegjes tussen regering en sector kan worden afgesproken. Dat is een totaal verkeerd signaal. Het is beter dat de overheid duidelijk zegt wat de regels zijn waaraan iedereen zich te houden heeft, dat die regels transparant democratisch tot stand zijn gekomen en dat ze afdwingbaar zijn.
Ik wil nog een laatste amendement op de programmawet toelichten, namelijk dat over de forfaitaire som voor sommige sociaal zwakkere doelgroepen voor de factuur voor elektriciteit en gas. Wij stellen voor om de inkomensgrens die bepaalt wie recht heeft op die forfaitaire tegemoetkoming, welvaartsvast te maken, net zoals de inkomensgrens die bepaalt wie recht heeft op de maximumfactuur inzake gezondheidszorg.
Wij dienen ook nog enkele andere amendementen in, die we reeds in de commissie hadden ingediend, maar die er jammer genoeg niet werden aanvaard. Het gaat onder andere om de verhoging van de belastingvrije som. Dat is een goede maatregel, maar we vinden dat hij al moet worden toegepast voor de bedrijfsvoorheffing vanaf 1 juli van dit jaar, zodat de mensen dan al een stuk koopkracht hersteld zien. We stellen ook voor om de verhoging van de belastingvrije som ook te laten gelden voor gepensioneerden, zieken en invaliden. We hebben daarover een discussie gevoerd in de commissie. We kunnen begrijpen dat de belastingvrije som niet wordt toegepast op werkloosheidsuitkeringen, omdat anders de werkloosheidsval nog groter wordt. Maar kan worden verantwoord dat de verhoging van de belastingvrije som niet van toepassing is op de uitkering van mensen die niet meer kunnen werken? Met ons amendement stellen we voor de verhoging van de belastingvrije som ook toe te passen op invaliditeitsuitkeringen en pensioenen.
Ook een aantal amendementen op de wet houdende diverse bepalingen zullen we opnieuw indienen, onder andere de amendementen die betrekking hebben op de hospitalisatieverzekering.
Enkele maanden geleden hebben een aantal verzekeringsmaatschappijen de premies voor de hospitalisatieverzekering van de ene dag op de andere gigantisch verhoogd.
De wet op de landverzekeringsovereenkomst is ons inziens wel degelijk ook van toepassing op de verzekeringscontracten die vóór de inwerkingtreding van de wet werden gesloten. De premies mogen dus niet in afwachting van nieuwe contracten eenzijdig worden verhoogd. We wensen dat de wet expliciet vermeldt dat de afspraken over de regels voor premieverhogingen ook gelden voor contracten die zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van de wet op de landverzekeringsovereenkomst.
Dat stemt niet alleen overeen met de geest van die wet, maar ook met de letter ervan. De verzekeringsmaatschappijen houden er echter een andere visie op na.
Een laatste amendement strekt tot verdere ontvlechting van de activiteiten op de energiemarkt. Er is meer dan alleen het probleem van de monopoliewinsten en van de dominante positie van SUEZ op onze elektriciteits- en gasmarkt. De monopoliegroep produceert en levert niet alleen, hij is ook sterk vertegenwoordigd in het beheer van het elektriciteits- en gasdistributienet. Ons amendement strekt ertoe te beletten dat producenten en leveranciers een aandeel in het kapitaal van de netbeheerder hebben dat hun een blokkeringsminderheid oplevert. Hun aandeel moet dus teruggedrongen worden tot onder de 25% zodat ze hun positie in het beheer van de netten niet kunnen misbruiken om de toegang ertoe voor derde spelers te bemoeilijken.
We reiken de regering dus een helpende hand bij het verder openbreken van die markt en bij het herstel van de concurrentiekracht tussen de bedrijven en dus van de koopkracht van de gezinnen. De regeringspartijen kunnen onze amendementen nu al dan niet goedkeuren.
De tijd dringt evenwel. De streefdatum van 15 juli nadert snel. Ik weet niet of de regering vóór die datum nog over de nodige daad- en slagkracht zal beschikken om de voor de energiemarkt noodzakelijke maatregelen te nemen.
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Ik wil niet ingaan op de problematiek van onze energiemarkt, maar wel op de wetgevingstechniek zelf van de programmawetten en de wetten houdende diverse bepalingen. De heer Wathelet zal me daarin bijvallen, want hij heeft het persoonlijk kunnen meemaken.
Die techniek mag alleen dienen om te voorzien in dringende maatregelen, technische correcties of bepalingen met een budgettaire of een aan de begroting gerelateerde weerslag.
Tijdens de jongste twee legislaturen hebben de collega's van de heer Wathelet geen enkele kans onbenut gelaten om op het misbruik van die techniek te wijzen en ik geef toe dat we ons er zelf meer dan eens aan hebben bezondigd.
Ik stel echter vast dat deze regering opnieuw heeft gekozen voor een programmawet en een wet houdende diverse bepalingen om belangrijke inhoudelijke zaken te regelen die in een `vuilnisbakwet' eigenlijk niet thuishoren. De minister deinst er evenmin voor terug om via deze weg wetswijzigingen in te voeren die veel verder gaan dan technische correcties. Als lid van de commissie voor de Justitie heb ik daar een sprekend voorbeeld van gevonden. De minister heeft er namelijk voor gekozen de procedure voor regeling van rechtsgebied via deze weg te vereenvoudigen.
Voor alle duidelijkheid, onze fractie is blij dat die vereenvoudiging, die een proceseconomische vereenvoudiging inhoudt, er eindelijk komt. Het terrein was daarvoor al jaren vragende partij. Ook wij hebben een voorstel in die zin ingediend omdat de huidige procedure, volgens welke de rechtbanken overeenkomstig de artikelen 525 tot 540 van het Wetboek van Strafvordering telkens naar het Hof van Cassatie moeten gaan, een bijzonder zware procedure is die de strafprocedures verlamt en de werklast voor de parketten en het Hof van Cassatie verhoogt. Toch betreuren we dat dit wordt geregeld in een wet houdende diverse bepalingen omdat dit thema volgens ons op een grondige manier moet worden behandeld, met aandacht voor de verschillende voorstellen die daarover in Kamer en Senaat werden ingediend. Ik verwijs naar het PS-voorstel van de heren Giet en Perpète, de CD&V-N-VA-voorstellen van mevrouw De Schamphelaere, mevrouw Schryvers en de heer Verherstraeten in de Kamer en van de heren Van Parys en Vandenberghe in de Senaat.
Het verbaast ons bijgevolg dat minister Vandeurzen heeft geoordeeld dat deze materie beter wordt geregeld in een wet houdende diverse bepalingen. Ik wil hier een oproep doen om in de toekomst te kiezen voor de gewone wetgevingstechniek, namelijk de indiening in het Parlement van wetsvoorstellen of wetsontwerpen die eerst in de commissie en nadien in plenaire vergadering worden behandeld.
De heer Wouter Beke (CD&V-N-VA). - Parlementen en vooral regeringen lijden al lang aan de kwaal om alles te regelen in programmawetten en wetten houdende diverse bepalingen, wat er vaak toe leidt dat belangrijke thema's op een drafje moeten worden afgehandeld. We kunnen de oproep van mevrouw Taelman, uit respect voor de thema's en los van de wetgevingstechniek, bijgevolg alleen maar bijtreden.
Er werden vanochtend belangrijke woorden uitgesproken. Ik denk onder meer aan het woord `koopkracht'. Wij willen dat belangrijke probleem zeker niet wegmoffelen. Tien jaar geleden kostte een vat ruwe olie tien dollar en vandaag al 130 tot 140 dollar.
Het mag worden onderstreept dat deze regering op het vlak van fiscaliteit, de sociale bescherming en energie, met de bescheiden mogelijkheden die voorhanden zijn, een aantal belangrijke dingen heeft willen doen. Er was een belangrijk gat van 3 à 3,5 miljard dat moest worden gedicht. Daarenboven moest beleidsruimte worden gecreëerd voor een aantal maatregelen. Voor sommigen zijn die niet voldoende. Ik heb daar begrip voor. Toch zijn die maatregelen bedoeld voor hen die het meest lijden onder de gevolgen van de internationale conjunctuur.
Er is een probleem met de koopkracht. Ondanks alles houdt die echter over het algemeen goed stand. Daarvoor bestaan in dit land ook institutionele mechanismen. Het beste daarvan is de loonindexering, die ervoor zorgt dat lonen en sociale uitkeringen automatisch worden aangepast. Op dat systeem kunnen we nog altijd trots zijn en het berust dan ook nog steeds op een brede consensus. De voorbije weken is dat te weinig beklemtoond.
Ten tweede houdt de koopkracht ook stand door de reële loonstijgingen. Ten derde werden veel banen gecreëerd.
Voor sommigen is 2007 een verloren jaar geweest. Velen, ook ikzelf, hadden zich dat jaar anders voorgesteld, maar enige relativering is toch gepast. In 2007 werden 116.000 jobs gecreëerd. Voor de koopkracht was dit van fenomenaal belang. Dat was in eerste instantie de verdienste van de bedrijven.
Ondanks de moeilijke omstandigheden werden voor 270 miljoen euro aan fiscale maatregelen genomen. Er is de verhoging van de belastingvrije sommen van 6.150 naar 6.400 euro, kostprijs 75 miljoen euro. De mensen houden aldus netto 62 tot 125 euro meer over. Degenen die geen belastingen betaalden konden niet genieten van de fiscale aftrekbaarheid van de dienstencheques. Hieraan werd verholpen door de invoering van een belastingkrediet. Bovendien was er de jobkorting. Deze fiscale maatregelen zijn bedoeld om de arbeidsmarkt te activeren. Die activering onderstelt verschillende aspecten. Het verheugt me dat er een consensus groeit om daar de deelstaten bij te betrekken.
Het fiscale gedeelte bevat belangrijke maatregelen: 75 miljoen euro voor de belastingvrije sommen, 33 miljoen euro voor de werkbonus en een aantal andere maatregelen. Inzake de sociale bescherming wordt 20 miljoen euro uitgetrokken voor de verhoging van de kinderbijslag, namelijk 10 miljoen euro voor de kinderbijslag voor het eerste kind van zelfstandigen en 10 miljoen voor de leeftijdstoeslagen, en de invoering van een nieuwe categorie van 18 tot 24 jaar.
Ondanks de beperkte marges werd 50 miljoen euro uitgetrokken voor de verhoging van de minimumpensioenen, 30 miljoen euro voor de afschaffing van de solidariteitsbijdrage, 8,5 miljoen euro voor de inkomensgarantie. Ook werd beslist om de toegelaten arbeid te verhogen in de regeling voor de rust- en de overlevingspensioenen en werden maatregelen genomen inzake invaliditeitsuitkeringen.
Op het gebied van energie werd een belangrijke inspanning geleverd met betrekking tot het stookoliefonds ten bedrage van 30 miljoen euro. Het gaat om een maximale terugbetaling van 195 tot 200 euro voor 200.000 gezinnen. Bovendien werd de regeling uitgebreid voor verwarming met gas en elektriciteit: 75 euro voor gas en 50 euro voor elektriciteit. Sommigen zullen zeggen dat het te weinig is, maar de begroting liet niet meer ruimte. Toch wou ik even benadrukken waarin binnen de beperkte marges werd voorzien op fiscaal gebied, op het gebied van de sociale sector en van de energie.
-De algemene bespreking is gesloten.