4-738/4 | 4-738/4 |
21 MEI 2008
I. INLEIDING
Voorliggend wetsontwerp werd op 20 maart 2008 in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 52-1011/1).
Dit ontwerp werd er op 8 mei 2008 aangenomen door de plenaire vergadering met 99 tegen 16 stemmen bij 30 onthoudingen en op 9 mei 2008 overgezonden aan de Senaat.
Met toepassing van artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie de bespreking van dit wetsontwerp aangevat vóór de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De commissie heeft de onderdelen van dit wetsontwerp die naar haar werden verwezen besproken tijdens haar vergaderingen van 30 april, 7 en 21 mei 2008.
II. INLEIDENDE UITEENZETTINGEN EN ALGEMENE BESPREKING
II.1. Titel 3. Energie
II.1.1. Inleidende uiteenzetting door de minister van Klimaat en Energie
De minister verklaart dat in de voorliggende bepalingen een hoofdstuk werd opgenomen om een wettelijke basis te bieden voor de maatregel van de niet benutte sites. Het budgettaire objectief van deze maatregel bedraagt 17 miljoen euro. In dat licht wordt voorzien dat de wet van 8 december 2006 tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent wordt gewijzigd. Het bedrag van de heffing zal voortaan worden berekend op basis van het aantal m2 van de productiesite waarvoor de wettelijk vastgestelde voorwaarden gelden. De in het vooruitzicht gestelde heffing bedraagt 125 euro per m2.
Deze bepaling heeft een politiek oogmerk : tegengaan dat sites ongebruikt worden gelaten door de historische operator, want een dergelijke « bevriezing » werkt als een rem op nieuwe investeringen. Zorgen voor nieuwe investeringen in elektriciteitsproductie zal er op termijn ook toe bijdragen dat de markt concurrentiëler wordt.
Een tweede aspect van de programmawet zijn de sociale tarieven voor elektriciteit en gas. Spreker verduidelijkt dat er een vierde categorie aan de sociale tarieven wordt toegevoegd. Deze zullen net als voor het Sociaal Stookoliefonds een kleinere korting ontvangen met name een korting van 50 euro voor elektriciteit en 75 euro voor aardgas. Die kortingen zullen worden aangerekend op de eindfactuur. De maatregel zou per 1 juli 2008 in werking treden. Die maatregel heeft een jaarlijkse kostprijs van 19 miljoen euro.
II.1.2. Bespreking
De heer Collas vraagt of de minister kan aangeven van hoeveel productiecapaciteit de historische operator afstand heeft gedaan.
Spreker verwijst verder naar het voorgestelde artikel 9 waarin duidelijk wordt bepaald dat de energie is bedoeld voor verwarming. Hoe zal de wetgever de bestemming ervan kunnen achterhalen ?
Kan de minister tot slot bevestigen dat er om te genieten van een tegemoetkoming van het Stookoliefonds dezelfde inkomensgrenzen worden gehanteerd als in het voorgestelde artikel 10 ?
De minister antwoordt dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen productiecapaciteit en sites. Daarbij wordt de afstand van productiecapaciteit momenteel geregeld door het Pax Electrica. In dat kader heeft de historische operator reeds afstand gedaan van ongeveer 675 Megawatt aan SPE en zal ze binnenkort nog afstand doen van ongeveer 2 000 Megawatt aan een derde operator.
Wat echter de sites betreft, meent de minister te moeten antwoorden dat Electrabel nog geen enkel van de betreffende sites heeft verkocht.
Wat de vraag met betrekking tot het voorgestelde artikel 9 betreft, merkt de minister op dat er hier inderdaad moet over gewaakt worden. Wanneer echter begunstigden de premie hebben aangevraagd voor stookolie zullen ze dat geen tweede keer kunnen doen voor een andere verwarmingswijze.
Hij bevestigt tot slot dat voor stookolie, gas en elektriciteit telkens het plafond MAF2 wordt gehanteerd.
II.2. Titel IV. Overheidsbedrijven
II.2.1. Inleidende uiteenzetting door de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven
De minister verwijst naar haar inleidende uiteenzetting in de Kamer van volksvertegenwoordigers (stuk Kamer, nr. 52-1011/014, blz. 3) en naar de memorie van toelichting bij het wetsontwerp (stuk Kamer, nr. 52-1011/001, blzn. 10 tot 12).
De heer Collas vraagt naar een schatting van de waarde van de activa die naar Infrabel zullen worden overgedragen.
De minister antwoordt dat de spoorweggerelateerde activa die worden gebruikt voor de exploitatie worden overgedragen aan Infrabel die ze zal gebruiken voor de exploitatie. Anderzijds zijn er nog niet spoorweggerelateerde activa zoals gronden. Hiervan zal de waarde worden bepaald en het is de bedoeling dat deze laatste ten gelde zullen worden gemaakt.
II.3. Titel 7. Financiën
II.3.1. Inleidende uiteenzetting door de Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
De voorliggende bepalingen bevatten na behandeling in de Kamer nog slechts twee hoofdstukken. Een hoofdstuk werd immers uit de oorspronkelijke tekst gehaald, namelijk de bepalingen betreffende belasting over de toegevoegde waarde en de levering van gebouwen en het bijhorend terrein onderworpen aan de belasting. Hiervoor zal immers eerst verder met de gewestregeringen en de Europese Commissie worden overlegd.
II.3.2. Hoofdstuk I
II.3.2.1. Gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden–Beveiliging (artt. 54 tot 60)
Er wordt een aftrek ingevoerd ten belope van 120 % van de kosten inzake de beveiliging van ondernemingen.
Tevens wordt voor de particulieren de belastingvermindering voor de beveiliging van hun woning opgetrokken tot 500 euro.
II.3.2.2. Vrijstelling voor bijkomend personeel (artt. 61 tot 63)
De vrijstelling voor bijkomend personeel die was opgenomen in artikel 29 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, wordt definitief opgenomen in het WIB 92 op vraag van de minister van Kmo's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid.
II.3.2.3. Belastingvrije som (artt. 64 tot 67)
Voor de lage en middeninkomens wordt een verhoging ingevoerd van de belastingvrije som ten belope van 165 euro (250 euro, geïndexeerd voor aanslagjaar 2009). Deze verhoging zal ingaan op 1 juli 2008.
II.3.2.4. Wetenschappelijk onderzoek (artt. 68 en 69)
De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt voor alle privé-ondernemingen verhoogd tot 65 % van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen van het wetenschappelijk personeel of van de onderzoekers.
II.3.2.5. Vermindering voor uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques (artt. 70 tot 72)
Een aantal belastingplichtigen die weinig of geen belastingen betalen, kunnen niet genieten van de belastingvermindering in het kader van dienstencheques (als bedoeld in de artikelen 145/21 tot 145/23 van het WIB 92). Om deze categorie mensen toch een fiscaal voordeel toe te kennen, wordt de belastingvermindering tot een jaarlijkse inkomensgrens van 15 220 euro (niet-geïndexeerd) omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet.
II.3.3. Hoofdstuk II (artikel 73)
De minister verklaart dat door de hergroepering van meerdere federale openbare diensten in grote ambtsgebouwen in de Brusselse agglomeratie, het verzorgen van de restauratie in deze gebouwen een activiteit wordt die de werking van één enkele FOD overschrijdt. Vandaar de noodzaak om een geëigende structuur te creëren in de vorm van een staatsdienst met afzonderlijk beheer, die aan deze gewijzigde toestand tegemoet komt. De modaliteiten van deze staatsdienst zullen bij koninklijk besluit worden vastgelegd.
II.4. Titel 10. Mobiliteit
II.4.1. Inleidende uiteenzetting door de staatssecretaris voor Mobiliteit
De staatssecretaris verwijst vooreerst naar de Memorie van Toelichting bij het ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 52-1011/1, blzn. 57 tot 59).
Met de hier voorgelegde bepalingen wil de regering bereiken dat inzake het verkeersveiligheidsfonds dat de financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid moet mogelijk maken, men voor het jaar 2008 het bedrag van 2007 zal uitkeren aangepast met de index in de veronderstelling dat voor 2008 het bedrag dat in aanmerking moet worden genomen, hoger zal zijn dan datgene dat in 2007 werd betaald. Als dat bedrag niet hoger is, dan wordt het proportioneel verminderd conform de bestaande verdeelsleutel. Vanaf 2009, nog steeds uitgaande van de veronderstelling dat er meer geld in dat fonds zal terechtkomen, zal er een basis verdeeld blijven worden volgens de oude verdeelsleutel. Wat er dan nog bovenop komt, wordt dan over de drie gewesten verdeeld proportioneel met de bedragen welke in de drie gewesten worden gegenereerd. Op die manier krijgen de gewesten een aanmoediging om op het vlak van de verkeersveiligheid de nodige controles te laten doen en de boetes te laten toepassen zoals die toegepast kunnen worden.
II.4.2. Bespreking
Mevrouw Van dermeersch merkt op dat het verkeersveiligheidsfonds bij de bevolking veel beroering teweegbrengt. De wijze waarop de inkomsten verdeeld worden houdt de mensen ook bezig. Persoonlijk kan spreekster niet akkoord gaan met de verdeelsleutel die momenteel wordt toegepast. Het erge is dat die verdeelsleutel door de voorliggende bepalingen nog eens « gebetonneerd » wordt. Alles blijft zoals het was en men hoopt alleen eventuele bijkomende inkomsten op een andere manier te verdelen.
Zelf zou het lid liever zien dat daar waar het meeste boetes geïnd worden, ook het meeste geïnvesteerd zou worden in verkeersveiligheid. In de praktijk wordt het fonds vooral met in Vlaanderen geïnde boetes gespijsd en is de huidige verdeling een zoveelste verdoken financiële transfert van Vlaanderen naar Wallonië.
In het ontwerp van bijzondere wet wordt de afhandeling van de verkeersovertredingen van de eerste en van de tweede graad gedefederaliseerd. Er wordt evenwel nergens gespecifieerd met er gebeurt met de inning van de boetes die daarmee gepaard gaan. Blijven die bij het gewest waar ze geïnd worden of gaan die ook naar het verkeersveiligheidsfonds ?
De heer Monfils herinnert eraan dat men heeft vastgesteld dat bepaalde politiezones door de enorme stijging van het aantal boetes, meer inkomsten kregen dan zij nodig hadden. Soms werd er overbodig materiaal gekocht. Men wilde dat geld gebruiken voor iets anders dan voor de aankoop van materiaal. Er moet echter voorkomen worden dat het personeel wordt gefinancierd op basis hiervan. Het zou hallucinant zijn te moeten vaststellen dat permanent en vast personeel gefinancierd wordt met inkomsten die per definitie variabel zijn.
In het eerste pakket van regionaliseringen zou de verdeelsleutel voor de boetes onderzocht worden. Beschikt de regering over nauwkeurige statistieken ? Vroeger waren er de BIVV-statistieken. Zij konden van jaar tot jaar worden vergeleken. Het enige vervelende hierbij was dat ze een beetje laat toekwamen. Nadat de statistieken zijn veranderd, is er geen enkele vergelijking meer mogelijk. Op het vlak van verkeersveiligheid zouden we ooit eens het exacte plaatje te zien moeten krijgen van wat er gebeurt. Bovendien moeten er vergelijkingen van jaar tot jaar gemaakt kunnen worden zonder dat we appels met peren vergelijken.
II.4.3. Replieken van de staatssecretaris
Aan mevrouw Van dermeersch antwoordt de staatssecretaris dat de huidige verdeling op basis van bepaalde parameters vastgelegd werd onder de vorige regering waarvan hij geen deel uitmaakte. Het lijkt hem niet opportuun om daar nu totaal op terug te keren. Wel wordt aan het verdelingsmechanisme een correctie aangebracht. Het belang daarvan is dat voortaan alle gewesten er baat bij hebben de controles zo nauwgezet mogelijk te doen. Op die manier zal men tot een betere en volgens mevrouw Van dermeersch correctere verdeelsleutel komen.
De bijzondere wet waar mevrouw Van dermeersch op alludeerde zou daar in principe vanaf 2010 verandering in brengen. De kleine overtredingen (van de eerste en de tweede graad) vertegenwoordigen globaal genomen zowat 80 pct. van alles wat er moet geïnd worden. Die boetes zullen door de gewesten worden geïnd. De federale regering is niet van plan zich te gaan bemoeien met de wijze waarop de gewesten die centen gaan verdelen. De verantwoordelijken van de politiezones pleiten er momenteel voor dat de verdeling zoals ze nu gebeurt binnen de gewesten, behouden zou blijven.
De staatssecretaris sluit zich aan bij de opmerking van de heer Monfils over het oneigenlijk gebruik van financiële middelen door bepaalde politiezones. Volgens hem staat het vast dat de financiële middelen die oorspronkelijk bestemd waren voor een betere uitrusting van de politiezones, in bepaalde politiezones werden aangewend voor de aankoop van materiaal dat niet met hun reële behoeften overeenkwam. Aangezien de gemeenten elk jaar de eventuele tekorten van de politiezone waartoe zij behoren, moeten bijpassen, is het niet ondenkbaar dat zij de stortingen voor hun politiezone verminderen. Daardoor kunnen zij een evenwicht proberen te vinden tussen, enerzijds, de uitrusting en anderzijds, de infrastructuuraanpassingen die de gemeenten moeten financieren en waarvoor de gewestelijke subsidies niet volstaan.
De staatssecretaris beaamt dat de beschikbare statistieken voor de jaren 2005 en 2006 niet voldoende betrouwbaar zijn. In 2007 kregen wij statistieken van de BIVV voor het jaar 2006. De staatssecretaris hoopt dat hij binnen enkele maanden over de statistieken voor 2007 beschikt samen met de commentaren en de analyse die de BIVV in dit verband kan meegeven. Die statistieken zullen enkel betrekking hebben op ongevallen. Zij zeggen niets over het aantal processen-verbaal enz. Dat soort gegevens moet van de FOD Justitie komen.
III. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN
III.1. Titel 3. Energie
III.1.1. Hoofdstuk 1, artikelen 3bis en 3ter
De heer Martens dient een amendement (stuk Senaat, nr. 4-738/2, amendement nr. 1) in dat ertoe strekt om te voorzien in de zogenaamde mottenballentaks. Vanuit de vaststelling dat de vroegere monopolist, die na de liberalisering kon starten met een versneld afgeschreven productiepark, gigantische winsten genereert, wordt voorgesteld om een heffing in te voeren op de windfall profits, namelijk de winsten die het gevolg zijn van een eerdere versnelde afschrijving in een beschermde markt. Immers, momenteel kan de monopolist zeer goedkoop, want zonder kapitaalkost, produceren, terwijl hij de stroom toch verkoopt aan de productieprijs plus marge, van de laatst verkochte eenheid die wordt geproduceerd door de nieuwe gasgestookte centrales. Geschat wordt dat dit gegeven Electrabel jaarlijks meer dan 1,5 miljard euro winst oplevert die wordt doorgeschoven naar de moederholding en waar dan buitenlandse investeringen mee gebeuren.
Gezien de economische cash drain van ongeveer 1,5 miljard euro per jaar en gezien het feit dat dit gegeven de concurrentieverhoudingen vervalst, stelt de spreker voor om het voorgestelde amendement dat windfall profits belast aan 23 % te stemmen. De opbrengst van deze taks zou dus een 400 miljoen euro per jaar bedragen. Er wordt voorgesteld om dit bedrag via de afschaffing van allerhande kostprijsverhogende heffingen en via het spijzen van het Fonds voor de reductie van de globale energiekost, terug te geven aan de consument.
Spreker merkt op dat zijn maatregel het voordeel heeft dat de koopkracht van de consument wordt hersteld, dat de concurrentiekracht van de bedrijven wordt verbeterd, dat de bedrijven en gezinnen worden gewapend tegen verdere prijsstijgingen aangezien ze een beroep kunnen doen op het Fonds voor de reductie van de globale energiekost en dat er een level playing field wordt gecreëerd voor de producenten. Vergeleken met de 250 miljoen euro die momenteel in de begroting staat ingeschreven als vrijwillige bijdrage, is deze opbrengst hoger en recurrent. Bovendien wordt de opbrengst teruggeven aan de consument.
Verder zal deze maatregel in combinatie met de maximumprijzen de garantie bieden dat de taks niet wordt doorgerekend aan de verbruikers.
De staatssecretaris verwijst naar de regeringsbeslissing die stelt dat de opbrengst van 250 miljoen euro bij voorkeur wordt verkregen via onderhandelingen. Indien in juni 2008, voor de begrotingscontrole 2008, nog geen oplossing werd bereikt, dan zal de regering de nodige maatregelen nemen om inkomsten uit de sector te genereren. Spreker vraagt dan ook het amendement niet te aanvaarden.
III.1.2. Artikel 10
De heer Martens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-738/2, amendement nr. 2) dat ertoe strekt om de inkomensgrenzen van de doelgroepen van de forfaitaire overheidstegemoetkoming voor de aardgas- en elektriciteitslevering voor verwarming, aan te passen aan de welvaart. Er wordt hier dezelfde welvaartsaanpassing voorgesteld die ook is ingesteld voor de inkomensgrenzen van de Maximumfactuur.
De staatssecretaris stelt vast dat de financiële gevolgen van de hier voorgestelde maatregel nog niet werden berekend. Hij stelt daarom voor het amendement niet goed te keuren.
III.2. Titel IV. Overheidsbedrijven
Op de artikelen 12 en 13 die samen de titel IV vormen, worden geen amendementen ingediend.
III.3. Titel 7. Financiën
III.3.1. Artikel 65
De heer Martens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-738/2, amendement nr. 4) dat ertoe strekt om de optrekking van het belastingvrije minimum ook te laten toepassen op mensen wiens inkomsten uitsluitend bestaan uit pensioenen of andere vervangingsinkomsten, ofwel uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsvergoedingen. Immers, ook deze inkomenscategorieën worden evenzeer getroffen door de hogere levensduurte. Zij zouden dus ook moeten kunnen genieten van het optrekken van het belastingvrije minimum aangezien bij deze mensen de werkloosheidsval niet speelt. Bovendien hebben deze groepen juist deze extra koopkracht nodig.
De staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, verwijst naar de oorspronkelijke motivering van het voorgestelde artikel 65 : « De verhoging van het basisbedrag van de belastingvrije som moet voornamelijk de belastingplichtigen die een bescheiden inkomen halen uit een effectieve beroepsactiviteit ten goede komen. » Immers, alle andere categorieën genieten reeds van een belastingvermindering en deze maatregel is juist bedoeld als correctie naar diegenen die hun inkomen halen uit een beroepsactiviteit. Zij betalen momenteel te veel belastingen ten opzichte van de uitkeringsgerechtigden.
III.3.2. Artikel 67
De heer Martens dient een amendement (stuk Senaat, nr. 4-738/2, amendement nr. 3) in dat de voorgestelde bepaling zodanig wijzigt dat de maatregel reeds wordt doorgerekend in de bedrijfsvoorheffing en dit vanaf juli 2008, zoals aangekondigd bij de opmaak van de begroting van de toenmalige regering. Op die manier kan vandaag reeds een stuk van de koopkracht van de gezinnen worden hersteld.
De staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, verklaart dat de kostprijs van de voorgestelde maatregel een directe impact heeft op de begroting en het budgettaire evenwicht. Hij merkt op dat de voorgestelde verrekening niet werd voorzien door de regering.
De heer Martens verklaart dat de kostprijs van de voorgestelde maatregel, volgens hem, relatief beperkt is aangezien er enkel geschoven wordt met bedragen. Bovendien was het lid van mening dat de regering nu wenste te remediëren aan de dalende koopkracht en in die zin zou het opportuun zijn om de bedrijfsvoorheffing te verrekenen.
III.4. Titel 10. Mobiliteit
Op de artikelen 82 tot 84 die samen Titel 10 vormen, worden geen amendementen ingediend.
IV. STEMMINGEN
De amendementen 1 tot 4 op respectievelijk de artikelen 3bis en ter, 10, § 1, 67 en 65 worden verworpen met 9 tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Het geheel van de artikelen verwezen naar deze commissie, zijnde deze opgenomen in de Titels 3, 4, 7 en 10, wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
| De rapporteur, | De voorzitter, |
| Berni COLLAS. | Wouter BEKE. |
De teksten van de door de commissie aangenomen artikelen zijn dezelfde als die overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers (stuk Kamer, nr. 52-1011/21)