4-30

4-30

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 22 MEI 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Pol Van Den Driessche aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «de aftrek van de definitief belaste inkomsten in België en de verenigbaarheid met de moeder-dochterrichtlijn» (nr. 4-307)

De voorzitter. - De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, antwoordt.

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V-N-VA). - Mijn vraag heeft betrekking op de nogal verontrustende berichten in de media betreffende een advies van de advocaat-generaal bij het Hof van Justitie.

De aftrek van de definitief belaste inkomsten of DBI-aftrek bestaat erin dat moederbedrijven op de dividenden die ze ontvangen van een dochterbedrijf geen belasting meer moeten betalen omdat de winst van de dochterondernemingen al werd belast in het land van herkomst. Die dividenden worden in België bij de winst van de moederonderneming geboekt, maar worden vervolgens voor 95 procent in mindering gebracht.

De Belgische fiscus laat niet toe dat de bedrijven in het jaar dat ze verlies lijden, de overdraagbare verliezen verhogen met het bedrag van de DBI-aftrek. Een onderneming die de DBI-aftrek wel boekhoudkundig had toegevoegd aan haar overdraagbare verliezen, heeft de zaak aan de rechtbank ter beoordeling voorgelegd. De rechter in eerste aanleg oordeelde reeds in het voordeel van de onderneming, waarna de Belgische Staat in beroep ging. Het hof van beroep heeft vervolgens aan het Hof van Justitie een prejudiciële vraag gesteld betreffende de overeenstemming van de interpretatie van de Belgische fiscus met het communautaire recht.

Recentelijk werd de conclusie van de advocaat-generaal van het Hof van Justitie gepubliceerd. Die is erg duidelijk: de Belgische interpretatie is niet in overeenstemming met artikel 4 van de moeder-dochterrichtlijn. Als het Hof van Justitie de visie van de advocaat-generaal volgt - wat meestal het geval is - is het mogelijk dat de fiscus de ten onrechte geïnde belastingen moet terugbetalen. Overeenkomstig de cijfers die in de media circuleren zou het in totaal om een 400 miljoen euro gaan. Volgens een advocaat in deze zaak zou het echter om nog veel meer geld kunnen gaan.

Is de minister op de hoogte van de problematiek? Kan hij het bedrag van de belastingen dat in het gedrang komt, bevestigen? Hoeveel bedraagt het exact? Welke maatregelen zal de minister treffen? Werden er provisies aangelegd om een negatieve beslissing voor de Belgische Staat op te vangen?

Welke invloed kan of zal een negatieve beslissing hebben op de begroting?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën. - De minister is op de hoogte van de problematiek. Hij wijst erop dat in de zaak Cobelfret tegen de Belgische fiscus het oordeel van de advocaat-generaal nog niet het arrest van het Europees Hof van Justitie is. Het arrest wordt niet vóór december 2008 verwacht.

Aangezien er nog geen arrest is en België momenteel dus nog niet veroordeeld is, ligt het voor de hand dat de budgettaire impact pas met de nodige precisie zal kunnen worden bepaald als alle details van een eventuele veroordeling bekend zullen zijn. Pas op dat moment kan de minister relevante cijfers ter zake mededelen.

De noodzakelijke maatregelen zullen door de regering worden genomen nadat ze in kennis is gesteld van het arrest. De boekhouding van de Staat voorziet niet in het aanleggen van technische provisies.