4-28

4-28

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 8 MEI 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het gemotiveerd advies van de Europese Commissie om de wettelijke verschillen inzake hospitalisatieverzekeringen tussen ziekenfondsen en private verzekeringsmaatschappijen weg te werken» (nr. 4-277)

De voorzitter. - De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden, antwoordt.

Mevrouw Helga Stevens (CD&V-N-VA). - Na een klacht van Assuralia ontving België in december 2006 van de Europese Commissie een aanmaningsbrief over de vermeende discriminatie van private verzekeringsmaatschappijen bij het aanbieden van aanvullende ziekteverzekeringen. De Commissie volgde Assuralia in haar klacht dat de private verzekeringsondernemingen, in tegenstelling tot de ziekenfondsen, aan strengere bedrijfseconomische regels onderworpen zijn, met name inzake solvabiliteit en toezicht.

De ziekenfondsen verweren zich met het argument dat er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de activiteiten van de ziekenfondsen en die van de private verzekeringsmaatschappijen. Ziekenfondsen zijn immers geen commerciële bedrijven, maar non-profitorganisaties met een sociale opdracht. Ze beperken zich in principe tot de sector welzijn en gezondheid en bieden aanvullende ziekteverzekeringen aan in het kader van de solidariteit tussen de leden.

In het voorbije anderhalve jaar is de Belgische staat fundamenteel niet tegemoetgekomen aan de bezwaren van de Commissie. De Europese Commissie startte gisteren dan ook de tweede fase van de inbreukprocedure en maakte België een met redenen omkleed advies over met de dringende vraag de wetgeving zodanig aan te passen dat ze in overeenstemming is met het gemeenschapsrecht. Gaat België niet op het verzoek in, dan stapt de Commissie naar het Europees Hof van Justitie.

De kwestie is niet zonder belang. In diverse kranten wordt ervoor gewaarschuwd dat ingaan op de Europese vraag vermoedelijk zal leiden tot een aanzienlijke stijging van de premies voor de aanvullende ziekteverzekeringen van de ziekenfondsen. Ruim twee miljoen mensen dreigen in deze tijden van verminderende koopkracht nogmaals dieper in hun portefeuille te moeten tasten. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Volgt de minister het standpunt van de Commissie en de private verzekeringsmaatschappijen of dat van de ziekenfondsen?

Zal de minister een initiatief nemen om de wetgeving voor ziekenfondsen en private verzekeringsondernemingen gelijk te schakelen of wil hij de zaak door het Europees Hof laten beslechten?

Welke stappen zal hij ondernemen om te voorkomen dat de premies van de aanvullende ziekteverzekeringen van de ziekenfondsen sterk stijgen?

De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden. - Ik lees het antwoord van de minister.

Het gemotiveerd advies van de Europese Commissie van 6 mei betreffende de hospitalisatieverzekeringen die door de ziekenfondsen worden aangeboden, is geen voorlopig, maar wel degelijk een definitief advies. België krijgt twee maanden de tijd om daarop te reageren waarna de Commissie naar het Europees Hof van Justitie kan stappen.

België werd in december 2006 door de Commissie in gebreke gesteld en moest uitleg geven over de overeenstemming met het Europees verzekeringsrecht op twee punten: de overeenstemming van de vrije verzekeringen `kleine risico's' van de ziekenfondsen en de overeenstemming van de hospitalisatieverzekeringen van de ziekenfondsen.

Het eerste punt werd zonder voorwerp, aangezien de Commissie van mening is dat de integratie op 1 januari 2008 van de kleine risico's in het algemeen stelsel conform het communautaire recht is.

Voor de hospitalisatieverzekeringen is er in dit stadium geen sprake van dat men die bekijkt vanuit het concurrentierecht. Er moet integendeel worden uitgegaan van het Europees verzekeringsrecht, meer bepaald de eerste en de derde richtlijn, de zogenaamde richtlijnen `niet-leven'.

De Commissie meent dan ook dat het Belgische stelsel op een aantal punten strijdig is met de regelgeving:

1. het feit dat de ziekenfondsen niet erkend zijn als verzekeringsondernemingen en het feit dat hun controleorgaan - de Controledienst voor de ziekenfondsen - ter zake niet bevoegd is;

2. het feit dat de ziekenfondsen genoemde activiteit niet uitoefenen onder een juridische vorm die vereist is om een verzekeringsactiviteit uit te oefenen;

3. het niet respecteren van het principe van de specialisatie krachtens hetwelk een verzekeringsonderneming geen andere commerciële activiteit mag uitoefenen;

4. het ontbreken van waarborgfondsen die het mogelijk maken de solvabiliteit van de activiteit te garanderen en het ontbreken van technische provisies;

5. het ontbreken van de verplichting voor de ziekenfondsen om jaarlijks voor die activiteit een activiteitsprogramma voor te leggen.

De Commissie heeft de argumenten verworpen die de Belgische regering in antwoord op de ingebrekestelling naar voren heeft gebracht. Zo stelde België dat de aanvullende verzekeringen van de ziekenfondsen tot het globale terrein van de ziekteverzekering behoren.

Om haar thesis kracht bij te zetten verwijst de Commissie onder meer naar de intensieve reclamecampagnes die bepaalde landsbonden van mutualiteiten voerden om hun producten te verkopen of naar het feit dat een bepaalde nationale unie bij de lancering van haar hospitalisatieverzekering aan haar leden zou hebben voorgesteld om de lopende privéverzekering op te zeggen.

Aangezien de Commissie de argumenten van de Belgische regering weerlegt, is de keuze eenvoudig. Ofwel moet de wetgeving op de ziekenfondsen worden aangepast zodat ze een verzekeringsactiviteit kunnen uitoefenen in de zin van de richtlijnen `niet-leven'. Ofwel moeten de aanvullende verzekeringen in de verplichte verzekeringen worden geïntegreerd.

Die alternatieven zullen de komende dagen in overleg met het Nationaal Intermutualistisch College worden onderzocht zodat ik aan de Ministerraad voorstellen kan doen om te antwoorden op het gemotiveerde advies van de Commissie.

Mevrouw Helga Stevens (CD&V-N-VA). - De Belgische regering zal dus keuzes moeten maken en daarbij liefst rekening houden met de opties die de belangen van de mensen het best dienen.