4-27

4-27

Belgische Senaat

Handelingen

WOENSDAG 30 APRIL 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van KMO, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid en aan de minister van Klimaat en Energie en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over «het onderzoek van OIVO naar het consumentengedrag van mensen met lage inkomens» (nr. 4-255)

De voorzitter. - De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk, antwoordt.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties, OIVO, peilde de voorbije drie jaar naar het consumentengedrag van mensen met lage inkomens.

Zo zouden mensen met een beperkt budget voedingsproducten vooral kiezen op basis van de lage prijs of het merk. Kwaliteiten zoals versheid spelen minder een rol. Een op de drie zou nooit koken en zou vaker kant- en klare maaltijden aankopen. Bovendien kiezen de consumenten met lage inkomens hun winkel vooral op basis van nabijheid en de prijzen.

Tegelijk geven ze, volgens het onderzoek van OIVO, aan dat ze verschillende moeilijkheden ondervinden tijdens het boodschappen doen. Zo slagen ze er nauwelijks in om de labels goed te lezen en onder meer allergieverwekkende producten te herkennen. Ze zouden zich ook snel laten verleiden door commerciële aanbiedingen en hebben het lastig om zich aan hun boodschappenlijstje te houden, met vaak impulsieve aankopen tot gevolg.

Mensen met een laag inkomen hebben het ook veel moeilijker om een eigendom te verwerven en zijn bijgevolg vaker aangewezen op huren. Bij senioren met een bescheiden budget verklaart de helft dat hij onvoldoende geld heeft om te leven en blijven twee op de drie zich ernstige zorgen maken over het pensioen. Maar liefst een op de zes consumenten kreeg al te maken met een deurwaarder omdat hij zijn schulden niet kon betalen.

Een bescheiden inkomen heeft ten slotte ook een impact op de manier waarop consumenten met hun gezondheid omgaan. Zowel de jongeren als de senioren uit die groep melden meer gezondheidsproblemen dan consumenten met een hoger inkomen. Toch nemen ze minder hun toevlucht tot de goedkopere generische geneesmiddelen, bij gebrek aan informatie hierover. Ze hebben ook beduidend meer last van allergieën.

Welke conclusies trekt de minister uit het onderzoek van OIVO?

Acht de minister het wenselijk bijkomende maatregelen te nemen om de bescheiden inkomens beter te informeren en te ondersteunen in hun consumptiegedrag?

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk. - Ik lees het antwoord van minister Paul Magnette.

Het onderzoek van OIVO toont duidelijk aan dat de daling van de koopkracht bepaalde bevolkingsgroepen harder treft. Politieke beslissingen zijn dus nodig om de koopkracht te verhogen. Daarom heb ik inzake energie beslist om vanaf 1 juli 2008 forfaitaire kortingen toe te kennen van 50 euro voor elektriciteit en van 75 euro voor gas aan gezinnen met een belastbaar netto-inkomen dat lager ligt dan 23.282 euro en die verwarmingstoestellen gebruiken die werken op één van die twee energiebronnen.

De studie toont ook aan dat de gezinnen niet goed op de hoogte zijn van hun rechten. Ik zal ook zorgen voor de automatisering van de sociale tarieven.

Om prijsstijgingen te beperken, heb ik de bevoegdheden van de CREG uitgebreid om de werking van de markt te bevorderen en de energieprijzen te monitoren. De energieprijzen zullen objectief moeten worden gerechtvaardigd ten aanzien van de productiekosten.

Een studie van het OIVO heeft aangetoond dat stookolie de meest gebruikte verwarmingsbron is. Daarom zal ik het systeem van termijnbetalingen evalueren om zo de consumenten te kunnen helpen bij het betalen van hun stookoliefactuur.

De studie toont duidelijk aan dat de gezinnen met lage inkomens slecht geïnformeerd zijn, hoewel ze erg beïnvloed worden door publiciteit en belang hechten aan labels. Opdat de consument zou weten of een label ernstig is, zal ik een wetsontwerp opstellen om de labels te omkaderen. Met een ernstig label bedoel ik een label met een toegevoegde waarde ten opzichte van de wettelijke bepalingen, dat steunt op een transparant lastenboek en waarvan de geldigheid regelmatig zal worden gecontroleerd door een onafhankelijk controleorgaan. Ook vind ik dat het logo van een label voor de consument identificeerbaar en herkenbaar moet zijn. Er moet dus een lijst van criteria worden opgesteld waaraan de labels moeten voldoen.

Om een algemeen overzicht en een beter begrip van de markt te krijgen, wil ik binnen de FOD Economie een observatorium van de prijzen oprichten. Het observatorium moet gegevens verzamelen, analyseren en interpreteren. Het moet aan prospectie doen om de evolutie van de prijzen beter te kunnen volgen en de nodige informatie te verwerven over de goede werking of concurrentievervalsing op de Belgische markt. Het observatorium zal ook de bevolking moeten informeren.